| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Rotterdam, 23 November.
Wij kunnen het woord opnemen, waarmede wij de vorige maal eindigden, dat wie de fransche republiek waarlijk liefhebben, een gevoel van bange vrees niet kunnen onderdrukken. Zoo ooit, dan is hier van toepassing het veel gebruikte woord: ‘Een ieder stuurt zijns weegs en niemand weet waarheen’, en als er dan van tijd tot tijd gebeurtenissen voorvallen, die doen vermoeden, dat het daarheen zal gaan, waar met den regeeringsvorm alle maatschappelijke instellingen en de geheele moderne beschaving tot een chaos ineen zullen storten, dan is het geen wonder, dat aller blikken zich telkens weder met angstige bezorgdheid bij voorkeur naar dat Frankrijk wenden. De kiemen der ontbinding zijn aan het werk en hebben vrij spel, waar geen ontwikkeld gemeenschapsgevoel aller eigenwillig individualisme binnen de perken houdt. In dit laatste schijnt inderdaad het grondgebrek te liggen, dat in de toekomst tot groote ellende leiden kan, al wordt de dadelijke vrees voor de gevolgen van enkele ernstige, maar naar het schijnt op zich zelf staande feiten overdreven geacht.
Wat beteekenden de anarchistische woelingen, die plotseling zijn ontstaan en even plotseling weder zijn verdwenen? Een verband, een afspraak viel niet te bespeuren, zoodat aan een samenzwering, zich over het gansche land uitstrekkende, niet te denken was. Heden zijn de mijnwerkers van Montceau en grève, zich recht zoekende te verschaffen door hun tegenstanders het dynamiet aan de schenen te leggen; morgen wordt te Lyon een bom in een koffiehuis geworpen; daarna schiet te Roannes een werkman zonder eenige
| |
| |
bekende aanleiding op zijn patroon en komt een ander werkman te Parijs verkondigen, dat hij Gambetta moet vermoorden; te Saint Etienne ontvangen de bourgeois schriftelijke waarschuwingen van een ‘délegué aux explosions’ en te Parijs worden proclamaties aangeplakt van het ‘comilé des justiciers du peuple.’ Dit alles klinkt vrij verontrustend, maar bij nader onderzoek waren toch geen draden van eenig complot te ontdekken en bleke alleen het oproer van Montceau van ernstigen aard te wezen. Doch daarom die kenteekenen van ontevredenheid gering te schatten is niet geraden. Zij bewijzen althans met genoegzame zekerheid, dat er overal in den lande groepen aanwezig zijn, bij wie het misnoegen over de bestaande toestanden zoo diepgeworteld is, dat zij voor de uiterste maatregelen van wraakneming niet terugdeinzen. Bevoegde beoordeelaars verzekeren, dat in de laatste jaren in Frankrijk niet zoozeer de socialistische partij is aangegroeid, als wel dat de communistische en collectivistische ideeën veld hebben gewonnen. Er is, zooals Leroy-Beaulien het uitdrukt, een travail actif de désagrégation aan het werk, en zoo zulk een beweging zich elders zou omzetten in een krachtige partij-organisatie, het komt geheel met het karakter der fransche samenleving overeen, dat de groepen der ontevredenen zelfstandig optreden, ja bij hun oorlog tegen de maatschappij elkander vaak ten felste bestoken. Het is echter een dwaling te vooronderstellen, dat zij daarom minder geducht zijn, en te vroeg hebben gejuicht wie uit de scheuring, die zich in het voor eenige maanden gehouden werkliedencongres openbaarde, tot der werklieden machteloosheid besloten. Want de fabel van den bundel roeden, die sterk is, terwijl de roeden op zich zelf niets vermogen, is niet altijd waar, zooals de guerilla op strategisch gebied on ook deze
guerilla op sociaal gebied bewijst. Gaat het aan een afbreken, men kan er op vertrouwen, dat verspreide en verstrooide krachten uitnemend voor die taak zijn opgewassen, en zoo het buiten kijf waar is, dat voor de organisatie van een nieuwen bouw eendrachtig samenwerken onmisbaar is, het is voorwaar een schrale troost, dat als eenmaal de chaos is geschapen, de machteloosheid der in zich zelf verdeelde partijen om een nieuwe schepping in het leven te roepen zonneklaar aan het licht zal treden.
Neen, het gaat niet aan op die gronden zich rustig in slaap te laten wiegen, maar het kwaad moet in den wortel aangetast, opdat het evangelie der vernietiging niet voortga nieuwe bekeerlingen te maken. Te
| |
| |
beklagen immers, meer dan te veroordeelen, zijn die ongelukkigen, die zich zoo weinig eenig politiek en maatschappelijk doel bewust zijn, dat al hun idealen zich oplossen in één heesch geschreeuw om vernietiging van al het bestaande. Reeds vonden wij vroeger gelegenheid op te merken, dat, een afgrond hen scheidt van de duitsche sociaal-democratie, die een partij vormt, een beginsel voorstaat, een leer ontwikkelt; - lager, voegen wij er bij, staan zij ook dan de russische nihilisten, wier geloof vaak eerbied, wier karakter meermalen bewondering afdwingt. Wij gelooven dan ook, dat het een fabel is, dat de russische nihilist, prins Krapotkine, de hand zou hebben in deze woelingen en de draden zou besturen. Deze denker, aan wiens wetenschap en beginselvastheid ook door zijn tegenstanders hulde wordt gedaan, zal zich niet verlagen tot het aanstoken van dergelijke doellooze baldadigheden, als de heldendaden der onwetende fransche nihilisten zijn. Wat zij eigenlijk beoogen, sommige schrijvers hebben zich laatstelijk veel moeite gegeven het uit te vorschen. Een hunner is tot het besluit gekomen, dat deze stelsellooze lieden zich nog de weelde veroorlooven van in vier scholen gesplitst te zijn: de anarchisten, de possibilistische collectivisten, de revolutionnaire collectivisten en de blanquisten, terwijl een vijfde groep, de socialistische republikeinsche alliantie, door die vier met diepe minachting wordt behandeld, omdat zij een te positief programma heeft. Wat ze evenwel van elkander onderscheidt, is voor wie niet in het revolutionaire jargon zijn ingewijd, minder begrijpelijk en doet ook weinig ter zake; voldoende sprekend is het feit, dat elke groep haar eigen hoofden en haar eigen organen heeft, die er niet tegen opzien elkander te bejegenen, alsof zij tot het lagere menschenras der bourgeois behoorden. De meeste organen waarin zij hun meeningen verdedigen, zijn van jongen datum, ja in den loop van dit
jaar ontstaan, zooals - de namen spreken genoeg - L'Etendard révolutionnaire, Le Droit Social, le Droit Naturel, le Tocsin, le Flambeau, la Tenaille, le Paysan Révoltè. Om ons tot een der groepen te bepalen, de anarchisten, zij verdedigen de afschaffing van den staat en zijn vervanging door de ‘libre fédération des producteurs libres, spontanément associés’, en op economisch gebied afschaffing van den individueelen eigendom en van 't gezag van het kapitaal, met ter beschikking stelling van den socialen rijkdom aan allen, zoodat elk, werkende naar zijn vermogens, vrijelijk kan verteren naar zijn behoeften. Gij gevoelt, dat zulk een theorie preciseering behoeft, en gij vraagt belangstellend hoe een dns inge- | |
| |
richte of eigenlijk niet ingerichte maatschappij werken zal. Men verwacht uw vraag, maar weet die behendig terzijde te stellen met de opmerking, dat het een belachelijke aanmatiging en tijdverlies zou zijn in de verbeelding een maatschappij te willen opbouwen, waarvan de machinerie bij voorbaat zou geregeld worden, en een dier stukken kinderspeelgoed samen te stellen, waarvan alle deelen genommerd zijn en die men opwindt om ze te doen loopen. Men behoeft trouwens, wordt daarbij gevoegd, niet bevreesd te zijn, dat alles niet goed zal gaan, daar de prikkel van het eigenbelang, die de menschen verdeelt, niet langer zal werken. Daarmede is het volkje der anarchisten tevreden, en onder dergelijke programma's en leuzen doen zij de maatschappij den oorlog aan. De schrijver, aan wien wij het bovenstaande ontleenden, telt in Parijs 50, in Lyon 12 en buiten die hoofdsteden der revolutionairen nog ruim 50 vereenigingen van ontevredenen. ‘N'est-ce pas, compagnons, que la dynamite parle plus fort que la justice? A quand les représailles?’ roept de eene uit; ‘Flétrissez sans pitié ces vampires qui se vautrent dans la rue avec la
sueur des prolétaires’ galmt de andere; ‘Nous voudrions que la nation n'eût qu'une téte pour pouvoir l'abattre d'un seul coup’ luidt het oordeel van een derde, en zoo gaat het de plus fort en plus fort.
Het is hier de afgoderij, met het souvereine volk gepleegd, die zich zelve wreekt. Waarlijk het is niet alleen en niet bij voorkeur om leniging van sociale nooden te vragen, dat het volk tot dergelijke uitersten overslaat. Waar het werkelijk te doen is om verbetering van den oeconomischen toestand, weten de werklieden, ook in Frankrijk, wel andere en meer doeltreffende wegen in te slaan, al zijn zij tot de krachtige en oordeelkundige organisatie hunner engelsche broeders nog lang niet gekomen. Juist in de dagen der anarchistische woelingen werd het bewijs daarvan geleverd, toen in het meubelvak te Parijs wegens deels gegronde, deels vermeende grieven, een zeer uitgebreide werkstaking, gevolgd door een lock out, plaatsgreep. Schoon het daarbij in de vergaderingen dikwijls heftig toeging, werd aan elke poging der anarchistische elementen om van dezen strijd partij te trekken en de meubelmakers in hun zog te sleepen dadelijk onbarmhartig de pas afgesneden. Men was bijeen om ‘zaken’ te doen, voegde men hun toe, daarmee de ‘phrases’ der anderen voldoende brandmerkende. Het is uit den onzuiveren politieken en socialen dampkring alleen, dat de anarchistische
| |
| |
elementen zijn geboren, en het is den scheppers van de ongezonde politieke en sociale toestanden, dat de verantwoordelijkheid treft. De schaamtelooze vleitaal, waarmee men sinds jaren het alvermogen en de alwijsheid van het volk heeft omhooggestoken, moest ook een minder ijdele en zelfgenoegzame natie dan de fransche het hoofd op hol brengen. En als het dan ontwaren moet, dat niette- genstaande de afgoderij, waarvan het 't voorwerp is, de toestanden weinig verbeteren en de gehoorzame dienaren der natie zich ten slotte om de natie weinig bekommeren, is het waarlijk niet te verwonderen, dat de almachtigen, Gambetta's nounelles couches sociales, ongeduldig worden en zelf hun zaken in handen willen nemen. Honderdmalen zijn hun tal van hervormingen voorgespiegeld, en al wat gevraagd werd, is door kamers en ministers beloofd; en het eind was ieder zittingjaar, dat bitter weinig van het beloofde tot stand kwam en tal van hervormingen werden aangevat om onafgedaan te blijven steken. Terwijl zij in den waan zijn gebracht, dat de regeering alles vermag, moeten zij door de ervaring, dat de regeering feitelijk niets verricht, tot ongeduld en wrevel worden gestemd. Daarbij doen regeering en kamers indirect al het mogelijke om die stemming te voeden. In het dienen der bijzondere belangen, in het opruien van verschillende klassen der bevolkingen tegen elkander, in het vleien der politieke fracties gaat de idee der staatsgemeenschap verloren. De eisch van toewijding aan den republikeinschen regeeringsvorm, dien men voor den dienst der staats-idee in de plaats heeft gesteld, is het tegendeel van een samenbindend beginsel. In naam toch van dat beginsel hebben de voortdurende zuiveringen in de administratie plaats, die de verlichte dienaren van het algemeen belang door politieke woelgeesten vervangen; in naam van dat beginsel wordt de magistratuur of aan de willekeur eener snelverdwijnende regeering, of aan de willekeur der souvereine natie
prijsgegeven; in naam van dat beginsel worden gunsten toebedeeld aan politieke vrienden en wordt de wet een partijwerktuig, worden zelfs - geen mindere dan Léon Say openbaart dit bedroevende bewijs van diepverdorven zeden - de belastingwetten toegepast met aanzien des persoons; in naam van dat beginsel wordt onder het wachtwoord: guerre aux curés, tweedracht gezaaid onder de eenvoudige landelijke bevolking; in naam van dat beginsel wordt in één woord de maatschappij ontbonden, verscheurd, vaneengereten, terwijl de staatsmacht, in plaats van boven den strijd der partijen als scheidsrechter te
| |
| |
zetelen, de worsteling der individuen in den wedloop naar de meest begeerde prijzen des levens verscherpt.
Telkens als een nieuw ministerie optreedt, vleit men zich met de hoop, dat eindelijk eens een era van verzoening zal aanbreken en een krachtige hand de woelige elementen in toom zal houden. De idyllische beschouwingen, waarin de pers zich dan vermeit, worden telkens weer door teleurstelling op den voet gevolgd. Geen ministerie kan of durft zich zelf zijn, uit angst voor het oordeel der souvereine natie, die niet geleid, maar gediend wil worden. En het ongelukkigst is, dat het aanzien van, het vertrouwen in de fransche republiek in binnen- en buitenland machtig aan het dalen is. De parijsche beurs zelf toont, dat zij in 't beheer der financiën, aan de zenuwachtige manipulatie van onervaren politici ten prooi, geen vertrouwen meer stelt. Een der hoofdmannen, die de republiek in haar anti-clericale campagne het trouwst hebben gediend, de ex-prefect Andrieux, heeft den moed van de tribune te verklaren, dat de liefde voor de republiek in het volk eerder afneemt dan aangroeit, en - veelzeggend verschijnsel - zoozeer is men gewoon geraakt de politiek als een spel van het eigenbelang te beschouwen, dat men op die uiting niet de vraag stelt, of zij ook waarheid zou bevatten, maar alleen met welke bedoeling Andrieux haar te berde zou hebben gebracht. En wat Frankrijks waardeering in het buitenland aangaat, de houding der opvolgende regeeringen in het egyptische vraagstuk is zoo weifelend, zoo kortzichtig geweest, dat Frankrijks invloed in het concert der natiën jammerlijk moest dalen. Een schamele vergoeding mag het nu vinden in de annexatie van Tunis, die eindelijk, schoon nog onder bedekte leuzen aanvaard en bij toeval openbaar gemaakt, haar beslag heeft gekregen, maar in haar geschiedenis van de onhandige alag-om-den-arm politiek der fransche republiek mede een treurig getuigenis aflegt.
Bij zeer weinigen slechts is het besef wakker van wat ontbreekt blijkens de redmiddelen die worden aanbevolen. Monomanen, die met den kreet: Le roy vient! het monster der sociale revolutie meenen te bedwingen, en anderen, die in: Guerre aux curés! de leus der toekomst zien, waaronder de republiek haar vijanden moet bestrijden, behoorden eerder in een Charenton van politiek ontoere-keningsvatbaren, dan op de banken van het Palais Bourbon thuis.
En toch hoevelen zetelen hier, wier politieke wijsheid in dergelijke formules wordt samengevat. Zelfs een Clémenceau, wiens niet te
| |
| |
versmaden talent hem recht geeft de eerzucht te koesteren om partijleider te wezen, wist in een hoogst rumoerige vergadering zijner kiezers voor de oplossing der sociale quaestie, welker bestaan hij erkende, geen ander middel aan te wijzen dan verbreiding van het leekenonderwijs en scheiding van kerk en staat. Il faut de la dynamite aux bourgeois! klonk terstond daarop uit den boezem der vergadering het meer practische antwoord, en het waren niet de middelen van Clémenceau, die de meeste toejuiching ontlokten. De gematigde bladen rekenden het hun doodvijand tot grooten lof aan, dat hij op deze zelfde vergadering met veel energie de misdaden der dynamiet-helden brandmerkte. Moed behoorde er zeker toe dus voor zijn rechters het overschot zijner populariteit in de waagschaal te stellen, maar overigens is de verdienste, dat hij moordenaarstheorieën van zich werpt, al zeer gering. Een grooter dienst zouden die zoogenaamd gematigde bladen de republiek hebben bewezen, als zij eens ernstig hadden onderzocht, in hoeverre een Clémenceau in laatste instantie medeplichtig moet worden gesteld aan het ontstaan van die theorieën, en als zij dan tevens de hand hadden gestoken in eigen boezem, in plaats van kransen te vlechten voor eigen gematigdheid. Geen beter weg ter voorbereiding van Frankrijks herboorte wordt, naar te vreezen staat, ingeslagen door die politici, die voor den ondernemingslust en de overvloeiende levenskracht der natie in vreemde werelddeelen nieuwe velden trachten te openen, een streven, dat de opvolgende ministeriën alle min of meer blijkt bezig te houden. Ook daarin toch bespeurt en betreurt men die weinig zelfbewuste, die fragmentarische wijze van arbeiden, die de vloek schijnt der fransche politiek. Men wil Tunis koloniseeren, terwijl in Algerië nog steeds het tijdperk der mislukte proefnemingen niet gesloten is; men wil op Madagascar de Engelschen den voet lichten, terwijl
men in Achter-Indië uit besluiteloosheid en onwetendheid geen partij trekt van de gelegenheid om daar de macht der kolonie tegenover Anamieten en Chineezen uit te breiden; men gaat in een nauwelijks ontdekt land aan den Congo met een onbekend negervorst een onbegrijpelijk tractaat sluiten, en denkt er reeds over van verschillende zijden uit Midden-Afrika te koloniseeren, terwijl men zich in het verkeer met toegankelijker gewesten overal door mededingers op de wereldmarkt laat verdringen. De Franschen muntten trouwens nooit uit door koloniseerend genie, zoodat het een wanhopig pogen is nu juist daarin vergoeding te zoeken voor miskenning en terugzetting.
| |
| |
Buitendien, niet door versnippering van krachten buitenslands, maar door samentrekking van krachten binnenslands moet herstel komen.
Als men met weemoed ontwaart, hoe die veelbeproefde natie, die den adel harer afkomst nooit geheel verloochent, thans haar krachten verteert in doellooze worstelingen, dan wordt men meer dan ooit herinnerd aan de woorden van den edelen en scherpzinnigen vaderlander, die wel eens de Cassandra der fransche natie is genoemd, waar hij van het volk, dat hij zoo innig liefhad, een beeld ontwerpt. De Tocqueville behoort niet tot die publicisten, die thans nog gelezen worden door het aan snorkende phrasen en oppervlakkige redeneeringen verwende publiek, wat een reden te meer is om aan zijn woorden een plaats te geven. ‘Is er ooit een enkele natie op aarde verschenen, zoo vol van contrasten en zoo licht tot uitersten vervallend in elke harer handelingen, eene die meer bestuurd wordt door indrukken, minder door beginselen; aldus steeds slechter of beter handelende dan men verwachtte, nu eens beneden het gewone peil der menschheid, dan weer ver daarboven; een volk zoo onveranderlijk in zijn hoofdneigingen, dat men het nog herkent in portretten, die voor 2 à 3 duizend jaar daarvan zijn ontworpen, en terzelfder tijd, zoo bewegelijk in zijn dagelijksche meeningen en in zijn smaak, dat het eindelijk zich zelf niet meer herkent, en dikwijls even verwonderd staat als de vreemdeling bij hetgeen het volvoert; als men het aan zich zelf overlaat, het meest van alle aan eigen huis en zeden verkleefd, en als men het eens ondanks zich zelf aan woning en gewoonten heeft ontrukt, bereid te gaan tot het einde der wereld en alles te ondernemen; ongezeggelijk naar geaardheid, en toch zich beter schikkend in het willekeurig, zelfs in het gewelddadig bestuur van een vorst, dan in het geregelde en vrije bestuur der voornaamste burgers; heden de verklaarde vijand van alle gehoorzaamheid, morgen met een soort van hartstocht tot een dienstbaarheid overslaande, als zelfs door de meest slaafs gestemde volken niet bereikt is; bij den vinger te leiden, zoolang niemand
weerspannig is, onhandelbaar, zoodra het voorbeeld van verzet ergens is gegeven; aldus altijd een raadsel voor zijn bestuurders, die het of te veel of te weinig vreezen; nooit zoo vrij, dat men behoeft te wanhopen het tot slaaf te maken, noch zoo slaafsch, dat het zijn juk niet kan verbreken; tot alles bekwaam, maar uitmuntend alleen in den oorlog; aanbidder van het toeval, van de kracht, van het succes, van den schijn en van het gerucht, meer dan van de ware glorie; lichter bezield door
| |
| |
heldhaftigheid dan door deugd, door genie dan door gezond verstand, geschikt om onmetelijke ontwerpen te bevatten, maar niet om grootsche ondernemingen ten einde toe te volbrengen; de schitterendste en gevaarlijkste der natiën van Europa, en boven alle als voorbestemd om beurtelings een voorwerp te worden van bewondering, van haat, van mededoogen, van afschrikking, maar nooit van onverschilligheid.’ Helaas! wij zijn in den tijd gekomen que l'exemple de la résistance est donné quelque part, dat ses maítres le craignent trop, dat hot is l'ennemi déclaré de l'obéissance; zullen wij moeten zeggen, dat het ook niet zoo vrij is, qu'il faille désespérer de l'asservir? Een gevaarlijke proefneming zou in dat opzicht wezen de voorslag van den heer Andrieux, die de constitutie in Amerikaanschen zin wil wijzigen, zoodat de verantwoordelijkheid der ministers zou worden afgeschaft om plaats te maken voor de verantwoordelijkheid van het hoofd van den staat. Van algeheele verantwoordelijkheid tot volslagen onverantwoordelijkheid is een kleine stap: Frankrijk zou het wederom licht tot zijn nadeel ervaren.
‘De vrijheid alleen zal voldoende zijn om de vrijheid te redden,’ was de, een geheel andere politiek predikende, meer van een edele gezindheid dan van diep nadenken getuigende zinspreuk van een ex-premier der Spaansche republiek, die thans als balling te Parijs gelegenheid heeft zijn stelling aan de werkelijkheid te toetsen. Of de gebeurtenissen in zijn werkelijk en in zijn aangenomen vaderland Ruiz Zorilla genezen hebben van zijn edelmoedigen waan? Men mag het betwijfelen, als men hem in allen ernst in een schrijven aan een fransch dagblad ziet verklaren, dat in landen als Spanje, waar vrijheid den burger wordt geweigerd, de revolutie het eenige beginsel van de vrienden der vrijheid mag zijn. Alsof Spanje's geschiedenis niet luide genoeg predikt, wat de revolutie baren kan. Toen de republiek, in de orgiën van het federalisme den hoogsten triomf van het beginsel der desorganisatie vierende, in de laatste stuiptrekkingen nederlag, rekende de spaansche natie zich gelukkig na een tijd van verademing weder een Bourbon in te halen, alsof niet aan dien naam de droevigste herinneringen van het despotisme verknocht waren, en zoo zij sinds dien tijd niet weder in de boeien van het starste conservatisme is vastgesmeed, heeft zij het niet te danken aan eigen geestkracht, maar aan het politieke inzicht van den jeugdigen koning, die het historische woord
| |
| |
wil logenstraffen, dat de Bourbons niets leeren en niets vergeten. Het is waar, met de regelen van het parlementarisme was zij niet wel bestaanbaar, die eigenmachtige daad des konings, toen hij op een goeden dag den leider der oppositie tot zich riep en daarmede den staatsman, die hem van den aanvang zijner regeering had geleid, een wenk gaf heen te gaan. Maar hoe iets tot stand te brengen, als men angstvallig hecht aan parlementaire vormen in een land, waar de geest van het parlementarisme nog onbekend is? Door Sagasta tot zich te roepen heeft de koning het gevaar be zworen, dat de macht van den talentvollen Canovas in een drukkend despotisme ontaardde. De hoop, waarmee vooruitstrevenden zich vleiden, dat met het optreden van den liberalen minister ook een tijdperk van liberale hervormingen zou aanbreken, is vrij wel teleurgesteld. Voorshands is de grootste roem van het liberale kabinet de negatieve verdienste, dat het aan reactionaire maatregelen den pas heeft afgesneden, daar wij meenen te kunnen afzien van de conversie der schuld, waarvoor den minister van finantiën uitbundige lof is toegezwaaid, maar die toch geen groot kunststuk is, als men maar eenige financiers te Londen op zijn hand weet te krijgen, en een weinig eervolle daad, daar zij een gedeeltelijke verwerping van schuld in zich sluit. Is het thans het ongeduld der natie, dat ten grondslag ligt aan de nieuwe liberale beweging, waaraan sinds eenige weken maarschalk Serrano zijn naam heeft verbonden? Er is niets dat reden geeft tot zulk een vermoeden. De indolente en onaandoenlijke spaansche natie wordt slechts bij tijden als door een schok beroerd, waardoor zij eensklaps voor de een of ander politieke idee in geestdrift ontvlamt en het zwaard trekt, maar in den gewonen loop der zaken koestert zij groote onverschilligheid voor de wijze, waarop zij wordt bestuurd. Wat zou haar thans reden geven zich warm te maken voor men weet niet welke idee? Het is meer dan
waarschijnlijk, dat de gansche beweging terug te voeren is op den lust, die plotseling den ouden hertog De la Torre beving, om weder een rol te vervullen op het staatstooneel, waar hij zoo vele jaren in verschillende betrekkingen een zoo hooge plaats heeft ingenomen. Van een krachtige, onveranderlijke politieke overtuiging heeft men den ouden hoveling wel nooit kunnen verdenken, en zoo zal men mogen aannemen, dat de door hem gekozen leus: herleving der constitutie van 1869, meer moet dienen om een aanleiding voor zijn optreden aan te duiden dan
| |
| |
om aan een sterk sprekende behoefte uitdrukking te geven. Wel een bewijs, dat zij ook niet aan een sterk sprekende behoefte van het volk, of zelfs maar van de politieke kringen beantwoordt, is te vinden in het feit, dat die leus niet aangegrepen is als een welkome grondslag, waarop als van zelf een partijformatie tot stand kwam, maar dat, de maarschalk nog steeds tastende en zoekende is naar een partij die zich om haar wil groepeeren. Eerst wendde hij zieh tot Sagasta zelf, die eens onder zijn regentschap zijn eerste minister was, en zocht hem te bewegen de meer conservatieve elementen, Martinez Campos inzonderheid, uit zijn ministerie te verwijderen. Maar Sagasta bedankte, hetzij zijn eerzucht zich niet met een bescheidener plaats naast Serrano wilde tevreden stellen, hetzij een vereeniging met de bij den koning zeer geziene generaals hem vruchtbaarder voorkwam dan een verbond met de veeleischende democraten, en de maarschalk moest naar elders reizen om een partij op te sporen. Om die eenigszins krachtig te kunnen hebben, moest hij nu wel steun zoeken bij de verschillende misnoegde fracties der liberalen, maar hij kon er op die wijze slechts in slagen een amalgama van zeer heterogene bestanddeelen bijeen te voegen. De monarchale democraten, die onder leiding staan van den bekenden diplomaat en staathuishoudknudige Moret y Prendergast en die juist met het kabinet-Sagasta op minder goeden voet staan op grond van de behoudende handelsbegrippen, die daarin heerschen, beloofden een voorwaardelijken steun. Een voorwaardelijken steun ook beloofde de republikeinsche partij van Martos, maar het is er ver vandaan, dat alle republikeinen er in toe zonden stemmen den maarschalk te volgen. De waarheid is, dat men Serrano wantrouwt. Gaarne willen alle ontevreden elementen zich tijdelijk onder zijn vaandel scharen, en karakteristiek is in dit opzicht de mededeeling, dat een geheele reeks van oud-ministers hem bijval schonk, maar aan hartelijke
samenwerking voor een bepaald doel is niet te denken. De republikeinen weigeren te golooven, dat het hem met de invoering der constitutie van 1869, die de volkssouvereiniteit tot grondslag, de gelijkheid van alle burgers tot beginsel heeft, ernst is, en de monarchaalgezinden aarzelen hem op dien weg te volgen, omdat de onbestaanbaarheid der monarchie in Spanje met die constitutie reeds eenmaal gebleken is. Bovendien vreezen velen tot eenige nieuwe combinatie samen te werken om niet de conservatieven in de kaart te spelen, wier begaafde en slimme aanvoerder gretig elke gelegenheid
| |
| |
wil aangrijpen om zijn verloren positie te herwinnen. Opmerkelijk is dan ook de houding van een zoo oprecht en ernstig republikein als Castelar, die een manifest aan de kiezers uitvaardigt, waarin hij hen aanmaant getrouw te blijven aan hun beginsel, maar geen woord zegt over de nieuwe partij. Hij raadt hen in 't algemeen af zich in te laten in een verbond, hetzij met de uiterste anarchistische groepen hetzij met inconsequente democraten, maar standvastig den eisch te blijven stellen: terugkeer tot de constitutie van 1869. Heeft dus Serrano schijnbaar zijn programma aanvaard, hij zal daarom niet tot Serrano's zijde overloopen. Hij wil die liberale partij steunen, die tijdelijk de meeste waarborgen geeft voor liberalen vooruitgang, terwijl hij van de ontwikkeling der historische wetten den triumf wacht van een ideaal, dat door revolutionaire middelen slechts in de waagschaal kan worden gesteld, en op die wijze geeft hij niet onduidelijk te verstaan, dat hij van Sagasta's ministerie voorshands meer heil verwacht dan van Serrano's nog onverklaard optreden. De beweging heeft veel kans een storm in een glas water te blijken. Cosas de España is men geneigd schouderophalend te mompelen. Maar men vergete niet, dat de pronunciamientos ook tot de echte cosas de España behooren, en dat de jonge koning licht meer beloofde dan hij kon houden, toen hij naar Spanje vertrekkende verklaarde dat de tijd der pronunciamientos gesloten was. Een beweging als deze is in Spanje altijd gevaarlijk, waar de naar roem dorstende generaals weten, dat het in troebel water goed visschen is.
Is én in Frankrijk èn in Spanje de stelling, dat de vrijheid alleen voldoende is om de vrijheid te redden, vaak niet steekhoudend gebleken, onder de landen, waar zulk een ervaring vooreerst wel niet te vreezen is, omdat men er zoo sterk mogelijk tegen dergelijke proefnemingen is gekant, bekleedt nog steeds Oostenrijk, een eerste plaats. Eer zal men daar een andere ervaring opdoen, namelijk dat dwang alleen niet voldoende is om het gezag te redden. Want hoezeer het ministerie-Taaffe nog steeds met ijzeren hand elke vrijheid van beweging tracht te onderdrukken, de pers weet te breidelen, de vrijheid van vergadering illusoir maakt, de policie over elk doen en laten der burgers laat heerschen, - de socialistische woelingen, waaraan de hoofdstad dezer dagen ten prooi was, en de steeds hooger stijgende eischen der federalisten in alle hoeken des lands leeren, dat het regeeringsgezag zoo bijzonder stevig niet gevestigd is en dat
| |
| |
de toestanden heel wat te wenschen overlaten. Het ongelukkigst is, dat de beginselen van den dwang in de Oostenrijkers zoo vast geworteld schijnen, dat zelfs die partijen, die meenen voor de vrijheid op te komen, in haar organisatie en haar politieken strijd de eischen der vrijheid te eenenmale vergeten. Men ziet het aan de zoogenaamde duitsche Verfassungspartei, die door haar uitsluitend karakter de waarlijk vrijzinnigen meer en meer van zich vervreemdt. In den strijd om het bestaan tegen de Czechische, Sloveensche, Poolsche elementen, die bij het ministerie steun en bescherming vinden, heeft zij zich genoopt gezien vooral haar duitsch karakter op den voorgrond te stellen, maar daarbij heeft zij langzamerhand vergeten dat zij in haar eischen, om het duitsche element in elk opzicht de opperheerschappij in den samengestelden staat te verzekeren, even onbillijk en tyranniek wordt als die overige nationaliteiten, die elkander het leeuwenaandeel in de staatsgunst betwisten. Aan waarschuwingen om niet op dien weg voort te gaan, heeft het haar niet ontbroken, maar zij heeft ze alle in den wind geslagen. Toen eerst een der grijsgeworden strijders van den vrijheidskamp van 1848, de edele Fischhof, na jarenlange rust uit zijn kluizenaarsafzondering te voorschijn trad om de Duitschers aan te manen zich te verheffen boven den kleingeestigen rassen- en talenstrijd en een groote vrijzinnige partij te vormen, waarin het overwicht van zelf aan het duitsche element zou verzekerd zijn, toen werd hij met alle verschuldigde eer bejegend, maar met een; andere Zeiten, andere Musen! naar zijn kluis teruggeleid. Toen daarna de vrijheer von Walterskirchen, een der meest begaafde en bezadigde volksvertegenwoordigers, zijn partijgenooten opriep de vrijzinnige fracties der andere rassen niet af te stoeten, gebruikte men al min der plichtplegingen, en schroomde men reeds niet hem van min edele bedoelingen te verdenken. En als eindelijk Dr.
Kronawetter, de lieveling der Weener democratie, een ware volkspartij trachtte op te bouwen, nam men vol zedelijke verontwaardiging het vuil van de straten op om er den afvallige mede te werpen, met zoo goed gevolg, dat de belasterde het aan zijn eer verplicht rekende zijn mandaat neder te leggen en van zijn kiezers een herkiezing te vragen, die voor hem in een nederlaag verkeerde. Van een partijstrijd, die zich zoo geheel oplost in een worsteling om den voorrang tusschen de verschillende rassen, waarbij men voor hoogere en algemeenere belangen blind is, zijn
| |
| |
geen goede vruchten te verwachten. De Oostenrijker heeft wel eens reden met afgunst het oog te slaan op het land aan gene zijde van de Leitha, waar een in geestdrift ontstoken volk onlangs met gerust geweten zijn vrijheidsdichter en -strijder Petöfy kon herdenken, wiens standbeeld in de hoofdstad werd onthuld, en waar onder een minister als Tisza, die met vooral niet minder ijzeren hand dan Taaffe regeert, toch de vrijheid en ontwikkeling der natie gewaarborgd is.
Hoe er geklaagd mag worden over het beleid der regeering in de Cisleithaansche rijkshelft, algemeen is de overtuiging dat de gemeenschappelijke belangen aan geen betere handen konden worden toevertrouwd dan aan het driemanschap Kalnoky, Bylandt-Rheidt en von Kallay, dat weder in de gelegenheid is geweest voor da delegaties zijn politiek te ontvouwen en te doen goedkeuren. Kalnoky kon de meest geruststellende mededeelingen geven omtrent de internationale betrekkingen, die naar alle zijden niets te wenschen overlieten; graaf Bylandt was als altijd op versterking der weerkracht bedacht, die hij ditmaal meent te vinden door een territoriale indeeling van het leger, waarvan men, voor het groote voordeel van snelle en gemakkelijke mobilisatie, het in een land als Oostenrijk niet te miskennen gevaar van nieuw voedsel te verschaffen aan het federalisme voor lief moet nemen; von Kallay, als rijksminister van financiën met de Bosnische zaken belast, kon over Oostenrijks invloed op het Balkanschiereiland de bemoedigendste inlichtingen geven. De minister twijfelde niet aan de duurzame bevrediging van Bosnië en de Herzegowina, op grond niet van opvattingen, in de studeercel gevormd en gekweekt, maar van ervaringen, opgedaan bij een langdurige reis door het gansche gebied, de eerste regeeringsdaad van den buitendien reeds met Oostcrsche toestanden bijzonder vertrouwden minister. De oorzaken van den opstand, waaraan het land ten prooi is geweest, zag hij in den afkeer voor vreemde instellingen, bij beschaafde volken zeer algemeen, in de ophitsingen van buitenlanders, bepaaldelijk Montenegrijnen, in de te groote strengheid, waarmede de Oostenrijksche beambten het aan een geregeld bestuur niet gewende volk bejegenden. Een openbaar geheim is het, dat deze laatste wijze van uitdrukking een sterk eufemisme is, want niet groote gestrengheid alleen kenmerkte den ambtenaarsstand, maar velen gingen zich aan afpersingen en knevelarijen te buiten, die
voor een groot deel de schuld dragen der algemeene ontevredenheid.
| |
| |
Persoonlijk heeft de minister zo op zijn reis ontdekt, waardoor de noodzakelijkheid eener zuivering van het ambtenaarspersoneel hem klaar werd als hoofdmiddel van pacificatie. Gelijk hij in een zijner redevoeringen opmerkte, er moet eensdeels meer eenheid en regelmaat in de administratie komen en anderdeels moeten de ambtenaren zich meer met de bevolking mengen om haar vertrouwen te winnen en haar belangen te begrijpen. Het liet zich aanzien, dat de bewoners van het geannexeerde gebied niet terstond van de zegeningen eener beschaving doordrongen zouden wezen, die hen wel van de onderdrukking van het turksche bestuur redde, maar er een voor onbeschaafden dikwijls nog lastiger geregeld bestuur voor in de plaats bracht met zwaarder belastingen, doch het kan geen twijfel lijden, of bij een oordeelkundige wijze van handelen, kunnen zij tot het besef van de voordeelen der beschaving worden opgevoerd. Zoo maar geen vreemde elementen kwaad, stichten. In dit opzicht toonden de ministers zich het meest beducht voor Montenegro, al roemden zij ook de loyauteit van den vorst, en voor Rusland, al ontkenden zij ook, dat bij den laatsten opstand russische invloed aan het werk was geweest. Zooveel althans viel uit hun behoedzame uitdrukkingen op te maken. Voor Servië waren zij geenszins bevreesd, daar het hun gelukt was dit bij Oostenrijks gratie tot koninkrijk verheven vorstendom door banden van financieel en handelsbelang aan de monarchie te binden. En daar ook Rumenië zijn vijandige houding had laten varen, was op het Balkan-schiereiland de Oostenrijksche invloed steeds wassende.
Toch zou Oostenrijk onverstandig doen, als het geen oog in het zeil hield tegenover de russische machinatiën. Niet alleen staan de vorsten van Bulgarije en Montenegro geheel ouder de vleugelen van den russischen adelaar; niet alleen houdt Rusland niet op, nu meer bedekt dan weer openlijk, in Oost-Rumelië te stoken ten gunste van een panbulgaarsch rijk; maar ook de bevolking der schijnbaar aan Oostenrijk verknochte staten zoekt haar ideaal in het panslavisme, waarvoor het wachtwoord van de Newa wordt tegemoet gezien. Met name in Servië bestaat een groote partij, die koning Milans heulen met Oostenrijk slechts noode ziet en die, met hem den droom droomende van een groot Servisch rijk, niet als hij van Oostenrijks goedgunstigheid, maar van Ruslands wapenhulp de verwezenlijking dier blijde toekomst wacht. De moordaanslag op den koning, die
| |
| |
als een persoonlijke wraakoefening werd afgeschilderd, was waarschijnlijk een waarschuwing tevens uit naam dier ongeduldige partij, wel niet door haar bevolen, maar met haar aspiratiën in overeenstemming.
De toekomst van het Balkan-schiereiland blijft onzeker, en voor Oostenrijk-Hongarije is het nog steeds de vraag, of de gave, die Andrassy van Berlijn medebracht, de beslommeringen en de kosten waard is, waarmede zij het Rijk bezwaart.
R. Macalester Loup.
|
|