De Gids. Jaargang 50
(1886)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Finantieele kantteekeningen.Gewone en buitengewone Uitgaven, door G.M. Boissevain. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon. 1886.‘Een constitutionneele Regeering een dure Regeering.’ Deze verzuchting van een bekend staatsman wordt door de finantieele geschiedenis van nagenoeg alle Staten van westelijk Europa in de laatste vijftig jaren bevestigd. Alleen Groot-Britannië heeft, dank de groote uitbreiding van handel en industrie, de kunst verstaan, groote ondernemingen voort te zetten, oorlogen te voeren, zonder op den duur de staatsschuld merkelijk te verhoogen, maar telkens, zoo het noodig bleek, met leeningen op zeer korten termijn, de vereischte kapitalen te vinden en aldus het evenwicht van het budget niet in gevaar te brengen. Met dat al bedraagt toch ook daar de staatsschuld de eerbiedwaardige som van ruim zeven honderd millioen pond sterlingGa naar voetnoot1). Engeland kende tot heden de centralisatie niet der Staten van het vaste land. Geen spoorwegen of kanalen werden daar op Rijkskosten aangelegd, het onderwijs was eerst sedert de laatste jaren, en dan nog slechts voor een zeer klein gedeelte, bij wijze van subsidie, staatszorgGa naar voetnoot2). Allengskens echter gaat ook hier, naarmate de staatsbemoeiing zich uitbreidt, het budget der uitgaven zich uitzetten en het zal de vraag zijn, hoe, zoo bijv. de denk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beelden van Gladstone omtrent de regeling der Iersche quaestie bijval vinden, over enkele jaren de Engelsche budgetten zonder tekort zullen gesloten worden. Elders heeft men reeds sedert langen tijd de regeeringen onophoudelijk zien worstelen met jaarlijks terugkeerende deficitten, gewoonlijk met meer of minder kunst bedekt of verborgen, doch alleen ten nadeele der toekomst, tenzij een gelukkig toeval tusschenbeiden trad en onverwachte uitkomst schonk. Aan hulpmiddelen ontbrak het nimmer om zich tijdelijk te redden: crediet heeft elke Staat, hij moge Turkije of Venezuela heeten, zij het niet tegen lage, dan tegen hooge rente. Niets wordt gespaard om aandeelhouders te lokken; loterij-premiën zelfs zijn niet uitgesloten en naarmate in de industrieele landen het jaarlijks opgespaarde kapitaal toeneemt, wordt een groot gedeelte dezer penningen besteed om den min of meer wrakken boedel van door schuld bezwaarde landen te helpen redden, zoolang het duurt. Het nieuwe Duitsche Rijk zoekt allerwege naar nieuwe middelen, om de uitgaven te dekken, en zijn machtigste deelgenoot, Pruisen, vergroot zijn schuld, hoe zuinig daar worde huisgehouden; Oostenrijk, eenmaal op den rand van het finantieel bankroet, heeft tot heden nog nimmer in waarheid zonder belangrijk deficit de jaarlijksche begrootingen kunnen sluiten en stapelt schuld op schuld; Italië spoort overal nieuwe belastingen op, om toch maar, althans naar den schijn, zijn budget in evenwicht te brengen; Frankrijk, door den oorlog van 1870 zoo zwaar beproefd en met nieuwe schuld overladen, komt thans met een kolossale leening aan de markt, onder de leus, dat geen nieuwe schuld wordt gecreëerd, daar alles slechts dient om de reeds bestaande vlottende schuld te regulariseeren! Alsof het afbetalen van vroeger uitgegeven promessen geen nieuwe uitgave vormde! En zóó kan men de reeks der min of meer zuiver constitutionneel regeerde Staten van Europa langs gaan; denzelfden toestand vindt men schier overal in meerdere of mindere mate terug. Nederland is in dien wedstrijd niet achtergebleven; integendeel, ons vaderland heeft de niet zeer benijdenswaardige eer sedert eeuwen de meest belaste en met schuld bezwaarde natie te zijn geweest. De beurs te Amsterdam was reeds vóór twee eeuwen de grootste crediet-instelling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ieder kent de anecdote van den visch, waarvoor, volgens den Engelschen gezant, zestien maal belasting was betaald eer hij gekookt op tafel verscheen, en op het einde der 17de eeuw schreef een Fransch poëet uit Holland, waar hij vertoefde: ‘L'état est si chargé de dettes
Et le sujet d'impots, de tailles et de traites
Qu'assurément c'est à bon droit,
Que le sage étranger s'étonne
Que l'un puisse payer tous les ans ce qu'il doit
Et l'autre fournir ce qu'il donne.’
Inderdaad, men staat verbaasd, hoe de Nederlandsche Republiek der Vereenigde Gewesten, gedurende de honderd jaren sedert den vrede van Munster (1648-1748) in onophoudelijke oorlogen te land en ter zee gewikkeld, soms gedeeltelijk door den vijand bezet, in staat is geweest niet slechts groote vloten en legers te onderhouden, maar tevens door groote geldelijke subsidiën andere Staten als bondgenooten te hulp te komenGa naar voetnoot1). Soms leest men, hoe na enkele jaren van krijg het gras in de straten van Amsterdam groeide; soms sloeg het arme volk aan het muiten en plunderde eenige huizen der rijke aristocraten - denkt aan het biddersoproer te Amsterdam in 1696 - maar als straks de havens weer openstonden, de rijke vloten uit Oost en West binnenvielen, als de schuldbrieven van den Staat tot meer dan het dubbel der waarde waren opgedreven en de actiën der Oost-Indische Maatschappij bij den dag rezen, dan bouwde men weêr lusthoven aan de Vecht en in de rijke polders van Noord-Holland, dan brachten Friesland en Groningen, Zeeland en het Noorderkwartier hunne aandeelen in de gewone | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en buitengewone quota's wederom gewillig op, dan werd een nieuwe uitleg der fiere Amstelstad beraamd, dan klom de weelde der vriendelijke Hofstad bij den dag en werden de handelsgilden in de Hollandsche en Zeeuwsche steden jaarlijks rijker. Doch die gulden dagen gingen voorbij. Noch de langdurige vrede, dien de Republiek in de tweede helft der 18e eeuw genoot, noch de ijverige pogingen van den goeden Stadhouder Willem IV, waren in staat den verminderenden handel en den uitgedoofden handelsgeest wederom op te wekken. Plaatst in gedachten Zoutman en De Winter tegenover De Ruijter en Tromp, Bleiswijck of Stein tegenover De Witt of Fagel, van Reede tegenover Beverningh of Van Weede, Lairesse tegenover Rembrandt, Poot tegenover Vondel, Wagenaar tegenover Hooft en het zal u duidelijk worden, dat niet slechts de verhoudingen der Staten onderling en de toenemende macht van anderen de Republiek bedreigden, maar dat de veerkracht der natie zelf was ten ondergegaan; op overspanning was matheid op rijkdom en welvaart was weelde en onverschilligheid gevolgd, de aristocratie was oligarchie geworden. Men had in de 17e en ook nog in de 18e eeuw, bepaaldelijk in de provincie Holland, in tijden van oorlog herhaaldelijk de toevlucht genomen tot buitengewone heffingen; de twintigste en veertigste penning op alle inkomen bracht van 1671-78 in dit gewest ongeveer drie millioen op en daar dit op verre na niet genoeg was, vroeg men in den vorm van don gratuit (gevensgeld) gedurende die jaren niet minder dan twee en twintig millioen. De Spaansche successie-oorlog kostte aan de Republiek ten slotte ƒ128,000,000, en in 1721 had dan ook de provincie Holland alleen meer dan twaalf millioen aan rente van schuld te betalen. Een belasting van één en twee percent op de obligatiën, renten en landerijen was niet voldoende. In 1750 was de rente der schuld reeds tot bijna vijftien millioen geklommen en de inkomenbelasting tot 4 pct., nadat in 1748 een don gratuit (gevensgeld) van ruim drie millioen gulden, zooals de geschiedschrijvers zeggen, met enthousiasme was opgebracht. Opmerkelijk echter is het, hoe in de volgende dertig jaren de rijkdom toenam bij vrede en rust naar buiten. Meer dan veertig millioen gulden werd in dien tijd aan schuld geamortiseerd, de schuldbrieven van Holland bereikten een vroeger ongekende hoogte. Handel en nijverheid daarentegen begonnen hoe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langer zoo meer de mededinging van andere natiën te gevoelen en de groote rijkdom verlamde alle inspanning om het verlorene in te halen. De Engelschen verdrongen onze landgenooten langzamerhand uit de Oostzee. In 1778 passeerden 2406 Hollandsche en 2046 Engelsche schepen den Sond, in 1790 waren deze getallen 2009 voor de Hollandsche en 3788 voor de Engelsche vlag. Toch kon de handel op Engeland, op Spanje, Portugal en Italië nog belangrijk heeten en kwamen bijv. in 1780 28 Hollandsche schepen uit Smyrna te Amsterdam met een lading ter waarde van ruim vier millioen gulden. In het laatst der 18e eeuw rekende men dan ook nog op vrij aannemelijke gronden, dat de handel der Republiek een jaarlijkschen invoer leverde ter waarde van ongeveer drie honderd millioen guldenGa naar voetnoot1). De Engelsche oorlog en daarna de inwendige onlusten der Republiek brachten ontzettende schade; de Indische handel viel den Engelschman in handen, de eenmaal rijke Oost-Indische Compagnie maakte bankroet. Tot het laatst hield de Republiek haar vroeger stelsel vol, als ware zij nog in hare groote dagen, om door geldelijke subsidie vreemde legers tegen haren vijand te doen marcheeren; zoo werd nog in den winter van 1793-94 te 's Hage een conventie met Pruisen door Engeland en de Staten-Generaal gesloten, waarbij Engeland zes en de Republiek twee millioen gulden toezegden - die echter nimmer zijn uitbetaald - indien Pruisen zijne legers over den Rijn en Maas in België zond tegen FrankrijkGa naar voetnoot2). Een jaar later was de Unie vernietigd, het gemeenebest der Vereenigde Gewesten veranderd in de Bataafsche Republiek, en hadden de Hollandsche Jacobijnen dier dagen hun hartsverlangen vervuld gezien, dan zou reeds toenmaals de definitieve inlijving van den Staat bij Frankrijk zijn gedecreteerdGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hulp der Fransche broeders kwam ons duur te staan, maar het ergste was de volkomen vernietiging van handel en nijverheid, eerst door den oorlogstoestand met Engeland, daarna door het continentaal stelsel van Keizer Napoleon. De Republiek en naderhand het koningrijk Holland hadden voortaan slechts één budget, de schulden en inkomsten van alle provinciën bevattende. In 1799 was het budget der uitgaven geklommen tot ƒ79,666,907, het daalde daarna in 1804 tot ƒ69,783,403. In dit laatste jaar komt op de begrooting een som van ƒ30,623,540 voor ter betaling van de rente der schuld, dus bijna de helft van alle uitgaven en ruim 18 millioen voor het Departement van Oorlog. Van het middel, om de uitgaven te splitsen in gewone en buitengewone, werd ook toenmaals ruim gebruik gemaakt. Niet minder dan ƒ27 millioen vindt men onder de laatste categorie gerangschikt. De volgende jaren waren niet beter, integendeel, totdat eindelijk in 1810 de Nederlandsche Staat verdween, om een deel uit te maken van het Fransche keizerrijkGa naar voetnoot1). Uit dien treurigen tijd zij nog één finantieele bijzonderheid hier vermeld. Nederland had de dubbelzinnige eer, dat een zijner zonen, de heer Mollerus, als voorzitter der finantieele commissie, in het Corps Législatif op den 15 Juli 1811 een uitvoerig rapport uitbracht vol lof over de vaderlijke zorg des keizers en den bloeienden toestand der Fransche finantiën, naar aanleiding van het budget, of zooals men het toen noemde ‘la loi sur les finances.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dit rapport, dat, voor de leden gedrukt, voor mij ligt, leert men o.a. dat de rente der Hollandsche schuld, die voortaan op het Fransche budget zou voorkomen, zes en twintig millioen francs bedroeg. ‘Ainsi,’ zoo gaat het rapport voort, ‘il n'existera plus une dette hollandaise séparée. Les habitans de ces départemens avaient déjà reçu avec réconnaissance (!!) la déclaration expresse de l'Empereur, qu'après la réduction des rentes au tiers, cette dette, quoiqu'elle ne fut pas d'abord inscrite sur le grand livre de la dette de France, était parfaitement assurée, mais ils verront avec la plus grande satisfaction et la joie la plus vive, que leur auguste souverain, en assimilant et confondant la dette hollandaise, tant perpétuelle que viagère, avec celle de l'Empire, leur a donné une nouvelle preuve de sa justice et de sa bonté.’ Na de beruchte tierceering was dus de rente der schuld op ongeveer dertien millioen gulden gedaald! Het was een zware taak, die den eersten Koning der Nederlanden uit het Oranjehuis werd opgelegd, vooral nu door de wijsheid van het Weener congres de Zuidelijke Nederlanden met de oude provinciën der Unie tot één rijk vereenigd werden. Vijftien jaren duurde die samenleving van Noord en Zuid. Aan ijver en goede gezindheid ontbrak het den vorst, die leidde en bestuurde, nimmer, aan helder inzicht ter bevordering van handel en welvaart zeer zelden, maar er was zooveel te verrichten, en nieuw te scheppen na den achteruitgang der laatste jaren. In het Noorden was de handel als vernietigd, en het Zuiden, meer dan honderd jaar het slachtoffer van slecht beheer, de schouwplaats van strijdende legers, uitgeplunderd en gebrandschat door vriend en vijand, kunstmatig afgesloten van de zee, moest nog leeren welke rijke bronnen van welvaart in eigen bodem lagen opgesloten. De finantieele toestand dier jaren kon niet gunstig zijn. De oude schuld der vroegere Republiek, nu niet meer getierceerd, werd door het nieuwe koninkrijk aanvaard; nieuwe leeningen konden niet uitblijven, vooral niet, daar de overzeesche bezittingen, thans Rijksdomein, groote uitgaven vorderden. De omwenteling van 1830 kwam aan al de groote voornemens van Koning Willem I, aan al zijne verwachtingen voor de toekomst van den nieuwen Staat den bodem inslaan. In 1831 had de Koning het ‘voorwaarts’ uitgesproken en zijne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
legers in België gezonden, na de bepaalde toezegging te hebben gekregen, dat Pruisen en Rusland zouden intervenieeren, indien Frankrijk zijnerzijds een leger in België zond; door den overmoedigen toon van den Franschen gezant, De Bresson, te Berlijn werden Koning Frederik Wilhelm III en zijn vertrouwde raadsman, de oude Prins von Witgenstein, verbijsterd, het Pruisische legercorps onder den generaal Tumpling, dat bij Wesel was opgesteld, om in de richting van Maastricht op te trekken zoodra het Fransche de Belgische grenzen had overschreden, kreeg tegenbevel en de tiendaagsche veldtocht verliep in het zandGa naar voetnoot1). Nog acht jaren bleef koning Willem I de hoop koesteren, dat hetzij coalitie der Mogendheden, hetzij omwenteling in de zuidelijke gewesten het herstel van het vroegere koningrijk zou brengen; die afwachtende houding heeft Noord-Nederland oneindig veel schade veroorzaakt, en van 's Rijks schatkist kolossale uitgaven gevorderd. Mij werd eenmaal een woord medegedeeld door koning Willem I tot een zijner meest vertrouwde raadslieden gesproken, toen eindelijk België erkend en de vrede gesloten was, een woord, dat tot milder beoordeeling der vasthoudendheid des konings noopt. ‘Wat mij’, zeide de Vorst, ‘vooral heeft doen aarzelen voor goed afstand te doen van de groote helft van mijn koningrijk, is mijn overtuiging, dat Nederland gelijk het voortaan zal bestaan, te klein is, om zich duurzaam te handhaven in het bezit zijner overzeesche bezittingen, zonder welke Nederland geen Nederland meer zijn zou. Mocht nog eenmaal op Java een oorlog uitbreken, gelijk die van 1825, van waar zal men dan een voldoend leger werven? van waar zal Nederland het noodige personeel van Indische ambtenaren, de noodige kapitalen voor den Indischen handel ontleenen, nu het binnen zoo enge grenzen is beperkt?’ Is deze twijfel, vooral onder het licht der toestanden van dien tijd beschouwd, den scherpzinnigen staatsman onwaardig? Nederland heeft, Gode zij dank, tot heden die vrees beschaamd en zich weten te handhaven in zijn overzeesch bezit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ja, wij durven, al erkennen we ook de vele fouten, die begaan zijn en de leemten, die ons beheer in die verre gewesten aankleefden en nog aan te wijzen zijn, de vraag stellen, die we menigmaal, niet zonder een gevoel van fierheid, vreemden hebben voorgelegd: waar is, hetzij in de geschiedenis, hetzij in het heden, een natie aan te wijzen, die, gelijk de Nederlandsche, met zoo weinig hulpmiddelen en zoo klein van bevolking, in staat is geweest, of zich in staat zou gevoelen, zulke uitgebreide bezittingen in een ander werelddeel te beheeren gedurende nu bijna drie eeuwen, den kring harer heerschappij steeds uitbreidende, bevolkingen van ettelijke millioenen, van velerlei ras en taal, hoe langer zoo meer aan zich hechtende, een rustig bezit zich waarborgende, door taai geduld ook de bloedigste oorlogen dempende en het moederland rijk makende door de welvaart van gindsche streken? Het tijdperk der regeering van koning Willem II wordt bijna geheel ingenomen door den strijd tegen finantieele te korten bij een kwijnenden handel en een gedrukten landbouw. De schuld door de buitengewone wapeningen der laatste jaren ontzaglijk toegenomen, maar zooveel mogelijk voor de oogen van het publiek door allerlei kunstmiddelen bedekt, het Staatsbestuur op denzelfden voet voortgezet, alsof het Rijk nog dezelfde uitgebreidheid bezat, zulk een toestand was onhoudbaar. In 1843 was men zoo nabij een staatsbankroet genaderd, dat de Minister van Finantiën op de nog zeilende koffieladingen uit Indië beleeningen sloot, om uit die gelden de in Juli verschijnende rente der Staatsschuld te voldoen. De leening van 1844 bracht uitkomst en tevens orde in de bijster verwarde finantiën. Daarmede is een nieuw tijdperk geopend, dat onder velerlei afwisseling van goede en slechte jaren tot heden voortloopt, zich kenmerkend door openbaarheid, duidelijke en volledige openlegging der werkelijke toestanden, en beperking der uitgaven binnen de grens der voorhanden middelen. Dat de zooveel scherpere contrôle der vertegenwoordiging en de verantwoordelijkheid der Ministers naar de grondwet van 1848 hier nuttig hebben gewerkt, valt niet te loochenen; dat de meerdere welvaart de taak van hen, die de finantiën hadden te besturen, aanmerkelijk heeft verlicht, is gemakkelijk te bevroeden. Doch het nieuwe leven stelde ook veel hooger | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eischen aan de regeeringen; de druk der belastingen scheen des te zwaarder te torschen naarmate de welvaart toenam, en naar gelang handel en scheepvaart, landbouw en nijverheid in kracht en beteekenis klommen, vroegen zij, naast algeheele vrijheid van beweging, nieuwe wegen, nieuwe kanalen, verdiepte rivieren, ruimere havens. De staathuishoudkunde, de arme, die heden zoovele onverdiende verwijten te verduwen heeft, vierde in dit tijdperk haren hoogtijden, heerschte onbetwist. Aan hare beginselen getoetst kon bijna geen enkele schakel uit de reeks onzer belastingen de proef doorstaan, was ons koloniaal stelsel ras veroordeeld, maar waren steeds klimmende uitgaven voor openbare werken volkomen gerechtvaardigd. De derde vijf en twintig jaar dezer eeuw bevatten een tijdvak van bloei en welvaart, gelijk de geschiedenis van Nederland nimmer kon aanwijzen. De toeneming der bevolking, de altijd en met groote sprongen klimmende opbrengsten van alle belastingen, de steeds hoogere cijfers van in- en uitvoeren van den buitenlandschen handel, het verminderend getal armen en bedeelden spreken luide genoeg, om alle klachten van ontevredenen te overstemmen. De steeds hoogere prijzen van het grondbezit, de aanbouw in meest alle steden van het land, de aanleg van wegen en kanalen overal, dat alles getuigt van klimmenden rijkdom en welvaart. Voorzeker, in onzen tijd, nu de belangen der verschillende beschaafde volken hoe langer zoo meer één samenhangend geheel uitmaken, danken ook wij veel van dien vooruitgang aan de meerdere welvaart in het overige Europa, en blijkt telkens meer de ongerijmdheid der meening, dat het ons beter zal gaan, als onze naburen lijden, maar wij mogen toch ook niet voorbijzien, dat een goed finantieel beheer in eigen boezem, dat juiste toepassing van oeconomische beginselen levensvoorwaarde blijven. Dat in dit tijdperk de Nederlandsche schuld met ruim 300 millioen kon verminderd worden, is een feit, ontegenzeggelijk voor den geheelen toestand der natie van hoogst weldadigen invloed. Men kan niet zonder grond beweren, dat de stelselmatige verbetering der belastingen in dat tijdvak geen gelijken tred heeft gehouden met de zoo ruim vloeiende inkomsten, maar men vergete niet, dat zonder een sterke en meestal getrouwe staatkundige meerderheid in het Parlement, in den constitutionneelen Staat groote hervormingen, bovenal op fis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
caal gebied, volkomen onmogelijk zijn. Hoe zelden was die hier te vinden! Toen deze vijf en twintig jaren ten einde liepen, ook nog later in 1877 en 1878 waren er stellig niet velen in den lande, die vermoedden of voorzagen, welken ommekeer in de oeconomische toestanden geheel Europa en niet het minst Nederland te wachten stond. Wel waren enkele zwarte stippen aan den horizont merkbaar, even spoedig afgedreven als opgekomen; wel scheen er soms iets onnatuurlijks, iets overspannen in die altijd grootere uitbreiding der nijverheid, die hooge prijzen der landbouwprodukten, die spoedig gemaakte fortuinen, die schepping van allerlei nieuwe credietmiddelen, maar vooral ten onzent, waar men met de voorzichtigheid, den landaard eigen, slechts van verre de ‘inflation’ van elders gevolgd was, achtte ieder de toekomst vrij wel verzekerd. Het zou weldra anders worden. Sedert 1877 is niet slechts voor Nederland, maar bijna voor geheel Europa een tijdperk aangevangen van stilstand, van achteruitgang op bijna elk gebied van den nationalen arbeid, waarvan het einde nog niet is te voorzien. Voor het eerst sedert vele jaren zag men de opbrengsten der meeste belastigen of stationnair blijven of, erger nog, vrij aanzienlijk achteruitgaan en wat het meeste schade veroorzaakte aan 's Rijks schatkist, terwijl in het tijdperk van 1850-75 de baten uit de Indische bezittingen in klimmende mate in staat stelden het Nederlandsche budget niet slechts te sluiten, maar bovendien zonder nieuwe leeningen kolossale openbare werken te betalen, moest weldra het moederland het crediet aanspreken om ook de uitgaven der overzeesche bezittingen te bestrijden. Wij speuren de oorzaken dezer omkeering niet na, maar willen alleen opmerken, dat de hoogere eischen voor den gewonen Indischen dienst, zoowel als de steeds dalende prijzen der koffie voor 's lands rekening verbouwd, het evenwicht van ontvangsten en uitgaven voor Indië in de laatste jaren niet zouden hebben verbroken, zoo niet de treurige oorlogstoestand op Sumatra millioenen op millioenen hadde verslonden. Het gaat den Staat gelijk den huisvader; als slechte tijden intreden, kan men noode zich gewennen aan de zuinigheid en besnoeiing van uitgaven, die men met zekere zorgeloosheid in tijd van overvloed geoorloofd waande. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men had in Nederland in de jaren 1860-76 zich gewend ruimscheeps te leven; het geld ontbrak nergens. Men had het nog in het laatst van 1874 gehoord uit den mond van den dapperen en kundigen aanvoerder der tweede Atjesche expeditie, bij zijn terugkeer in het vaderland, dat die krijg geen kommer meer behoefde te baren en met eenig beleid weldra voor goed zou gedempt zijn. Nieuwe spoorwegen moesten in Nederland gebouwd worden en de parlementaire oppositie, haar ongeduld niet kunnende bedwingen, nam zelf het initiatief om een geheel nieuw spoorwegnet voor te stellen. Ja, het scheelde weinig, of de geheele suikerbelasting, die bijna zes millioen gulden 's jaars aan de schatkist leverde, ware gevallen, zonder dat eenig aequivalent ware aangewezen. Na zulke vertooning van finantieelen overmoed moest het natuurlijk moeilijk vallen, zoowel voor regeering als parlement, eensklaps den weg van zelfbeperking en besnoeiing der uitgaven in te slaan. Of was niet het crediet van den Staat genoegzaam gevestigd, om voor de booze jaren, die nu voor de deur stonden, en wel spoedig zouden voorbijgaan, te helpen? Zulke overweging zal dan ook wel beslissend zijn geweest, toen regeering en parlement weldra bijv. besloten het gematigde voorstel van een vorig ministerie, om het bouwen en exploiteeren der nieuwe spoorwegen in Indië aan de particuliere industrie over te laten, met guarantie der rente van het op te nemen kapitaal, te vervangen door aanbouw en exploitatie voor 's Rijks kosten, toen weldra een nieuwe onderwijswet verscheen, die de schatkist op eenige millioenen 's jaars te staan kwam, toen daarna, ofschoon de finantieele hemel nog duisterder werd, het budget der openbare werken telkens nieuwe uitgaven vroeg en verkreeg. Ook nu kon men nog meermalen het schouwspel beleven, dat het parlement op hoogere cijfers aandrong, al ware het dan soms ook in dien zonderlingen vorm, waarvan de eer der uitvinding aan onze Tweede Kamer toekomt, namelijk door het scheppen van een memorie-post op de begrooting!Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot hiertoe spraken wij met geen enkel woord van het geschrift dat de Redactie ons ter beoordeeling toezond en de eerste aanleiding gaf tot deze korte en hoogst onvolledige geschiedkundige herinneringen. Dergelijk vertoog van een scherpzinnig financier, die zijne eerste sporen reeds lang verdiend heeft, geeft, ook waar men in enkele bijzonderheden een afwijkend gevoelen mocht voorstaan, zoo weinig aanleiding tot bespreking; men zou eer geneigd zijn geheele bladzijden af te schrijven, om ze nog eens onder de oogen van het publiek te brengen. De Heer Boissevain is omtrent de toekomst onzer finantiën zeker niet gunstig gestemd. Wat hem het meeste ergert, is, dat regeering en vertegenwoordiging beiden, door het goochelen met cijfers, zich zelf en de natie voortdurend trachten wijs te maken, dat de verkregen of te verwachten inkomsten voldoende zijn, om alle uitgaven die op het budget van den Staat voorkomen, te dekken. Het middel daartoe aangewend is noch nieuw, noch elders onbekend. Naast of na de gewone jaarlijksche begrooting van uitgaven en ontvangsten, maakt men een tweede buitengewone begrooting, waarop men zooveel mogelijk alle uitgaven brengt, die gezegd kunnen worden niet voor den gewonen staatsdienst gevorderd te worden, kosten voor groote openbare werken enz., en bestrijdt die door gelden bij leening op langeren of korteren termijn opgenomen. Wij zagen reeds vroeger, dat dergelijke splitsing der Rijksuitgaven in gewone en buitengewone reeds van tachtig jaren her in Nederland bekend was, en tevens, dat leeningen en schuldvermeerdering zonder zekerheid of kans van amortisatie toenmaals en reeds veel vroeger aan de orde waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik mag niet ontveinzen, dat over het geheel de voorstelling van onzen finantieelen toestand, door den Heer Boissevain gegeven, mij voorkomt wat al te zwart gekleurd te zijn. Dit in alle bijzonderheden aan te wijzen, ware hier niet ter plaatse. Een enkel voorbeeld zij genoeg. Op bl. 24 haalt de geachte schr. met instemming de volgende woorden aan, in 1882 door den afgevaardigde ter 2e Kamer, den Heer Blussé, gebezigd, ‘Men stapelt leening op leening. Wij leenen nu reeds voor amortisatie van schuld en rentebetaling, want er is jaarlijks een ongedekt te kort op de gewone uitgaven. Amortisatie beteekent dus niets meer en wij betalen rente van rente.’ Deze woorden, als algemeene kenschetsing van den finantieelen toestand der jaren sedert 1875, schijnen mij toe niet juist te zijn. In een hier volgende tabel heb ik getracht een overzicht te geven van de werkelijke uitkomsten der staatsdienst over de jaren 1873-82, ontleend aan de nauwkeurige opgaven van het Staatkundig en Staathuishoudkundig Jaarboekje van 1884. Daarbij komen onder de ontvangsten voor a. de gewone middelen, b. die der koopprijzen van domeinen (waarover later nog een woord). Onder de uitgaven, a. alle uitgaven voor den gewonen dienst, b. die voor de rentebetaling der schuld, c. die voor de gewone, verplichte amortisatie. d. alle andere zoogenaamde buitengewone uitgaven, met uitzondering alleen van die voor de spoorwegen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit deze cijfers blijkt, om ons bij de jaren 1879-82 nu te bepalen, dat men in 1882 of in het begin van 1883 geen recht had te beweren, dat de gelden voor de verplichte amortisatie uit geleend kapitaal moesten worden voldaan. De dienst van 1879 sloot (wel is waar, uitgezonderd de uitgaven voor de spoorwegen, waaromtrent allen het eens zijn, dat geleend kan worden) met een te kort van ongeveer ƒ 2.900.000, doch onder de post: alle andere uitgaven, komt ook een cijfer van ƒ 2.879.000 voor ten behoeve van het vestingstelsel, een uitgaaf die van den aanvang als een buitengewone, uit buitengewone middelen te bestrijden, is aangemerkt, al erkennen wij gaarne, dat we met den schrijver oordeelen, dat die opvatting verkeerd is. De diensten der jaren 1880 en 1881 geven echter veel gunstiger uitkomsten. Beiden toch sluiten met een batig slot van eenige tonnen gouds, zoo dat alleen in de kosten van den spoorwegbouw door leening was te voorzien. De dienst van 1882 laat een te kort van ƒ 4 340.000 na, maar de uitgaven voor het vestingstelsel en het Merwede-kanaal, beiden als buitengewone uitgaven beschouwd, vorderden meer dan dit bedrag. Voordat wij afscheid nemen van bovenstaande tabel, zij nog een terugblik op vroegere jaren geoorloofd. De dienst van 1873 zou met een te kort van nagenoeg drie millioen gesloten zijn, indien niet de toenmaals als vaste post op iedere begrooting voorkomende bate van ruim tien millioen gulden uit de Indische administratie hulp had verleend. De daaruit te bestrijden uitgaven voor den bouw van spoorwegen, welke in onze tabel niet zijn medegerekend, vorderden dit jaar slechts zes millioen. De dienst van 1874 gaf, zelfs zonder de Indische bate, een surplus van negentien ton. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het jaar 1875 zou een te kort van vier millioen hebben opgeleverd, indien niet dezelfde hulp als in 1873 ware verleend; in dit jaar vorderde de bouw der spoorwegen slechts ƒ 8.000.000. Er bleef dus van de Indische bate ongeveer twee en een half millioen over, wat met het overschot van den dienst van 1874 ruim voldoende was, om het tekort te dekken. Het jaar 1876 zou evenzoo een tekort van vier en een half millioen hebben getoond en daar de spoorwegbouw slechts ƒ 6.600.000 vroeg, zou, ware de algemeene toestand dezelfde gebleven, ook deze dienst zonder eenig deficit zijn geëindigd. Doch nu keerde de vloed. Eerst in den zomer van 1877, toen de dienst van 1876 voorloopig afgesloten werd, toen reeds de begrooting van 1877 was opgemaakt, verklaarde de minister van koloniën, niettegenstaande de vroegere officieele verzekeringen van het tegendeel, dat, naar de laatste tijdingen uit Indië, het niet mogelijk was een penning van de op de koloniale begrooting over 1876, ten bate van het moederland uitgetrokken tien millioen uit te keeren. Zoo moest die dienst ten slotte een tekort van bijna twaalf millioen aanwijzen. Recht helder is mij dit débacle der Indische geldmiddelen in 1876, dat een buitengewoon gunstig jaar voor den koffieoogst is geweest, nimmer geworden, nog minder, hoe die toestand zoo lang verborgen kon blijven. Wellicht geeft de koloniale rekening over dit dienstjaar nadere opheldering. Van nu af wordt de finantieele toestand inderdaad zorgwekkend; de uitgaven in Indië stijgen, de inkomsten der cultures dalen snel door de steeds voortgaande verlaging der koffieprijzen en, wat nog erger is, de opbrengst der belastingen in Nederland, die in de jaren 1872-77 met nagenoeg tien millioen was gestegen, blijft nu stationnair, gaat zelfs terug. Alleen door uitbreiding der successie-belasting, door verhooging van den jenever-accijns is het mogelijk eenige meerdere opbrengst te verkrijgen. Aldus kon men in 1879 nagenoeg en in de twee volgende jaren volkomen alle uitgaven, behalve die ten behoeve van den spoorwegbouw vereischt, uit de voorhanden gewone middelen dekken. Thans ontstaat echter een andere oorzaak van hoogst belangrijke nieuwe uitgaven en daardoor klimmende te korten. Het Ministerie van 1877 had een nieuwe wet op het lager onderwijs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot stand gebracht, waarin de ongelukkige bepaling voorkwam, dat de groote helft van alle onderwijskosten aan alle gemeenten door den Staat zoude vergoed worden. Het tijdstip der invoering der geheele wet was echter zeer voorzichtig afhankelijk gesteld van een nader koninklijk besluit. Toen in het najaar van 1879 wederom andere Ministers optraden, meenden deze reeds aanstonds de toezegging te moeten doen, dat deze wet zoo ras mogelijk in het leven treden zou. Welke finantieele gevolgen die uitvoering hebben zou, schijnt toenmaals niemand te hebben bezig gehouden, ook zelfs niet, toen werkelijk met 1881 de wet in 't leven trad. Maar het feitelijk gevolg was dan toch, dat het Rijk zich weldra bevond tegenover een nieuwe uitgaaf, die in bijna twee jaren tot boven de vier millioen klom, zonder dat eenige maatregel was genomen om deze kosten te dekken. En in een toestand van kwijning en malaise, gelijk de jaren 1881-85 vertoonden, moesten zulke verhoudingen dubbel ongunstig werken bij een budget, dat reeds de uitgaven voor de rente der schuld, ten gevolge der laatstelijk gesloten leeningen, met eenige millioenen zag verhoogen. Na de geschiedenis komen wij tot de actualiteit. Het budget van 1886 werd aangekondigd en ook na de vaststelling door velen en allereerst door de regeering beschouwd als sluitende zonder eenig te kort. Want, zoo betoogt men, het schijnbaar te kort van ruim dertien millioen gulden, bevat uitsluitend de kosten voor buitengewone uitgaven, waarvoor de gelden door leening kunnen en moeten worden verstrekt. En de Minister van Finantiën, dit denkbeeld verder ontwikkelende, voegde daaraan een berekening toe van hetgeen in de eerstvolgende jaren, zoowel om te korten der laatstvorige jaren te dekken, als om de ondernomen buitengewone openbare werken en andere buitengewone uitgaven te betalen, zou moeten worden geleend en stelde het bedrag daarvan op vijf en zestig millioen gulden. Tegen dit finantieel stelsel, het stelsel van leenen en schuld maken voor alle openbare werken, die veel geld kosten of voor uitgaven die op eens groote sommen vorderen, is eigenlijk de geheele brochure van den Hr. Boissevain gericht. Zijn vertoog over het onderscheiden gevolg van belastingheffing en leening op den algemeenen welstand en op de verdeeling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den rijkdom in de gemeenschap (den staat) (blz. 53-55) is, meen ik, theoretisch volkomen zuiver en gegrondGa naar voetnoot1), en ik zou wel wenschen, dat niet slechts zij, die eenigen invloed op den gang der zaken in den staat uitoefenen, maar dat ook onze vertegenwoordigers in gewest en gemeenten, waar het credietstelsel zulke kolossale afmetingen begint te vertoonen, de waarschuwende woorden van den schr. ter harte namen. En zij, op wie cijfers en feiten meer indruk plegen te maken dan leerstellige redeneeringen, mogen een oog slaan in de Tabel als bijlage bij het besproken geschrift gevoegd, en daaruit leeren, hoe duur den staat de zes en dertig millioen gulden te staan zullen komen, die tusschen de jaren 1873-91 besteed zijn of zullen worden ten behoeve van het vestingstelsel, indien deze geheele som bij leening wordt gevonden. Te recht, dunkt mij, schreef onlangs Adolphe Coste: ‘L'emprunt n'est véritablement utile que quand il préserve le capital d'une atteinte inévitable par l'impôt, comme en temps de guerre ou de nécessité urgente. Alors, il vaut évidemment mieux récourir aux capitaux disponibles que d'entamer les capitaux nécessaires, faire un emprunt volontaire qu'un emprunt forcé. Hors de là, si l'on ne peut exécuter les travaux publics ou réaliser certains progrès à l'aide de l'impôt tout seul, il vaut bien mieux se borner, ce qui est toujours possible, à faire appel à l'industrie privée; qui, elle du moins, en dépit des subventions ou des garanties d'intérêt, est bien forcé de mesurer son action à l'importance des capitaux disponibles et de faire chaque chose à son heure et à son prix.’Ga naar voetnoot2) Gesteld eens, dat dit beginsel sedert 1860 ware toegepast bij den bouw onzer spoorwegen en deze met subsidie of renteguarantie aan de particuliere nijverheid ware overgelaten, gelooft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men, dat men dan zes en twintig jaren met dien bouw zou hebben zoek gemaakt, dat men alleen voor den bouw van vaste rivierbruggen nagenoeg vijf en twintig millioen gulden zou hebben besteed?Ga naar voetnoot1) Zouden niet verscheiden lijnen, die nu reeds als tramways worden geëxploiteerd, zijn uitgevallen? Maar bovenal, indien de ruim 150 millioen uit de Indische baten, in plaats van voor deze wegen, tot krachtiger amortisatie waren aangewend sedert 1860, indien voor dien bouw in de laatste jaren geen geleend geld had moeten worden gebruikt, hoe geheel anders zou de finantieele toestand thans zijn? Van meer practisch belang is echter de vraag, welke weg moet voor de toekomst worden ingeslagen? Allereerst, zegt de Heer Boissevain, verlate men het stelsel der splitsing van de uitgaven in gewone en buitengewone, zoo verleidelijk bij elken oogenblikkelijken nood. Want het is zoo gemakkelijk om, door enkele posten van de eerste in de tweede rubriek over te brengen, het budget in schijn te ontlasten en daarmede telkens den last der Staatsschuld te bezwaren. Maar zal dit, tenminste in de eerste jaren, mogelijk zijn? Kunnen de zestig millioen gulden, die alleen tot voltooiing van reeds aangevangen openbare werken in hoogstens vijf jaren nog noodig zijn zullen - de vijf millioen voor de hermunting blijven hier vooreerst buiten aanmerking - uit gewone middelen bestreden worden? De schr. zelf denkt er niet aan; gelden nog noodig voor de spoorwegen, de uitgaven voor het Merwedekanaal, ten gezamenlijke bedrage van ƒ19.250.000, en ƒ12.500.000 tot dekking van vroegere te korten, wil hij door leening vinden. De overige som, dus ƒ 33.500.000, zoude dan over de verschillende diensten 1886-91 als gewone uitgaven door gewone middelen te dekken moeten gevonden worden, waarbij dan nog de uitgaaf à ƒ5.000.000 voor de hermunting, ook over een viertal dienstjaren verdeeld, gelijk de schrijver voorstelt, zou moeten gevoegd worden. Waar is de regeeringsman, waar is de vertegenwoordiger te vinden, die, zooal het talent, dan nog den moed zou hebben nieuwe belastingen ten bedrage van vijf of zes millioen, al ware het dan ook tijdelijk, aan de natie op te leggen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar er zij dan nu ook een einde aan deze reeks van buitengewone uitgaven, zoo waarschuwt de schrijver der brochure, en daarom allereerst breke men met het stelsel van splitsing der uitgaven in gewone en buitengewone. Zal zijn ernstig woord, zijn flink betoog veel ingang vinden? Wij vreezen van neen. Het leven bij den dag, het afschuiven op de toekomst is een onvermijdelijk gevolg der snel afwisselende regeeringen, der veranderlijke meerderheden in het Parlement, der van elken oogenblikkelijken indruk afhankelijke openbare meening. En toch voor een land, gelijk het onze, belast met het beheer van groote overzeesche bezittingen, is voorzichtigheid in het maken van schuld dubbel noodig. Onverwacht - de geschiedenis der laatste jaren heeft het wederom geleerd - kunnen buitengewone gebeurtenissen in die streken groote geldelijke offers vorderen en kan het prestige niet slechts van Nederland, maar zijn bestaan als koloniale mogendheid op het spel staan. Dat de schrijver zich geen goed beheer der Rijks-finantiën kan voorstellen zonder juiste verdeeling der lasten, juister dan door de tegenwoordige belastingheffing plaats vindt, spreekt van zelf; dat hij vermindering van uitgaven en een krachtige amortisatie van schuld aanbeveelt, zal niet verwonderen. In vele bijzonderheden daaromtrent treedt hij niet. Vier jaren geleden waagde ik in dit tijdschrift de voorspelling, dat misschien deze eeuw een grondige herziening onzer belastingen niet meer beleven zou; de kansen voor een spoedige reform zijn er niet beter op geworden en inmiddels spoedt de eeuw ten einde. Zou het maar niet beter zijn, zoo we ons tevreden stelden met stuksgewijze te werken en den weg der kleine middelen in te slaan, die de Regeering thans schijnt te volgen? Op een zuinig beheer zal het op den duur steeds aankomen, maar ook hierbij stelle men zich geene groote gevolgen voor. De eischen van den publieken dienst nemen steeds toe, en tegen dien wassenden stroom valt niet te strijden. Voor velen zijn vooral de hooge uitgaven voor vloot en leger een ergernis. Maar wie herinnert zich niet, hoe nog in 1873 een kreet van verontwaardiging door het land ging, toen na de eerste Atjesche expeditie was gebleken, dat onze Marine, sedert jaren op zuinigen voet beheerd, jammerlijk te kort schoot in de van haar gevorderde diensten? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie zal zeggen, wat de naaste toekomst van Europa, waar overal legers en vloten versterkt en verbeterd worden, zijn zal? Soms wil mij, bij de stemming, die men hier en daar bespeuren kan, de vrees bekruipen, dat, mocht eens, wat God verhoede, de oorlogsfakkel ontbranden, de dichter ook bij ons zou moeten klagen: ‘Hearts resolved, nor hands prepared,
The blessings we enjoy, to guard.’
Krachtige amortisatie van schuld beveelt de schrijver aan. Wie, die het niet wenscht? Doch zij kan ook te duur gekocht worden. Of wie zou het goedkeuren, dat we het Amerikaansche voorbeeld volgden, en door een gestreng protectionnistisch tarief van invoer ons de middelen zochten te verschaffen tot schulddelging? Of zelfs dat wij eenige andere belasting, uitsluitend met dit doel, uitschreven? Veeleer wil dan ook de heer Boissevain de bij een eventueele conversie van schuld vrijvallende gelden voor dit doel bestemmen. Op dit oogenblik is dergelijke conversie nog onzekerGa naar voetnoot1) en zoo zij eenmaal tot stand komt, zal vooreerst de te verkrijgen bate slechts kunnen dienen, om te korten op den gewonen dienst te dekken, maar niets belet een voorziening waarbij voor volgende jaren, in klimmende mate, telkens ietwat grooter deel der vrijvallende rente voor amortisatie worde aangewezen. Ook daarom ware eene conversie in een drie percent obligatie aanbevelenswaard geweest. Nog een andere inkomst komt jaarlijks op het budget voor, die wel allereerst behoorde bestemd te worden tot delging der schuld, de opbrengst namelijk van verkochte domeinen. Het is vroeger, toen de bouw der spoorwegen grootendeels uit Indische baten betaald werd, gebruik geworden, die opbrengsten der domeinen tevens aan te wijzen ter gedeeltelijke bestrijding dierzelfde uitgaven, omdat men den aanleg van spoorwegen als kapitaalbelegging beschouwde: zoodra echter, zonder leening, alle uitgaven kunnen gedekt worden, behoort dit opgebruiken van hetgeen geen rente, maar kapitaal is, op te houden en mag men niet langer onder de rubriek van inkomsten brengen wat werkelijk geen inkomst is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte deze opmerking. In het licht der geschiedenis, zoowel als bij vergelijking met andere grootere of kleinere landen van Europa, schijnt de tegenwoordige toestand der Nederlandsche finantiën betrekkelijk gunstig, mits twee voorwaarden zonder aarzelen worden vervuld, versterking der vaste inkomsten door verbetering der belastingheffing, een zuinig beheer, dat niet dan bij hooge noodzakelijkheid tot het maken van nieuwe schuld overgaat. En aan die beide eischen kan voldaan worden, zonder dat de natie in haar kapitaal worde aangesproken, zonder dat aan de vorderingen van een goed bestuur worde te kort gedaan. Dit nader aan te wijzen ligt thans niet op mijnen weg. En anderen hebben dit reeds gedaan, of zullen het wel doen, met meer gezag en met beter argumenten dan mij ten dienste staan.
Florence, April 1886. H.J. van der Heim. |
|