De Gids. Jaargang 46(1882)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 487] [p. 487] Cleopatra. Den gevierden meester Lourens Alma Tadema, naar zijn eigen tafereel, opgedragen. Helblauw spant zich de trans over den kalmen Nyl. Zongoud smelt met de blankschuimende baren saam. Tempels heften hun zuilen rijk bemaald, in de vert', omhoog. Traag, - melodisch gewiegd op het azuren kil, koninklijk, - als een zwaan, wen zij den slanken hals sierlijk plooiend, de trotsche veêren struift, en het meer doorklieft, - zóó naakt, scheppend in 't nat kabblenden kring op kring, 't vorstlijk schip, en verwekt juublende kreten van 't peplumdragende volk, dat samenstroomde op den oeverkant. Blaarfestoen en gebloemt', rozen, acanthenloof draagt troonhemel en mast; schachten van 't zuiverst goud sieren zuil en pilaren, franjes wappren om 't koepeldak.... Daar rust, strekkend, haar slank lijf op der kussens dons, 't droomziek oog, dat van liefde onder de wimpers gloeit, doelloos starend in 't ruim - het jongste en schoonst Ptolemaïenkind. [pagina 488] [p. 488] Kleurrijk hout en ivoor tooien heur rustbank; goud-draad siert kussens en kleed; - toovrend van schoonheid is 't meisjespaar, dat geknield de Macht'ge groet bij der cyther klank; 't lotusbloempje verhoogt 't git van hun lokken, 't malsch borstvleesch deint, in het kleed - blank alabasten vaas - op en ne^er, en de rooz'ge schouders blozen door 't sluierjurk. Wie - wie steekt naar de kroon 't godlijk vorstinnenbeeld? 't Halfdoorschijnende stof dekke, met lichte tint, sneeuwen borsten en hals - het floerst, maar bergt haar gestalte niet! Toovrend rondt zich haar heup; blanker een' arm had nooit Zeus' blankarmige ga; fijner besneden kin, neus en blozende wang, had Hawthor nimmer, de mingodes. 't Havikvormig diadeem siert, met een' band van goud, mild neêrgollevend haar, dat tot den gordel daalt; zorgloos knelt zij in hand den dubbelen schepter der heerschappij.... - Ziet! Juist naast de galei, naakt, op eenvoud'ge boot, plechtvol zwijgend en 't oog nat van bewondering, langzaam Rome's gezant, hij, ziel der machtige Driemanschap. Zeil neêr! Riemen omhoog, roeiers! tot huldeblijk !... - Eerbied op het gelaat rijst de Romein, en groet hoflijk lachend en buigend, 't zinbetooverend vrouwenbeeld! De eindloos strekkende Nyl trilt bij der zonne kus... Zóó Antonius, wiens blik in 't vorstinnenoog, diep, uit blauwenden mere, star der liefde, u verschijnen ziet! Antwerpen, Nov. '83. Pol de Mont. Vorige Volgende