| |
| |
| |
Wetenschappelijke Indische baten.
Krakatau door R.D.M. Verbeek, Mijn-ingenieur. Uitgegeven op last van zijne excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië. Batavia, landsdrukkerij. 1885.
Op het terrein van den Staatsspoorweg te Sneek werd in den nazomer van '85 geboord naar voedingswater voor locomotieven. Een diepte van 130 meter was in de schatting van één der werklieden reeds een goed eind op weg naar het middelpunt der Aarde en daarom vroeg deze aan een bezoeker, dien hij als een deskundigen beschouwde, ‘mijnheer, als wij steeds verder boren, komen wij dan in de Oost?’ Niet precies, was het antwoord, gij zoudt in Australië terecht komen en dan in plaats van water wel eens goud kunnen verkrijgen. Daarheen bestaat echter een weg buitenom, die beter is dan door de Aarde heen.’ Een glimlach (tegen dat goud) kwam op het gelaat van den werkman, terwijl hij het vermoeiende boorwerk voortzette.
Zonder nu juist aan baar goud te denken, is er toch door ons Nederlanders veel goud gehaald ‘buitenom.’ Wij hebben daarvoor de klinkende bewijzen. En dat er nog veel te halen overblijft, daarvan kon iedereen zich overtuigen op de Amsterdamsche koloniale tentoonstelling in 1883. Maar zonder moeite en bezwaren gaat dit ook niet - terwijl de bezoekers nog vol bewondering voor de goudswaardige producten in de Indische afdeeling ronddoolden, bracht de telegraaf de schrikwekkende berichten van Krakatau. Juist terwijl wij ons recht verheugden in het bezit onzer koloniën, scheen het wel, of de natuurkrachten met de Atchineezen gemeene zaak
| |
| |
maakten om het snoer van parelen, dat zich slingert om den Evenaar, vanéén te rijten. Ontzettend luidden de berichten: duizenden omgekomen, schoone kuststreken verwoest, Anjer bestaat niet meer!
Wanhopiger dan tegen de Atchineezen is de strijd tegen de Natuur. Veel kon er echter gedaan worden om de slachtoffers, die alles verloren hadden, te helpen en er stroomde iets van het goud ‘van buitenom’ terug. Er was meer te doen - de eer van Nederland, dat nu eenmaal poseerde als koloniale mogendheid van den eersten rang, eischte, dat men een behoorlijk wetenschappelijk onderzoek instelde naar de oorzaken en gevolgen der eruptie van Krakatau.
De heer R.D.M. Verbeek, mijn-ingenieur, werd door de Indische regeering hiermede belast.
Dit onderzoek is afgeloopen en de uitkomst daarvan is neergelegd in een werk, in twee gedeelten verschenen met een atlas van kaarten, profielen en platen. Het werk ziet er kloek uit; de groote omvang van 546 bladzijden en de atlas verraden terstond, dat men hier met geen gewoon rapport te doen heeft.
Er is tijd en veel tijd noodig om het te lezen; daarom zullen velen, die bovendien meenen, dat het werk alleen voor geologen van waarde is, tegen de lectuur opzien. Dat is jammer!
‘Het groote Nederlandsche publiek dient toch ook te weten, dat er bij ons nog wel eens wat goeds verschijnt’, schrijft mij de heer R. Fennema te Buitenzorg. Het is hem opgevallen, hoe vele tijdschriften in het buitenland Krakatau van Verbeek met ophef aankondigen en bespreken, terwijl nog maar enkele Nederlandsche daar naast staan. ‘Verbeek's eerste onderscheidingen zijn ook uit het buitenland gekomen’ voegt hij er aan toe, terwijl hij de lange lijst er van opsomt.
De heer Fennema heeft gelijk. Wie is Verbeek? vragen nog landgenooten, terwijl zijn naam klinkt door de wetenschappelijke wereld, terwijl reeds een buitenlandsche universiteit hem den doctoralen graad schonk voor de Geologische Beschrijving van een gedeelte van Midden-Sumatra, door Verbeek en genoemden ingenieur R. Fennema opgenomen.
Gij, die aldus vraagt, leest Krakatau, neemt kennis van dit werk, dat volstrekt niet voor geologen alleen geschreven is.
De uitgaaf in twee gedeelten schijnt misverstand veroorzaakt te hebben. Het eerste gedeelte was voor oningewijden reeds het rapport van Verbeek. Ook buitenlandsche wetenschappelijke tijd- | |
| |
schriften bespraken het direct. Het verzamelt, schift en vergelijkt de veelal tegenstrijdige berichten en komt tot een resumé, dat alle officieele en particuliere berichten kan vervangen.
Het eerste gedeelte, zegt immers Verbeek zelf, omvat in hoofdzaak de geschiedenis van de eruptie van 1883, het tweede gedeelte de bij die uitbarsting waargenomen verschijnselen.
Voor de reproductie van kaarten en platen in Europa waren nog verscheidene maanden noodig en daarom werd besloten het eerste gedeelte afzonderlijk in het licht te geven, daar dit gedeelte ook zonder de kaarten en platen, waarnaar slechts op enkele plaatsen in den tekst verwezen wordt, geheel verstaanbaar is; en ook om aan de wonderverhalen, vooral van fransche zijde, een einde te maken. Is hierdoor het publiek niet in den waan gebracht, dat het tweede gedeelte meer voor de mannen van 't vak bestemd was?
Eindelijk op 1 Mei '85 ging het tweede gedeelte ter perse, toen het groote publiek reeds lang van den schrik bekomen en de kuststreken, door de vloedgolf kaal geschoren, reeds lang weer met tropisch groen bekleed waren.
Dit tweede gedeelte laat zich vergelijken met de groote vloedgolf van Krakatau - het is een vloedgolf van wetenschappelijke feiten. Het is klaar en helder van stijl en sleept den lezer mede om deel te nemen aan elk onderzoek en aan elke discussie ten einde te weten te komen, wat er dan toch gebeurd is bij deze groote catastrophe. De aanhef van het werk is van dien aard, dat de lezer direct bemerkt, dat er een klassiek stuk zal opgevoerd worden. ‘Men kan zonder overdrijving, zegt Verbeek, de Krakatau-uitbarsting van 1883, ofschoon niet de grootste, de belangrijkste gebeurtenis op vulkanologisch gebied onzer eeuw noemen en zelfs de merkwaardigste uitbarsting, waarvan het menschdom tot nogtoe getuige was.’ En verder: ‘Het was mijn streven om een zoo volledig mogelijk standaardwerk te leveren, dat bij volgende gelegenheden dienst zoude kunnen doen. Zooals ik hoop zal men in dit boek alles vereenigd vinden, wat tot de beschrijving van de uitbarsting noodig is; ook het naslaan van een groot aantal boeken en tijdschriften, en talrijke omslachtige becijferingen, die het schrijven van dit verslag zoo tijdroovend maakten, zullen dan niet meer noodig zijn.’
Daarna wijst Verbeek op hetgeen de eruptie ons voor bijzonder nieuws of belangrijks heeft geleerd.
| |
| |
1. | ‘Vooreerst verdienen de buitengewoon sterke geluiden onze aandacht.
De stoffen werden tot een zeer aanzienlijke hoogte, met eene groote snelheid uit den krater geschoten, en dit uitschieten ging vergezeld van knallen, die in sterkte alle bekende geluiden ver achter zich laten.
Bij geen enkele vroegere gebeurtenis is dan ook het geluid over zulk een groot gedeelte der aardoppervlakte gehoord (op 600 uren gaans afstand). |
2. | Verder kwam de lucht door die geweldige schoten in zulk een hevige beweging, dat veel voorwerpen, op groote afstanden van den vulkaan, in eene medetrilling geraakten, die zoo onbegrijpelijk sterk was, dat men aan aardbevingen dacht. |
3. | Ook de vorming van eene luchtstoring, die zich als zeer lange luchtgolven rondom de aardoppervlakte voortplantte, is bij eruptiën een nog niet waargenomen verschijnsel, ofschoon andere luchtstoringen reeds vroeger als regelmatige golfbewegingen zijn opgevat. |
4. | De verschijnsels van groene en blauwe Zon en Maan en van de fraaie roode schijnsels zijn na eene uitbarsting ook vroeger waargenomen, ofschoon niet in die sterke mate, als na Augustus 1883 |
5. | Waren ook de geweldige afgeknotte kegels van veel vulkanen reeds herhaaldelijk als ruïnes van vroeger spits toeloopende kegelbergen opgevat, die door een instorting van het centrale gedeelte den stompen of afgeplatten vorm verkregen, zoo hebben wij hier voor het eerst eene instorting bijgewoond, die in afmetingen met den Tengger in Oost-Java overeenkomt, zooals men weet, een van de grootste ingestorte kraterruimten der wereld. De vroegere verklaring, welker juistheid door sommigen wel eens betwijfeld werd, omdat men de dikwijls groote afmetingen van het ingestorte gedeelte bedenkelijk vond, moet sedert de instorting van Krakatau in 1883 als ongetwijfeld juist beschouwd worden. |
6. | De bij de instorting toevallig gevormde nagenoeg verticale doorsnede van de Piek Rakata, heeft ons een zeer gewenscht inzicht gegeven in den inwendigen bouw van een vulkaan. Natuurlijk kan men de samenstelling van dezen vulkaan echter geenszins op alle vulkanische kegelbergen toepassen; zoo mag men b.v. bij veel vulkanen het bestaan van een holle ruimte of een
|
| |
| |
| compacte kern als zeer waarschijnlijk beschouwen, ofschoon onze Rakata-doorsnede die niet vertoont. |
7. | Door het vallen in zee van een gedeelte van de Piek ontstonden golven, die in hoogte de grootste bij storm gevormde golven ver te boven gaan. Aan deze bijkomende gebeurtenis, en wel aan de door die golven veroorzaakte overstrooming van de kuststreken van straat Soenda, is voornamelijk het groote aantal slachtoffers der Krakatau-uitbarsting te wijten. |
8. | Opmerkelijk is de voortplanting dezer golfbeweging. Niet alleen in den geheelen Indischen Oceaan, maar zelfs in den Atlantischen en den Stillen Oceaan, zijn bewegingen der zee waargenomen, die door de Krakatau-golf veroorzaakt zijn. Een gedeelte van de op de kusten van Amerika en Europa opgemerkte storingen in den waterstand, die oorspronkelijk ook aan Krakatau werden toegeschreven, moeten echter een andere oorzaak hebben. |
9. | Zooals men weet, kan men uit de snelheid van voortplanting der golfbeweging de gemiddelde diepte der zee langs den doorloopen weg berekenen. Voor de route Krakatau-Zuid-Georgië vindt men uit den tijd van voortplanting der groote Krakatau-golf een snelheid, die overeenkomt met de buitengewoon groote diepte van 6340 meter. Op die route ligt dus zeer waarschijnlijk een diep bekken, welks vermoedelijk bestaan, zooals ik hoop, spoedig door diepzeeloodingen tot volle zekerheid gebracht zal worden.’ |
Het onderzoek der Krakatau-asch heeft ook belangrijke resultaten opgeleverd, doch deze zijn van meer geologisch belang.
Uit dit overzicht, waarvoor wij Verbeek dankbaar zijn, blijkt afdoende dat Verbeek's Krakatau zal dienen geraadpleegd te worden overal, waar vulkanische werkingen ter sprake komen.
Overigens bemerkt de lezer spoedig, dat de nauwgezette rapporteur tevens een begaafd natuuronderzoeker is, wien het groote geluk te beurt valt een grootsch natuurtafereel te mogen onderzoeken, gewapend met alle relaties en hulpmiddelen, waarover een koloniale mogendheid van den eersten rang kan beschikken. Het gouvernement vatte de taak breed op, zijn ambtenaar vooral niet minder; een Krakatau-uitbarsting komt niet dagelijks voor, een natuuronderzoeker als Verbeek evenmin.
Daarom is het niet gewaagd om bij de bovengenoemde punten ook het volgende te voegen:
De Krakatau-uitbarsting heeft doen uitkomen, dat er nog zeer
| |
| |
begaafde en zeer werkzame mannen zijn onder de ambtenaren in Nederlandsch-Indië.
Beschouwen wij nu het werk van naderbij.
De inhoud van het eerste stuk is ons uit de berichten van 't jaar '83 grootendeels bekend. Vooraf echter geeft Verbeek ons zijn persoonlijke indrukken te Buitenzorg (bl. 31-34) en hooren wij met hem de hanen weer kraaien. Daarna lezen wij het bericht van den ingenieur Schuurman, die Krakatau vóór de uitbarsting bezocht (bl. 17-23), en ook het spannende verhaal van den gezagvoerder van het petroleumschip (bl. 97 en v.v.).
Met de profielen 34-37 vóór ons, bestudeeren wij nog vooraf de geschiedenis van Krakatau (bl. 168 en bl. 389) - om daarna alles te lezen. Want het werk is uit één stuk en eigenlijk kan geen enkele bladzijde gemist worden.
Het tweede gedeelte begint met de meeningen over de oorzaak der vulkanische werkingen, waarbij Verbeek in hoofdzaak de Fransche geologen volgt. De theorie komt in 't kort hierop neêr: de kracht, die in de kraterpijpen der vulkanen de gesmolten stoffen soms tot verscheidene duizenden meters opperst, is eenvoudig te zoeken in den stoom, die ontstaat uit water, zoodra dit of met gesmolten stoffen direct in aanraking komt of in ruimten nederdaalt, waar een hooge temperatuur heerscht. Men stelt zich voor, dat de Aarde slechts gedeeltelijk in vasten toestand is overgegaan; de korst is door afkoeling vast geworden, en ook de kern, waar zich de zwaarste stoffen hebben opgehoopt, is waarschijnlijk door den grooten druk, die daar heerscht, vast; maar daartusschen ligt een gordel, of liever een schaal, waar zich nog gesmolten stoffen bevinden. Verbeek vindt het niet onwaarschijnlijk, dat deze gesmolten stoffen ééne samenhangende massa vormen, hetgeen echter niet wegneemt, dat in bijzondere hooger gelegen holle ruimten uit dit algemeene reservoir gedeelten van de gesmolten stoffen kunnen opgeperst worden, waardoor binnen de vaste korst bijzondere lavaruimten, onderaardsche meren van lava, of zoogenaamde vulkanische haarden ontstaan. Dringt nu water door poriën of spleten in deze vulkanische haarden b.v. in streken, waar de oorspronkelijke ligging der gesteenten door plooiing of zoogenaamde verwerping gestoord is, dan gaat het geheel in stoom over, want de temperatuur der gesmolten stoffen ligt ver boven de
| |
| |
zoogenaamde ‘kritische temperatuur’, waarboven water als vloeistof niet meer bestaan kan. De aldus ontstane stoom zal in een kleine ruimte een geweldige spanning verkrijgen en in staat zijn om de lava tot aanzienlijke hoogte in de kraterpijp op te drijven, indien deze niet verstopt is, en de lava over den kraterrand te doen vloeien, of wel de kraterpijp schoonvegen, waarbij de lava-deeltjes als fijn stof worden uitgeschoten, terwijl de ontwijkende stoom geweldige wolkenzuilen vormt.
Stelt men b.v. dat bij den Etna de lava, die een specifiek gewicht van 2,5 heeft, 4000 meter hoog wordt opgedreven in de kraterpijp, dan zoude de stoom een spanning van 1000 atmosfeeren moeten hebbeń.
Eene uitbarsting als die van Krakatau moet geweldige storingen in de natuur veroorzaken. Voor zoover deze storingen reeds bekend zijn, worden zij door Verbeek en zijne medewerkers in alle bijzonderheden nagegaan. Bijna elk hoofdstuk der algemeene natuurkunde kan dientengevolge met nieuwe feiten verrijkt worden, want nooit is een dergelijk natuurverschijnsel zóó goed waargenomen kunnen worden, om reden dat de instrumenten ontbraken of het voldoende aantal waarnemers.
Wanneer brokken lava, die waarschijnlijk de kraterkorst d.w.z. het bovenste gestolde gedeelte van den kraterinhoud vormden, tot op 80 kilometer afstand worden uitgeworpen, dan heeft men proeven voor de ballistiek van ongekenden omvang. De snelheid der Krakatau-projectielen gaat die van de zwaarste kanonnen ver te boven. Ongerijmd groot zijn deze snelheden echter niet, zegt Verbeek, als men bedenkt, dat de snelheid bij de ontploffing van schietkatoen tusschen 5000 en 6000 meter ligt, tegen 500 meter bij de beste Krupp-kanonnen en ruim 1000 meter bij Krakatau.
Aan de berekening van de hoeveelheid der uitgeworpen stoffen (grootendeels bestaande uit puimsteenmateriaal in den vorm van puimsteen, asch en slik) besteedt Verbeek veel zorg. Deze hoeveelheid is te vinden uit de dikte der aschlaag of sliklaag, de grootte der oppervlakte, waarop deze gevallen is, en uit het verschil in diepte der omringende zee vóór en na de uitbarsting, want opheffingen hebben niet plaats gehad. Hij komt tot een inhoud van 18 kubieke kilometers of veel meer dan den inhoud van de geheele Piek Rakata. Deze hoeveelheid wordt ons duidelijk, wanneer wij
| |
| |
vinden dat deze stoffen de geheele provincie Friesland van 3300 vierk. kilometer oppervlakte met een 5½ meter dikke laag zouden kunnen bedekken.
De fijnste aschdeeltjes zijn misschien 50 kilometer hoog opgeworpen of uitgeschoten; zij hebben zich met den passaat met een snelheid van ongeveer 37 meter per seconde naar 't Westen bewogen over Afrika, Paramaribo, de Sandwicheilanden, terug naar Krakatau en Ceylon, en riepen op al deze plaatsen blauwe en groene kleuring van Zon en Maan te voorschijn. De vaste lavadeeltjes veroorzaakten de kleuring van Zon en Maan, terwijl de waterdamp het avondrood gaf, misschien in verband met de vaste deeltjes, die centra van condensatie vormden.
De electrische verschijnselen worden in alle berichten vermeld, vooral in die der eerste uitbarsting van Mei '83, b.v. bliksemschichten in de aschwolken, St. Elmusvuur op masten en ra's en op Java's 1ste punt sloeg de bliksem langs den vuurtoren. Verbeek vergelijkt terecht een vulkaan bij een stoomelectriseermachine van Armstrong.
De magnetische storingen waren vrij aanzienlijk, waarschijnlijk door magneetijzer in de asch. De uitbarsting zelf had echter geen invloed op de naald.
De barometerstanden te Batavia zijn helaas slecht bekend, omdat de barograaf te Batavia buiten gebruik gesteld was, wijl de gewone afwijkingen aldaar zoo regelmatig zijn.
De beweging der lucht is vooral belangrijk.
Het geluid der explosie is gehoord binnen een cirkel rondom Krakatau van 600 uren gaans straal, dus ongeveer als van Constantinopel tot Amsterdam!
Nu weten wij echter, dat geluidstrillingen van geringer aantal dan 16 per secunde of van meer dan 20 meter golflengte, geen indruk op ons oor maken. Deze lange golven zijn ook ontstaan en hebben zich telkens in ongeveer 35 uren tijds minstens 3 maal om de Aarde bewogen. Deze golven hebben aan Verbeek het middel aan de hand gedaan om nauwkeurig den juisten tijd der voornaamste explosie te berekenen. De luchtgolven, door het uitschieten der lava ontstaan, drukten te Batavia aangekomen op den gazometer en daarmede op den regulateur, die zelfregistreerend is en waarvan de normale stand op elk tijdstip bekend is. De grootste druk der luchtgolven op den gazometer was te 10 ure 15 minuten. Deelt men nu den afstand Krakatau-Batavia door de snelheid van
| |
| |
't geluid bij 15° Celsius en brengt men de traagheid van den toestel tevens in rekening, dan heeft de grootste explosie plaats gehad om 10 uur 0 minuten Kratatau-tijd.
Het plotseling in zee dompelen van een gesteentemassa van minstens 1 kubieke kilometer inhoud (de kleinste helft der Piek Rakata) moet de noodlottige groote golf veroorzaakt hebben, die de kustplaatsen aan Straat Soenda in zee spoelde en aan meer dan 36000 menschen het leven benam. Met groote nauwgezetheid volgt Verbeek het geheele verloop van deze grootste en van de volgende secundaire golven en vergelijkt ze bij de kringen, die bij het werpen van een steen in water ontstaan. Noch met eb en vloed noch met aardbevingen hadden deze golven iets te maken; dit is ten onrechte beweerd.
De snelheid van voortplanting dezer golven hangt af van de diepte der zee en wijl deze vrij goed bekend is, zoo levert de aankomst dezer golf te Tandjong Priok weer het middel om bij benadering het oogenblik van het ontstaan dezer watergolf, dus van het in zee dompelen der Rakata Piek te berekenen. Verbeek vindt dat de watergolf moet ontstaan zijn kort vóór dat de luchtgolf ontstond. Dit punt is van groot gewicht bij de verklaring der feiten.
‘De gebeurtenissen bij de groote uitbarsting van den vulkaan - eene catastrophe, zooals er in de geschiedenis van het vulkanisme slechts weinige te vermelden zijn - moeten wij ons dus in deze volgorde voorstellen:
Samenbreken van de wanden van de werkzame kraters, die ten gevolge van insmelting aan den binnenkant verzwakt waren geworden, indringen van het zeewater boven op de gesmolten lava in de kraterruimte en instorting van een gedeelte van de piek in deze watermassa te 10 ure 0 minuten Krakatau-tijd. Onmiddelijk daarop uitschieten van de gesmolten stoffen, met het zich daarboven bevindende zeewater, zoodat het maximum van de ten gevolge dezer explosie ontstaande luchtdrukking, op aanzienlijke hoogte boven den krater, reeds te 10 ure 2 min. was bereikt. Terugzinken van de overblijvende lava in den krater en in de kraterpijp, tot 200 à 300 meter beneden de oppervlakte der zee, en stolling dezer lava.’
Om tot deze conclusie te komen, moest vooraf de geologie van Krakatau in zijn verschillende perioden bekend zijn. Op bl. 168 vinden wij de geschiedenis van den vulkaan in 7 hoofdpunten.
| |
| |
Het onderzoek van den ondergrond en het microscopisch en chemisch onderzoek der Krakatau-gesteenten eischten veel tijd, doch leverden tevens weer nieuwe feiten. In de asch van Krakatau zijn als het ware de afzonderlijke bestanddeelen der Krakatau-gesteenten opgelost, zoodat deze zeldzaam voorkomende gunstige omstandigheid de kristallen in hun geheel onder het microscoop bracht.
Meer dan genoeg om te doen zien, dat de taak van Verbeek van grooten omvang was, doch in alle onderdeelen op uitmuntende wijze is uitgevoerd. Hij heeft veel meer gegeven dan verwacht werd. De Regeering heeft dit dan ook op de gebruikelijke wijze erkend.
Groote zorg heeft ook Verbeek besteed om de lectuur van dit onderzoek aangenaam te maken. De korte en daarna de uitvoerige inhoudsopgave maakt het overzicht en het naslaan gemakkelijk en telkens geeft hij door een kort résumé den lezer een steun en maatstaf bij de studie in handen. De talrijke kaarten en platen zijn practisch ingericht. De afbeeldingen in kleurendruk geven uit den aard der zaak als afbeeldingen van verwoeste streken enkel een voorstelling van de ‘gebarsten parel’, maar toch ook hier en daar de schoonheden van Straat Soenda te aanschouwen.
De afbeelding van de gespleten Piek Rakata is uitstekend gelukt en uniek als afbeelding van den inwendigen bouw van een vulkaan.
‘De nagenoeg loodrechte 832 meter hooge wand met de meer dan 300 meter diepe donkerblauwe zee aan zijn voet maakt op ieder een onbeschrijfelijk grootschen overweldigenden indruk.
Bij de beschouwing van dit gevaarte kan men zich eerst een juist begrip vormen van het gesteenteblok, dat hier in de diepte verdwenen is en zal men naar geen andere oorzaak van het ontstaan van de groote golf zoeken dan de plotselinge indompeling van deze massa in zee.’
Ons rest nog, naar het voorbeeld van Verbeek, den indruk van de lectuur van Krakatau te resumeeren.
In dezen tijd van klachten over malaise in Indië op elk gebied doet het ons goed een werk als dit in handen te krijgen en op uitzonderingen te kunnen wijzen. Dit werk kan opwegen tegen Indische baten, die weggebleven zijn, want het is een rijke wetenschappelijke oogst, die hier binnengehaald wordt. Deze oogst zal Nederland minstens evenzeer baten als een rijke koffieoogst.
| |
| |
Maar het Nederlandsche volk moet dit dan ook weten, want zoo ooit de vreemdeling ons Nederland klein mocht achten en niet meer in staat Indië te regeeren, dan leggen wij hem met de andere bewijsstukken ook het werk Krakatau van Verbeek vóór en hij zal tot inzicht komen dat de Hollandsche groote mijnheer in Indië meer dan enkel koffieprijzen rapporteert; dat Nederland weet welke plichten het bestuur over Indië medebrengt, ook op wetenschappelijk gebied; en dat het ambtenaren bezit om die eer tegenover den vreemdeling op te houden. De vreemdeling zal tevens moeten erkennen, dat deze Indische baten der geheele wetenschappelijke wereld te baat komen.
Dr. A. Nijland.
|
|