De Gids. Jaargang 50
(1886)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
Het naturalisme in EngelandGa naar voetnoot1).III.Emile Zola's ‘l' Assommoir’ en George Moore's ‘A Mummers Wife’ bezitten een familietrek: beide boeken behandelen een drank-drama, met dit onderscheid echter, dat in het eerste de alkohol als vijand eener geheele klasse der maatschappij, en in het tweede de sterke drank als verwoester van de gezondheid en het leven van een afzonderlijk individu worden waargenomen. De Assommoir is voortgesproten uit de studie van den alkohol in den franschen werklieden-stand, de Mummers Wife uit de kennis der gevolgen van het misbruik van sterken drank in den engelschen burger-stand. Al mogen de volksaard en de maatschappelijke klasse in deze naturalistische geschriften van elkander verschillen, de invloed van den alkohol op het menschelijk organisme in het algemeen, en op het psychologisch bestaan van bepaalde individuën in het bizonder blijft het zelfde. Zola en Moore hebben dus een zelfden doel beoogd, namenlijk: de schildering der gevaarlijke gevolgen - zoowel physiologische als psychologische - van het misbruik van sterken drank, als volksondeugd en als individueele, schadelijke hartstocht. De kwestie der zedelijkheid of onzedelijkheid van Zola's drank-drama heeft jarenlang de kritiek van gansch Europa in rep en roer gebracht; Zola heeft veel aanvallers, maar ook veel verdedigers gevonden; de Assommoir is door sommigen immoreel, en door anderen hoogst moreel genoemd; het publiek is van links naar rechts gesold, en ten slotte door het geschreeuw en gekijf verveeld geworden. Toch ben ik genood- | |
[pagina 287]
| |
zaak dit oude vraagstuk op nieuw aan te roeren; het is van zoo groot belang, dat ik niet tot de bespreking van Moore's roman durf overgaan, alvorens het standpunt te hebben aangewezen, waarop men zich, volgens de eischen van het gezond verstand en der logika, bij de beschouwing dezer kwestie dient te plaatsen. Bovendien ben ik in het bezit van een gegeven, waarvan tot heden nog nimmer gebruik is gemaakt, en dat een stap nader brengen kan tot de eenig mogelijke oplossing. Uit den Assommoir is een tooneelstuk getrokken, hetwelk het niet onbelangrijk aantal van drie honderd opvoeringen beleefd heeft. Deze tooneelbewerking is, met twee anderen in het licht verschenen, met een voorwoord van Zola voorzien. Daarin bespreekt hij op nieuw de moraliteitskwestie, en zegt daarover het volgende, dat ik verplicht ben in zijn geheel aan te halen: ‘Ik weet niet meer welke kriticus zich minachtend over mijn werk heeft uitgelaten, door te zeggen, dat mijn stuk banaal was en dat alles eigenlijk hierop neêrkwam: Zal Coupeau drinken, of zal hij niet drinken? Maar in den grond der zaak resumeert ieder tooneelstuk zich in een dergelijke kwestie. De zelfde vraag wordt altijd gesteld: Zal hij beminnen, of zal hij niet beminnen? Zal hij spelen, of zal hij niet spelen? Zal hij vermoorden, of zal hij niet vermoorden? Zonder een zoodanigen tweestrijd is geen tooneelstuk denkbaar. Men zegt, dat de dronkenschap walgelijk is; maar zijn alle ondeugden dat niet? De liefde is eigenlijk niets beter, niet beter dan het spel, of de doodslag. Iedere werking van een hartstocht, waardoor het beest in den mensch wakker wordt, leidt tot dierlijkheid. Waarlijk, men moet al erg blind wezen om dit drama der dronkenschap banaal te vinden. Gruwelijk, dat is mogelijk; maar banaal, nooit. Zie eens, daar hebt gij een man, die zich dood drinkt, en is dat banaal? Er wordt daar een hevigheid van hartstocht ontwikkeld, die ik prachtig vind. Maar dat is nog niet alles: de dronkenschap van dien man brengt een vrouw ten val, bederft een kind, en loopt op de meest betreurenswaardige ongelukken uit. Maar wat is dan niet banaal? Het spel leidt tot geen ernstiger gevolgen; het overspel, waarvan ons hedendaagsch tooneel leeft, schenkt geen verschrikkelijker ontknoopingen, noch verhevener lessen. Dit brengt mij van zelf tot de kwestie der moraliteit van het werk. Zij is indrukwekkend. Men zou den “prix Montyon” | |
[pagina 288]
| |
aan de tooneelspelers dienen te geven. Als het tooneel bestemd ware om de menschen te verbeteren, dan moest men de deuren van l'Ambigu voor de voorbijgangers openzetten, opdat zij konden zien waartoe de dronkenschap leidt. Nog nooit is een zoo verschrikkelijk schouwspel onder hunne oogen afgespeeld. En laat ons vooral niet huichelen, maar openlijk bekennen, dat de drank afschuwelijke verwoestingen onder ons aanricht. Vermelden de dagbladen niet dagelijks misdaden, die onder de bedwelming van den drank gepleegd zijn? Gisteren nog heeft iemand in die “rue de la Goutte-d'or,” welke gek van de jenever was, zijne vrouw vermoord. Raadpleeg de statistieken, ondervraag de kommissarissen van politie en de doktoren. Dan zult gij de tooneelspelers, die een dergelijk schouwspel der dronkenschap vertoonen, niet meer van brutaliteit beschuldigen. Banaal! heusch, het gaat mijn verstand te boven!’ Ik zou deze aanhaling niet gedaan hebben, ware het niet, dat zij volkomen toepasselijk is op den bovenvermelden roman van den Engelschen Zola. Zij plaatst ons onmiddellijk tegenover de hoofdkwestie, welke luidt: wat is de zedelijkheid of onzedelijkheid van de behandeling der dronkenschap in den hedendaagschen roman? En wanneer men het kernachtig pleidooi van Zola als antwoord aanvaardt, dan kan er moeilijk meer eenige twijfel overblijven. Indien men zich na de lezing van l' Assommoir afvraagt: ‘wat heb ik nu geleerd uit al die tafereelen van armoede, ellende en dronkenschap?’ dan dient geantwoord te worden: ‘dat de menschen in de meeste gevallen de slachtoffers hunner omgevingen zijn.’ Hadde Gervaise bijvoorbeeld niet geleefd in de Parijsche werkliedenwijken, waar het wemelt van dronkaards en drankhuizen, ware haar man niet gaan zondigen door misbruik van alkohol, zij zou nooit zoo ellendig om het leven zijn gekomen. Gervaise wordt door hare omgeving ten val gebracht; verander die omgeving, en zij blijft behouden. De waarheid dezer stelling heeft ook George Moore bij het schrijven van zijn roman voor oogen gestaan, want hij pleitte verzachtende omstandigheden voor zijne personen toen hij zijn Mummer's Wife het volgende motto schonk: ‘Verander de omgeving, waarin iemand leeft, en na twee of drie geslachten zult gij zijn “physical constitution”, zijne zeden en gewoonten en vele zijner denkbeelden veranderd hebben.’ Gaat men dus tot de bespreking van een werk over, dat op dezen grondslag | |
[pagina 289]
| |
is opgebouwd, dan behoort men voor alles de twee afzonderlijke elementen in het oog te houden, waaruit dit psychologisch proces is samengesteld. Deze twee elementen zijn: 1o. het temperament van den persoon of de personen, en 2o. zijne of hunne omgeving. Daarna dient men nauwkeurig na te gaan hoe deze twee elementen op elkander ingrijpen, hunne wisselwerking en het resultaat dat hieruit verkregen wordt. Alvorens echter deze methode van onderzoek op ‘A Mummers Wife’ toe te passen, zal ik tot verduidelijking der volgende bladzijden eerst den inhoud van den roman mededeelen. Ik moet openhartig bekennen nog zelden zoo ontroerd te zijn geweest als bij de lezing der ongelukkige levensgeschiedenis van Kate, de hoofdpersoon van Moore's roman. Balzac heeft den naam bij uitnemendheid de kunst te bezitten medegevoel op te wekken voor het verborgen zielelijden van eenvoudige, alledaagsche menschjes; zijn Père Goriot, Eugénie Grandet of César Birottean bevolken onze gedachtenwaereld met verpersoonlijkingen van tegenspoed en zieleleed. Maar de fout, die zijne schilderingen aankleefde, was, dat zijne personen te veel als helden werden voorgesteld, wier handelingen en gevoelens zelden binnen de grenzen der natuurlijke grootte bleven; Balzac overdrijft menigmaal, en verliest daardoor veel van zijn effekt. Niet alzoo George Moore. Zijne personen, met hunne gedachten en gevoelens, blijven binnen de perken der alledaagschheid, en onder ieders bereik. Hij behaalt zijn beoogd effekt niet door het lokaas van bonte avonturen, even min als door het onnatuurlijk opschroeven van een eenvoudig sentiment, maar uitsluitend door de intensiteit, waarmeê hij de geschiedenis zijner personen weet waar te nemen en weêr te geven; het is door zijn ongeëvenaarde zeggingskracht en beeldingsvermogen, dat hij Kate's drama zoo weêrgaloos aangrijpend heeft weten te maken. Zie hier, in weinige regels, deze verschrikkelijke en aandoenlijke tragedie. Kate woont in het binnenland van Engeland, te Hanley, in het nijverheids-distrikt, rond Manchester en Liverpool. Zij houdt een mannfakturen- en modewinkel, en leeft samen met haar hoogst onbeduidenden, asthmatischen echtgenoot, en eene godsdienstige, onverdraagzame schoonmoeder. Zij is tevreden, kent weinig verlangens, en gaat hoogst zelden uit; de zaken nemen al haar tijd in beslag. | |
[pagina 290]
| |
De bovenkamer van hun winkel, welke zij voor eigen gebruik niet noodig hebben, zijn zij gewoon te verhuren. Deze kamer wordt in den aanvang van het verhaal door Mr. Lennox, lid van een reizend operetten-gezelschap, betrokken. Na de komst van dezen man in de echtelijke woning neemt Kate's drama een aanvang. Zonder het bepaald te beoogen, roert Mr. Lennox de verborgen snaren van haar gemoed aan; haar temperament, dat onder de sleur der dagelijksche bezigheden verscholen lag, wordt wakker; zij vat eene liefde voor hem op, en als het operetten-gezelschap Hanley moet verlaten, gaat zij met hem meê. Nu is zij uit hare gewone omgeving verplaatst, en neemt de strijd tusschen haar temperament en de nieuwe omgeving een aanvang. Zij gaat een zwervend leven te gemoet, vol onrust en afwisseling. Daar zij een goede stem bezit, geeft Mr. Lennox, die tevens régisseur is, haar een rol in verscheiden operetten, welke het gezelschap opvoert, zoodat haar inkomen, gevoegd bij de verdiensten van Mr. Lennox, haar een onbekommerd bestaan verzekert. Lennox is een goed man voor de vrouwen; Kate houdt veel van hem, niets staat hun geluk in den weg, en zij slijten zeer gelukkige maanden, met het gezelschap het platteland van Engeland afreizend. Nadat op aanvraag van haar man de echtscheiding is uitgesproken, trouwt Mr. Lennox haar, en krijgt zij na eenigen tijd een kindje. Dit kindje sterft echter spoedig, gedeeltelijk door haar eigen schuld - nml. door slechte verzorging - en nu neemt haar tegenspoed grootere afmetingen aan. Haar zwervende levenswijze heeft haar de gewoonte der andere tooneelspeelsters doen overnemen om nu en dan een slokje te gebruiken, en daar, na hare bevalling, de dokter tot versterking het gebruik van sterken drank aanraadt, geeft zij aan deze gewoonte toe, en krijgt er, in de uren van eenzaamheid, welke zij moet doorbrengen terwijl haar man voor tooneelzaken uithuizig is, meer en meer den smaak van. Eenmaal gaat zij zich te buiten, nog eens, en nog eens, maar weet haar toestand nog voor haar man en voor het oog der waereld te verbergen. Het duurt niet lang of het gebruik van alkoholische vochten wordt haar eene behoefte, en zoo raakt zij aan den drank verslaafd. De inwendige strijd, dien zij nu voeren moet, is verschrikkelijk. Haar verstand houdt haar steeds het gevaarlijke harer handelingen voor, maar zij bezit geen geestkracht genoeg haar kwaden hartstocht te onderdrukken. Wanneer zij een krisis doorloopen heeft, toont zij | |
[pagina 291]
| |
spijt, berouw, wroeging, en belooft zich te zullen verbeteren; maar telkens maakt de drankduivel zich weêr van haar meester, en doodt al hare goede voornemens. Mr. Lennox, die in den laatsten tijd wel iets vreemds in de handelingen zijner vrouw heeft waargenomen, maar geen bepaald vermoeden heeft kunnen opvatten, komt eindelijk door een toeval achter de waarheid. Hij is een man met een zwak, toegevend karakter, en beweegt haar zich eenigen tijd in een verbeterhuis te doen opnemen, waaruit zij echter geenszins hersteld terugkeert. Kate begint haar man lastig te vallen, heeft nu en dan, in haar drankkrisissen, aanvallen van woedende drift, en maakt hem het leven ondragelijk. Eindelijk besluit hij, daar eene samenleving niet meer mogelijk blijft en hij nog te goedhartig is om zich te doen scheiden, van haar af te gaan, en haar eene wekelijksche toelage te verzekeren. Kate moet in dit voorstel toestemmen, en begint, aan zich zelve en den drank overgelaten, dieper en dieper te zinken; haar weêrstandsvermogen tegen de verzoekingen wordt geringer; haar organisme wordt ondermijnd, en haar gezondheid geknakt. En zoo sterft zij eindelijk, ellendig en verlaten, in eene vreemde stad, waar niemand eenig belang in haar stelt, vermoord door den drank, ver van de kalme plaats, die getuige was van hare jeugd en hare eerste rustige, tevreden huwelijksjaren. De levensgeschiedenis van Kate is zoo eenvoudig, dat men zich, wanneer men A Mummer's Wife niet gelezen heeft, zou kunnen afvragen hoe het mogelijk is er een werk van vijf-honderd bladzijden meê te vullen. Toch vergist men zich wanneer men Moore van langdradigheid of gerektheid verdenkt. Het tegendeel is waar. De beschrijving van Kate als ze nog het eenvoudige, brave vrouwtje uit den modewinkel van Hanley is, hare ontkiemende genegenheid voor Mr. Lennox, haar vlucht, haar leven als tooneelspeelster, haar buien van berouw, en het langzaam voortwoekerend drankproces, totdat zij eindelijk de duivelin is geworden, die haar man mishandelt, hem het leven ondragelijk maakt en verlaten sterft, is op zoo eenvoudigen en zaakrijken toon verhaald, dat men zich veeleer moet verwonderen over eene kunstvaardigheid, die in een betrekkelijk klein bestek een zoo groot drama heeft kunnen doen afspelen. Maar juist door de intensiteit zijner methode, heeft Moore zoo iets aangrijpends weten voort te brengen, dat Kate en haar ver- | |
[pagina 292]
| |
schrikkelijken strijd tegen het noodlot der omstandigheden nooit meer uit onze herinnering gewischt kunnen worden. Hoe menigmaal vindt men niet in de nieuwsbladen onder den aanhef ‘Alweêr een!’ het ongelukkig uiteinde van een dronkaard vermeld! Wanneer men zich de moeite wilde getroosten de gevangenislijsten na te gaan, de bevolking der bedelaarsgestichten te onderzoeken, de huizen voor krankzinnigen waar te nemen, de processen welke voor de verschillende rechtbanken behandeld worden te volgen, dan zou men tot zijn schrik ontdekken welk een groote rol het drankmisbruik speelt onder de oorzaken, die tot overtreding der wettelijke en zedelijksheid-voorschriften aanleiding geven. De dronkenschap brengt tot armoede, ellende, moord, doodslag, diefstal, ontzenuwing van het individu, twist en oneenigheid in het huisgezin en de maatschappij. En dit is slechts het uitwendige kwaad, dat zij sticht, voor ieder waarneembaar; maar hoe menigmaal is zij ook niet de verborgen oorzaak van allerlei ziekten en ellende, die men langen tijd tevergeefs getracht heeft te verklaren! De kennis der herediteit leert ons, dat kinderen en afstammelingen, tot in het tweede en derde geslacht, van dronkaards of van ouders, welke tijdens het bevruchtingsproces onder den invloed van sterken drank stonden, idioten, gekken, moordenaars, dieven of maniaken kunnen zijn, ja, het voor tachtig of negentig percent zullen en moeten wezen; maar hoe dikwerf is dronkenschap niet de aanleiding tot vroegtijdige sterfte onder kinderen, tot zelfmoord, dipsomanie, epilepsie, monomanie en andere ziekteverschijnselen, waarvan de gasthuizen en de matigheidsgestichten getuigenis zouden kunnen afleggen. En hoe meer men in de studie der dronkenschap en hare gevolgen doordringt, des te sterker zal de overtuiging zich gaan vestigen, dat zij de kanker is, die aan vele deelen der maatschappij knaagt, haar ondermijnt, uitput, verkracht. Maar hoe weinig vermoedt men tevens, welke verschrikkelijke drama's door de slachtoffers zijn afgespeeld, welke men zoo sceptisch onder de rubriek der ‘Alweer een’'s gerangschikt vindt! Niet iedereen is bij zijne geboorte tot dronkaard voorbestemd; het is waar, de wet der herediteit speelt een voorname rol in de voorplanting van deze hartstocht, maar er zijn toch vele dronkaards, welke nimmer eenigen aanleg tot dit kwaad bezaten, en die integendeel brave huisvaders, oppassende zonen, knappe werklieden, kortom, | |
[pagina 293]
| |
menschen van een onbesproken gedrag geweest zijn. Zij zijn echter de slachtoffers geworden van een toeval, en voor hen geldt Moore's uitspraak ‘verander hunne levensomstandigheden, en hunne zeden en gevoelens, hunne hartstochten en alles zal veranderen!’ Velen hebben in een zwak oogenblik een slecht voorbeeld voor oogen gehad, zij hebben aan verleiding blootgestaan, zijn door de levensomstandigheden heên en weêr geslingerd, en moesten, bij gebrek aan een genoegzaam weêrstandsvermogen, bezwijken en ondergaan. Voor hen werd het evenwicht tusschen hun temperament en de omstandigheden verbroken. Maar zij hebben gestreden tegen den drank, veelal hardnekkig maar hopeloos gestreden; hun eergevoel, hunne eigenliefde, hun verstand zijn in opstand gekomen tegen hunnen kwaden hartstocht; zij zagen, dat zij vrouw en kinderen ongelukkig maakten, en zij hebben gestreden; zij voelden zich ziek worden en ondervonden de verachting van vele hunner vroegere kennissen, en zij hebben gestreden; zij werden uit hunne betrekkingen ontslagen, zochten iets anders, en zij hebben gestreden. Maar zij zonken dieper en dieper, totdat zij eindelijk op een zekeren morgen dood op den weg werden gevonden, en 's avonds als ‘Alweer een’ in de courant vermeld stonden. Zoo is de loop van vele dier onopgeteekende drama's der werkelijkheid, welke dagelijks in onze naaste omgeving worden doorleefd en afgespeeld, en die ons meer dienden te roeren dan de spektakel-stukken der verbeelding, waarin voorname tooneelspeelsters met veel snikken, vergif en tranen een harlekijnsdood sterven en de toeschouwers het koude zweet op het voorhoofd jagen En zou het nu ongeoorloofd of onzedelijk wezen een dergelijk drank-drama, uit het volle menschenleven gegrepen, tot onderwerp eener kunstschepping te kiezen? George Moore dacht er niet zoo over, en de Engelsche pers - de vreemde heeft nog niet gesproken - heeft hem in het gelijk gesteld. Wanneer zoo iets in het kuische en kieskeurige Engeland gebeuren kan, dan behoeft het vrijzinniger Holland geen gevoels- of gemoedsbezwaren te doen gelden. Ofschoon, zoowel in l' Assommoir als in A Mummer's Wife, slachtoffers van drankmisbruik geschilderd, en ons tevens de uitspattingen dier ongelukkige wezens geteekend worden, is de toon van het engelsche boek over het geheel kalmer en ingetogener dan die van den franschen kunstenaar. De Assom- | |
[pagina 294]
| |
moir handelt te midden eener lage volksklasse, waaruit bij uitnemendheid de dronkaards gerekruteerd worden, welke ruw in hunne daden, grof en plat in hunne woorden, walgelijk in hunne uitspattingen en onbeschaamd in de ten-toon-spreiding hunner ondeugden zijn. Hoewel natuurlijk de dronkemanstooneelen van een slachtoffer van den sterken drank nimmer eene groote bekoring voor een fijngevoelig publiek bezitten kunnen, bestaan er toch zekere grenzen van technische noodzakelijkheid, die een artist van talent en smaak nooit te buiten mag gaan. Die grenzen zijn door George Moore gevonden en geëerbiedigd. Kate is niet eene dronken vrouw, die men over de openbare straten zwerven, zich in allerlei kroegen bedrinken, en in een drankkrisis in een goot of op een politiebureau verzeild raken ziet; maar zij geeft zich in de stille afzondering harer kamer aan hare ondeugd over, slaapt haar roes op haar bed uit, kibbelt en vecht met haar man, zoodat alleen de huisgenooten het hooren, en sterft op een armoedig kamertje, vergeten en onbekend. Kate vertegenwoordigt den strijd eener ondeugd in het eenvoudige leven van een eenvoudig mensch, het tweegevecht tusschen een hartstocht en een individu, waarvan de buitenwaereld zelden het bestaan zelve, maar alleen de gevolgen, in den vorm van een ongelukkig huishouden, een echtscheiding, een geldelijk bankroet of een onnatuurlijken dood, te zien krijgt. Het is mogelijk om deze reden, dat Moore's werk een minder heftig twistgeschrijf in de engelsche pers heeft uitgelokt, dan men oppervlakkig verwacht zou hebben. Een kwestie van grooter belang, en die meer recht op de algemeene aandacht heeft, betreft hoe het psychologisch mogelijk is, dat eene fatsoenlijke vrouw als Kate aan den drank raakt, en er zoodanig eene slavin van wordt, dat zij er ten slotte door ondergaat. En dan moet ik herinneren aan hetgeen ik eenige bladzijden tevoren voorop heb gezet, namenlijk, dat men bij de verklaring van een dergelijk psychologisch proces de twee navolgende elementen in het oog dient te houden: 1o. het temperament van den handelenden of lijdenden persoon, en 2o. zijne omgeving. Deze twee faktoren, die ons bij de ontleding van Kate's drama tot leiddraad moeten strekken, kunnen evenwel niet afzonderlijk behandeld, maar behooren voortdurend in hun onderling verband beschouwd te worden Op dergelijke wijze zal ik ook trachten Kate's psychologie uiteen te zetten. | |
[pagina 295]
| |
Kate had nooit haar vader gekend; haar moeder was eene vrouw, die hard werkte, sterk in het geloof was, en twaalf gulden per week verdiende met het beschilderen van aardewerk. Als haar moeder in de fabriek bezigheden had, werd Kate aan de zorgen van de huisjuffrouw overgelaten, eene kinderlijke, oude vrouw, die het meisje eindelooze verhalen over hare levensavonturen en ongelukken deed. Kate vond dit overheerlijk, en haar kinder-hoofdje werd reeds op jeugdigen leeftijd met ziekelijke sentimentaliteit volgestopt. Zoodoende vond de godsdienstige invloed der moeder eene tegenwerking, en werd het lezen uit den bijbel en het opzeggen van gebeden gedurende het overige gedeelte van den dag geneutraliseerd. Hare schooljaren brachten geen verandering in haar doen en denken. Zoo bereikte zij den ouderdom van achttien jaar, terwijl haar aanleg tot droomerijen en haar verbeeldingskracht zich meer en meer ontwikkelden. Zij was een brave vrouw, omdat zij goedhartig was, zonder slechte aanvechtingen en dewijl zij tevreden was met hare levenswijze. Verder vulde zij haar leven met de lektuur van sentimenteele liefdesliteratuur. Toen werd zij uitgehuwelijkt aan Mr. Ede, een onbeduidenden, asthmatischen man, die haar geheel onbekend en onverschillig was; en deze bracht in de echtelijke woning zijn moeder meê, eene fanatieke, onverdraagzame, bekrompen vrouw, plaatste Kate in een kleinen modewinkel, te Hanley, d.w.z. op het platte land van Engeland, welk binnenstadje haar geheelen levenshorizon uitmaakte en dat zij nimmer verlaten had. Zoo is het met Kate's levensomstandigheden gesteld als Mr. Lennox, een vriendelijk en goedhartig man, optreedt, die haar het hof begint te maken. Haar aanleg tot droomerijen en hare fantaisie vinden voedsel. Mr. Lennox behoort tot het tooneel, hetwelk voor haar nog de geheimzinnige aantrekkelijkheid eener feeën- en heldenwaereld bezit; zij brandt van verlangen om den schouwburg, dien zij nog nooit is binnengetreden, te bezoeken; Mr. Lennox spreekt haar van liefde, en de sentimentaliteit, die de lektuur harer jeugd in haar karakter heeft ingeplant, wordt wakker; zij droomt van een verheven, ridderlijke liefde, vol vertrouwen en overgave aan den man harer keuze; Mr. Lennox reist en trekt door geheel Engeland, en zij gevoelt een brandend verlangen om den eentonigen, beperkten horizon harer woonplaats vaarwel te zeggen en nieuwe steden en onbekende streken te bezoeken; Mr. Lennox weet hare liefde te winnen, en doet haar, doordat zij in stilte een | |
[pagina 296]
| |
vergelijking tusschen haar ideaal van liefde en geluk en hare werkelijke levensomstandigheden maakt, ontevreden worden met hare dagelijksche omgeving; en ten slotte verleidt Mr. Lennox haar, en beweegt haar met hem te vluchten, zoodat terugkeer tot haar vroegere levenswijze een onmogelijkheid wordt. Nu heeft zij zelf het hek achter het eerste gedeelte van haar leven gesloten, en treedt vol hoop het tweede tijdperk binnen. En in waarheid gaat zij een nieuw leven te gemoet, zoowel door hare nieuwe gevoelens als door hare nieuwe omgeving. Haar huiszittende rust heeft zij voor goed vaarwel moeten zeggen, en vervangen door reizen en trekken, dat voor haar nog vreemd was. In de week spelen zij met het operetten-gezelschap in een of ander klein provinciestadje, en gebruiken den Zondag om zich naar een andere stad te verplaatsen. Zij zit uren lang in den trein, betrekt hôtels en gemeubelde kamers, ziet nieuwe menschen en nieuwe omgevingen, leeft te midden van zangers, zangeressen en koristen, is nu en dan tusschen de menschenmassa's op de perrons der stationsgebouwen verdwaald, moet eindelijk zelf de planken betreden, rollen van buiten leeren, repeteeren, spelen voor volle zalen, kortom deelnemen aan het ‘Vie de Bohême’ eener reizende operetten-troep. Dit alles werkt natuurlijk op haar zenuwgestel, en haar gansche temperament, dat aan rust en kalmte gewoon was, doorloopt een zenuwkrisis. Er ontwikkelen zich in haar nieuwe eigenschappen; zoo wordt zij o.a. jaloersch op Mr. Lennox's liefde, onrustig, met vreemde buien van prikkelbare, zenuwachtige ongeduldigheid. Zoo verloopen weken en weken, maanden en maanden, waarin de verwoesting en ondermijning van haar zenuwstelsel ten gevolge van hare nieuwe levenswijze grooter en grooter wordt. Eindelijk nadert het oogenblik, waarop zij het eerste glas sterken drank gebruikt, en zij de eerste schrede zet op den weg van verderf. De tweede, derde en meerdere stappen volgen van zelf. Nu en dan moet zij, om zich 's avonds voor het spel op te wekken, een glaasje brandewijn gebruiken; ook soms 's middags als de andere artisten een koffiehuis binnenloopen, zoodat zij voortdurend het verleidelijk voorbeeld in hare dagelijksche omgeving voor zich heeft. Zoodoende sluipt het gebruik van sterken drank, ook ten gevolge harer zenuwachtigheid en de voortdurende behoefte aan overprikkeling, in hare levenswijze van tooneelspeelster binnen, om spoedig in misbruik | |
[pagina 297]
| |
te ontaarden. Somwijlen gevoelt zij berouw over hare handelingen, verlangt zij naar haar rustige leven te Hanley terug, en om dan haar verdriet te verzetten, drinkt zij, totdat zij haar leed vergeten heeft. Dit middel bevalt haar, en zij past dit, zoodra zij iets heeft dat haar hindert, onmiddellijk toe. Hoe zij in de geboorte, en daarna in den dood van haar kindje, aanleiding vindt om steeds meer te drinken, vermeldde ik reeds. Soms is zij bij de terugkomst van haar man volslagen dronken, maar weet het toch voor den goedhartigen en niets kwaad vermoedenden Mr. Lennox te verbergen. Dan is zij jaloersch, ergdenkend, kijfachtig, somtijds zelf kwaadaardig. Om zich eene houding te geven, zoekt zij dan twist met hem, begint te schelden en op te spelen, beschuldigt hem het met de andere zangeressen en koristen te houden, en schaamt zich niet tot handtastelijkheden over te gaan. Eindelijk komt Mr. Lennox achter de ware oorzaak van haar vreemdsoortige buien, en tracht haar van den naderenden val te redden. Tevergeefs echter, want haar zenuwgestel en hare gezondheid zijn reeds te veel geschokt. Niets helpt meer; zij moet en wil haar omgeving en zich zelve vergeten, en drinkt nog meer. Huiselijke oneenigheden zijn nu aan de orde van den dag; zij mishandelt den goedigen Mr. Lennox, krabt en slaat hem, en brengt menigwerf in hare krississen zijn leven in gevaar. Nergens wil men hun meer kamers verhuren, en zij zwerven van het eene huis naar het andere. Maar na iedere krisis gevoelt zij berouw; zij smeekt hem om vergiffenis, belooft beterschap, en neemt zich voor nooit meer te drinken. Een verzoening volgt, maar natuurlijk slechts van korten duur, want hoe oprecht hare plannen ook waren, haar temperament is sterker dan haar wil. De eene dronkenschap volgt de andere, steeds met kleiner tusschenruimten, en voortdurend heviger. Zoo zinkt de goede, brave, fatsoenlijke Kate; zij is ongedurig, listig, jaloersch en onverdraagzaam geworden; niemand zou er de eerlijke, kalme modiste uit Hanley meer in erkennen. Mr. Lennox, die ziet dat alle pogingen tot beterschap vergeefs zijn, en bovendien zijn leven in gevaar waant, moet haar eindelijk verlaten. Het laatste bedrijf van dit drankdrama is aangebroken, kort, maar hevig van handeling. Kate, in het genot van een vast, wekelijksch inkomen, zoekt een klein kamertje, waar zij haar dagen van eenzaamheid in gezelschap van de flesch doorbrengt. | |
[pagina 298]
| |
Haar einde nadert, maar zij strijdt nog tegen het leven, zwakker en steeds zwakker. Hare laatste levensdagen worden niet, zooals die van Coupeau of Gervaise uit l'Assommoir, door akelige aanvallen van het delirium tremens verontrust, maar haar uiteinde is een kalm wegsterven harer laatste levenskrachten; haar zenuwgestel is verwoest, haar gansche organisme ondermijnd, kortom, haar lichaam is uitgeput, hare krachten begeven haar, en zij sterft een langzamen, kruipenden dood, in ellende, armoede en vergetelheid. Arme Kate! De ontleding van een dergelijk drankproces voert als van zelf tot de vraag: in hoe verre reikt de persoonlijke verantwoordelijkheid van het individu voor zijne daden? Wanneer een persoon ter waereld komt zonder een bepaalden hereditairen of organischen aanleg tot eenig kwaad te bezitten, en men ziet hem na verloop van tijd de speelbal worden van ongelukkige levensomstandigheden, waardoor hij het slachtoffer wordt van een ondeugd of een hartstocht, welke hem ten val voert, dan dient men zijne oordeelvelling te regelen naar de mate van strijd, welke door hem tegen dien hartstocht gevoerd is. De eene persoon zal, in de zelfde levensomstandigheden geplaatst, ten onder gaan, en de ander zal het hoofd boven water weten te houden. De laatste zal een grooter weêrstandsvermogen dan de eerste bezitten, een eigenschap, die met de konstitutie van zijn temperament samenhangt. Even als koppigheid, meêgaandheid, opvliegendheid en kunstaanleg is het weêrstandsvermogen van het individu tegen zijne omgeving een eigenschap van zijn temperament; men bezit het, of men bezit het niet; het kan alleen door een levenstoeval meer of minder ontwikkeld wezen. De ontstentenis er van kan men nimmer op de debet-rekening van het individu schrijven; een toeval der herediteit, eene speling der natuur schenken of ontnemen het hem. Uit een absoluut oogpunt kan er dus nooit van eene persoonlijke verantwoordelijkheid van het individu voor zijne daden sprake zijn. Is eene stoommachine verantwoordelijk voor het breken van een harer stangen, of kan zij het helpen, of er iets aan veranderen, dat zij worst moet maken of linnen weven? Het individu als speelbal der natuur, als slachtoffer van een hartstocht of ondeugd verdient dus nimmer onze verachting, wel ons medelijden; zijn ondergang behoort ons te treffen als de verwelking eener roos, die het zelf niet helpen kan, dat zij vergaat, of als de vernietiging van een fraai | |
[pagina 299]
| |
en kunstig machine door eene baldadige hand: de hand van het noodlot. Uit dien hoofde mag Kate aanspraak maken op ons medelijden, en het woord verachting moet uit het debat verwijderd worden. Met den wellust van een man der wetenschap kunnen wij in hare levensgeschiedenis den natuurstrijd tusschen een temperament en zekere levensomstandigheden bestudeeren. Zij is het slachtoffer harer omgeving geworden. Ware zij te Hanley, in den levenskring harer jeugd, gebleven, zij zou eene brave, oude burgervrouw geworden zijn, gezond en tevreden in eene bloeiende winkelzaak, met eene fantaisie, welke door de eentonigheid van de dagelijksche sleur gefnuikt zou zijn geworden; zij hadde het huishouden van haar man en hare vrome schoonmoeder in orde gehouden, en zou thands op het kerkhof te Hanley rusten, met eenige kransen op haar graf. Maar dan zou zij nooit belangrijkheid genoeg bezeten hebben om tot voorwerp eener zielkundige ontleding te dienen; hare gedachten en gevoelens, haar gansche leven zou in een vijftigtal bladzijden samengevat zijn geworden: een geregelde terugkeer van een zeker aantal feiten, van haar geboorte, tot haar huwelijk, en tot den dood. Het is echter het aangrijpende drama, waarin onverwachte levensomstandigheden haar plaatsen, zoodat zij buiten haar verlangen genoodzaakt wordt een hoofdrol te spelen, die stof geleverd heeft voor Moore's roman. De schrijver heeft haar eerst in hare oorspronkelijke omgeving, als in het natuurlijk element, genomen, en haar toen, op een gegeven oogenblik, uit die omgeving gelicht en in eene andere overgeplaatst. Maar in dit nieuwe element kan zij niet leven, even min als een visch in de lucht. Zij heeft gedachten, gevoelens en organische geschiktheden medegebracht - produkten eener vroegere levenssfeer, - welke zich niet onder andere omstandigheden kunnen akklimatiseeren; sommige dezer eigenschappen verdorren en vallen af, als doode takken van een boom, terwijl er nieuwe uitwassen en frissche knopjes op den ouden stam uitbotten. Een dezer nieuwe uitwassen - even eens produkt eener nieuwe levenssfeer, - welke zich langzaam in haar temperament ontwikkelt, is haar aanleg tot misbruik van sterken drank. Kate's temperament heeft na haar vertrek uit Hanley eene krisis doorloopen, waarin zij vele harer oude eigenschappen verloren heeft, terwijl er zich de dron- | |
[pagina 300]
| |
kenschap, als voortbrengsel van haar ‘vie de Bohême’, op heeft vastgehecht. Haar drankmisbruik is een dier eigenschappen, welke een mensch, gedurende een veelbewogen levensloop, door de uitwendige omstandigheden worden aangebracht. Had Moore zijne Kate in eene andere omgeving geplaatst, bijvoordeeld in een klooster of in een slecht huis, zij ware of eene vrome vrouw of eene geprostitueerde geworden. Zoo sterk is de invloed der omgeving op een ongevormden, fantastischen geest, als die van Kate. Nu zij echter genoodzaakt wordt te midden van eenen troep tooneelspelers te leven, bij wie het drinken, de verveling, de zenuwachtige onrust en voortdurende overprikkeling natuurlijke levenselementen zijn, wordt de alkohol haar aangewezen vijand en haar verderf. Door Kate in een nieuwen levenskring over te plaatsen heeft Moore een psychologische proef met zijn persoon genomen, en zijn roman daarmeê voor het naturalisme tot een werk van groote beteekenis gestempeld. Vinden wij het zelfde ook niet in l'Assommoir, wanneer ons de oppassende werkman Coupeau en de dronkaard Coupeau geschilderd worden? Vinden wij het ook niet in Flaubert's ‘Madame Bovary’, de Goncourt's ‘Germinie Lacerteux’ en zoovele andere werken? ‘A Mummers Wife’ is behalve door deze eigenschap nog een merkwaardig boek door den kalmen, gelijkmatigen, wetenschappelijken toon, waarin het geschreven is. Zonder hartstocht, maar ook zonder twijfeling, is Moore's stijl overal even zaakrijk, gespierd en eenvoudig. Schoon hij er blijkbaar met dezen roman niet naar streeft als hervormer der engelsche taal op te treden, heeft hij zijn boek toch met vele dier moderne uitdrukkingen versterkt, welke ontleend zijn aan de studie der natuurwetenschappen, en die ons, naturalisten, in staat stellen een beeld te geven aan de verscheidenheid van physiologische en psychologische eigenschappen en gevoelens, zonder wier vermelding de verklaring van den mensch in den modernen roman onmogelijk is geworden. Hij verliest zijn tijd niet door eene overdadige zinsverzorging, zooals wij dat van zijne fransche kunstbroeders Flaubert en de Goncourt gewoon zijn, maar men kan zien, dat hij veel moeite heeft besteed om aan zijn taal wetenschappelijke helderheid en logischen eenvoud te schenken, en daardoor is hij een evenknie van Emile Zola. En in zijn laatsten roman komt dit karakter van zijn stijl nog sterker dan in zijn A modern Lover aan den dag. | |
[pagina 301]
| |
Uit den loop van den roman, en vooral uit de wijze waarop hij het ziekte-proces van Kate beschrijft, blijkt ten duidelijkste, dat Moore eene wetenschappelijke studie van zijn onderwerp gemaakt heeft. Behalve, dat hij op het moreele verval van Kate wijst, volgt hij met groote nauwkeurigheid de physiologische verandering, die in het bestaan van zijn hoofdpersoon ten gevolge van het misbruik van sterken drank plaats grijpt. Voor eene dergelijke kennis worden ernstige wetenschappelijke studiën vereischt; het is niet meer voldoende, om een bepaald geval in het werkelijke leven na te speuren en te kopieeren; men moet in het bezit wezen eener zekere kennis van de dronkenschap in het algemeen, en hare gevolgen op ons physiologisch en psychologisch bestaan in het bizonder. Niet alleen werd Moore verplicht de boeken, die over dit onderwerp handelen, te bestudeeren, maar ook bijv. de verslagen der gestichten voor dronkaards, de statistieken en de rapporten van zekere genootschappen moesten nagelezen worden, terwijl o.a. gesprekken met doktoren, welke belangrijke gevallen van dronkenschap behandeld hadden, hem vele inlichtingen konden verstrekken, waar hij op geene andere wijze achter kon komen. Zoo treedt in dezen roman een dokter op, die bij Kate's ziekbed geroepen, de volgende uitspraak doet: ‘Mannen genezen soms van de dronkenschap, vrouwen nooit!’ En daarmeê is Kate veroordeeld. Nooit van den onpersoonlijken verhaaltrant afwijkend, vervolgt Moore zijn proces-verbaal, bedaard, ernstig, wetenschappelijk. Maar niettegenstaande zijne schijnbare onverschilligheid straalt door het gansche verhaal een medelijden met zijn ongelukkig slachtoffer, dat zich onwillekeurig ook van de lezers meester maakt. Is men eenmaal aan zijnen schrijfstijl gewend, dan spreken zijn medegevoel, en de ironie van het leven, regelrecht tot ons hart, en treffen ons te meer door het onverwachte en snijdende zijner opmerkingenGa naar voetnoot1). Maar naast zijne waarde als psychologische roman, kan A Mummer's Wife’ nog aanspraak op onze belangstelling maken als dokument van het tooneelspelers-leven in Engeland. A Modern Lover deed ons een blik slaan in de geheime schuilhoeken van het schildersleven, en A Mummer's Wife doet het | |
[pagina 302]
| |
zelfde ten opzichte van het tooneelleven. Wij worden in rechtstreeksche aanraking met den bewogen levensloop van een troep reizende tooneelspelers gebracht, zijn voor- en tegenspoed, de vooroordeelen, waarmeê hij menigmaal in het godsdienstige Engeland te kampen heeft, zijne geldelijke operatiën, het leven achter de coulissen, de intriges en de afgunst tusschen de leden van het gezelschap, het instudeeren van nieuwe stukken, kortom met zijne zeden en gewoonten in het algemeen. Als bijtitel zou dit werk den naam kunnen voeren van ‘Lief en leed van het Tooneelspelersleven.’ Als drank-drama is A Mummer's Wife de engelsche Assommoir, en als studie van het leven van zekere artisten de engelsche Nana. Ik zal dit opstel niet eindigen met eene pralende lofrede op den schrijver en zijne werken, om te besluiten met een aanbeveling tot het lezen der behandelde romans. Moore zal toch zijn weg wel tot ons publiek vinden; in Frankrijk wordt aan zijn talent reeds eene verdiende hulde gebracht in den vorm eener fransche overzetting, voorzien van een voorrede van Emile Zola, waarin deze de naturalistische beweging in gansch Europa behandelen zal. Waarschijnlijk zal Nederland weldra op de zelfde wijze dezen engelschen naturalist gaan vereerenGa naar voetnoot1). Om echter de lezers van de Gids een weinig met Moore's eigenaardig talent in kennis te brengen, doe ik hieronder eenige bladzijden uit zijn A Mummer's Wife vertaald volgen, zonder welke deze studie een deel van haar doel zou missen, namelijk om ons publiek met den schrijver en zijn talent in kennis te brengen. Het vertaalde tooneel behandelt het volgende: Kate is reeds door haar man verlaten en woont op kamers. Ten gevolge van het drankmisbruik is zij ziek geworden, en is de dokter om konsult geroepen.
De bed- en overgordijnen waren van eene roode, ouderwetsche stof, die sterk afstak tegen de witte lakens, waarin Kate zenuwachtig lag te kuchen. Bijna alle verf was van haar gezicht afgeveegd, en door de vlekken rood en wit vertoonde zich de gele huid als | |
[pagina 303]
| |
bladders. Ze ijlde een weinig, en toen de dokter haar hand nam om den pols te voelen, zag zij met dikke, starende oogen naar hem op en sprak snel en opgewonden. - O, ik ben zoo blij, dat u gekomen bent, want ik wilde u over mijn man spreken. Ik geloof, dat ik u al gezegd heb, dat hij naar Manchester is om een nieuw stuk op te voeren. Ik weet niet of ik 't heb doen voorkomen alsof hij mij verlaten had, maar dat is niet waar, dat is niet waar! Neen, heusch niet! 't Is waar, wij zijn samen niet gelukkig, maar ik durf gerust zeggen, dat 't mijn schuld is. Ik ben nooit zoo goed voor hem geweest, als ik mij voorgenomen had te zullen zijn; maar hij maakte mij jaloersch, en soms was ik als gek. Ja, ik moet gek geweest zijn om tegen hem te spreken, zooals ik gedaan heb. Maar 't komt er nu toch niet op aan, niet waar, dokter?.... Kijk, ik weet niet meer wat ik zeg. Maar u moet hem niet zeggen, dat ik over hem gesproken heb. Hij zal mij wel niet meer vergeven, en wij zouden toch nog even gelukkig kunnen zijn als te Blackpool. Zal u 't hem niet zeggen, dokter! - Nee, nee, wees maar gerust, zei de dokter, bedaard en ferm. Maar u mag niet zooveel spreken; als u uw man wil zien, moet u eerst beter wezen. - O, ja! Ik moet beter worden! Maar hoe lang zal het nog duren, dokter? - Niet lang, als u u ten minste rustig houdt, en doet wat ik zeg. En vertel me nu eens, hoe gaat 't met de pijn in de zij? - O, slecht; veel erger dan den laatsten keer. Ik heb nu ook pijn in mijn rechter schouder. - Maar uw zij.... doet 't zeer als u er aan komt? Laat mij eens even voelen. Zonder op een antwoord te wachten, stak hij zijne hand onder de lakens. - Doet 't u hier pijn? - Ja, ja! O, u doet me zoo'n zeer! Daarna ging de dokter met de huisjuffrouw ter zijde, die met angstige oogen den afloop van het onderzoek had staan afwachten. Ze zei: - Zou 't erg gevaarlijk wezen? Is 't besmettelijk? Zou 't niet beter zijn haar naar het gasthuis te sturen? - Nee, 't is de moeite niet waard; ze kan in een week beter zijn, als ze goed wordt opgepast. Zij leidt aan een aandoening van den lever, ten gevolge van.... | |
[pagina 304]
| |
- Van 't drinken, zet mejufvrouw White. Ja, ik dacht 't wel! - U heeft 't veel te druk met uw huishouden, juffrouw White, om haar op te passen. Maar ik zal zoo gauw mogelijk iemand zenden. Wilt u ondertusschen zorgen, dat ze om het uur een half kopje bouillon krijgt. En als zij over dorst klaagt, geef haar dan wat melk te drinken, met een klein scheutje brandy er in. Voor van nacht zal ik wel een slaapdrankje sturen. - Is u zeker, dokter, dat 't geen kwaad kan, want u weet, met al mijn kinderen in huis.... - O, nee, volstrekt niet! - Maar zou ze dure geneesmiddelen moeten hebben, want, zietu, ik weet niet hoe 't met haar geld staat.... - In een dag of tien zal ze weêr op de been wezen, maar ik ben bang voor de toekomst. Ik heb veel ondervinding van dergelijke zaken, maar ik heb nog nooit een geval gezien, dat een vrouw van den drank genas. Een man soms, een vrouw nooit. De juffrouw zuchtte, en sprak over de ellende, die zij tijdens de ziekte van haar man had doorgestaan; de dokter sprak vertrouwelijk over een dame, die op het oogenblik onder zijn behandeling was; en schijnbaar begaan met het lot der lijdende menschheid, gingen zij samen de trap af. Aan de voordeur werd het gesprek voortgezet. - Nu, goed, dokter; ik zal uw raad opvolgen; maar over een week, als ze geheel beter is, zal ik zeggen, dat haar kamers verhuurd zijn. Want, zooals u zegt, een vrouw geneest zelden, en zoo'n voorbeeld zou gevaarlijk voor de kinderen wezen. - Nu, als zij beter is, kan u zien wat u doet. Ik kom morgen terug. Den volgenden dag nam een liefdezuster haar plaats naast het bed in. De mosterdpleister, dien de dokter had voorgeschreven, werd op de lever gelegd, en er werd haar een kleine dosis calomel toegediend. Onder deze behandeling herstelde zij spoedig; maar ongelukkigerwijze, naarmate zij genas, vermeerderde haar verlangen naar sterken drank weêr. Het was bijna onmogelijk er haar van af te houden, en eens zelfs beproefde zij de oppaster, die in slaap was gevallen, te verschalken. Zij wachtte tot haar regelmatig gesnork voldoende verried, dat zij veilig een aanval op de brandewijn-flesch kon wagen, en kroop toen stilletjes het bed uit. Het onzichtbare nachtlichtje wierp een rossigen gloed in de kamer, zonder evenwel | |
[pagina 305]
| |
de duisternis van de muren te verdrijven. Kate wist, dat alle flesschen op een rij stonden op de plank der kleerenkast, maar het was moeilijk de een van de ander te onderscheiden, en het gerinkkink, dat zij veroorzaakte, terwijl zij onder de flesschen zocht, deed de oppasster ontwaken, die eensklaps vermoedde wat er aan de hand was, en haastig opstond. - Nee, mevrouw, ik mag 't u niet toestaan; de dokter heeft 't verboden. - Ik ben niet van plan voor 't pleizier van den dokter van dorst te sterven. Ik zocht alleen naar wat melk. Dat kan toch geen kwaad, niet waar? - O, volstrekt niet, mevrouw, en als u mij geroepen had, dan zou ik 't u hebben aangegeven. Dank zij deze tijdige tusschenkomst kon dokter Hoper, toen hij na eenige dagen naar zijn patiënt kwam zien, een aanmerkelijke verbetering konstateeren. Alle kwade teekenen waren verdwenen; de pijn in de zij was over, en hare oogen stonden helderder. Hij meende daarom gerust voor haar ontbijt een weinig visch en slappe brandewijn-en-water te kunnen voorschrijven; en daar Kate in verscheiden dagen geen vast voedsel gebruikt had, was deze maaltijd een zeer belangrijke gebeurtenis voor haar. - Nu, zeide hij, moet ik u een waarschuwing geven. U is ernstig ongesteld geweest; gevaarlijk wil ik het nog niet noemen, ofschoon het toch in de toekomst zou kunnen worden, daar zulke gevallen bij een herhaling veel erger worden. En ik raad u daarom in uw eigen belang aan te doen wat ik u zeide, en geen sterken drank meer te gebruiken. Bij deze rechtstreeksche toespeling op haar ondeugd, hield Kate met eten op, en haar vork neêrleggende, zag zij den dokter aan. - Nu, u moet niet boos zijn, mevrouw, vervolgde hij op een vriendelijken toon; ik spreek met u in mijn betrekking van dokter, en ik ben verplicht u ten ernstigste tegen het drinken, waartoe u genegen is, te waarschuwen. Het was ook reeds de oorzaak van de ziekte, waarvan u nu genezen is. Ik wil u niet kwetsen met u de gevallen van ondergang, ellende, schande en dood te verhalen, die reeds onder mijn oogen gekomen zijn, en die allen het gevolg waren van - het drinken. - O, dokter, riep Kate getroffen uit, als u eens wist hoe ongelukkig ik ben, dan zou u zóo niet spreken. Ik doe kwaad; ik | |
[pagina 306]
| |
weet het; maar ik word er toe gedreven. Ik houd van mijn man meer dan van iemand ter waereld, en ik zie hem altijd in gezelschap van een troep tooneelmeiden; en dat maakt mij gek, en dan ga ik drinken om het te vergeten. - Wij hebben allen ons verdriet; maar zoo'n middel geneest ons niet, het doet 't ons alleen voor eenigen tijd vergeten en, als wij dan weêr tot ons bewustzijn terugkeeren, komt het verdriet eens zoo hevig terug. Neen, mevrouw, volg mijn raad. Als u over een paar dagen heelemaal beter is, moet u naar uw man teruggaan, vraag hem dan vergiffenis, en neem u dan voor om nooit meer te drinken. - Ik vind 't heel lief van u, dat u zoo met mij spreekt, zei Kate met tranen in de stem, en ik zal uw raad opvolgen. Den eersten keer als ik sterk genoeg ben om naar het ‘Strand’ te wandelen, zal ik naar mijn man gaan, en als hij mij nog eens een proeftijd wil geven, dan zal hij er geen berouw van hebben, dat zweer ik u. O, vervolgde zij, u weet niet hoe goed hij voor mij geweest is, en hoeveel hij met mij heeft uitgestaan. Als hij zich niet altijd zooveel met andere vrouwen bemoeid had, zouden wij zoo gelukkig zijn geweest! Toen Kate zoo doorging met over haar aanvechtingen en verzoekingen te spreken, werd zij opgewonden en zenuwachtig, totdat de dokter, vreezende, dat zij zou instorten, genoodzaakt was haar tot kalmte te brengen, en afscheid te nemen. En toen hij de kamer verliet, riep zij hem na: Den eersten keer als ik wel genoeg ben om uit te gaan, zal ik naar hem toegaan.
Maar de verzoening kwam nooit tot stand. Nooit!
Frans Netscher. |
|