De Gids. Jaargang 49(1885)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 333] [p. 333] Moderne sonnetten. (Modellen voor dichters, of die het worden willen.) I. Ik droomde dat ik droomen zou een droom, Een droomenreeks vol zoete 'erinneringen. Ach! aan mijn droomen louter tranen hingen, Als regendroppels aan der wolken zoom. Het mistig maanlicht gleed op aarde, loom; En bleek en bleeker werden alle dingen. Ik hoorde sterren litaneien zingen, En luide riep een stem mij: Wellekoom! O, Engel mijner droomen, wees gegroet! Gij hebt mijn ziel in uwe ziel gevangen; In tranen komt uw beeld mij tegemoet. Wat blonde bleekheid bloeit er op uw wangen!... Geen bitter lijden smaakte me ooit zoo zoet Als 't uwe, dat 'k vereeuwig in mijn zangen. [pagina 334] [p. 334] II. U heb ik lief als de eeuwge zwarte nacht, Als de echo van een nooit gekend verleden, Als blauwe bloemen in 't denkbeeldig Eden, Waarop mijn droevig harte eeuwig wacht. O mijne zoete zusterziele! zacht Komt gij, een bleeke schimme, toegetreden, En lispelt stille ruischende gebeden, Terwijl uw bleeke mond droefgeestig lacht. En 'k zie door dorre en dwarrelende blaân, Door 't schemerend en mistig maneglimmen, Gelijk een breed ontplooide witte vaan, Uw vale geest al hoog en hooger klimmen. Nog ééne droeve lach, en 't is gedaan - En gij smelt weg voor eeuwig aan de kimmen. Fortunio. (Kan tot in het oneindige worden voortgezet.) Vorige Volgende