| |
| |
| |
Een nieuw gedicht van Coppée.
Het was Zaterdag den 21en November juist twee jaren geleden dat François Coppée met zijn drama Severo Torelli een succes behaalde, dat, door meer dan honderd achtereenvolgende voorstellingen bevestigd, niet weinig heeft bijgedragen om zijne benoeming tot lid der Fransche Academie te verzekeren. Dat eerste groot en onbetwist succes op het tooneel en zijne benoeming tot ‘onsterfelijke’ hadden den dichter als met nieuwen moed en nieuwe kracht bezield. Reeds lang had hij nagedacht over een onderwerp, dat in zijn geest langzamerhand den vorm van een drama aannam. Maar om zich geheel aan zijne inspiratie en aan zijn dichterlijken arbeid te kunnen overgeven, moest hij Parijs en zijn vriendenkring vaarwel zeggen; moest hij alleen zijn. Zijn uitgever Lemerre bood hem in den zomer van 1884 het gebruik aan van een eenvoudige woning te Cotainville, een rustig plekje aan de zee, zuidelijk van Cherbourg. Daar bracht Coppée met zijn zuster, die hem nooit verlaat, ruim zes weken door, zes weken gedurende welke hij, met een ijver en een opgewektheid als zelden te voren, acht uren daags arbeidde.
Toen hij te Parijs terugkeerde, bracht hij het nandschrift van Les Jacobites meê. Perrin, de Directeur van het Théâtre Français, las het stuk en verklaarde zich, wat hem betrof, bereid het te doen opvoeren. Men verhaalt dat het Comité uit de Sociétaires niet zoo gunstig oordeelde en wijzigingen voorstelde; tegelijkertijd zou Coquelin aan Coppée, die de functiën van bibliothecaris der Comédie Française vervulde, te kennen hebben gegeven, dat deze betrekking-kwalijk voegde voor een lid der Academie. Coppée gevoelde zich
| |
| |
door een en ander gekwetst, nam zijn stuk terug, en bracht het naar het Odéon, waar zijn vriend Porel pas het Directeurschap had aanvaard.
Porel kende Les Jacobites; Coppée had hem het stuk reeds meer dan eens voorgelezen, en de Directeur van het Odéon was in verrukking over des dichters nieuwe schepping. Dat drama met zijn troep jonge artisten te mogen instudeeren, en aan de mise en scène, welke zooveel gelegenheid bood voor schilderaehtige costumes en effectvol decoratief, zijn zorgen te mogen wijden, rekende Porel zich tot een eer en een zeldzaam genot.
En zoo geschiedde het dat het drama Les Jacobites - zorgvuldig-voorbereid in een twintigtal repetities, welke 's ochtends aangevangen, vaak eerst eindigden tegen het uur waarop de avondvoorstelling moest beginnen, repetitiën, waarbij Porel steeds op de bres stond, zijn volkje aanmoedigende en hun iets van het vuur mededeelende dat hem zelf bezielde - den 21en November 1885 voor het eerst in het. Théâtre National de l'Odéon werd vertoond.
Het drama speelt in Schotland in de jaren 1745 en 1746.
In het eerste bedrijf vinden wij eenige Schotsche bergbewoners op een dorpskerkhof in de Hooglanden bijeen. Het gerucht loopt, en wordt bevestigd, dat Prins Karel Eduard, de zoon van Jakob III, vergezeld van eenige Fransche edellieden op de Schotsche kust is geland, en van de aanhangers van het huis Stuart, de Jacobieten, verwacht dat zij hem zullen steunen in zijne pogingen om zijn aanspraken op den troon tegenover George II van Engeland, den koning uit het Hannoversche huis, door kracht van wapenen te doen gelden.
De Clan der Mac' Fingalls, waarvan Lord Fingall het hoofd is, blijkt weinig geneigd om het avontuurlijke plan van den pretendent te begunstigen. Zoo vaak reeds hebben zij gewaagd zich tegen den Hannoveraan te verzetten, en steeds zijn zij voor de overmacht bezweken. Te vergeefs heeft de oude blinde Angus, die eens de gelofte deed dat hij, als getuige van de rampen van zijn land, zoolang Schotland niet vrij zou zijn, met zijn kleine dochter Marie bedelend het land zal doortrekken; te vergeefs heeft Lord Fingall zelf deze Hooglanders trachten te bewegen zich aan zijne zijde te scharen.
Daar treedt Angus andermaal in hun midden; een doodgraver met zijn spade vergezelt hem. ‘Faites place à la mort!’ roept de
| |
| |
blinde. En wanneer allen verwonderd opzien: er is immers niemand gestorven? dan zegt Angus:
Si fait, quelqu'un est mort, et d'une mort affreuse.
A l'oeuvre fossoyeur! ... La tombe, qu'on la creuse!
J'y veux, ò pauvre Ecosse, enterrer ton drapeau.
En dan vervolgt hij, in vervoering:
Mon Dieu! que c'était beau,
L'Ecosse d'autrefois, pauvre, fière et fidèle!
Le grand aigle qui la traversait d'un coup d'aile,
Sentait qu'un air plus libre emplissait ses poumons;
Et l'azur de nos lacs, la neige de nos monts,
Et l'écume d'argent que le torrent charrie,
Et l'herbe fraîche, et les fleurs d'or de la prairie,
Et le soleil levant, rose dans le brouillard,
Etaient moius purs qu'un coeur de pauvre montagnard!.....
Mais cette Ecosse-là, l'Ecosse de vos pères,
Elle n'existe plus, ô gens des Hautes-Terres!
Il est mort, l'étendard autrefois triomphant,
Que pleurent seuls ici l'aveugle et son enfant!
Sa tombe n'est pas prête, a-t-on dit? Je m'en charge:
Je la ferai profonde, et je la ferai large;
Car il convient aussi de jeter au fossé
Toute la gloire et tous les malheurs du passé....
Faites un trou profond, profond, pour qu'on y jette
Les armes du vaincu, la lyre du poète,
Tous nos espoirs chéris, tous nos grands souvenirs,
Les pleurs des exilés et le sang des martyrs!
Puis lorsque tout aura disparu sous l'argile,
Piétinez bien le sol pour qu'il soit infertile
Et que, derniers témoins venant vous accuser,
Les chardons écossais n'y puissent plus pousser!
Het machtig woord van den blinde heeft de harten doen ontvlammen. Zij zullen voor hunne vrijheid de wapens opnemen, en wie geen wapens heeft zal zijn zeissen als wapen gebruiken, en wie geen zeissen bezit, heeft nog tanden om te bijten. En wanneer een der Hooglanders, de oude Enoch, hen waarschuwt en hun verwijt dat zij zich hebben laten opwinden,
Pour un drapeau-fantôme et pour un discours vide,
| |
| |
dan zal Angus hun toonen welk een vaandel hij ten grave voerde, en welk een doode thans is herrezen. Onder zijn lompen haalt hij een vlag te voorschijn, die zijn dochter in de lange winteravonden gewerkt heeft, de vlag der Stuarts.
Karel Eduard nadert; hij ziet de Fingalls voor zijn zaak gewonnen en bereid hem te volgen. Zijn oog valt op Angus en op zijn bevallige dochter. ‘Approche donc, mignonne’, voegt hij Marie toe:
Moi-même je veux mettre, ainsi qu'un fiancé,
Un baiser tendre et doux sur le beau front baissé.
Il me semble que c'est l'Ecosse que j'épouse.
En wanneer de Prins aan Angus, die de clan voor hem gewonnen heeft, vraagt; wat hij voor hem doen kan, antwoordt de blinde:
Rien, que d'être un bon Roi.
........... Ma main a semé les épées;
Tu n'as qu'à moissonner, Prince, et qu'à conquérir;
Mais, plus tard, songe aux fils de ceux qui vout mourir.
Lorsque tu règneras, que ton coeur compatisse
Aux maux des pauvres geus, sois bon, fais nous justice,
O jeune homme, à qui tout un peuple s'est donné!
Et souviens-toi, lorsque tu seras couronné
Et que tu sentiras le sceptre dans ta paume,
Qu'un mendiant t'a fait l'aumône d'un Royaume l
Twee maanden zijn verloopen. Wij zijn in het kamp van Karel Eduard onder de muren van Edinburg, de stad die door den Pretendent zonder slag of stoot is ingenomen. Daar vinden wij, met de hoofden van verschillende clans, Fransche edellieden, alsmede Lady Dora Fingall, de vrouw van Lord Fingall, met hare vriendin Lady Murray. De beide dames zijn, in elegant krijgskostuum, den schoonen koninklijken avonturier gevolgd. Lady Fingall voelt meer dan enkel bewondering voor Karel Eduard. De Prins, die aan een der Fransche edellieden bekent:
Bien des beaux yeux m'ont souri; j'en profite.
Celui qui peut mourir demain, doit aimer vite,
heeft niet geschroomd zijn hof te maken aan de vrouw van dien. Lord, die voor hem ten strijde trekt, en hij heeft bij Dora Fingall een al te gewillig hart gevonden.
| |
| |
Wij vernemen dat hij haar voor den avond een rendezvous geeft. Op hetzelfde oogenblik komt men den Prins verwittigen, dat iemand naar hem vraagt. In zijn tent vindt hij Marie, de dochter van den blinde. Het kind is, na het oogenblik waarop de Prins haar op het voorhoofd gekust heeft, zich vol dwependen ijver aan zijn zaak gaan wijden. Thans komt zij uit het vijandelijk leger, en hem waarschuwen, dat het zaak is nog dezen nacht het kamp op te breken en Carlisle te overrompelen, dat niet verdedigd wordt. Het arme kind heeft nacht en dag geloopen om deze tijding te brengen, en is uitgeput van vermoeienis. Karel Eduard, getroffen door zooveel toewijding, reikt haar een beurs met geld toe:
Sers t'en pour me servir,
Et garde seulement, Marie, en souvenir
De ce temps de combats, de périls et d'alarmes
Cette bourse de soie et brodée à mes armes.
De Prins herinnert Dora aan hunne afspraak, en als deze nog aarzelt, vraagt hij, of ze hem, die morgen kan sneuvelen, dit wellicht laatste onderhoud kan weigeren. Dora bezwijkt voor zijn aandrang. Maar Marie heeft uit de tent hun teeder onderhond gadegeslagen, en als zij alleen is gebleven, barst zij los:
Oui, je hais cette femme!
Zij tracht haar verkleumde ledematen bij het half uitgedoofd bivoeakvuur te warmen; en zij mijmert:
Naguère, par les soirs de brouillard ou de glace,
Qnand de mon cher aïeul partageant le manteau,
Je traversais la plaine ou montais le coteau,
Parfois en grelottant, je rêvais, pauvre fille!
Que, comme une autre, un jour, j'aurais une famille,
Un brave et bon mari, labonreur ou berger,
Un foyer, près duquel, trop vieux pour voyager,
L'aveugle chercherait, de ces mains amicales
Plusieurs petits enfants aux têtes inégales ....
J'ai rêvé tout cela .... Puis ce Prince est venu ....
Et parce qu'il a mis, par hasard, au passage,
Sur ce front un baiser, qui n'était pas pour moi,
Parce que j'ai senti battre le coenr d'un Roi,
| |
| |
Toute à ce souvenir qui me poursuit sans trêve,
Maintenant c'est fini; plus jamais je ne rêve
D'une chaumière au fond du pays montagnard,
D'un époux et d'enfants bénis par le vieillard.
Bemint zij hem dau? En, indien het zoo was! ... Thans weet zij, dat hij een andere vrouw liefheeft. En toch, arme Marie, zet uw nederige taak voort! - zoo vervolgt zij:
Pas de soupirs de femme et pas de pleurs d'enfant!
Et le jour qu'il sera vainqueur et triomphant,
Fuis bien loin, emportant ta blessure mortelle;
Comme, lorsque le plomb ensanglante son aile,
Faisant un grand effort désespéré dans l'air,
Le goëland s'en va mourir en pleine mer!....
Je suis lasse.... Dormons. Quand on dort, on oublie.
Marie wikkelt zich op den grond in haar mantel en tracht te slapen; maar weldra hoort zij Lord Fingall en twee andere Hoofden naderen. Zij hoort den naam van den Prins noemen. De Hoofden spreken de vrees uit, dat Karel Eduard, hoe loyaal en hoe dapper hij ook zij, een lichtmis is; en deze strenge, puriteinsche mannen willen geen losbandig koning. Het gerucht loopt - zoo zeggen zij - dat de Prins 's avonds in een huis dat tegen de rots is gebouwd, samenkomt met een vrouw, die verdacht wordt de vrouw of' de dochter van een der hunnen te zijn. Zij willen de gelieven nog dezen avond verrassen, en indien de vrouw een vrouw van kun rang is, dan wee haar!
Marie heeft alles gehoord. Zij begrijpt dat Dora verloren is.... Des te beter! Maar ook de Prins zal verloren zijn. Men zal hem verachten en hem verlaten. Marie moet dus trachten haar te redden, tot elken prijs.
Dora Fingall is alleen in de kleine tegen de rots gebouwde woning. De Prins is juist vertrokken, en zij zal op haar beurt heengaan, als plotseling Marie door het geopend venster binnen-springt. Zij verwittigt Lady Fingall van het gevaar, waarin deze zich bevindt:
Ah! vous avez commis une action atroce,
En prenant ce royal amant, lady Dora!
Et ce sera terrible, et l'on vous châtiera,
| |
| |
Mais trop tard; et le crime est bien irréparable;
Car vous avez perdu, sachez-le, misérable!
Par amonr, par caprice..... Est-ce que je sais, moi?....
La liberté d'un peuple et l'avenir d'un roi!
De Hoofden zullen zoo aanstonds hier zijn, en lord Fingall zal hen vergezellen. Wat te doen? Marie zou haar bloed willen geven om deze vrouw te redden, en wanneer Dora vraagt:
Quoi? vous, qui venez, l'oeil farouche,
La haine dans le coeur et l'outrage à la bouche!...
dan antwoordt Marie:
Oui, je veux vous sauver aujourdhui,
Non par pitié pour vous, mais par amour pour lui,
Pour le Prince!... Car dans ma poitrine amaigrie
A toujours palpité le coeur de la Patrie ....
Conduisant mon aïeul, par la pluie ou le givre,
Je chantais les vieux airs qui.sont repris en choeur
Et font monter le sang de la révolte au coeur;
Partout où je passais, le soir, à la veillée
La race des Stuarts était moins oubliée.
Les justiciers bientôt vont franchir cette porte;
Lord Fingall vous tuera, peut-être; que m'importe!
Mais il va fair, après l'outrage d'aujonrdhui,
Notre armée, entraìnant les autres avec lui...
Et l'Ecosse sera vaincue, et l'Angleterre
Assouvira sur nous sa haine héréditaire.
Zij moet haar dus redden. Maar hoe? Er wordt hevig op de deur geklopt. Marie verbergt Lady Fingall in een zijvertrek, en wacht de komst der Schotsche Hoofden af. De deur wijkt. De kamer is ledig, maar op den drempel van het kleine vertrek verschijnt Marie. Dat kind in lompen kan de minnares van den Prins niet wezen! Marie heft hun laatsten twijfel op door hun de beurs met het wapen van den Prins te toonen, die Karel Eduard haar tot loon voor haar diensten gaf.
Charles-Eduard m'a dit: Sers-t'en pour mon service,
zegt zij tot zich zelve.
| |
| |
Daar komt de blinde Angus. Men had hem genoodigd, getuige te zijn van de ontmaskering van den Prins. Het volk zou hem, die zulk een invloed had, eerder gelooven dan iemand anders, en hij zou het vonnis uitspreken. Maar nu des Prinsen medeplichtige Angus' dochter blijkt te zijn, mag hij niets vernemen. ‘Men heeft zich vergist, de Prins is onschuldig... er is geen vrouw gevonden’ zoo tracht men Angus wijs te maken. Maar hij:
Ah! je ne voudrais pas t'offenser, Lord Fingall;
Mais renonce à mentir, vraiment, tu mens trop mal.
Quand un de nos sens dort, un autre sens s'éveille;
Je n'y vois plus, milord, mais j'entends à merveille.
Oui, j'entends le mensonge en ta voix hésiter,
Et j'entends une femme, ici près, sangloter....
Wil men dan van zijn blindheid gebruik maken om hem de waarheid te verbergen, wil ook zij, die daar snikkend nederligt, zich niet bekend maken ... Welnu dan - het geldt het geluk van Schotland -:
C'est le peuple Ecossais tout entier qui te lance
Sa malédiction par la voix du vieillard.
Je ne crois plus à tes sanglots. Il est trop tard!
Je te voue au malheur et pour toute ta vie ....
L'Ecosse aux moeurs de neige, être impur! où tu mets
La tache qui jamais ne sera plus détruite,
Te chasse par mes mains et te dit: Sois maudite!
Een wanhoopskreet ontdekt hem de tegenwoordigheid van zijn kleinkind. De grijsaard is buiten zichzelven van ontzetting.
Un flot de sang à la gorge me monte ...
On dirait que mon crâne éclate sous l'affront
Et que mes cheveux blancs prennent feu sur mon front.
In zijn dolle smart, wil hij met Marie alleen zijn. Lord Fingall en de beide andere Hoofden vertrekken. Lady Fingall komt uit haar schuilplaats te voorschijn. Zij, Dora, is de schuldige en Marie heeft gelogen ‘par un sublime et divin dévouement.’ ‘En waarom heeft zij dien leugen volgehouden, zelfs toen ik mijn hand tegen haar ophief - waarom?’ vraagt Angus.
| |
| |
Pour garder au pays son armée et son Roi,
antwoordt Dora; en Marie:
Pardon, père, pardon! - C'était pour la Patrie!
Men hoort gejoel in de verte, militaire troepen naderen; de Prins trekt ten oorlog. Marie is nog vol geestdrift.
Mon coeur à lui s'est fiancé
zegt zij. En wanneer Angus haar toevoegt:
Cette folie, enfant, doit être combattue -
dan luidt haar antwoord:
Je ne le puis. Je sens que cet amour me tue,
Mais il est désormais tout le bonheur pour moi,
Grand-père, et j'en veux bien mourir!....
Zes maanden zijn weder verstreken. De kansen zijn gekeerd. Karel Eduard heeft den slag bij Culloden (14 April 1746) verloren, lady Dora heeft op het slagveld den dood gezocht en gevonden. De Engelschen hebben een prijs gezet op het hoofd van den Pretendent, die, door de soldaten achtervolgd, een schuilplaats komt zoeken in een arme boerenwoning in de Hooglanden. In dezelfde woning is de eveneens vogelvrij verklaarde Lord Fingall gevlucht, die er aan zijn smart over den dood zijner jonge vrouw, die hier haar laatsten adem heeft uitgeblazen, den vrijen loop laat:
Elle! Dora! S'en aller la première!.....
Lorsque ses cheveux blonds brillaient dans la lumière,
Elle avait l'air d'avoir quinze ans!.... Quelle douleur!....
Quelquefois, en riant, je l'appelais: Ma fleur!
Pauvre petite fleur, dans le sang écrasée!....
Een onnoozele knaap, Joé, breekt de stilte van deze woning vol rouw en ellende door zijn ijdel gesnap en zijn liedjes. De onnoozele
| |
| |
heeft een medaillon gevonden, hetwelk hij weet, dat aan Lady Dora behoorde, hij heeft het eerst voor zich behouden, maar wil liet nu aan Lord Fingall teruggeven. Lord Fingall heeft zijn vrouw nooit in het bezit van dat medaillon gezien. Wanneer hij het opent, dan ziet hij dat het het portret van den Prins bevat, waaronder deze de woorden ‘Je t'aime!’ geschreven heeft. En die Karel Eduard, die hem zijn eer ontstal, is in deze zelfde woning! Ziedend van toorn vliegt Fingall op, hij neemt een bijl, die in den hoek van het vertrek staat, en wil de kamer van den Prins binnen vliegen, - maar een plotselinge gedachte houdt hem terug.
Sous mon toit!..... Car il est sous toit, dans ma terre!
Cet homme est un infâme, un traître, un adultère!
La mort, la pire mort est tout ce qu'on lui doit.
Je le hais! je le hais!.... Mais il est sous mon toit!....
Op hetzelfde oogenblik dringen de Engelsche soldaten de woning binnen. Zij hebben Karel Eduards woning ontdekt. ‘Gij zoekt een vogelvrijverklaarde,’ zegt hij, ‘hier is hij. Ik ben lord Fingall, mijn hoofd is duizend pond sterling waard. Ik geef mij over!’ En dan zacht, met een blik naar het vertrek waar de Prins verscholen is:
Dors en paix, toi! Voilà comme un Fingall se venge!
Het laatste bedrijf speelt in de nabijheid van de steile kust. Een somber en verlaten oord. In de verte ontwaart men de zee. Karel Eduard zwerft daar in havelooze kleeding rond, slechts van één enkelen getrouwe, Duncan, vergezeld. Hij vergaat van koude en van honger, en ziet uit naar een boot die hem naar Frankrijk terug zal kunnen voeren.
Et je fus un Roi... prèsque! Et des vaincus serviles
M'ont sur des plats d'argent, offert les clefs des villes;
Aux pieds de mon cheval leur respect s'est rué.
En nu!
Le général, brillant naguère à la parade,
Grelotte au vent d'automne, en haillons de tartan
Au seuil d'une masure, on dit parfois: Va-t-en!
Au Prince qui coucha dans le lit de ses pères.
| |
| |
In ditzelfde oord zwerft Angus, met zijn kleindochter, die, vermagerd en uitgeput, zich met moeite voortsleept. Zij is hierheen gekomen, omdat zij haar Prins nog voor het laatst wil zien. Karel Eduard nadert de plek waar zij zitten. Hij kan niet verder:
Toujours, comme avec des tenailles,
La faim, l'horrible faim déchire mes entrailles!
Hij ziet den blinden grijsaard, dien hij eerst niet herkent, en vraagt hem om brood! Marie, die al zwakker en zwakker wordt, is aan de voeten van haren grootvader in slaap gevallen. Zij heeft een heerlijken droom:
La journée était belle...
Le ciel riait. Uu grand espoir flottait dans l'air...
Et je vis le héros qui marchait dans la mer!
Sa croix de diamant brillait comme une étoile...
Il me prit dans ses bras... Sur ma robe de toile,
Un moment, j'ai senti son coeur près de mon coeur,
Et puis, de son baiser m'envahit la chaleur,
Et sa boucbe resta sur mon front appuyée!...
Le beau rêve!... Pourquoi m'avez-vous éveilée?...
Als zij goed ontwaakt is, en den held van haar droomen voor zich ziet staan, werpt zij zich aan zijn voeten. De Prins richt haar op, en vraagt haar:
Tu peux me juger, pauvre enfant;
Car je sens battre en toi le coeur, encor vivant,
De mon Ecosse, dont la blessure est mortelle!
Pauvre Ecosse! Dis moi, me pardonnera-t-elle?
A ton verdict, enfant, le Prince se soumet.
L'Ecosse ne peut pas juger... Elle t'aimait!
J'ai courbé tons les fronts.
| |
| |
Dun can komt den Prins waarschuwen, dat er een vaartuig gereed ligt; hij kan vluchten. Er is geen oogenblik te verliezen - en Karel Eduard vertrekt.
Marie voelt haar einde naderen, maarzij wil niet sterven, voordat zij weet dat de Prins het schip bereikt heeft en in veiligheid is:
Mourir sans le savoir tout à fait hors d'atteinte!...
O mon Dieu, protégez le proscrit! Vierge sainte,
Je vons prie à deux mains!... Qu'ils sont lents, ces rameurs!
Plus vite!... Du conrage!
en als een kanonschot het sein heeft gegeven dat het vaartuig bereikt is:
Il est sauvé!... Je meurs!
Angus knielt bij het lijk; hij haalt onder zijn lompen een in flarden gescheurde vlag, en wikkelt er zijn kleindochter in.
C'est le dernier drapeau de l'Ecosse, le seul
Qu elle n'ait pas perdu dans l'atroce bataille.
Il est taché de sang et criblé de mitraille!
C'est un haillon!... Mais c'est le linceul qu'il lui faut,
Et dans ses plis ma pauvre enfant morte aura chaud!...
Oui, vivre un jour! Savoir que la tombe est creusée,
Le cercueil mis en terre et la pierre posée!....
Puis je trouverai bien quelque part un tronçon
De claymore et, gravant comme avec un poinçon,
Sur la tombe où sera tout ce qui reste d'elle
A tâtons j'ecrirai ce simple mot: Fidèle.
Zijn Les Jacobites, - waarvan ik, uit de door den uitgever Lemerre tot mijn beschikking gestelde ‘schoone bladen’, dit overzicht gaf - een drama, voldoende aan al de eischen van deze kunstsoort? Of is het werk niet veeleer een aangrijpend dramatisch gedicht, een reeks van schilderachtige en treffende dramatische tafereelen uit een romantisch tijdvak der geschiedenis van Schotland? Is er een held, om wien de ééne handeling zich schikt; of zijn het miet meer los samenhangende episoden, welke elk op zichzelf zich afwikkelen? Kan er van een hoofdpersoon in dit gedicht gesproken
| |
| |
worden, is die hoofdpersoon dan niet het ongelukkige Schotland, waarvan de blinde grijsaard en zijn tengere, dwepende Marie als de symbolen zijn?
‘Poëtisch in de hoogste mate, - dramatisch niet; een heldendicht vol schoonheden van den eersten rang - geen drama’, zullen velen oordeelen.
Over den indruk, dien het stuk bij de eerste voorstelling gemaakt heeft, loopen de berichten uiteen. ‘Een zeer groot en welverdiend succes’, schrijft Jules Lemaître in het Journal des Débats. ‘Le succes a été considérable’, zegt Vitu in le Figaro. Volgens Sarcey was het succes niet onbetwist. Het feuilleton, dat de criticus van le Temps aan Les Jacobites zal wijden, is, op het oogenblik dat ik dit schrijf, nog niet verschenen; toch sprak hij reeds van ‘des contestables et qui ont été contestées le premier soir.’
Wat echter ook het lot van het stuk als drama moge zijn, als gedicht, kleurrijk, verheven, aangrijpend, zal het onder Coppée's werken een eervolle plaats blijven innemen. Welk een vlucht neemt de dichter! Hoe weet hij voor de toewijding van de Schotten aan hun land de edelste, roerendste uitdrukkingen te vinden! Hoe fier en vol klinken die verzen, vaak als muntstukken uit het edelst metaal geslagen, en hoe sierlijk golven de lijnen van die lyrische gedeelten, waaraan het gedicht zoo rijk is! Het is een genot die verzen hardop te lezen; zij klinken als muziek, nu eens krachtig als uit koperen monden, dan weer zangerig teeder als van een snaren-instrument; - voor allen, die poëzie weten te waardeeren, a joy for ever.
J.N. van Hall.
|
|