April 1686 besloten, geene Predikanten alhier beroep baar te verklaren, die niet door onderteekening van hunne overeenstemming met de Geloofsbelijdenis en Artikelen van de Dordsche Synode, van hunne onderwerping aan de kerkelijke tucht hadden doen blijken. Op de daarvan toen gedrukte lijst komen, zegt Ds. Gagnebin, 189 namen van predikanten voor. Later werd zij met eenige vermeerderingen herhaaldelijk herdrukt en ook in het 7de deel van het Bulletin de la Société de l'histoire du Protestantisme français opgenomen.
Daar ook deze lijst blijkens de daarvan medegedeelde bewijzen niet te vertrouwen was, heeft onze schrijver zich de moeite gegeven een nieuwe lijst op te maken van de gerefugieerde predikanten, volgens de provinciën door wie zij ondersteund werden en de steden waarin zij woonden.
Achtereenvolgens worden de namen medegedeeld van de predikanten, die zich in Noord-Brabant, Drenthe, Friesland, Groningen, Gelderland, Noord- en Zuid-Holland, Limburg, Overijssel, Utrecht en Zeeland hebben nedergezet.
Deze lijst beslaat bijna 50 paginas en zal, wanneer de daarop toegezegde alphabetische tafel uitgekomen is, voor genealogie van belangrijk nut zijn: van alle de daarop voorkomende personen wordt het wedervaren hier te lande vermeld, met opgave van de plaats van herkomst, terwijl ook van zeer velen, o.a. van de 50 predikanten die te Amsterdam pensioen genoten, vrouwen en kinderen daarop voorkomen.
De vraag is bij ons gerezen, of die zoo belangrijke arbeid nog eenig ander nut had: tijdig hebben wij ons herinnerd, dat juist biographie en genealogie van Waalsche en Hugenote familiën een integrerend bestanddeel van het Bulletin zoude uitmaken blijkens het Avantpropos in de 1ste livraison vermeld. In een tijd waarin die beide hulpwetenschappen een bron van industrie voor menigeen zijn geworden, kan wellicht juist een arbeid als die van Ds. Gagnebin een heilzame controle uitoefenen.
Onder den titel van l'Eglise Wallonne de la Brille wordt verder in deze livraison eene belangrijke monographie van de Waalsche Kerk in den Briel gegeven.
De schrijver, de Heer H. de Jager, is ons reeds bekend door het Brielsche Archief, Geschied- en Letterkundige Naoogst, bij Beijers te Utrecht in 1876 uitgegeven.