| |
| |
| |
Letterkundige kroniek.
Victor Hugo's lyrische gedichten.
Stel ter zijde al wat er opgeschroefds en kunstmatigs, wat er theatraals in geweest moge zijn; houd rekening met de menschelijke ijdelheid in het algemeen, en de Fransche in het bijzonder; denk u weg die kudde, die steeds te hoop loopt, waar drukte is, die naar een begrafenis gaat als naar een openbare vermakelijkheid,
- Daar wordt er een begraven,
Dat is een aardig geval! -
- en nog blijft de hulde door het Fransche volk in de laatste dagen van Mei en op den 1en Juni aan den grooten dichter gebracht, die drie en tachtig jaren oud de eeuwige rust is ingetreden, zóó indrukwekkend, zóó grootsch, dat men een eeuw terug moet gaan, tot den 11en Juli 1791, toen het stoffelijk overschot van ‘le roi Voltaire’ met ongekenden luister naar het Panthéon werd vervoerd, om iets te vinden wat daarmede kan worden vergeleken.
Van Victor Hugo, in wien alles buitengewoon was, onder wiens machtige hand alles reusachtige afmetingen aannam, moest ook de uitvaart groot en overweldigend wezen. Het ernstig eerbetoon, hetwelk de Franschen hun dooden in hun sterfhuis plegen te brengen, werd een bedevaart, de begrafenis een triumftocht, de hulde aan het graf een aanbidding, een vergoding.
Voor de Fransche volksklasse zal de stralenkrans der legende Victor Hugo blijven omschijnen; in de herinnering der groote menigte zal zijn beeld, naast dat van Napoleon I, als dat van een halfgod voortleven.
| |
| |
Vraag echter, wanneer men u Napoleon, Victor Hugo noemt, niet naar jaartallen, niet naar namen van veldslagen of naar belangrijke feiten, niet naar titels van werken; de groote menigte kan zich met dergelijke bijzonderheden niet inlaten. Het is genoeg dat zij haar groote mannen bij name kent, en hen vereert op hare wijs.
Een vertegenwoordigster van die menigte is dat vrouwtje, waarvan Sarcey onlangs verhaalde. Het was in de eerste dagen der ziekte van Victor Hugo. Sarcey begaf zich, langs den weg dien hij sedert twintig jaar dagelijks neemt, naar het bureau van zijn dagblad, toen een burgervrouw uit haar winkeltje trad en hem staande hield. ‘Pardon, meneer Sarcey’, zeide zij, ‘dat ik u aanspreek, zonder u bekend te zijn; maar kunt ge me ook zeggen hoe het met Victor Hugo gaat?’ Sarcey deelde mede wat hij wist, en vroeg toen: ‘Kent ge Victor Hugo, dat ge zooveel belang stelt in zijn gezondheid?’ ‘Neen’, was het antwoord, ‘ik heb hem nooit gezien.’ ‘Dan hebt ge zeker enkele van zijn werken gelezen, of misschien hebt ge een of ander drama van hem zien vertoonen?’ Neen, zij had nooit iets van Victor Hugo gelezen, zij kende zelfs niet den titel van één enkel zijner drama's. En toen zij op Sarcey's gelaat eenige verwondering meende te bespeuren: ‘C'est que vovez vous, ça fait honneur à Paris de posséder un homme comme lui.’
De eer van Parijs, de glorie van Frankrijk:- een naam dus, niets meer, maar een naam die blijft voortleven van geslacht tot geslacht.
Voor hen echter, die zich niet vergenoegen met het vereeren van een naam, die Victor Hugo lezen, en zich rekenschap wenschen te geven van hetgeen zij bij die lezing genoten, komt nu de tijd der rustige, der doordachte waardeering. Al zullen nog - gelijk Beets het van Bilderdijk schreef - ‘velerlei gevoelens, velerlei vooroordeelen, velerlei herinneringen twisten en worstelen op zijn graf’, er zullen er zeker ook in Frankrijk zijn, die, bij de beoordeeling van Victor Hugo's werken, zich buiten en boven de partijen weten te plaatsen.
Over zijn romans, waar de overweldigende phantasie van den schrijver u meesleept, zoo niet de schreeuwende tegenstellingen, de schrille kleuren, het gemis van evenredigheid u het boek uit de hand slaan; over zijn drama's, die, bij al het aangrijpende, al het schilderachtige van den toestand, bij al de poëzie die er over ligt uitgespreid, vaak den indruk geven van gedramatiseerde paradoxen, zal straks de critiek op nieuw haar licht doen schijnen. En
| |
| |
ook de bundels, waarin Hugo de schatten van zijn lyrisch talent heeft uitgestort, zullen ongetwijfeld op nieuw worden bestudeerd.
Hier wenschen wij enkel een overzicht bij vogelvlucht te geven van Hugo's lyrische gedichten; niet alleen omdat het bestek van deze kroniek zich tot een overzicht van dit gedeelte van zijn letterkundigen arbeid het best leent, maar vooral omdat het, naar onze overtuiging, des dichters lyrische poëzie is, waarvan de beste stukken zullen blijven leven ook dan wanneer aan de romans geen aandacht meer geschonken wordt, en van de drama's nog slechts enkele lyrische brokken, enkele treffende tooneelen overeind staan.
Tusschen 1822 en 1832 vond de romantische school in Frankrijk haar krachtigste uiting; maar haar wortels liggen dieper. Het beginsel dat aan haar ten grondslag ligt is het revolutionnaire. Gelijk eertijds op het gebied van den staat, deed zich thans ook in de letteren en in de kunst de behoefte aan vernieuwing en verjonging gevoelen. De Fransche omwenteling zette haar tocht voort. En wat lag er niet tusschen het oogenblik dat zij zich in beweging had gezet en het heden! Het keizerrijk met zijn triumftochten, zijn nederlagen, zijn val, en daarna de herstelling van het oude koningshuis.
Geen wonder dat het in de breinen woelde, gistte en kookte, dat de oude vormen der classieken, de conventioneele taal, de tamme kleurlooze ideeën, welke de literatuur van den dag verkondigde, het jongere geslacht niet meer konden bevredigen.
Men wilde niet langer in het gareel der traditie loopen, niet langer naar voorschriften en modellen werken, maar zich aan zijn eigen vrije inspiratie overgeven, zelf de vormen scheppen, die uitdrukking moesten geven aan de gevoelens welke deze zonen der revolutie bezielden. Men wilde putten uit de eeuwig frissche, eeuwig jonge bron der natuur, en zoodoende die oorspronkelijkheid terug winnen, welke thans ver was te zoeken.
Uitnemende voornemens, voortreffelijke beginselen - mits met den drang naar het nieuwe en oorspronkelijke ook de kracht gepaard ging om iets te scheppen, de gaaf om gestalte te geven aan de ideeën die in de nieuwe wereld een uitweg zochten; mits niet de zucht om oorspronkelijk te zijn tot elken prijs in een jacht naar het buitensporige en baroke ontaardde; mits men niet het eene juk afschudde, met het eene stelsel brak, om een
| |
| |
ander even knellend juk op de schouders te nemen, en de slaaf te worden van een ander stelsel.
Ook de beroemdste vertegenwoordigers van de romantische school hebben de klippen, die op hunnen weg lagen, niet ontzeild; en bij sommige harer woordvoerders, bij Petrus Borel en anderen, vindt men hetgeen men den spotvorm der romantiek zou kunnen noemen.
Maar wat heeft de poëzie der negentiende eeuw niet aan deze letterkundige beweging te danken! Een nieuw leven is door haar aan de zieltogende Fransche letterkunde ingegoten; zij heeft den zin voor kleur, voor het schilderachtige in de poëzie opgewekt. Terwijl de Fransche klassieken hun modellen uit Rome en Griekenland haalden, als hun goden de heidensche godheden dienst lieten doen, hun beelden ontleenden aan de mythologie der oudheid, waagden het de romantici buiten den eng begrensden kring te treden en hunne blikken ook naar andere windstreken te richten.
‘Welk een heerlijke tijd!’ - schrijft Théophile Gautier - ‘Walter Scott was destijds in den vollen bloei van zijn succes, men werd ingewijd in de geheimen van Goethe's Faust, die, naar de uitdrukking van madame de Stael, alles bevat en zelfs nog iets meer dan alles. Men ontdekte Shakespeare onder de eenigszins opgeknapte vertaling van Letourneur, en de gedichten van Lord Byron kwamen tot ons uit het Oosten, dat toen nog niet banaal was. Wat was dat alles jong, nieuw, wonderlijk gekleurd, wat was het bedwelmend van geur!’
Maar die letterkundige beweging deed meer. In het vers bracht zij een verscheidenheid van rhythmus, een lenigheid, een teekening, in de taal een rijkdom van woorden, van uitdrukkingen, van zinwendingen, van beelden, waarvan de waarde niet hoog genoeg kan worden geschat.
Aan Victor Hugo komt de eer toe tot deze letterkundige hervorming den krachtigsten stoot te hebben gegeven. Zijn meesterschap werd spoedig erkend, en zijn jeugd belette niet dat men zich om hem schaarde en hem, stilzwijgend, tot banierdrager en leidsman verkoos.
Ook bij hem echter, hoe verrassend zijn optreden ook zij, hoezeer het hem den naam van enfant sublime waardig maakte, dien Chateaubriand hem gaf, trad de romantische poëzie niet op eens in volle wapenrusting te voorschijn.
| |
| |
Odes et Ballades - onder dezen titel zijn ons Victor Hugo's eerste gedichten bekend. Zij verschenen echter in 1822 eerst als Odes et poésies diverses, en werden later gevolgd door Nouvelles odes. In 1829 kwamen beiden in één bundel vereenigd uit, onder den titel: Odes et Ballades. De twintigjarige sloeg reeds in dezen eersten bundel een toon aan, die tot luisteren dwong. De herstelling van het oude koningschap in eene maatschappij, die - zooals hij het in de voorrede van deze gedichten uitdrukte - ‘sort encore toute chancelante des saturnales de l'athéisme et de l'anarchie’, had een diepen indruk op hem gemaakt; hij achtte het des dichters roeping de volken terug te brengen tot de groote beginselen van orde, zedelijkheid en eer, en de vaan van den godsdienst hoog te houden. Hij bezingt den dood van den Hertog de Berry, de geboorte en den doop van diens zoon den hertog van Bordeaux (Chambord), de wederoprichting van het ruiterstandbeeld van Hendrik IV, de plechtige begrafenis van Lodewijk XVIII.
Entre, ô peuple! - Sonnez clairons, tambours, fanfare,
Le prince est sur le trône; il est grand et sacré!
Sur la foule ondoyante il brille comme un phare
Des flots d'une mer entouré,
roept hij uit bij de kroning van Karel X; maar in Le repas libre vergelijkt hij de vorsten van Europa bij de eerste Christenen, wien den avond vóór dat het doodvonnis aan hen voltrokken wordt, een festijn wordt aangeboden, en hij roept hun toe:
O rois, comme un festin, s'écoule votre vie.
La coupe de grandeurs que le vulgaire envie,
Mais, au concert joyeux de la fête éphémère,
Se mêle le cri sourd du tigre populaire
In dezen bundel vonden wij ook het gedicht A une jeune fille, met dezen schoonen aanhef:
Vous qui ne savez pas combien l'enfance est belle,
Enfant! n'enviez point notre âge de douleurs,
Où le coeur tour à tour est esclave et rebelle,
Où le rire est souvent plus triste que vos pleurs.
| |
| |
Goethe, die Victor Hugo's lyrisch talent hoog waardeerde, al vond hij Notre dame de Paris een afschuwelijk boek en al betreurde. hij het dat Hugo te veel schreef en te weinig arbeidde, bewonderde in de Odes et Ballades o.a. het gedicht Les deux îles - Corsica en St. Helena - en maakte Eckermann opmerkzaam op deze strofe van de hymne aan Napoleon:
Il a bâti si haut son aire impériale,
Qu'il nous semble habiter cette sphère idéale
Où jamais on n'entend un orage éclater!
Ce n'est plus qu'à ses pieds que gronde la tempête;
Il faudrait, pour frapper sa tête,
Qui la foudre pût remonter.
‘Dat is schoon!’ - zeide Goethe - ‘want het beeld is waar. Men vindt dat in de bergen, dat men het onweder beneden zich heeft en de bliksem van beneden naar boven slaat.’
Een eigenaardig rhythmus als in La chasse du Burgrave en Le pas d'armes du roi Jean toont hoe de dichter er op uit is nieuwe vormen te zoeken. In het eerste van deze twee gedichten is de vorm inderdaad te gezocht; daar is enkel met rijm en maat een poëtisch kunststukje vervaardigd; maar in Le pas d'armes du roi Jean past de kunstige vorm bij den inhoud. Lustig en fier gaat het ten steekspel:
| |
| |
Maar, ondanks die nieuwe vormen en die zucht naar oorspronkelijkheid, on est toujours l'enfant de quelqu'un, zooals Brid'oison zegt.
Een hervorming als die van de Romantische school in Frankrijk - het zij nogmaals herinnerd - staat niet op zichzelve. Zij is langzaam voorbereid, en in de volheid der tijden heeft één man het woord uitgesproken, dat zijn voorgangers op de lippen brandde, maar dat zij niet vermochten te uiten. De Romantische school heeft die waarheid niet altijd erkend; zij heeft het meer dan eens doen voorkomen alsof zij die nieuwere poëzie als uit het niet had te voorschijn geroepen. Dat is te lezen uit verschillende plaatsen in de voorrede van Cromwell, het beroemde manifest der school; wellicht ook uit deze regels voorkomende in Les Contemplations, in het gedicht Réponse à un acte d'accusation.
.... en vérité, je pense avoir commis
D'autres crimes encor que vous avez omis....
De la vieille ânerie insulté les vieux bâts,
Secoué le passé du haut jusques en bas,
Et saccagé le fond tout autant que la forme.
Gelijk alle scholen en stelsels was zij onverdraagzaam. Zij bestormde de oude Academische vesting, spotte met de heroën der classieke letterkunde, en noemde Racine een kwâjongen. En toch kon zij niet verhinderen, dat de verschillende tijdvakken der letterkunde als schakels van éénzelfde keten in elkander grijpen; en moest zij het gedoogen l'enfant de quelqu'un te zijn, en in sommige trekken op vader of moeder te gelijken. Er klinkt toch uit de Odes et Ballades nog herhaaldelijk een nagalm der klassieken. Paarden heeten les fiers coursiers, een mensch heet un mortel, een schip une voile inconstante; zelfs spreekt de dichter van le chaste voile de l'hymen. Elders treft men een niets beteekenende uitdrukking aan als la guerre aux scènes effrayantes, terwijl dan op effrayantes de rijmen bruyantes en foudroyantes volgen.
De vorm was dus nog niet geheel nieuw; het is nog niet de breede stroom, die u meesleept, nog niet die vloed van beelden die u overstelpt, die schitterende woordenstoet, dien wij in Hugo's latere gedichten zullen bewonderen.
Met Les Orientales, die kort op de Odes et Ballades volgen, treedt de dichter krachtiger en zelfstandiger op, al volgt hij ook nog het spoor van doorluchte voorgangers.
| |
| |
Reeds in de voorrede slaat hij een stouter, vrijer toon aan. Wanneer men hem vraagt wat hem bewoog zijn onderwerpen aan het Oosten te ontleenen, antwoordt hij, dat de dichter vrij is, zijn onderwerpen te kiezen uit welken windstreek hij wil. De kunst heeft met geen leiband, met geen handboeien te maken. Zij zegt tot u: Ga! en jaagt u in den grooten hof der poëzie, waarin geen verboden vruchten groeien. Hoe hij er toe gekomen is? Hij weet het waarlijk niet.
Tot dusver hadden de dichters alleen oogen gehad voor het oude Rome en het oude Griekenland, en hadden zij dit op hunne wijze gefatsoeneerd. Al wat daar buiten lag was een terra incognita. Gelijk voor de inwoners van Tarascon, welke Daudet ons in zijn Aventures prodigieuses de Tartarin de Tarascon beschrijft, Algiers, Griekenland, Perzië, Turkije één groot, geheimzinnig land vormden dat door de Turken (les Teurs) bewoond werd, zoo vormde men zich tot nog toe slechts een zeer vaag denkbeeld van het Oosten.
Maar nu was men het Oosten gaan bestudeeren. Goethe was voorgegaan in zijn Westöstlicher Divan. Byron had het tooneel zijner dichterlijke tafereelen in het Oosten geplaatst. Victor Hugo zou hun voorbeeld volgen, maar hij zou het doen op zijne wijs. De Grieksche vrijheidskrijg, die aller blikken op het jonge Griekenland vestigde, had ook zijn verbeelding in vlam gezet. En hij dicht Les Orientales, en doopt de Fransche poëzie in verven, die tot nu toe ongekend waren. Hoe vonkelt, hoe schittert dit alles, welk een rijkdom van tinten, welk een gloed!
Brandes, fijn opmerker als altijd, heeft in het 5de deel van Die Litteratur des 19ten Jahrhunderts in ihren Hauptströmungen het eigenaardig karakter van deze gedichten doen uitkomen. La Ville prise - zegt hij - dat van 1824 dagteekent, is geschreven onder den indruk van het martelaarschap dat Griekenland onderging. Het gedicht schildert met woorden, wat Delacroix in Le Massacre de Scios met kleuren beschreef. Het bericht van de verwoesting en van de aangerichtte slachting wordt in den mond van een slaaf gelegd, maar in zijn schildering trilt de verontwaardiging van Hugo zelven.
La flamme par ton ordre, ô Roi, luit et dévore,
De ton peuple en grondant elle étouffe les cris...
| |
| |
Les nières ont frémi! les vierges palpitantes,
O calife! ont pleuré leurs jeunes ans flétris,
Et les coursiers fougueux ont traîné hors des tentes
Leurs corps vivants, de coups et de baisers meurtris!...
Les tout petits enfants, écrasés sous les dalles,
Ont vécu; de leur sang le fer s'abreuve encor...,
Ton peuple brise, ô Roi, la poudre des sandales
Qu'à ton pied glorieux attache un cercle d'or!
Dezelfde subjectieve opvatting vindt men nog in andere gedichten uit de jaren 1826 en 1827, in Les Têtes du Sérail, Enthousiasme, Navarin, La douleur du Pacha: het verhaal van den Sultan, die drie dagen en drie nachten zwijgend ter neêr zit en treurt, niet om het verlies van een stad, niet omdat hij den engel des doods ziet naderen, niet omdat zijn favorite hem ontnomen werd, maar omdat zijn lievelingstijger dood is, vormt den overgang tot die gedichten, waarin de dichter zich, volkomen objectief, op het standpunt der Turken weet te plaatsen. In kleur, toon, gedachtengang zijn het echte Orientales. De dichter laat zijn phantasie den vrijen loop, en hier in het Oosten waar alles grootsch en woest, somber en onheilspellend is, vindt zij een voor haar volkomen geschikte stof.
Luister naar de Marche Turque met dit refrein:
Ma dague d'un sang noir à mon côté ruisselle,
Et ma hache est pendue à l'arçon de ma selle,
dat al aanstonds den toonaard aangeeft van het gedicht, waarvan de eerste strofe aldus luidt:
J'aime le vrai soldat, effroi de Béhal;
Son turban evasé rend son front plus sevère;
Il baise avec respect la barbe de son père,
Il voue à son vieux sabre un amour filial,
Et porte un doliman percé dans les mélées
De plus de coups que n'a de taches étoilées
La peau du tigre impérial.
In het Oosten zijn wij met La Sultane favorite, de Joodsche, die
| |
| |
in haar jaloezie eischt, dat telkens onder hare mededingsters nieuwe slachtoffers vallen:
Toujours je compreuds dans les fêtes
Que tu vas demander des têtes,
Quand ton regard devient plus doux.
Met huivering denken wij aan den veelbeteekenenden blik dezer Sultane wanneer wij Clair de Lune lezen:
La lune était sereine et jouait sur les flots.
Le fenêtre entin libre est ouverte à la brise;
La Sultane regarde, et la mer qui se brise,
Là-bas, d'un flot d'argent brode les noirs îlots.
De ses doigts en vibrant s'échappe la guitare
Elle écoute .... un bruit sourd frappe les sourds échos,
Est-ce un lourd vaisseau turc qui vient des eaux de Cos,
Battant l'Archipel grec de sa rame tartare?
Ce sont des sacs pesants, d'où partent des sanglots.
On verrait, en sondant la mer qui les promène,
Se mouvoir dans leurs flancs comme une forme humaine....
La lune était sereine et jouait sur les flots.
Daarnaast vragen aantrekkelijke, dichterlijke vrouwenfiguren onze aandacht: de Hôtesse Arabea, die, na te vergeefs getracht te hebben den blanken reiziger onder de schaduw van den palmboom te doen vertoeven, hem een roerend vaarwel toeroept; la Captive, die ofschoon in Smyrna gevangen, bekoord door het landschap om haar heen, den lof van het Oosten zingt,
en de bekoorlijke Lazzara, wie een pacha al zijn schatten aanbiedt, zijn schepen, zijn edelgesteenten, zijn driehonderd vrouwen, zijn jachthonden,
Tout! jusqu'au cheval blanc qu'il élève au serial
Dont la sueur à flots argente le poitrail,
| |
| |
maar die boven al die schatten dien éénen verkiest
Qui l'a prise, et qui n'a rien donné pour l'avoir
Car la pauvreté l'accompagne;
Un klephte a pour tous biens l'air du ciel, l'eau des puits,
Un bon fusil bronzé par la fumée, et puis
La liberté sur la montagne.
En hier treffen wij ook weder de figuur, die telkens in Hugo's gedichten terugkomt: Bonaparte, of zooals de Arabier hem noemt, Bounaberdi. Bonaparte staat alleen op een reusachtigen bergtop, rechts ligt de woestijn, die hem wolken stof in het aangezicht jaagt, links de zee, die haar stem tot hem verheft,
Comme aux pieds de son maître aboie un chien joyeux.
De oude Keizer droomt, en hij meent
Que c'est une armée invisible et sans nombre,
Qui fait cette poussière et ce bruit pour son ombre,
Et sous l'horizon gris passe éternellement.
En dan roept de Arabier hem toe:
Oh! quand tu reviendras rêver sur la montagne,
Bounaberdi! regarde un peu dans la campagne
Ma tente qui blanchit dans les sables grondants;
Car je suis libre et pauvre, un Arabe du Caire,
Et quand j'ai dit: Allah! mon bon cheval de guerre
Vole et sous sa paupière a deux charbons ardents.
Terwijl Victor Hugo in deze Orientales de bewonderenswaardigste kleurenpracht ten toon spreidt, verrijkt hij de dichterlijke taal met een schat van woorden, die men vroeger als ondichterlijk had buitengesloten, geeft hij aan de stugge Alexandrijnen een lenigheid, en zweept hij het vers tot een vlucht, waardoor hij voor de Fransche verskunst een nieuw tijdvak opent.
Plus de mot sénateur! Plus de mot roturier!
is zijn leus: de woorden van het dagelijksch leven kunnen ook in
| |
| |
de poëzie gebruikt worden en zij zal er des te schilderachtiger door worden. Hugo's vers is niet het vers vol taalmuziek dat wij in Lamartine bewonderen, maar een dat door zijn kleur, door de tegenstelling van licht en schaduw, een uitdrukking, een relief ontvangt, die het voor ons doen leven en in ons geheugen prenten.
Victor Hugo is de man der tegenstellingen. Na de woeste, schelle tafereelen uit het Oosten moesten de tafereelen uit het huiselijk leven, het landschap om hem heen zijn aandacht trekken. Doch er was nog een andere tegenstelling, welke hem verlokte. De gedichten, die hij thans, onder den titel Feuilles d'automne, in het licht geeft, dagteekenen allen uit de jaren 1830 en 1831: de jaren van de Julirevolutie in Frankrijk, van den Poolschen opstand en van zoovele andere woelingen. Victor Hugo weet het: de toestand is ernstig, zoowel binnen Frankrijk als daar buiten. De dichterprofeet voorziet reeds 1848; hij hoort ‘le bruit sourd que font les révolutions, encore enfouies dans la sape, en poussant sous les royaumes de l'Europe leurs galeries souterraines, ramifications de la grande révolution centrale dont le cratère est Paris.’ Maar - zegt hij verder in de merkwaardige voorrede voor zijn nieuwen bundel - indien hij in November 1831 les Feuilles d'automne in het licht zendt, dan geschiedt dit omdat het hem merkwaardig scheen, het contrast tusschen deze rustige verzen en de koortsachtige woelingen der geesten in het volle licht te zien.
In deze gedichten verdiept de dichter zich in de herinneringen zijner jeugd; hij herdenkt zijn moeder,
Oh! l'amour d'une mere! - amour que nul n'oublie!
Pain merveilleux qu'un Dieu partage et multiplie!
Table toujours servie au paternel foyer!
Chacun en a sa part, et tous l'ont tout entier!
Hij herdenkt het huis van zijn vader te Blois, zijn jonge liefde, zijn jong geloof. Wanneer hij een jonge vrouw in het verborgene ziet schreien, roept hij haar toe:
Pleure; mais tu fais bien, cache toi pour pleurer,
Aie un asile en toi. Pour t'en désaltérer,
Pour les savourer avec charmes,
Sous le riche dehors de ta prospérité,
Dans le fond de ton coeur, comme un fruit pour l'été
Mets à part ton trésor de larmes!
| |
| |
Car la fleur, qui s'ouvrit avec l'aurore en fleurs,
Et qui fait à. midi de ses belles couleurs
Admirer la splendeur timide,
Sous ses corolles d'or, loin des yeux importuns,
Au fond de ce calice où sont tous ses parfums;
Souvent cache une perle humide!
Hij schildert het stille landschap van de Bièvre-vallei, op weinige schreden afstands van het woelige Parijs; hij mijmert bij de ondergaande zon:
Amoncelés là-haut sous le souffle des vents,
Groupent leurs formes inconnues;
Sous leurs flots par moments flamboie nu pâle éclair,
Comme si tout à coup quelque géant de l'air
Tirait son glaive dans les nues.
En dan zijn kinderen! Geen dichter heeft ooit zóó teeder, zóó dichterlijk over kinderen gesproken als deze, die de bloedige tafereelen der Orientales schilderde en in de Châtiments aan zijn onverzoenlijken haat zoo woest den teugel vierde.
In deze Feuilles d'automne vinden wij, behalve het overbekende
Lorsque l'enfant parait....,
het gedicht, waarin hij de kinderen om zich heen roept; zij jagen zijn verzen niet op de vlucht, zij mogen om hem lachen en zingen, zijn vreugde en zijn geluk, zijn ziel, zijn zangen zullen gaan waar zij gaan. Aan dit gedicht herinnert dat andere, dat wij in Les Voix intérieures aantreffen. Daarin roept hij de kinderen terug, die hij in een booze bui uit zijn kamer gejaagd had: waarvoor? omdat zij, spelende, eenige vodjes papier, waarop de dichter enkele losse verzen geschreven had, in het vuur hadden geworpen. Zij waren in den tuin gevlucht, en hadden daar den blauwen hemel, de lente gevonden,
Ce poëme de Dieu qui vaut mieux que les miens,
Où l'enfant peut cueillir la fleur, strophe vivante,
Sans qu'une grosse voix tont à coup l'épouvante.
| |
| |
In La Prière pour tous wordt de gezichtskring ruimer. ‘Ma fille va prier!’ heet het. .Eerst voor uw moeder, dan voor mij, uw vader, maar eindelijk ook voor allen die lijden, voor de ongeloovigen, voor de verlatenen, voor de slechten - voor de menschheid.
De dichter, die de teederste klanken wist te vinden om het huiselijk geluk en de natuur om hem heen te bezingen, is tevens een kind van zijn eeuw. De bewogen tijden laten hem niet met rust. Hij gevoelt - reeds in de voorrede van dezen bundel sprak hij het uit - dat er iets geweldigs in aantocht is; de volkeren, worden verdrukt, en
la muse se doit aux peuples saus défense.
J'oublie alors l'amour, la familie, l'enfance,
Et les molles chansous et le loisir serein,
Et j'ajouteàma lyre une corde d'airain!
En nu volgt de bundel Les Chants du crépuscule (1835), die verschillende politieke gedichten bevat. De dichter verheerlijkt reeds in het eerste gedicht, Dicté après Juillet 1830, de Juli-revolutie.
Hier vous n'étiez qu'une foule;
Vous êtes un peuple aujourdhui.
Aan de Kamer, die den 7den October 1830 weigert hare tusschenkomst te verleenen om Napoleons asch naar Frankrijk terug te doen voeren, roept hij toe:
Vous avez peur d'un ombre et peur d'un peu de cendre:
Aan de martelaren, de dapperen der Julidagen, wijdt hij een Hymne, in dezen breeden, vollen orgeltoon:
Ceux qui pieusement sont morts pour la patrie
Ont droit qu'à leur cercueil la foule vienne et prie.
Entre les plus beaux noms leur nom est le plus bean.
Toute gloire près d'eux passe et tombe éphémère,
Et, comme ferait une mère,
La voix d'un peuple entier les berce en leur tombeau.
Onder deze gedichten komt ook het beroemde Napoleon II voor,
| |
| |
dat uit een rhetorisch oogpunt tot de schoonste scheppingen van den dichter behoort. Waarom moet in het eerste gedeelte van dit treffend gedicht, na het dichterlijk beeld:
Au souffle de l'enfant, dôme des Invalides,
Les drapeaux prisonniers sous tesvoûtes splendides
Frémirent, comme au vent frémissent les épis,
de indruk bedorven worden door dit drietal regels:
Et son cri, ce doux cri qu'une nourrice apaise,
Fit, nous l'avons tous vu, bondir et hurler d'aise
Les canons monstrueux à ta porte accroupis.
Wij hebben hier in de van vreugde springende en brullende kanonnen een voorbeeld van dat gemis aan matiging, den stap van het verhevene tot het belachelijke, dien wij in de latere gedichten meer dan eens zullen aantreffen.
De politieke gedichten worden afgewisseld door kleine liederen, en door die gedichten - mogen wij ze humanitaire noemen? - waarin de dichter zijn verachting uitspreekt over den wellusteling, en zijn medelijden met de gevallen vrouw:
Oh! n'insultez jamais une femme qui tombe.
Geen schooner gedicht kon deze zangen besluiten dan dat Date lilia, waarin Victor Hugo het beeld schetst van zijne vrouw, de jonge moeder,
Une femme au front pur, au pas grave, aux doux yeux
Que suivent quatre enfants dont le premier chancelle,
van haar
qui, lorsqu'au mal, pensif, je m'abandonne,
Seule peut me punir et seule me pardonne,
Qui de mes propres torts me console et m'absout;
A qui j'ai dit: ‘Toujour's!’ et qui m'a dit: ‘Partout!’
Op Les Chants du crépuscule volgen, in 1837 en 1840, twee nieuwe verzamelingen Les Voix intérieures en Les Rayons et les Ombres.
Het tijdvak, waarin deze en de beide vorige bundels vallen,
| |
| |
tusschen 1830 en 1848, is het gelukkigste uit Victor Hugo's letkundige loopbaan. In de kracht van zijn leven, in den vollen bloei van zijn talent, werd hij omringd en aangebeden door een telkens grooter schaar; het jongere geslacht zag naar hem op en vereerde hem als een god. Zijn scheppingskracht schijnt onuitputtelijk; de lyrische stroom vloeit zonder ophouden; steeds breeder, steeds vrijer, klankvoller en leniger wordt het vers. Al ontwikkelen zich zijne staatkundige sympathiën in de richting van de democratie, hij blijft voor wat hij eens vergoodde een oprechte vereering koesteren; religieus blijft de grondtoon van zijn lied.
Ce siècle est grand et fort; un noble instinct le mène,
Partout on voit marcher l'Idée en mission...
Mais parmi ces progrès dout notre âge se vante,
Dans tout ce grand éclat d'un siècle éblouissant,
Une chose, o Jésus, en secret m'épouvante:
C'est l'écho de ta voix qui va s'aff'aiblissant.
En toch laat ook hem, kind van zijn eeuw, de twijfel niet met rust. De schepping weet alles; voor wie haar volmaakt begrijpen kon zou alles duidelijk zijn; het is of het woord van het raadsel haar op de lippen brandt, maar God legt haar het zwijgen op. De schepping stamelt slechts:
Les tonnerres grondants, les vents plaintifs et sourds,
La vague de la mer, gueule ouverte toujours,
Qui vient, hurle, et s'en va, puis sans fin recommence,
Toutes ces voix ne sont qu'un bégaiement immense!
L'homme seul peut parler et l'homme ignore hélas!
Victor Hugo is vóór alles dichter; een wijsgeerig of godsdienstig stelsel heeft men dus van hem niet te verwachten, maar opmerking verdient het, hoe de katholieke zanger der Odes et Ballades in zijne opvatting van God en de natuur allengs het pantheïsme nadert:
Respecte la fourmi non moins que le lion.
Rêveur! rien n'est petit dans la création.
De l'être universel l'atome se compose;
Dieu vit un peu dans tout, et rien n'est peu de chose.
| |
| |
In sommige gedichten, o.a. in Sagesse, waaraan wij de laatste regels ontleenden, in Sunt lacrymae rerum, vinden wij reeds dat al te breedvoerige, waardoor de dichterlijke gedachte iets van haar kracht en haar kleur verliest; maar voor het overige bevatten deze beide deelen een schat van de zuiverste lyrische poëzie.
En nu zou de dichter voor geruimen tijd zwijgen. Tot Pair van Frankrijk benoemd in '45, meegesleept in de revolutie van 1848, tot de heftigste tegenstanders van den President behoorende zoodra hij bemerkte dat deze van een herstelling van het keizerrijk droomde, behoorde Victor Hugo onder de eerste slachtoffers van den Coup d'état van December 1851. De rots van Guernesey werd hem nu tot een voetstuk. Uit de verte geleek hij een kolossus, waarnaar men staarde met vrees en ontzag. Hij ook vond in zijn isolement een kracht, die hij als dichter in zijn vaderland niet zou hebben kunnen ontwikkelen. Op zijn eiland, zette de dichter zijn tweegevecht met den Keizer voort. De verbannene slingerde zijn banbliksems naar het paleis der Tuileriën.
Zoo ontstonden Les Chátiments, het kleine boekje op grof papier in het geheim te Brussel gedrukt, dat de tegenstanders van het Keizerrijk heimelijk binnensmokkelden, met gloeiende wangen en van geestdrift kloppende harten lazen, en waarvan zij zich de schoonste verzen voor goed in het geheugen prentten.
Welk een taal! Hier had de verontwaardiging den dichter welsprekender gemaakt dan ooit. Als scherpe pijlen troffen.deze verzen, dringend tusschen de voegen van het harnas waarin Napoleon de Kleine zich onkwetsbaar waande. Nu eens ruw zijn gal uitbrakend tegen ‘cet homme’ en zijn handlangers, de Maupas', de Morny's, de Saint-Arnaud's en hoe zij meer heeten mogen, wien hij geen schimpnaam, geen verwensching bespaarde; dan weder, als in Souvenir de la Nuit du 4, op den teedersten, roerendsten toon den armen zevenjarigen knaap gedenkend, die met twee kogels in het hoofd stervende gebracht wordt bij zijn grootmoeder, de oude vrouw, die maar niet begrijpen kan, waarom men haar eenigen schat heeft doodgeschoten.
Moi je suis vieille, il est tout simple que je parte;
Cela n'aurait rien fait à monsieur Bonaparte
De me tuer au lieu de tuer mon enfant!
Of hij verheft zich, in l'Expiation, tot de hoogste poëzie, wanneer
| |
| |
hij in verzen vol teekening en kleur, den terugtocht uit Rusland, Waterloo, St.-Helena schildert, en ten slotte aan Napoleon I, als hoete voor de misdaad van 18 Brumaire, in een vizoen de schande an het tweede keizerrijk laat zien. Aangrijpend is die terugkeer van etgeen eens ‘la grande armée’ heette; dan Waterloo, - en dan....
La Déroute, géante à la face effarée,
Qui, pâle, épouvantait les plus fiers bataillons
Changeant subitement les drapeaux en haillons,
A de certains moments, spectre fait de fumées,
Se lève grandissante au milieu des armées,
La Déroute apparut au soldat qui s'émeut,
Et se tordant les bras cria: sauve qui peut!
Sauve qui peut! affront! horreur! toutes les bouches
Criaient, à travers champs, fous, éperdus, farouches,
Comme si quelque souffle avait passé sur eux,
Parmi les lourds caissons et les fourgons poudreux,
Roulant dans les fossés, se cachant dans les seigles,
Jetant shakos, mantea ux, fusils, jetant les aigles,
Sous les sabres prussiens, ces vétérans, ô deuil!
Tremblaient, hurlaient, pleuraient, criaient!
Deze verzen zullen zeker blijven leven als behoorende tot het schoonste wat uis de pen van Victor Hugo is gevloeid. Welk een regel, die waarin van de laatste soldaten der ‘grande armée’, die bij Waterloo streden, gezegd wordt:
Et leur âme chantait dans les clairons d'airain!
Maar elders doet de toorn den dichter in beeld en taal vaak alle maat te buiten gaan. Nu na 34 jaar de hartstochten bekoeld zijn, nu de Keizer en zijn medestanders van het tooneel der wereld zijn verdwenen, en het verminkte Frankrijk heeft moeten boeten voor de misdaden van het Tweede keizerrijk, nu mag men, deze verzen herlezend, nog den gloed der verontwaardiging, de virtuositeit in het toornen, de kracht waarmede de geeselslagen worden toegediend, bewonderen, maar men zal tevens erkennen, dat wanneer voor den kunstenaar zelfbeheersching de hoogste wet is, aan vele dezer gedichten dat ontbreekt, wat ze tot kunstwerken stempelen en blijvende waarde geven moet.
In de jaren der ballingschap zagen, op het gebied der poëzie, nog
| |
| |
twee verzamelingen het licht, die onder de werken van Victor Hugo een eerste plaats innemen: Les Contemplations (1856) en La Légende des siècles (1859).
In Les Contemplations geeft de dichter indrukken, herinneringen, bespiegelingen van vijf en twintig jaren, 1830-1856; opgewekt in de eerste twee gedeelten, welke hij Aurore, l'Ame en fleur betitelt; ernstiger in les Luttes et les rêves; in rouw en tranen na den vreeselijken slag die hem in den noodlottigen dood van zijne dochter trof; dan gelaten en getroost zijn wandelstaf weder opnemend in la Marche; eindelijk, hopend en vertrouwend: Au bord de l'infini. Des dichters gemoedsleven vindt hier zijn innigste uiting in de roerende elegiën aan de nagedachtenis van zijne dochter, in het gedicht Claire, waarin hij aan het afsterven van kinderen en het verlangen om hen te volgen verzen wijdt vol diep gevoel, in het gedicht A celle qui est restée en France, en zoovele anderen.
Daarnaast treffen wij sombere klaagzangen als Pleurs dans la nuit, diepzinnige phantasiën als Les Mages, duistere vizioenen als Ce que dit la bouche d'ombre. Dit laatste gedicht, bespiegeling over de verhouding van ziel en lichaam, over de zielsverhuizing, met een profetische hymne der verzoening tot slot, is door het gezochte en gewrongene in de voorstelling, door de opeenstapeling van hyperbolen op vele plaatsen onverstaanbaar.
Les tombeaux sont les trous du crible cimetière,
D'où tombe, graine obscure en un ténébreux champ,
L'effrayant tourbillon des âmes....
Wanneer men bladzijde aan bladzijde regels moet doorworstelen als deze:
La pince qui rougit dans le brasier hideux
Est faite du duc d'Albe et de Philippe Deux;
Farinace est le croc des noires boucheries;
L'orfraie au fond de l'ombre a les yeux de Jeffryes....
Alors l'hyène Atreé et le chacal Timour,
Et l'épine Caïphe et le roseau Pilate,
Le volcan Alaric à. la geule écarlate
L'ours Henri Huit, pour qui Morus en vain pria,
Le sanglier Selim et le porc Borgia.
Poussent des cris vers l'Etre adorable....
L'âme du noir Judas, depuis dix-huit cents ans,
Se disperse et renaît dans les crachats des hommes.
| |
| |
dan vraagt men of dat nog poëzie is wat men leest.
Gelukkig sluit men het boek met een beteren indruk. In A celle qui est restée en France vindt de dichter voor het verlangen van den vader om aan het graf van zijn kind te weenen, voor het heimwee van den verbannene naar zijn land, de roerendste en dichterlijkste beelden en klanken.
La Légende des siècles - de reeks van tafereelen uit de geschiedenis van alle eeuwen, Bijbelsche verhalen, middeneeuwsche legenden, heldendaden uit de worstelingen der menschheid -is volgens Théophile Gautier als een campo santo der poëzie, welks muren met geschilderde fresco's bedekt zijn door een zeldzaam, kunstenaar, die alle stijlen machtig is. De indruk dien vooral de eerste reeks van deze gedichten maakt, - de tweede reeks is eerst in 1877 uitgekomen - is groot.
Hugo spaart ons ook hier geen duistere voorstellingen, geen baroke tagenstellingen, geen opeenstapeling van woorden, geen zoogenaamde anaphoren, d.i. de nadrukkelijke herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordverbindingen aan het begin van elken versregel. De luchtballon is
Le sainte fausse clef du fatal gouffre bleu.
In Le Crapaud heet de ezel, die, vermoeid en uitgeput, toch nog ter zijde wijkt om de pad niet te vertrappen,
plus saint que Socrate et plus grand que Platon;
een goedheid als de zijne is
le trait d'union ineffable et suprêeme
Qui joint, dans l'ombre, hélas! si lugubre souvent,
Le grand ignorant, l'âne, à Dieu, le grand savant.
Dit is zoo Victor Hugo's trant. Maar hoe gaarne neemt men dit niet in den koop mede, bij zooveel als er, zonder voorbehoud, in deze verzameling te bewonderen valt. Hoe aangrijpend is La Conscience, de foltering van Kaïn, die, waar hij zich ook verbergt en hoe hij zich met muren omringt, altijd dat oog op zich gericht ziet,
un oeil, tout grand ouvert dans les ténèbres,
Et qui le regardait dans l'ombre fixement.
| |
| |
Welk een poëzie in Booz endormi! Ruth heeft zich neergevlijd aan de voeten van Boas:
Ruth songeait et Booz dormait; l'herbe était noire;
Les grelots des troupeaux palpitaient vaguement;
Une immense bonté tombait du firmament;
C'était l'heure tranquille où les lions vont boire.
Tout reposait dans Ur et dans Jérimadeth;
Les astres émaillaient le ciel profond et sombre;
Le croissant fin et clair parmi ces fleurs de l'ombre
Brillait à l'óccident, et Ruth se demandait,
Immobile, ouvrant l'oeil a moitié sous ses voiles,
Quel dieu, quel moissonneur de l'éternel été
Avait, en s'en allant, négligemment jeté
Cette faucille d'or dans le champ des étoiles.
Een meesterstuk, die strijd van Olivier en Roland in Le Mariage de Roland:
Le combat les enivre; il leur revient au coeur
Ce je ne sais quel dieu qui veut qu'on soit vainqueur,
Et qui, s'exaspérant aux armures frappées,
Mêle l'éclair des yeux aux lueurs des épées.
En is er iets bekoorlijkers denkbaar dan het verhaal van Aymerillot, den kleinen page van Karel den Groote, die, nadat de keizer te vergeefs zijn ridders heeft opgewekt om Narbonne in te nemen, alleen met zijn moed te rade gaat, en de stad bemachtigt.
Wij blijven niet lang stilstaan bij Les Chansons des rues et des bois, de verzameling gekunstelde verzen en liedjes in 1865 verschenen, die zeker tot den roem des dichters slechts weinig zal bijdragen. In een proloog deelt de dichter aan Virgilius mede:
Maître, je mets Pégase au vert!
maar het is Pegasus aan te zien, dat hij zich in de weî niet op zijn gemak gevoelt en hunkert om weer het luchtruim in te rennen. Toch verdient, indien ook alle andere gedichten uit dezen bundel vergeten werden, het beeld van den zaaier te blijven leven,
| |
| |
dat de dichter ons in de beide laatste strofen van La saison des semailles aldus teekent:
Il marche dans la plaine immense,
Il vient, lanoe la graine au loin,
Il ouvre sa main et recommence,
Et je médite, obseur témoin,
Pendant que déployant ses voiles,
L'ombre, où se mêle une rumeur,
Semble élargir jusqu'aux étoiles
Le geste auguste du semeur.
Dat waren de laatste gedichten, waarmede Victor Hugo uit zijne, thans vrijwillige, ballingschap de wereld in verrukking bracht.
Et s'il n'en reste qu'un, je serai celui-là!
had hij in Les Châtiments gezegd. En hij hield woord. Eerst na den val van het Keizerrijk keerde Hugo in Frankrijk terug. Maar het kon niet anders: nu hij afgestegen was van de rots waarop hij als op een troon zetelde, nu hij weder als een gewoon sterveling door de straten van Parijs wandelde en deelnam aan den politieken strijd van den dag, moest hij iets verliezen van het prestige, dat hij uit de verte had uitgeoefend. En ook het dichterlijk vermogen scheen bij den 68jarigen-grijsaard aan het afnemen.
Nog twee dichtbundels zouden Victor Hugo's naam op aller lippen brengen: l'Année terrible en l'Art d'être grand-père.
Het noodlottig jaar, waarin, na de verschrikkingen van den oorlog met den buitenlandschen vijand, Parijs aan de gruwelen van den burgeroorlog werd prijsgegeven, moest op den dichter, die zijn land en Parijs zoo vurig lief had, een geweldigen indruk maken. L'Année terrible bevat eenige treffend schoone stukken. Het grootst is de dichter wanneer hij, in het gedicht Sedan, in den toon van Les Châtiments, den keizer teekent, zooals hij, zwak en weifelend, zich blindelings in het verderf stort:
Le grand regard d'en haut lointain et formidable,
Qui ne quitte jamais le crime, était sur lui;
Dieu poussa ce tyran, larve et spectre aujourd'hui,
Dans on ne sait quelle ombre où l'histoire frissonne,
Et qu'il n'avait encore ouverte pour personne;
Et, comme au fond d'un puits sinistre, il le perdit.
| |
| |
Het slot van dit gedicht is aangrijpend, en hier maakt de opeenstapeling van namen een overweldigenden indruk:
Alors la Gaule, alors la France, alors la gloire,
Alors Brennus, l'audace et Clovis, la victoire,
Alors le vieux titan celtique aux cheveux longs,
Alors le groupe altier des batailles, . . . . .
. . . . . . . . . . . .toutes ces ïmmortelles
Mêlant l'éclair du front au flamboiment des ailes,
Jemmape, Hohenlinden, Lodi, Wagram, Eylau,
Les hommes du dernier carré de Waterloo,
Et tous ces chefs de guerre, Héristal, Charlemagne,
Charles Martel, Turenne, effroi de l'Allemagne,
Condé, Villars, fameux par un si fier succès,
Cet Achille, Kléber, ce Scipion, Desaix,
Napoléon, plus grand que César et Pompée,
Par la main d'un bandit rendirent leur épée.
Hier maken wij ook kennis met ‘petite Jeanne’, die haar eersten verjaardag vierde in het belegerde Parijs:
Vons mêlez votre charmant murmure
Au grand Paris faisant sonner sa grande armure.
Ah quand je vous entends Jeanne, et quand je vous vois
Chanter, et, me parlant avec votre humble voix,
Tendre vos douees mains au-dessus de nos têtes,
II me semble que, l'ombre où grondent les tempêtes
Tremble et s'éloigne avec des rugissements sourds,
Et que Dieu fait donner à la ville aux cents tours
Désemparée ainsi qu'un navire qui sombre,
Aux énormes canons gardant le rempart sombre,
A l'univers qui penche et que Paris défend,
Sa bénédiction par un petit enfant.
Maar naast die verzen treffen wij er vele aan, waarin holle declamatie de dichterlijke ingeving moet vervangen. Des dichters chauvinisme belet hem tegenover de rampen en de misdaden van Frankrijk dat hooge standpunt in te nemen hetwelk den kunstenaar voegt. Wanneer hij, ofschoon de handelingen der Commune afkeurende, in hare aanhangers slechts onwetenden en ongelukkigen ziet (Pas de représailles, A qui la faute?), dan vergeet hij, in zijne groote toegevendheid, maar al te dikwijls dat de dichter ‘charge d'âmes’ heeft en laat hij de gelegenheid om invloed ten goede uit te oefenen vaak ongebruikt voorbijgaan.
| |
| |
Zijn vergoding van Parijs wordt soms belachelijk:
Ici le monde, et là Paris: c'est l'équilibre.
Elders:
.... Paris, ce lieu saint, cette cité forêt,
Cette habitation énorme des idées
Vers qui par des lueurs les âmes sont guidées.
En nog weer eens:
Sans Paris, l'avenir naîtra reptile et nu,
Paris donne un manteau de lumière aux idées.
Les erreurs, s'il les a seulement regardées,
Tremblent subitement et s'écroulent, ayant
En elles le rayon de cet oeil foudroyant.
De gemeenplaats vult soms geheele bladzijden, en verzen op verzen worden aan elkander gerijmd, blijkbaar alleen met het doel om een meer of min gelukkig gevonden slotregel te plaatsen.
Indien men vroeg, met welk zijner dichtbundels Victor Hugo de meeste harten veroverd heeft, dan zou het antwoord waarschijnlijk moeten luiden: met l'Art d' étre Grand-père. Hier werden geen diepzinnige wijsgeerige vraagstukken aangeroerd, hier werd aan geen hartstochtelijken haat bot gevierd; hier was een grootvader aan het woord, geen oude knorrepot, maar een man, die na harden levensstrijd ‘au bord de l'infini’ is genaderd met een hart vol liefde, teeder als dat van een moeder, niets goddelijkers op aarde kennende, dan het gelaat van een kind, niets welluidenders dan een kinderlach, en die voor hetgeen de kinderen hem vertellen, hetgeen hij van deze ‘langage vague et lumineux des êtres nouveaux-nés’ verstaat, de geestigste, zangerigste vormen weet te vinden. Wanneer men deze gedichten legt naast Le Portrait d'un Enfant, dat in Odes et Ballades voorkomt, dan ziet men welk een weg de dichter heeft afgelegd. In laatstgenoemd gedicht heet het nog geheel in de conventioneele taal:
On devine à ses jeux, pleins d'une pure flamme,
Qu'au paradis, d'où vient son âme
Elle a dit un récent adieu;
in Georges et Jeanne dit ééne dichterlijke beeld:
| |
| |
Ils trébuchent, encore ivres du paradis.
Aan dit ‘Lied der kinderen’ heeft Charles Boissevain nog slechts weinige jaren geleden (in de Gids van Augustus 1877) een warm geschreven artikel gewijd, waarin de schoonste verzen uit den bundel werden aangehaald. Ik meen mij dus in dit overzicht, dat reeds uitgebreider is geworden dan ik mij had voorgesteld, van aanhalingen uit deze gedichten te kunnen onthouden.
L'art d'être Grand-père verscheen in 1877. In datzelfde jaar zag de tweede serie van La Légende des Siècles het licht, waarin naast veel verheven schoons, het duistere, het gedrochtelijke, het gezocht-diepzinnige een ruime plaats inneemt.
En toen was het uit. Wel verscheen er nog elk jaar een gedicht, ten bewijze dat de dichter de veder nog niet uit de hand had gelegd - in 1878 Le Pape, in 1879 La Pitié suprême, in 1880 L'Ane en Religions en Religion, in 1881 Les Quatre Vents de l'Esprit - maar het werd zijn bewonderaars hoe langer hoe moeilijker om in de zonderlinge diepzinnigheden van Le Pape, de smakelooze parodiën en logge grappen van Religions en Religion en van L'Ane hun Victor Hugo te herkennen; alleen in Les Quatre Vents de l'Esprit openbaarde zich op sommige plaatsen de lyrische dichter nog in zijn kracht.
De dagbladen vertellen dat er zich in des dichters nalatenschap nog materie voor tien of meer deelen, romans, drama's en lyrische poëzie, zou bevinden en dat deze werken achtereenvolgens het licht zullen zien. Wat deze handschriften ook mogen bevatten, den roem van Victor Hugo zullen zij moeilijk kunnen vermeerderen.
‘Bij Victor Hugo’ - heeft Renan gezegd - ‘is alles levenskiem, levenssap. De Fransche taal, die nog alleen geschikt scheen om er geestige of bevallige versjes in te rijmen, bleek plotseling een taal vol klank en kracht te zijn. Wat slechts een looden schel was, wordt onder Hugo's handen een metalen klok.’
Zijn invloed op de Fransche letteren is dan ook zeer groot geweest. Bijna al de dichters die zich in de laatste vijftig jaar een naam in Frankrijk maakten, hebben van hem geleerd. Zij kozen onderwerpen, bedienden zich van uitdrukkingen en beelden, woordverbindingen en rijmen, bouwden zinnen, bezigden tegenstellingen, hun door Victor Hugo aan de hand gedaan. Coppée - om slechts
| |
| |
één voorbeeld te noemen - zou zijn Récits et Elégies niet geschreven hebben, wanneer niet La Légende des Siècles ware voorafgegaan. Geen wonder, dat zij allen vol vercering naar den man opzien, aan wien zij zooveel te danken hebben.
In dien dagelijkschen ‘combat du jour et de la nuit’, welke op zijn sterfbed zijn geest nog bezig hield, heeft Victor Hugo steeds de partij van den Dag gekozen. In tijden, waarin zooveel beginselloosheid en onverschilligheid heerscht, waarin zwaarmoedigheid en zwartgalligheid de rijkst begaafden onder het jongere geslacht ter neerdrukken, waarin het naturalisme bij voorkeur het licht laat vallen op wat laag en onrein is, heeft hij het voorbeeld gegeven van trouw aan het gegeven woord, heeft hij het sursum corda doen hooren en de vaan van het ideaal hoog gehouden.
Met het hoofd der Fransche romantische school verdwijnt tevens haar laatste vertegenwoordiger, en met weemoed herhaalt men het woord van onzen dichter:
O soleils, disparus derriére l'horizon!
|
|