De Gids. Jaargang 49
(1885)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grondwetsherziening en kiesregt.Het Comité der Liberale Unie heeft dezer dagen een advies uitgebragt omtrent de hervorming van het kiesregt bij de aanstaande, of laat ik liever zeggen toekomstige grondwetsherziening. Even als, volgens Walter Scott, de jonge dames plegen te doen, heeft het Comité de hoofdzaak gezet in haar postscriptum. Er moet namelijk bij de herziene Grondwet niet gevoegd worden een voorloopig kiesreglement; men moet enkel een beginsel neerleggen in een nieuw grondwetsartikel, en dan de uitwerking overlaten aan den gewonen wetgever, zoodat alles voorshands blijft op den ouden voet. Hoe het dan gaan zal, valt niet moeilijk te voorspellen; on voit cela d'ici. Tegen het eind van het eerste zittingjaar na de afkondiging van de herziene grondwet dient de Regeering een ontwerp van kieswet in, met een hoop staten en tabellen. De Kamer, wier leden over 't algemeen het stelsel waaronder zij zelve gekozen zijn in hun diepste binnenste nog zoo slecht niet vinden, onderzoekt in het tweede zittingjaar deze staten en tabellen met al den ernst en de nauwgezetheid die het belang der zaak vereischt. Dat onderzoek heeft ten gevolge dat de Kamer zich niet voldoende ingelicht verklaart, en zij vraagt nog méér staten en nog méér tabellen. De Regeering antwoordt, dat zij zich beijveren zal aan dit verlangen te voldoen; maar dat het een zaak van wijden omvang is, en dat zij dus op een paar maanden na niet zeggen kan wanneer zij klaar wezen zal. Zóó komt men het twééde jaar dóór. In het derde gebeurt er dan van twee dingen één: óf de Heeren zijn wél voor het beginsel, maar hebben onoverkomelijk bezwaar tegen de manier | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarop het in deze voordragt is uitgewerkt, ófte wel het Ministerie spat uitéén, niemand weet precies hoe, of precies waarom. En in dezen trant kan het spel voortgaan, zooals de koekoek in 't versje van Goethe, ‘met gracie, in 't oneindige.’ Wie deze voorstelling onwaarschijnlijk vindt, gelieve aan het lot van zooveel vorige kieswetontwerpen te denken; verder aan al de voorgedragen inkomstenbelastingen onder welken naam dan óók, en aan al de wetten die, volgens de Grondwet van 48, vóór Sept. 1850 moesten vóórgesteld worden, en waarvan de laatste eerst in 1876 in het Staatsblad kwam. ‘Maar juist de Kieswet,’ zegt misschien iemand, ‘die was er toch twee jaren na dato.’ Zeer waar, edoch zij werd niet aangenomen door de oude Kamers van vóór 48, maar door nieuwe Kamers, verkozen volgens een voorloopig kiesreglement; en bovendien, wij hadden toen niet enkel Thorbecke, maar ook een Thorbecki-aansche Kamer; en wat hebben we nu? Op deze wijze aangevat is er groote kans dat de herziening van het kiesregt een tegenhanger worde van de welbekende Paleiswet. Met grooten ophef aangenomen, staat die nu al tweeëntwintig jaar in het Staatsblad, en de eerste steen van het nieuwe Paleis voor de Staten Generaal moet nog worden gelegd; wordt het advies van het Comité gevolgd, dan zullen de ‘nieuwe’ Staten Generaal hoogstwaarschijnlijk hunne eerste vergadering kunnen besteden aan de plegtstatige inwijding van dat nieuwe Paleis. Wat de zaak zelve betreft, vertrouwt het Comité den gewonen wetgever maar half, en stelt het hem daarom zekere regelen waaraan hij zich bij zijne kieswet zal moeten houden; al geeft het hem tevens in effecte een vrijbrief, om de geheele regeling in het onbepalde uit te stellen. En hoeveel beteekenen dan nog die regelen? De wetgever zal het kiesregt moeten afhankelijk maken van de huurwaarde der woning, en die nergens lager dan 50 gl. noch hooger dan 200 gl. bepalen. Een weinig nadenken leert, dat de gewone wetgever dus van het geheele kiesregt precies kan maken wat hij wil. Vooréérst toch, hoe zal de wetgever komen tot de twee uiterste punten van zijn schaal? Zal hij eenvoudig de taxatie der huurwaarde aannemen zoo als die bestaat voor het personeel of voor de grondbelasting, of een geheel nieuwe taxatie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevelen, enkel met het oog op het kiesregt? Dat er een tal nieuwe taxaties zal moeten gedaan worden voor gemeubelde kamers en voor perceelen die door meerdere gezinnen bewoond worden, dit erkent het Comité zelf. Zal nu niet de wetgever, als er tóch zooveel nieuwe taxaties in 't vooruitzigt zijn, er toe komen om een algemeene taxatie vóór te schrijven van heele en gesplitste perceelen in onderling verband? Als 't nog een jaar of wat aanloopt, zullen er bovendien natuurlijk zijn die beweren, dat de taxatie voor de grondbelasting óók al verouderd is, en dat er dus voor de regeling van 't kiesregt een heel nieuwe taxatie moet wezen. En daar die taxatie van geen invloed hoegenaamd wezen zal op het cijfer van belasting, ontbreekt de krachtigste waarborg voor nauwgezetheid. De schaal kan in haar geheel, ligt een gulden of twintig naar boven of naar beneden geschoven worden. Van hoe grooten invloed dit aan de benedenzijde wezen kan, weet ieder die maar in 't geringste met belastingzaken in aanraking geweest is. In 't kanton gulpen b.v. - om mij tot één enkel plattelandsdistrict te bepalen, - waren in 1876 (bij de taxatie voor de grondbelasting) 5001 gebouwde eigendommen, waarvan 727 boven de 60 gl.; 200 van 50-60, en 299 van 40-50 gl. Als ergens, dan zou in deze Limburgsche gemeenten het grondwettig minimum van 50 gl. moeten genomen worden; en ieder ziet nu hoeveel het scheelt of men daar de taxatie 10 gl. hooger of lager stelt dan die van 1876. Het administratief gezag kan daar 200 kiezers doen wegvallen, of er 300 bijbrengen, enkel door den geest waarin de taxatie geleid wordt. Maar al houdt hij zich aan de bestaande taxatie, zal de wetgever dan toch wel ergens het minimum van huurwaarde aannemen? Dit is evenmin zeker als dat hij ergens tot het maximum van 200 zal gaan. Hij kan, zoo hij wil, een uniforme huurwaarde aannemen voor de steden, en een andere voor 't platte land; ja zelfs één zelfde cijfer voor 't heele rijk; de toelichting van het Comité zal hem niet binden. Hij kan ook tusschen 50 en 200 gl. voor de verschillende gemeenten een groot aantal verschillende cijfers aannemen, en zoodoende een nog veel bontere verscheidenheid van kiesbevoegdheid invoeren dan wij nu al hebben met den census; en hij kan die reeks door alle guldentallen heen doorvoeren van 50 tot 200 gl., telkens met een paar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gulden verschil, of beginnen met 50 en eindigen b.v. bij 100, of wel beginnen b.v. bij 100 en eindigen bij 200. Het komt neêr op de kiesbevoegdheid naar plaatselijke gesteldheid, die sedert jaren al zoo dikwijls veroordeeld is, alleen maar dat het nog een beetje slechter wordt. Waar het toe leiden zal, tenzij de menschheid onder de nieuwe Grondwet op eenmaal veel argeloozer wordt dan ze zich tot nu toe deed kennen, dat ligt voor de hand: tot een politiek geknoei zonder weêrga; gelijk trouwens het stelsel van het Comité onder alle bekende kiesstelsels zijn weerga nog vinden moetGa naar voetnoot1). Wij zouden er even eenig in ons soort mêe wezen als vroeger met ons breed spoor op de spoorwegen en er even weinig plezier van hebben. De tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken heeft reeds vóór jaren opgemerkt ‘dat bij eenige leden der Kamer het begrip van geschiktheid der kiezers in hooge mate beheerscht werd door de meening omtrent de genegenheid om die leden of hunne vrienden te kiezen,’ en hij deed dit naar aanleiding van een discussie, waarin met groote hardnekkigheid gevochten werd om een census van twee gulden meer of minder in een plattelandsdistrict. Hij heeft dus, zeer natuurlijk, nu hij de huurwaarde als grondslag voor het kiesregt aanneemt, naar een middel omgezien om althans aan dat schromelijke geknoei te ontkomen. Als nu zulk een scherpzinnig en ervaren staatsman er niets anders op heeft kunnen vinden dan een hulpmiddel dat nog eigenlijk door niemand is verdedigd, dan mag men de vraag wel eens herhalen, of zijn heele grondslag wel bruikbaar is. Op het eerste gezigt heeft die grondslag veel dat bekoort, maar, zooals mijn geachte collega in de grondwetcommissie, de hoogleeraar Buys, al in dit TijdschriftGa naar voetnoot2) te kennen gaf, van hoe nader bij men het denkbeeld beziet hoe minder men het er meê op heeft. De Regeering wil, zooals bekend, het vraagstuk oplossen door een regel van drieën. Men neemt de gemeenten, waarin voor de huurwaarde het laagste cijfer is aangenomen, en ziet hoeveel kiezers dat dáár geeft; vervolgens bepaalt men voor de andere gemeenten het cijfer der huurwaarde zoodanig, dat er naar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
evenredigheid van de bevolking overal ongeveer evenveel kiezers komen. Ik laat al de bezwaren dáár die van verschillende zijden tegen dit voorstel zijn ingebragt; er valt, dunkt mij, weinig op af te dingen. Op één punt vestig ik toch nog de aandacht. De Regeering bereikt haar doel, om aan politieke kansrekening te ontkomen, niet dan hoogst gebrekkig. Ik neem tot voorbeeld, de twee Limburgsche kantons Heerlen en Gulpen, te zamen tellende 26 gemeenten met 43000 zielen, en hebbende thans ongeveer 1100 kiezers voor de Kamer en 2000 voor den gemeenteraad. De schatting van 1876 geeft hier 1767 perceelen boven de 50, 1375 perceelen boven de 60 gl. huurwaarde, op een totaal van 10106 perceelen. In die kantons gaat men stellig niet te laag als men de huurwaarde op ƒ50 stelt, want dan krijgt men 1537Ga naar voetnoot1) kiezers voor de Kamer, dus nog bijna 500 minder dan er nu al zijn voor den gemeenteraad. Naar die evenredigheid (3½ % van de bevolking) komen er te Amsterdam 11800 kiezers. De wetgever nu, die dit resultaat zou willen vermijden, verhoogt eenvoudig de som der vereischte huurwaarden voor de Limburgsche gemeenten b.v. tot 60 gl. Dan krijgt men dáár 1197 kiezers of omtrent 2¾ %, en raakt men tevens onder de hand te Amsterdam 2500 kiezers kwijt. Men ziet hoe hier alles afhangt van de som die men als minimum aanneemt, en van de combinatie van gemeenten waarvan men zijn uitgangspunt neemt. Iemand, die, zoo als men zegt, uitgeslapen is, die al de statistieke gegevens vóór zich heeft, en die er den tijd toe neemt, kan zoodoende met het kiesregt goochelen zoo als hij wil. Waarin ligt de fout? De Minister heeft zijn hulpmiddel ontleend aan wijlen den heer Luijben, die bij de beraadslaging over de kieswet van 50 iets dergelijks besproken, maar niet in een voorstel geformuleerd heeft. Die afgevaardigde sprak intusschen in geheel andere omstandigheden. Men had nu eenmaal een Grondwet, die naar plaatselijke gesteldheid verwees; men had in elke gemeente belastingcijfers die, geheel onafhankelijk van de kieswet, voor ieder ingezeten al vaststonden, en eindelijk men had vóór zich een ontwerp van kieswet dat al van een minimum census van 20 gl. uitging. In die omstan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
digheden was zijn denkbeeld misschien een zeer vernuftig middel om aangaande die plaatselijke gesteldheid aan een eind te komen; maar bewijst dit dat het goed is om nu, terwijl men geheel vrij is, op nieuw een grondslag van plaatselijke gesteldheid aan te nemen die zulk een hulpmiddel noodig maakt, en dat nog wel de huurwaarde, die nog oneindig meer voor kunstmatige manipulatie vatbaar is dan een belastingcijfer? Het denkbeeld van den heer Luijben was bovendien dadelijk praktisch uitvoerbaar; maar dat van de Regeering kan niet, zonder méér, op een kiesbevoegdheid naar huurwaarde worden overgebragt. Het bedrag van ieders aanslag in de directe belastingen is bekend; men weet voor iedere gemeente hoeveel er zijn, die méér dan b.v. 50 gl. of 100 gl. betalen, en men kan dus onmiddellijk zeggen hoe hoog men in iedere gemeente den census moet nemen, om een bepaald aantal kiezers te krijgen. Neemt men daarentegen een grondslag van huurwaarde, die niet is de getaxeerde huurwaarde voor het personeel, dan raakt men voor de grootere steden in een moeilijkheid waar men niet uit kan. Het gebruik om met vele gezinnen in één huis te wonen, zoo als dat in het buitenland het geval is, neemt in onze groote steden meer en meer toe; zoo zijn er in Amsterdam b.v. tegen ongeveer 27000 gebouwde perceelen 66000 woningen; - deels natuurlijk geheele huizen, maar voor een groot deel gedeelten van huizen. Neemt men nu voor het kiesregt de bestaande huurwaarde volgens de personeele belasting, dan kan men natuurlijk vrij nauwkeurig vooraf bepalen, hoeveel kiezers een bepaald cijfer van huurwaarde geven zal; maar wil men dit niet doen, wil men b.v. de huurwaarde voor de grondbelasting nemen, zooals de Regeering schijnt te bedoelen, dan weet men dit te voren niet, omdat die gedeelten van woningen voor de grondbelasting niet afzonderlijk getaxeerd zijn. Men kan derhalve geen cijfer van huurwaarde voor Amsterdam in de nieuwe kieswet vóórstellen, omdat men niet weet hoe hoog of laag men dat stellen moet, om te Amsterdam ongeveer evenveel percent kiezers te krijgen als te Gulpen of Heerlen. In 't stelsel van de Regeering kan dus een nieuwe kieswet zelfs niet ééns voorgedragen worden, voordat al die afzonderlijke woningen het heele land dóór zijn getaxeerd. Mijn voorbeeld van Gulpen en Heerlen is nog in een ander opzigt leerzaam. Het Comité wil de zaak zóó inrigten dat de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wetgever in de toekomst vrij zij om ‘bij toenemende politieke ontwikkeling of gewijzigde maatschappelijke toestanden, trapsgewijze het peil der huurwaarde dat kiesbevoegdheid geeft te verlagen, en alzoo de grenzen der kiesbevoegdheid zelve uit te zetten.’ En nu geven deze eerste beste kantons die ik opsla, zonder ze uit te zoeken, een zonderling resultaat. Zelfs bij het minimum van huurwaarde dat het Comité voorstelt krijgt men daar 25 percent kiezers minder dan er nu al zijn voor den gemeenteraad, en verder kan men het nooit brengen, want men staat al aan de uiterste grens. Voor een grondwettige bepaling, die heet elastiek te moeten wezen en ontwikkeling te moeten toelaten, lijkt dit toch wel minder geschikt. Het Comité, zoo blindelings het cijfer van het regeerings-ontwerp overnemende, heeft zich de zaak wel wat gemakkelijk gemaakt. In 't algemeen kan men zeggen dat de tegenwoordige kiezers voor den gemeenteraad nergens blijk hebben gegeven van ongeschiktheid; zij hebben gekozen hier in deze en dáár in gene rigting, maar nergens in een geest die de openbare orde in het minste gevaar bragt, of de grondslagen van onze maatschappelijke inrigtingen in het geringste bedreigde. Aan die kiezers kan dus het kiesregt voor de Staten-Generaal al reeds dadelijk gerust worden toegekend, zelfs volgens het bekende kenmerk van Thorbecke; ja nog veiliger misschien juist voor de Staten-Generaal dan voor den gemeenteraad. Het zonderlinge verband dat de tegenwoordige Grondwet tusschen die twee kiesbevoegdheden legt, - de census voor den gemeenteraad juist de helft van dien voor de Kamer - heeft bij velen onder ons een soort van onbestemde voorstelling in 't leven geroepen, alsof een gemeenteraadskiezer maar half zoo knap, of half zoo ontwikkeld, misschien zelfs maar half zoo onafhankelijk hoeft te wezen als een kiezer voor de Kamer; en dit werkt onwillekeurig bij sommigen ook nu nog terug, bij het beoordeelen van de voorstellen tot uitbreiding van de kiesbevoegdheid voor de Staten-Generaal. - ‘Als er al zóóveel bijkomen, voor de Kamer, wat zal het dan wel geven voor den Gemeenteraad!’ Daarom kan niet genoeg worden herhaald, dat zoowel in het voorstel der Staatscommissie als volgens dat van de Regeering, dit verband is opgehevenGa naar voetnoot1). Voor mij persoonlijk zou ik het vol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strekt niet verkeerd vinden, voor het kiesregt voor den gemeenteraad voorwaarden te stellen, die het eenigzins meer beperkten, zoo als b.v. een zekere duur van inwoning, en het betalen van een zekere som in gemeentelijke belastingen. Zelfs in een land van algemeen stemregt als Frankrijk zijn er minder kiezers voor de gemeenteraden dan voor de Kamer. Men klaagt over de steeds klimmende uitgaven, en de daardoor onvermijdelijk geworden vermeerdering van belastingen; een ieder kan op zijn eigen belastingbiljet nagaan, hoeveel hij in directe belasting betaalt ten behoeve van den Staat en van de Gemeente. Maakt hij dan op zijn biljet van personeele belasting de behoorlijke splitsing, dan vindt hij dat van iedere 12 gl. hoofdsom en rijksopcenten ƒ9.60 gaat aan de gemeente, waarbij nog komen de gemeenteopcenten, en dán nog de hoofdelijke omslag, terwijl er voor het rijk bijkomt de grondbelasting en de patentbelasting, voor zoover hij daarin is aangeslagen. Als slotsom zal menigeen tot het resultaat komen dat hij twee à driemaal zooveel betaalt aan de Gemeente als aan het Rijk. Even als overal in Europa is ook bij ons de ontzettende vermeerdering van plaatselijke uitgaven en plaatselijke schulden een verschijnsel dat ernstige overweging verdient. Dat in deze omstandigheden waarborgen noodig kunnen zijn tegen opdrijving van uitgaven onder den invloed van kiezers die toch geen blijvend belang bij de gemeente hebben en morgen misschien aan het andere eind van het land zitten, zoodat zij er geen cent toe bijdragen, behoeft geen uitvoerig betoog. De vraag is intusschen van ingewikkelden aard; ik bepaal mij tot deze enkele aanduiding en keer tot ons onderwerp terug. Wil men volstrekt huurwaarde tot grondslag nemen van kiesbevoegdheid voor de Kamer, dan moet men doen wat overal elders gedaan is waar men zoo'n grondslag heeft; dan moet men een uniforme huurwaarde nemen voor de steden, en een andere eveneens uniforme voor 't platteland. Het Comité noemt dit het Engelsche stelsel, en schijnt van meening dat het dáár anders werkt dan het hier werken zou, omdat de historische en economische ontwikkeling van de landen verschillen. Dat stelsel, waarop in 1832 het Engelsche kiesregt in hoofdzaak gegrond werd, heeft dáár, totdat men het in 1867 voor de steden en in 1884 voor het platteland liet varen, even zoo gewerkt als het bij ons zou doen, en de gevolgen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gehad die het Comitê hier blijkbaar wenscht te vermijden; de huurwaarden van huizen en de pachtwaarde van landerijen loopen in Engeland zeker niet minder uit elkander dan hier. Maar dat was juist de reden waarom de uniforme huurwaarde tot grondslag van het kiesregt genomen werd. Hier is men er op uit in alle districten zooveel mogelijk een zelfde soort van kiezers te hebben, op een gelijk peil van ontwikkeling en maatschappelijke positie; en in de hoop van dit te bereiken doet men den census wisselen van 't eene district op het andere; in Engeland zag men daarentegen het ideaal van een kiesstelsel niet in éénvormigheid maar in verscheidenheid, en nam men juist dáárom overal dezelfde huurwaarde, om door de ongelijkmatige werking van dat cijfer in de verschillende districten kiezerscollegies van uitéénloopend karakter te verkrijgen. Op die wijze, meende men, zouden de verschillende maatschappelijke belangen en standen het meeste kans hebben om behoorlijk tot vertegenwoordigingGa naar voetnoot1) te komen. Men koos dus den grondslag van huurwaarde niet ofschoon maar juist omdat hij in de verschillende districten verschillend werkte; en in die orde van denkbeelden was hij dan ook zeer geschikt, en des te geschikter omdat aan de uniforme huurwaarde niet de overwegende bezwaren van politieke kansrekening en manipulatie verbonden zijn, die men bij een wisselende huurwaarde naar plaatselijke gesteldheid niet kan vermijden. Toen evenwel in den loop van 35 jaren de denkbeelden omtrent kiesregt en vertegenwoordiging zeer waren gewijzigd; toen men op 't voetspoor van het vaste land begon te streven naar uniformiteit én van kiezers, én van kiesdistricten en van evenredigheid tusschen vertegenwoordiging en bevolking, toen wijzigde men toch den grondslag van de huurwaarde niet; men ging niet over van de uniforme huurwaarde tot een huurwaarde met een schaal; op dat onpraktische denkbeeld kwam in Engeland geen sterveling. Men wierp doodeenvoudig de geheele huurwaarde overboord. Dit deed men voor de steden in 1867 en voor 't platteland in 1884; met dat gevolg dat, zoo als de Hr. Gladstone officieel als Hoofd van het kabinet verklaardeGa naar voetnoot2), meer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan ⅚ van het tegenwoordig kiezerspersoneel zijn regt uitoefent, onafhankelijk van eenig cijfer van huurwaarde, zuiver op den grondslag van het hebben van een woning en betalen van belasting. Van het overblijvende minder dan ⅙ moeten afgetrokken worden al degenen die kiesregt hebben op oude grondslagen, door de reformacte van 1832 blijvendGa naar voetnoot1) bestendigd, en wat er dán overschiet is het getal kiezers die er nog zijn op den grondslag van huurwaarde ingevolge de act van 1832 en latere wijzigingen; en zelfs voor deze is dat regt afhankelijk van het aangeslagen zijn (en betaald hebben) in de belasting; en zij zouden er in 't geheel niet meer zijn, zoo men niet in Engeland bij de kieswetten uitging van een ander denkbeeld dan men op 't vasteland pleegt te doen. Men regelt daar niet telkenmale het geheele onderwerp op nieuw, maar men voegt nieuwe kiesregten aan de reeds bestaande toe. Ik sta bij het Engelsche kiesregt hier nog een oogenblik stil, omdat daaromtrent hier te lande zulke averegtsche voorstellingen heerschenGa naar voetnoot2), terwijl men zich toch op die voorstellingen beroept, om ons een stelsel aan te bevelen dat bovendien, al had Engeland zijn grondslag van huurwaarde behouden, nog niet eens het Engelsch stelsel wezen zou, maar heel iets anders; omdat, zooals ik reeds zeide, het Engelsche stelsel stond en viel met de uniforme huurwaarde; omdat dat stelsel een resultaat beoogde dat men hier niet wil; en omdat datgene wat men hier door de huurwaarde met een schaal wil bereiken, juist dát is, wat men in Engeland wilde voorkomen. De reformacte van 1832 (2 W. 4, c 45) bestendigde een aantal oude kiesregten die hier niet ter zake doen, maar voerde vooral een nieuw kiesregt in, dat tot 1867 als het normale Engelsche kiesregt kan worden beschouwd, en verreweg de meeste kiezers omvatte. 1o. In de stedenGa naar voetnoot3) zou iedereen kiezer zijn die als huurder of eigenaar eenig gebouw in gebruik had, van een jaarlijksche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
huurwaarde van 10 £, (120 gl.), mits dat gebruik telken jare minstens een jaar vóór den laatsten Julij geduurd, en hij zelf zes maanden in de stad of binnen de zeven mijlen buiten de stad had gewoond (voor de City van London 25 m.); en mits hij niet alleen betaald had de armenbelasting, maar ook de rijkshuisbelasting. Men ziet, dat dit kiesregt niet steunt op bewoning. Men hoeft slechts te zijn occupier, niet inhabitant occupier; en op dien grond zal b.v. een koopman, die buiten de stad op een villa, woont, maar die zijn winkel, zijn pakhuis of zijn kantoor in stad heeft, een stem uitbrengen in de stad, mits dat gebouw (al was het ook maar een stal) 10 £ huur doet, en de belastingen betaald zijn. Hij zal dan ook nog, als zijne villa of zijn optrekje in een ander kiesdistrict ligt, dáárvoor stemmen in dat andere district. Ook de Redistribution act van dit jaar heeft dit meervoudig stemregt behouden, met uitzonring van het ééne geval dat een stad in kiesdistricten verdeeld is. 2o. ten platten landeGa naar voetnoot1) werd vooreerst het kiesregt van eigenaarsGa naar voetnoot2) in eenige gevallen beperkt en verder kiesregt toegekend aan: a). CopyholdersGa naar voetnoot3) die eene copyhold van 10 £ 's jaar's bezitten. b). huurders voor de nog niet verloopen jaren van eene huur, die oorspronkelijk voor minstens 60 jaar was aangegaan, ter huurwaarde van minstens 10 £ 's jaars. c). huurders als boven, indien de oorspronkelijke duur minstens 20 jaar was; mits de jaarlijksche huurwaarde minstens 50 £ is. In deze drie gevallen was het niet noodig dat de geregtigde het land of huis in persoon exploiteerde of gebruikte. Huur op langen termijn (leasehold) is in Engeland een soort van zakelijkregt, dat men verkoopen kan, en waarvoor successieregt wordt betaald. d). Huurders op welken termijn dan ook, van land ter waarde van 50 £ 's jaars; maar onder beding dat het land aan éénen eigenaar toekomt, en de huurder het zelf exploiteertGa naar voetnoot4). In geen van deze gevallen werd aanslag in of betaling van belasting vereischt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noch voor gebouwen in de steden (ofschoon betalen van belasting dáár wél een vereischte was), noch voor het land of de gebouwen ten platten lande werd door huurwaarde verstaan de getaxeerde huurwaarde voor de belasting, maar de werkelijke huurwaarde volgens de afwisselende tijdsomstandigheden, waarop telken jare bij het opmaken van de kiezerslijsten kon worden teruggekomen; en de beslissing berustte niet bij het admistratief gezag, maar bij speciale beambten, telken jare op nieuw te benoemen door een lid van het geregtshof de court of King's benchGa naar voetnoot1), voor het ressort waarin hij de assises presideerde. Bovendien werd bepaaldGa naar voetnoot2) dat in de steden ieder bruiker het regt zou hebben te eischen dat hij persoonlijk in de armenbelasting voor zijn perceel zou aangeslagen worden, onverschillig of de eigenaar tevens voor die lasten aansprakelijk was of niet, en dat hij in dat geval, mits den aanslag betalende, daarvoor het kiesregt verkrijgen zou, altijd natuurlijk als het perceel de vereischte huurwaarde had. Dit zag op een gebruik dat in omtrent 156 stedenGa naar voetnoot3) bestond, volgens hetwelk de plaatselijke armbesturen een overeenkomst sloten met den eigenaar van kleineGa naar voetnoot4) woningen. Deze stelde zich aansprakelijk voor de geheele belasting, en betaalde die, hetzij de huizen leeg stonden of niet; de ontvanger van de belasting bleef dus 1o. buiten aanraking met een aantal kleine huurders en had maar met één persoon te doen; 2o. had hij geen vrees voor kwade posten; en 3o. kreeg hij geld ook voor de tijden waarover eigenlijk geen belasting verschuldigd wasGa naar voetnoot5). Voor dit alles verleende men den huisheer een remissie, die gemeenlijk van 15 tot 25 percent beliep. Tot in 1835 hadden wij iets dergelijks voor de personeele belasting voor huisjes die ⅔ remissie hadden; met dit onderscheid dat bij ons het geheele land dóór de eigenaar bij de wet zelve aansprakelijk was gesteld, terwijl in Engeland de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaak enkel bestond in die steden waar de plaatselijke besturen het wilden, en voor zoover de eigenaars er zich toe lieten vinden. Volgens de Reformacte moest de bruiker alsdan de volle belasting betalen; eene latere acte van 3 Julij 1851 bepaalde dat hij ter bekoming van het kiesregt kon volstaan met de verminderde belasting die zijn huisheer voor hem zou betaald hebbenGa naar voetnoot1). Zulke huurders of bruikers heeten compound householders. Aldus bleef in hoofdzaak het kiesregt bestaan tot 1867. Onder de verschillende projecten tot wijziging moet evenwel op dat van 1866 gelet worden, na den dood van Lord Palmerston door het Ministerie Russell ingediend. Het bestaande stelsel bleef daarbij in beginsel onaangeroerd; verruiming van 't stemregt werd bijna geheel in verlaging van het cijfer der huurwaarde gezocht. Hoe koud die vreesachtige halve maatregel het geheele land liet, en tot hoe ellendig een einde hij kwam, kan ieder nalezen in de dagbladen van dien tijd. Het punt waarop aan 't Ministerie de genadeslag toegebragt werd, was juist de berekening van de huurwaarde. De Regeering was blijven vasthouden aan de werkelijke, naar de waarde, van den dag; daartegenover werd, ook door aanhangers van 't Ministerie, het beginsel gesteld, dat als huurwaarde alleen dat cijfer in aanmerking komen zou, waarnaar het bedrag der belasting geregeld wordt; de franchise zou niet meer zijn eene rental, maar eene rating franchise. Ten opzigte van 't platteland verloren de tegenstanders het, maar voor de steden wonnen ze hun pleit (amendement Dunkellin) en het Ministerie trad af. De hoofdzaak was hier niet dat de belastinghuurwaarde eenige percenten onder de tot nu toe gebruikelijke bleef; - daaraan kon natuurlijk door een geringe wijziging in het cijfer dier huurwaarde worden tegemoet gekomen; maar het hoofdargument was dit, dat bij een taxatie enkel ten behoeve van kiesregt elke waarborg tegen verkeerde praktijken ontbreekt, en dat zoodanige waarborg voor een juiste taxatie alleen te vinden is in de tegenstrijdige belangen van de schatkist en den belastingschuldige; - hetzelfde dus, wat ik in mijn opstel over het kiesregt in den Tijdspiegel van Oct. 1884 breedvoerig heb uitééngezet. Op de toen gevallen beslissing poogde niemand in Engeland | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terug te komen, en het Kabinet Disraëli nam dan ook de belastinghuurwaarde al dadelijk in zijn éérste ontwerp van 1867 tot grondslag, en dat niet alleen voor de steden maar ook voor het platteland. Spoedig bleek het intusschen dat de publieke meening door geen plan zou worden bevredigd, dat enkel op verlaging van het cijfer der huurwaarde berustte, en daarop kwam het Ministerie in de zitting van 18 Maart 1867 tot de merkwaardige verklaring, dat het voor de steden het cijfer van de huurwaarde geheel en al loslietGa naar voetnoot1); aldaar zou iedereen kiezer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn, die als bewoner van een huis in de armenbelasting was aangeslagen en zijn belasting had voldaan; en zulks zonder acht te slaan, hetzij op het bedrag van de huurwaarde, hetzij op dat van de belasting. Hierbij werd als verdere voorwaarde gevoegd: 1o. dat hij twee jaren in het huis moest gewoond hebbenGa naar voetnoot1), en 2o. dat hij persoonlijk moest aangeslagen zijn. Over dit laatste beding ontstond een hevige strijd. Vooreerst werd daardoor het kiesregt ontnomen aan een tal van lieden die het tot nu toe bezaten, tenzij ze zich een geldelijke opoffering wilden getroostenGa naar voetnoot2). Sedert 1852 kon de boven besproken compound householder kiesregt krijgen tegen betaling van het verminderd bedrag dat de huisheer voor hem zou betaald hebben; voortaan zou hij het volle bedrag moeten betalen. - Liet hij de betaling aan. zijn huisheer over, dan profiteerde hij wel van de vermindering van 25 % maar dan verloor hij zijn kiesregt. Ten andere: de nieuwe kiezers die men op het oog had waren wel voor twee derden zulke compound householders; de zoogenaamde uitbreiding van 't kiesregt werd dus grootendeels een schijnvertooning. Dit alles gaf aanleiding tot uiterst verwarde beraadslagingen en overleggingen in en buiten het Parlement; en de verwarring was er niet minder om, omdat de meeste menschen van de zaak zoo goed als niets begrepen. In Engeland, even als hier, hebben de minsten er plezier in, zich in drooge belastingwetten te verdiepen; het is veel gemakkelijker en aangenamer, wel- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sprekende redevoeringen te houden over algemeene beginselen.Ga naar voetnoot1) Ten slotte hakte de Regeering den knoop op onverwachte wijze dóór. Zij schafte het heele stelsel van accordeeren voor belasting geheel en al af. Voortaan zou iederéén persoonlijk aangeslagen worden voor het volle bedrag van de belasting, maar hij zou, als de woning gehuurd was vrij van belasting, ook het volle bedrag aan den eigenaar op de huur mogen korten. Op die manier werden de huisbazen het kind van de rekening, en zóó komt het dat eene gewigtige bepaling, die in een belastingwet t'huis hoort, te vinden is in een kieswetGa naar voetnoot2). Deze regeling voldeed intusschen in de praktijk zeer slecht; de huurders, die gewend geweest waren hun belasting ongemerkt in hunne huur te betalen, verklaarden, doorgaans in zeer sterke en dikwijls in zeer onheilige bewoordingen, dat ze niet konden en niet wilden en niet zouden betalen; in Birmingham alleen had men in één jaar 21000 dagvaardingen; de besturen klaagden dat ze hun belasting niet binnen kregen; de huisbazen schreeuwden dat ze 25 percent verloren; - men ontdook de bepalingen op alle mogelijke en onmogelijke manieren; in één woord de toestand werd onhoudbaar. In 1869 maakte men dan ook gebruik van de herziening eener wet op de armenbelasting om te bepalen, dat voor huizen beneden zekere huurwaarde met den eigenaar zou kunnen geaccordeerd worden voor die belasting; dat hem daarbij hoogstens 25 % rabat zou kunnen worden toegekend, en dat de betaling van dat verminderd bedrag door den eigenaar beschouwd zal worden als betaling van het volle bedrag door den huurder, ‘in alle gevallen waarin kiesregt, voor zoover belastingGa naar voetnoot3) betreft, berust op het betalen van die belasting.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En zóó komt het, dat een gewigtige bepaling omtrent het kiesregt gevonden wordt in een armenwet. Boven en behalve deze hoofdklasse van nieuwe kiezers, wier regt onafhankelijk is van het bedrag hunner huurwaarde, maar berust op het wonen in een huis of afzonderlijk deel van een huisGa naar voetnoot1) en betalen van bela0sting, werd nog een categorie van kiesbevoegden ingevoerd. Het waren de lodgers, bewoners van al of niet gemeubelde kamers, zonder eigen huishouding. Voor dezen kon natuurlijk geen aanslag in de belasting als kenmerk worden aangenomen en was men gedwongen het kenmerk van huurwaarde te behouden, en wel 10 £ (120 gl.) 's jaars, ongemeubeld; maar hier hield men toch het beginsel van uniforme huurwaarde vast, evenals men dit deed voor de huurwaarden ten platten lande. Voor 't platteland, behield de Acte van 1867 namelijk het stelsel van huurwaarde der reformacte van 1832, alleen met een doorgaande sterke verlaging. Op twee punten evenwel week men van die Acte af. Vooreerst stelde men hier in plaats van de gemiddelde jaarlijksche huurwaarde de getaxeerde huurwaarde voor de belasting, in overeenstemming met het boven aangehaalde amendement Dunkellin; en ten andere voegde men daaraan toe het vereischte van aanslag in en betaling van de armenbelasting, dat vroeger enkel voor de steden gegolden had. In 1884 evenwel is het radicaal van kiezer voor de steden in zijn geheel overgebragt op het platteland in de drie Rijken, en op de steden in Ierland waar het nog niet had gegolden, en is daaraan nog een klasse bijgevoegd voor ambtenaren en geëmploijeerdenGa naar voetnoot2) die vrijwoningGa naar voetnoot3) hebben, onder bepaling dat de aanslag in de armenbelasting, waar die niet ten hunnen name mogt wezen, ten opzigte van het kicsregt geacht zal worden te hunnen name te zijn geschied en door hen te zijn voldaan (sect. 9 § 8). In beginsel is dit zeer juist, want de vrijwoning | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is feitelijk een deel van het inkomen van den beambte of geëmploijeerde; het komt op hetzelfde neer als of hij zooveel hooger loon trok, en voor 't verschil zijn woning van zijn werkgever huurde; - en op die huur heeft natuurlijk het al of niet vrij zijn van belasting zijn invloed. Hetzelfde kan gezegd worden van ieder die op kamers woont; zóó iemand betaalt feitelijk zijn aandeel in de belasting in zijne huur. De Engelsche wet die het betalen van belasting als vereischte aanneemt, is dus niet inconsequent als zij bij den huurder van zoodanige kamers daarvan afziet. Het Comité daarentegen, dat het betalen van belasting niet eischt, maar toch in iedere gemeente één cijfer van huurwaarde voor de bewoners van huizen en van kamers aanbeveelt, is inconsequent, want in de kamerhuur is de belasting begrepen, in de huishuur niet. Hiermede stap ik van het Engelsche stelsel afGa naar voetnoot1), in de hoop dat men het nu in couranten, opstellen en adviezen niet meer gebruiken zal om het stelsel van huurwaarde met een schaal aan te bevelen, dat er niets naar gelijkt. Dat Prof. de Louter het Engelsche stelsel niet heeft gevat, is zeer te verschoonen; één mensch heeft niet tijd voor alles; de geachte hoogleeraar verwijst dan ook niet naar de Engelsche kieswettenGa naar voetnoot2), die hij blijkbaar nooit gelezen heeft. Had hij aan die lectuur een honderdste deel van den tijd kunnen wijden, dien hij met zooveel vrucht en tot nut van zoovelen aan de studie der Indische Staatsbladen heeft besteed, dan zou hij zeker anders hebben geschreven dan hij in zijn bovenvermeld opstel gedaan heeft, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en in het boekje van Mc Carthy ook niet het omgekeerde hebben gelezen van wat er toch zoo duidelijk in staat. Wanneer men evenwel in een serieus Staatsstuk als de memorie van toelichting op het Ontwerp van Grondwetsherziening de woorden leest: de Regeering ‘wenscht het minimum van de vermoedelijke gegoedheid naar de huurwaarde der woning te bepalen, die iemand krachtens zakelijk of persoonlijk regt zelf gebruikt. Het kiesregt in Groot-Britannië berust bijna geheel op dezen grondslag’Ga naar voetnoot1) dan is men wel wat verwonderd. Voor ⅚ der kiezers doet, zooals men ziet, de huurwaarde er niets toe; voor 't overige ⅙ is deels eigen gebruik geen vereischte (sommige klassen freeholders van vóór 32), en voor wat er dán overschiet geeft land zonder woning evenzeer kiesregt als een woning zonder land; terwijl bovendien ten eenenmale over 't hoofd wordt gezien, hoe door de vervanging van het uniforme cijfer door eene schaal de geest en werking van het stelsel geheel en al worden veranderd. Wat inderdaad nagenoeg het Engelsche stelsel is, dat is het bekende voorstel van den heer van Houten, om kiesregt toe te kennen aan iedereen die in een huis of gedeelte daarvan woont, waarvoor personeele belasting betaald wordt. Dat voorstel omvat ook de bewoners van de huisjes van geringe huurwaarde, die ⅓ of ⅔ remissie van belasting hebben. Zij komen overeen met die Engelsche compound householders, die kiezers zijn al betalen ze 25 % minder dan den vollen aanslag, en voor wie sedert 1869 krachteloos geworden is de bepaling van sect. 3 no 4 der Reformacte van 67, dat men in de belasting even veel naar evenredigheid moet betalen als de overige belastingschuldigenGa naar voetnoot2). Het denkbeeld van den heer van Houten is in beginsel hetzelfde, dat door mij in de Grondwetscommissie is voorgedragenGa naar voetnoot3), alleen gaat hij verder dan ik deed, omdat hij alle betalers in het personeel opneemt en ik alleen hen die het volle bedrag betalen, of ongeveer 180000 minder. Hij geeft het Engelsche stelsel terug met de wijziging van 1869; ik ga niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verder dan de oorspronkelijke Acte van 1867. Het achtste stuk der ‘Bescheiden betreffende de Geldmiddelen’ dat mij in 1883 nog niet ten dienste stond, stelt mij nu in de gelegenheid de uitkomsten van de twee voorstellen eenigzins nauwkeuriger aan te geven dan toen ik mij met de statistiek der gebouwde eigendommen van 1876 behelpen moest. Even als in mijn vorige opstel neem ik eenerzijds de voormalige steden plus Enschedé, Tilburg en Hilversum, anderzijds het platte land.
De cijfers der drie voorlaatste kolommen moeten met ongeveer 14% verminderd worden voor vrouwen, onder curateele gestelden, gevangenen en dubbele aanslagen. Het voorstel van den heer van Houten blijkt dan te geven, in ronde cijfers, 138000 kiezers in de steden en 341000 ten platten lande: totaal 479000; het mijne 96000 in de steden en 208000 ten platten lande; totaal 304000. Ten opzigte van de verhouding tusschen steden en platte land, de cijfers voor de steden als éénheid nemende, vindt men dus
waaruit blijkt dat de verhouding tusschen de bevolking en het aantal kiezers in mijn voorstel het best wordt bewaard. Over de geheele bevolking geeft mijn voorstel 7%, dat van den heer van Houten 12%, terwijl het in Engeland 14% bedraagt, en volgens het voorstel der Regeering 6% zou bedragen,Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als voor hare laagste klasse het minimum aangenomen wordt wat natuurlijk geheel onzeker is. Hoe, eindelijk, het gelegen zou zijn als het plan van het Comité doorging, kan niemand voorspellen, daar niemand zelfs maar raden kan hoedanige, misschien zeer curieuse, schaal van huurwaarden eventueel daaruit te voorschijn zou komen. De werking van de voorstellen van den heer van Houten en van mij blijkt nog nader uit de hier neven gevoegde tabel. Vermindert men daarop de cijfers der aanslagen weder met 14%, dan krijgt men, voor de gemeenten boven de 20000 zielen, als waarschijnlijk aantal kiezers het volgend resultaat:
De zeer sterke vermeerdering van het aantal kiezers in de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grootste steden is het natuurlijke gevolg hiervan, dat de census daar thans zoo buitensporig hoog is; zoodat b.v. te Amsterdam een bewoner van de P.C. Hooftstraat 112 gl. betalen moet als hij aan den éénen kant van de straat woont, terwijl zijn overbuurman onder Nieuwer-Amstel met 32 gl. volstaat. Volgens 't Regeeringsontwerp zouden er te Amsterdam dan ook, zelfs bij haar maximum van huurwaarde (300 gl.), minstens 15600 kiezers zijn, en volgens de maximumhuurwaarde van 't Comité minstens 20000. Van algemeen stemregt liggen, zooals men ziet, al de voorstellen nog tamelijk ver af. Raadselachtiger is de strekking van een ander denkbeeld dat onlangs van verschillende zijden geopperd is, het stemregt nl. van den ‘gezeten werkman.’ Wat verstaan de Heeren daaronder, en verstaan zij er allen hetzelfde meê? Als het, zooals ik ergens in een dagblad las, in Amsterdam iemand wezen moet die twee gulden in de week verwoont, dan komt mijn voorstel er vrij digt bij, en past dat van den Heer van Houten er precies opGa naar voetnoot1). Als de Heeren dát meenen, ware het eenvoudiger als zij het zeiden; en tevens meêdeelden welk soort van menschen op 't platte land zoo wat gelijk staan met dien gezeten werkman in de stad. Welgemelden werkman dus dáárgelaten, totdat hij zich uit zijne nevelen in meer bestemde gedaante zal hebben gecondenseerd, keer ik tot het advies van het Comité terug. Zoo als men gezien heeft, geeft het niets bestemds dan twee cijfers, waarvan het laagste al in zijn eigen stelsel niet deugt, terwijl ze beide den toekomstigen wetgever niet eens beletten om zelfs het nu reeds bestaande aantal kiezers nog verder in te krimpen. Tusschen die twee cijfers in zweeft verder alles in het duister, en niemand kan zeggen wat er met der tijd uit voortkomen zal. Zoo'n onbestemd program kan zich bij een verkiezing misschien aanbevelen aan het gemoed van een candidaat, die veel stemmen in één hoed wenscht te vangen, maar het is een raadsel hoe het leiding en rigting geven kan aan het streven van een politieke partij. Als 't op een centrale kiezersvergadering eens aangenomen was, en een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lid bij het uitgaan gevraagd werd, wát hij nu eigenlijk verklaard had te wenschen, en voor welk denkbeeld hij nu, te huis gekomen, in eigen kring zou gaan werken, dan zou hij met zijn antwoord bijster verlegen zijn. Het Comité, dat alles aan den toekomstigen wetgever overgeeft behalve twee cijfers, had hem inderdaad die twee cijfers óók wel kunnen present doen. Maar wát bleef er dan over van het advies? Letterlijk niets dan een bespiegeling over afgetrokken begrippen, zonder één enkel rigtsnoer van handelen voor de praktische behoefte van 't oogenblik. Zonderling verschijnsel. Hoe langer hoe algemeener wordt de overtuiging dat hervorming van onze vertegenwoordiging de hoofdzaak van de Grondwetsherziening is, de eenige kans om een einde te maken aan onze politieke anarchie; en ieder die dóórdenkt gevoelt dat ze dubbel de hoofdzaak is bij de onzekere toekomst die ons land te gemoet gaat, een toekomst die nog lang moge uitblijven, maar die toch iederen dag kan verkeeren in werkelijkheid; en in deze omstandigheden ontvangt men als redmiddel een nevelbeeld in een onbestemd verschiet, en den raad om voorloopig alles te laten zoo als het is. De innerlijke waarde of onwaarde der voorstellen van den Heer van Houten en van mijGa naar voetnoot1) voor 't oogenblik dáárgelaten, kan niemand hun de verdienste ontzeggen van duidelijk en bestemd te zijn. Degenen aan wie ze kiesregt willen toekennen zijn, het geheele land door, dadelijk met den vinger aan te wijzen; ze hoeven niet nog éérst uitgecijferd te worden als vierde term in een regel van drieën, ze moeten nog niet éérst kunstmatig in de wereld worden geholpen door de vereenigde krachten van burgemeesters, plaatselijke commissiën en Gedeputeerde Staten; ze zijn dáár, in vleesch en bloed, staande op den bodem van feitelijke verhoudingen, die de natuurlijke loop der maatschappij zonder eenige politieke kansrekening heeft voortgebragtGa naar voetnoot2). Juist dáárom, en dit is hunne eigenaardige | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdienste, kunnen de kiezers die ze aanwijzen al dadelijk optreden volgens een voorloopig kiesreglement. Men neme het voorstel van Houten, of het mijne, of denke eenig ander stelsel uit dat dadelijk kan in toepassing gebragt worden, het is om 't even; maar men kome tot een beslissing, men bekenne kleur, en stelle een program van kiesbevoegdheid op, dat dienen kan èn bij de eerstvolgende verkiezingen, èn later, wanneer na afloop van de eerste behandeling, de vraag der grondwetsherziening onderworpen wordt aan het volk Wilt gij, of wilt gij niet, dat de ontwikkeling van uwe instellingen zal opgedragen worden aan een vertegenwoordiging die zóó en zóó is samengesteld? Dat zal zijn een duidelijke vraag, en dáárop zal 't mogelijk zijn een duidelijk antwoord te geven. Al de mooie bepalingen die men in de herziene grondwet zal opnemen, van de kleinste verbetering in redactie af tot aan dat geheimzinnig en onvolprezen artikel toe, dat in zake van 't onderwijs iederéén zal bevredigen, al die bepalingen zijn toch in den grond maar even zooveel doode letters op het papier; zij die er leven en beteekenis aan geven moeten, dat zijn de nieuwe Staten-Generaal; en gaat men nu de Grondwet herzien juist omdat de tegenwoordige Staten de natie niet behoorlijk vertegenwoordigen, welken zin heeft het dan de uitvoering van het gewigtigste punt der herziening weer toe te vertrouwen aan die afgekeurde Staten-Generaal? Is zóó iets ooit ergens anders vertoond? Als de zaak dien loop neemt, dan zal men zien gebeuren, wat ik in den aanvang van dit opstel getracht heb te schetsen, en de geheele herziening neêrkomen op een mystificatie; en wie den loop onzer politieke geschiedenis in de laatste dertig jaren met eenige aandacht heeft gadegeslagen, zal ligt met mij van oordeel wezen, dat wij al mystificaties genoeg hebben beleefd. Geen politiek ligchaam komt er toe, anders dan onder sterken drang en in buitengewone omstandigheden, de hand te leggen aan de grondslagen van zijn eigen bestaan. Zoodanige drang en zulke omstandigheden zijn dáár bij een grondwetsherziening; maar ligt die éénmaal achter den rug, is de druk weder geweken, dan is van zulk een ligchaam niet meer te verkrijgen wat het zes maanden vroeger, zoo niet blijmoedig, dan toch met gelatenheid zou hebben gedaan; dan kan men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaren lang een grondige herziening van het kiesstelsel onder allerlei voorwendselen zien verschuiven en onder allerlei liefdesomhelzingen zien versmoren; en dan kan men eene reeks Ministeriën en Kamers verwachten, die, hoe ook verder hunne wederkeerige verhouding moge wezen, aan elkander zullen verbonden zijn door het onuitgesproken maar daarom in hun diepste binnenste niet te minder gevoelde accoord: het Ministerie late de Kamer leven en de Kamer zal het Ministerie laten leven, en omgekeerd late de Kamer het Ministerie leven, en het Ministerie zal niet tornen aan de Kamer. Men denke een ander voorloopig kiesstelsel uit, zeide ik, al zie ik niet in dat het zoo gemakkelijk gaan zal; slaagt men daarin niet, dan neme men wat voor de hand ligt. Het bezwaar van in te grijpen in het belastingstelsel dat tegen deze voorstellen gemaakt is, zou toch hoogstens kunnen gelden tegen het opnemen daarvan als blijvende regeling in de grondwet, en niet tegen het gebruik als voorloopig kiesreglement. Evenmin kan het bezwaar wegen dat de taxatie der huurwaarden voor het personeel is verouderd; want de vraag is niet of de taxatie van de woningen juist is, maar of men het kiesregt voorloopig al toekennen wil aan de menschen die nu, 1885, in die woningen leven; en even weinig kracht heeft de bedenking dat de taxatie niet gelijkmatig is; zij is natuurlijk even gelijkmatig of ongelijkmatig voor hen die nu al kiezers zijn als voor hen die het nog moeten worden; en ze was in 1850 even ongelijkmatigGa naar voetnoot1) als nu. Had men toen op een algemeene peraequatie der huurwaarden willen wachten, dan hadden we de kieswet van 50 nu nóg niet, en kozen we misschien nog volgens de de oude reglementen van vóór 48. Als bovendien de huurwaarden en de cijfers, die in iedere gemeente kiesregt zullen geven, volgens het denkbeeld van het Comité éénmaal zullen vastgesteld zijn, denkt men dat er dan niet over ongelijkmatigheid zal worden geklaagd? wordt niet reeds nu de taxatie voor de grondbelasting, waarvan het wil uitgaan, in het kamerverslag als grondslag van kiesregt afgekeurd, juist omdat ze zoo ongelijkmatig heet te zijn? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door hunne bestemdheid hebben de voorstellen Van Houten en 't mijne nog een ander voordeel gemeen: ze geven niet enkel een rigtsnoer maar ook een toetssteen. Een program, een grondwetartikel dat, tusschen twee cijfers in, alles aan de toekomst overlaat, dát kan bijna iedereen aannemen, dáár bijna een iegelijk vóór stemmen: hij die het kiesregt eigenlijk nog liefst wat zou inkrimpen, hij die alles omtrent zoo wil laten als het is, en hij die inziet dat men met zijn tijd meê vooruit moet, - ieder houdt daarbij, zoo als men zegt, een slag om den arm; even als een ieder zich voor hervorming van ons belastingstelsel verklaren kan, zoolang in 't onzekere blijft of daarmeê een progressive inkomstenbelasting bedoeld wordt dan wel nieuwe accijnsen en een verhoogd tarief. Ronduit gezegd, het is zonderling dat het Comité dit zelf niet heeft ingezien. Van voorzigtigheid als die derslangen zal niemand ooit de geachte leden verdenken, maar iets anders dan argeloosheid, als die der duiven, mogt toch van hen worden verwacht. Eerst wanneer een voorloopig kiesreglement bij de Regeeringsontwerpen gevoegd en aangenomen is, zal men kunnen zeggen dat de Grondwetsherziening in waarheid tot stand is gebragt; als dat blijft ontbreken, dan zal de nieuwe staatsregeling maar een Paleiswet te méér zijn in 't Staatsblad. En welke regelen zullen dan aan den volgens dat reglement vernieuwden wetgever moeten gesteld worden? Vooréérst: moet men hem wel aan voorschriften binden? Mijn voorstel werd indertijd gedaan in de hoop, die teleurgesteld is, dat de bepalingen omtrent de wijze van Grondswetsherziening (Elfde Hoofdstuk, Van Veranderingen) aanmerkelijk zouden vereenvoudigd worden. In die onderstelling kon ik er mij zeer goed meê vereenigen, dat wijziging der grondslagen van het kiesregt moeilijker zou wezen dan die van een gewone wet. Nu dit intusschen niet is geschied, en onze Grondwet het karakter moet blijven behouden van een wet van Perzen en Meden, die haast niet te veranderen is, nu zou ik door het schild van die onveranderlijkheid alleen willen dekken onzen monarchalen regeeringsvorm en eenige andere groote beginselen, zooals die van burgerlijke vrijheid en gelijkheid voor de wet; nu zou ik er eerder toe komen eene zaak, die in zoo nauw verband staat met de steeds voortgaande ontwikkeling van allerlei maatschappelijke verhoudingen, aan den gewonen wetgever over te laten. Ik zou er te meer toe | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen komen, omdat het zoo uiterst moeilijk is dien wetgever aan bepalingen te binden, die inderdaad het doel bereiken dat men zich vóórstelt. Minstens evenveel als van het kiesradicaal hangt de werking van een kiesstelsel af van de wijze van stemming en van de verdeeling in kiesdistrictenGa naar voetnoot1); en die laat het Regeeringsvoorstel even als het Comité geheel, of zoo goed als geheel, aan den gewonen wetgever over. Als men zóó ver gaat, dan zie ik niet in, dat het veel baten zal dien wetgever op het enkele punt van het stemregt aan banden te leggen, waaraan hij, als hij het ooit ernstig mogt willen, zich toch waarschijnlijk wel zal weten te onttrekken. Wil men intusschen volstrekt een zoogenoemden waarborg in de grondwet, dan blijf ik de voorkeur geven aan het beginsel, waarop én het voorstel van Houten én het mijne gegrond zijn. Tusschen die en het algemeen stemregt zie ik eigenlijk geen middenweg. Het Regeeringsvoorstel dat, zooals reeds in 1800 de wereldverbeteraar in 't versje van Canning, ons de gulden toekomst belooft ... when each fair burgh, numerically free,
Shall choose it's members by a rule of three,
dat voorstel heeft ten minste deze verdienste, dat het geen ruimte geeft aan willekeur, als eenmaal het uitgangspunt vaststaat. Of intusschen de resultaten daarom goed zullen wezen is een andere vraag. Gesteld er waren eens vijf percent van de bevolking geschikte kiezers in een achterhoek van Overijssel of Limburg, volgt daaruit dat er ook vijf percent, niet meer en niet minder, zullen wezen te Amsterdam? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het denkbeeld van het Comité valt daarentegen, naar mij voorkomt, hoegenaamd niets te zeggen. In de éérste plaats geeft het gelegenheid, zoo als hierboven werd aangeduid, tot onbegrensde willekeur, en mist het dus de éénige verdienste van het Regeeringsvoorstel. Ten tweede is het, zelfs bij veel gemoedelijker toepassing dan gehoopt of verwacht kan worden, toch eigenlijk niet behoorlijk uitvoerbaar. Het zal bij het vaststellen eener schaal van huurwaarden noodzakelijk even zoo moeten gaan als het in 1850, volgens de juiste uitdrukking van den Heer Heemskerk, gegaan is met de vaststelling der tegenwoordige schaal van den census: er zal in vele opzigten een slag in geslagen worden; en de taxatie der verstandelijke en maatschappelijke geschiktheid van de staatsburgers zelve zal nog veel oneenpariger wezen dan die van hunne huizen voor de personeele belasting. Of iemand belasting betaalt of niet, dat valt te zeggen; maar wie in de wereld zal uitmaken, wie nu eigenlijk een geschikte kiezer is? Vele heeren vóór 48 vonden de kiezers uit den burgerstand heel ongeschikt; en nu zou het mij niet verwonderen als veel van die kiezers elkaâr wederkeerig al heel ongeschikt vinden. 't Is een zaak van opinie. Dat zonderlinge, ik zou haast zeggen dat schoolsche, denkbeeld van ambtenaren en andere ‘deskundigen’, die in iedere gemeente de verdiensten van hun medeburgers zullen gaan taxeeren, en uitmaken of een man van 56 gl. te Sluis al of niet even goed is als een man van 58 gl. te Logchem, is dan ook, zoover ik weet, in de hersenen van geen enkelen anderen wetgever in de beschaafde wereld opgekomen; misschien - ik weet het niet - heeft het zich tot weligen wasdom ontwikkeld in een welbekend Rijk van het verre Oosten, waar alles gaat met examens, en iederéén in zijn aangewezen loketje geschoven wordt door den hoogloffelijken Magistraat. Hoezéér dat denkbeeld ook aandruischen moge tegen het gevoel en de denkwijze eener vrije natie, het kan zich in China zeer ligt aanbevolen hebben aan de levensopvatting en bureaucratische geestesrigting van dezen of genen Mandarijn. Een ander bezwaar, dat in het Engelsche Hooger- en Lagerhuis door verschillende sprekers uitnemend ontwikkeld is, b.v. in de zitting van 23 Julij 1867 door lord CairnsGa naar voetnoot1), is dit, dat het kenmerk van huurwaarde op geen enkel beginsel berust. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gij wilt beginnen bij 50 gl., waarom niet bij 40 of bij 60? Het is zuiver een zaak van opvatting, die ten slotte altijd neerkomt op het bekende: ‘Men moet voor zijn conversatie de lijn ergens trekken, en ik trek hem bij mijn schoenmaker.’ Het Comité is zeer gekant tegen algemeen stemregt; ziet het niet in dat het met zijn minimum van 50 gl., juist in de steden de deur daarvoor wagenwijd open zet, terwijl het door dat zelfde cijfer ten plattenlande een aantal kleine grondeigenaars buitensluit? Voor het element, waarvan het omkeering der maatschappelijke orde zou kunnen duchten, laat het Comité den toegang vrij; de talrijke klasse die het onmisbaar tegenwigt uitmaken zou, laat het aan de deur staan. Men zou het niet gelooven als men het niet gedrukt zag. De voorstellen van den heer van Houten en van mij, hoewel het zijne veel verder gaat dan het mijne, rusten beide op een begrijpelijk en eenvoudig beginsel; op het aloude Germaansche begrip dat, in den loop der tijden verduisterd, door de Engelsche wetten van 67 en 84 weder in eere gebracht is, dat vertegenwoordiging even ver moet gaan als belasting, en ieder huisman (householder) die meê betaalt ook meê stem hebben moetGa naar voetnoot1). Even als in Engeland de armenbelasting de eenige algemeeneGa naar voetnoot2) belasting is, zoo is dit bij ons die op het personeel; en daarom is zij, of althans dat gedeelte er van dat huurwaarde raakt, de éénige die in aanmerking komen kan. Ingrijpen in het belastingstelsel doen de voorstellen niet; dit zouden zij doen, als zij een bepaald bedrag van belasting vereischten; maar dit is hier evenmin het geval als in Engeland ten opzigte van de armenbelasting. Woont gij in een huis of in een gedeelte van een huis? en zoo já, betaalt gij dan daarvoor belasting of betaalt gij ze niet? Hoe dat nu is ingrijpen in de regel van het belastingstelsel verklaar ik niet te begrijpen. Voor grondbelasting, patent, inkomstenbelasting, kapitaalbelasting, in één woord voor alle denkbare belastingen is de wetgever geheel vrij; ze hebben met het kiesregt niets meer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te doen; en, daar het kenmerk van huurwaarde geheel ligt buiten deuren, vensters, haardsteden, dienstboden en paarden, kan hij van de personeele belasting óók maken wat hij wil; hij kan zelfs het bedrag, dat hij van iedere honderd gulden huurwaarde wil heffen, verlagen of verhoogen zoo als hem goeddunkt. De eenige vraag die hij te overwegen heeft is deze: welke huurwaarden wil ik geheel of gedeeltelijk vrijstellen? Is dat nu ingrijpen in het stelsel van onze belastingen? Is het zelfs maar vasthouden aan eenen census; aan een bepaalde som van belasting? Het is doodeenvoudig terugkeeren tot het aloude beginsel: wie schot en lot betaalt stemt meê, wie het niet doet stemt niet meê. Laat men dat varen dan is men op de heerbaan, misschien wel op den spoorweg, die op algemeen stemregt uitloopt. ‘Maar als het heele personeel eens werd afgeschaft?’ Ja, als de hemel invalt zullen we de musschen voor 't grijpen hebben. ‘Maar als het eens werd afgestaan aan de gemeenten?’ Men heeft mij tegengeworpen dat ik dit geval over 't hoofd heb gezien. Och neen; er is al sedert zooveel jaren zooveel over gepraat en geschreven dat het onmogelijk was het over het hoofd te zien; maar voorloopig geloof ik er niets van; en wat er nog dezen zomer met het personeel is gebeurd heeft mij stellig niet tot andere gedachten gebragt. Maar al werd het eens aan de gemeenten afgestaan, dan kan niet alleen, maar zal het Rijk toch de grondslagen moeten blijven regelen. In mijn boven aangehaald opstel heb ik dit nader uitééngezet op gronden, waarmee o.a. de hoogleeraar Buys zich in zijn bekend Januarij-artikel in dit tijdschrift vereenigd heeft. Ik kom daar nu niet breeder op terug. ‘Ja, maar de wetgever zal de bepaling kunnen ontduiken; hij zal het cijfer der vrijstelling kunnen verlagen of verhoogen; hij zal een andere omschrijving kunnen geven aan het begrip van volle en gedeeltelijke belasting, en sluiten zoodoende de helft van uw kiezers weer uit.’ Volkomen wáár; dat zal hij alles kunnen doenGa naar voetnoot1); hij zal óók, in het stelsel van het Comité, de huurwaarde overal kunnen bepalen of 200 of overal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op 50 gl. Dit bewijst alleen maar, wat ik hierboven al zeide, hoe moeielijk het is een wetgever, die anders wil, door een grondwetsartikel te binden, en hoe noodzakelijk een voorloopig kiesreglement is; nu niet minder dan in 48. Zonder dat blijven de wijsgeerigste moties in onze diepzinnigste kiesvereenigingen maar even zooveel slagen in de lucht. Hiermeê eindig ik de nadereGa naar voetnoot1) verdediging van een stelsel waarvan men mij, zeer ten onregte, den ‘Vader’ genoemd heeft. 't Zal nu, hoop ik, duidelijk geworden zijn, wat ik vroeger toch ook niet onduidelijk had gezegd, dat het niets anders is dan de toepassing op onze omstandigheden van het kiesstelsel dat in Engeland door de zamenwerking van de twee groote staatspartijen gevestigd is; welks grondslag in 1867 gelegd is door de conservatieven en dat in 1884 door de liberalen is voltooid. In het voorstel van Houten geeft die toepassing naar evenredigheid bij ons 14 % minder kiezers dan in Engeland, in 't mijne niet eens meer dan de helft. Na rijp beraad en grondig onderzoek gekozen in het land, dat ons zoo dikwijls als voorbeeld voor geleidelijke en praktische ontwikkeling van politieke instellingen voorgehouden is, verdient het mijns inziens verre de voorkeur boven dat van het Comité; een stelsel dat, nog nooit ergens anders uitgedacht en veel minder toegepast, de copie levert van eene der slechtste bepalingen van ons tegenwoordig kiesregt, en, op geen beginsel steunende, de kiem van zijn eigen ondergang met zich in de geboorte zou meêbrengen. Men make zich daaromtrent geene illusiën. Het stelsel van huurwaarde schijnt bij menigeen bijval te vinden, in de éérste plaats misschien, en denkelijk onbewust, omdat het niet dadelijk uitvoerbaar is, en dus de zaak op de lange baan schuift door ze, op echt Hollandsche wijze, commissoriaal te maken; en dan, omdat men zich vleit, dat toch de z.g. gezeten burgerstand de vaststelling der schaal van huurwaarden in zijn hand heeft en in zijn hand zal blijven houden. De loop der zaken om ons heen, leert, dunkt mij, overtuigend dat zoodanige stillehoop op een zandgrond gebouwd ware. Angstvallig, weifelend, breedsprakig en verdeeld als we zijn, hebben wij in de laatste eeuw iedere groote verandering in onze staatsinstellingen doorgaans te wijten of te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
danken gehad aan den terugslag van buitenlandsche gebeurtenissen. Van wáár en wanneer de eerstvolgende stoot komen zal, wie zal 't voorspellen? maar wie zal toch niet, met wijlen den Minister Modderman, overtuigd wezen dat hij zeker te wachten is? Zullen dán onze regeerende klassen vaster blijken te staan dan hunne voorgangers; dan nog laatstelijk de Regentencaste van vóór 48? Zeker niet, wanneer alsdan Regeering en Kamers en kiesvereenigingen nog aan 't praten en disputeeren zijn over de beste manier om een afgekeurd stelsel van vertegenwoordiging te vervangen; zeker niet. als zij er niets beters voor in de plaats gevonden hebben dan weer een ander systeem van loven en bieden - hier een gulden meer en dáár een gulden minder - dat in iedere gemeente eene variante opleveren zal op het oude en nog altijd onopgeloste problema, hoeveel schapen maken een kudde en hoeveel hairen maken een pruik. De loop, dien de grondwetsherziening tot nu toe genomen heeft, boezemt intusschen weinig hoop in op eene spoedige en doortastende oplossing. De wijze waarop de Regeering het vraagstuk heeft aangevat, weifelend en voorlichting zoekende waar men van haar zelfbewust vóórgaan verwachten mogt, en dan, gelijk Martha, zich bekommerende om vele dingen in plaats van zich tot enkele hoofdpunten te bepalen, heeft de zaak niet vooruit gebragt. Waar 't hier op áán komt, dat zijn enkele groote beginselen, niet een doorloopend napluizen van een honderdtal artikeltjes, alsof men een wet op de registratie of op het notarisambt vóór zich had; waar 't hier op áán komt, dat is juist dat Voorloopig Kiesreglement, dat de Regeering met zoo kennelijke verademing op zij heeft geschoven. Op deze wijze wekt men weinig belangstelling bij de natie, en, - het Voorloopig verslag bewijst het, - ook geen breede opvatting bij de Kamer. Op deze wijze loopt men gevaar, na veel gehaspel en onder de meest verrassende wendingen, ten slotte toch niets tot stand te brengen dan een ingewikkeld knutselwerk, in plaats van een eenvoudig en stevig gebouw, dat geenen rukwind te duchten heeft. Moge de uitkomst mijne vreeze beschamen; moge zij bewijzen dat wij, ook nu nog, in iets anders dan in kleinigheden groot kunnen zijn, en dat wij de betrekkelijk zoo rustige tijden, die wij hier mogen beleven, weten te gebruiken om aan het ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breeden en bevestigen der grondslagen van onzen Staat te werken terwijl het nog dag is. Nu bijna eene eeuw geleden stelde een lid van het Engelsche Huis der gemeenten voor, het stemregt aan alle belastingbetalende huislieden toe te kennen. ‘Aan de huislieden,’ zeide dat lidGa naar voetnoot1), dat nog veertig jaren later door PeelGa naar voetnoot2) genoemd werd onder de twintig leden die aan de vertegen oordiging het meest tot sieraad gestrekt hadden, ‘aan de huislieden, omdat zij als hoofden van gezinnen genoegzame verantwoordelijkheid dragen om aanspraak te hebben op het kiesregt. In geen land ter wereld maken huislieden deel uit van het gepeupel, en geen land verdient een vrij land te heeten waar hun het stemregt verkort wordt.’ Dat voorstel is thans in Engeland verwezenlijkt; zouden wij onze staatsinstellingen op hechter, breeder en eerlijker grondslag kunnen vestigen; op een grondslag die meer conservatief is in den besten zin van het woord? Ik geloof het niet.
A.J.W. Farncombe Sanders. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel.Om allen twijfel omtrent den aard van het kiesregt, niet enkel in Engeland, maar ook in Schotland en Ierland onmogelijk te maken, voeg ik hier nog het één en ander bij, dat ik in het bovenstaande achterwege liet om den zamenhang niet te zeer te verbreken. De Representation of the people act (1867) gaf het huismansstemregt voor de Engelsche steden; een acte van denzelfden naam volgde in 1868 voor Schotland. Bij het indienen van het Ontwerp zeide de Minister Disraëli (zitting Lagerhuis 13 Mei 1867) o.a.: ‘Het kiezersradicaal dat wij voor de Schotsche steden voorstellen is hetzelfde als wij voorstellen voor de Engelsche. Even als voor Engeland vinden wij voor Schotland, dat het onmogelijk is voor steden een radicaal van aanneme- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijken aard voor te stellen, - van een aard die eenige hoop van duurzaamheid geeft - op den grondslag van huurwaarde. Wij hebben daarom voor Schotland hetzelfde beginsel aangenomen, dat wij vóórstellen voor Engeland; dat namelijk het vervullen van burgerpligten de grondslag zal wezen voor het verkrijgen en uitoefenen van burgerregten. Wij zijn van meening dat wij evenmin in Schotland als in Engeland een volmaakteren toetssteen, - een toetssteen meer algemeen van toepasselijkheid - hebben kunnen dan het betalen van belasting ...... Het spreekt van zelf dat iedereen die belasting betaalt daarom nog niet een respectabel persoon is, want in alle standen der maatschappij vindt men treurige uitzonderingen op wat, naar ik hoop, het algemeene karakter van 't menschdom is. Maar ik meen toch gerust te kunnen beweren, dat, over 't geheel genomen, het betalenGa naar voetnoot1) van belasting een zeer eerlijke toets is voor de ordentlijkheid van hem die het doet; en des te meer als die belasting, aangenomen als éérste element van het kiezersradicaal, vergezeld wordt door de voorwaarde van een zekeren duur van ingezetenschap. Dit zijn de twee grondslagen, waarop wij getracht hebben het kiesregt in de Engelsche steden te vestigen, en er bestaat geen enkele reden, zoover wij zien kunnen, waarom ze ook niet de grondslagen wezen zouden voor het kiesregt in de steden van Schotland.’ Het kiesregt in de Schotsche steden is dan ook sedert 1868 volmaakt gelijk aan dat in de Engelsche, op den grond van betalen van armenbelasting en één jaar ingezetenschap. En nu luidt de Representation of the people Act van 1884 aldus: sect. 2. ‘Er wordt een algemeen huismans-kiesregt en algemeen lodgers-kiesregtGa naar voetnoot2) gevestigd in al de graafschappenGa naar voetnoot3) en al de steden van het vereenigde koningrijk enz.’ Sect. 7. (1). ‘In deze Acte beteekent de uitdrukking huismanskiesregt voor zoover Engeland en Ierland betreft het radicaal omschreven in Sectie 3 van de Representation of the people Act 1867, en de Acten waarbij die later is gewijzigd’Ga naar voetnoot4), enz. Sect. 7 (4). ‘De uitdrukking huismanskiesregt beteekent voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schotland het radicaal vastgesteld in de Representation of the people Act (Scotland) 1868, en de Acten waarbij deze is gewijzigd enz.’
De Parliamentary and municipal registration Act 1878 bepaalt sect. 5 § 2. ‘In, en voor het onderwerp van, de Representation of the people act 1867 zal de uitdrukking woonhuis ieder gedeelte, welk dan ook, van een huis beteekenen, dat afzonderlijk als woning gebezigd wordt, en de uitdrukking “lodgings” elk apartement of elke plaats van verblijf, gemeubeld of ongemeubeld, in eene woning’Ga naar voetnoot1). Deze bepaling is thans eveneens, het geheele Rijk door, zoo in de steden als ten platten lande van toepassing.
Dit alles strekt weinig tot bevestiging der uitspraak van Prof. de Louter: ‘intusschen blijft de huurwaarde van land of woning de grondslag waarop het kiesregt rust; wel is dit nog aan andere voorwaarden gebonden, bijv. een jaar verblijf binnen het district en de betaling der armenbelasting; doch deze laatste is bloot een last verbonden aan de huurwaarde der erven en geenszins de eigenlijke grondslag van het kiesrecht....’ ‘Ik acht daarom de bewering van Mr. Sanders op blz. 13 zijner brochure voor onjuist.’ - In mijne brochure beweerde ik niets, maar verwees naar de Acte, met aanhaling van kapittel en vers. Had Prof. de Louter die maar eens opgeslagen; of althans het laatste hoofdstuk van zulk een algemeen verspreid boek als de Constitutional history van Erskine May, of maar ten minste bedacht, dat een huurwaarde van £ 10 hem onmogelijk zijn vijf millioen kiezers kon geven. |
|