| |
| |
| |
Maria Antoinette, 1770-1780.
Louis XVI, Marie Antoinette et Madame Elisabeth, lettres et documents inédits, publiés par F. Feuillet de Conches, VII vol. - Correspondance inédite de M.A., publiée par le Comte Paul Vogt d'Hunolstein. - Arneth, Maria Theresia und Maria Antoinette. - Id. Maria Antoinette, Joseph II and Leopold II. - Id. Marie Antoinette, Correspondance secrète entre Marie Thérèse et le Comte de Mercy Argenteau, 3 vol. - Geoffroy, Gustave III et la Cour de France, 2 vol.
Goethe heeft eens een Fransch vers geschreven.
Ziehier bij welke gelegenheid.
In Mei 1770 werd te Straatsburg Maria Antoinette, de jonge Oostenrijksche aartshertogin, ontvangen, die den Dauphin van Frankrijk zou huwen. Op een eilandje in den Rijn was een paviljoen opgeslagen, waarin zij van haar Oostenrijksch gevolg zou scheiden en overgenomen worden door de Fransche edelen, die haar te gemoet waren gezonden. Dagelijks stroomden de bewoners van Straatsburg naar buiten, om het rijk versierde gebouwtje te bezichtigen. Onder hen was de jonge Goethe. Veel bewonderde hij, maar ééne zaak ergerde hem. In de groote zaal waren de wanden met gewerkte tapijten bedekt. De onderwerpen waren aan de Grieksche mythologie ontleend; de geschiedenis van Jason, Medea en Kreüza was hier afgebeeld. Links van den troon zag men de bruid, worstelende met den gruwelijksten dood; rechts stond de ongelukkige vader verstomd de lijken zijner vermoorde kinderen aan te zien. ‘Is het geoorloofd - riep vol ergernis Goethe uit - aan een jonge Koningin, bij haar eerste schrede in het land, dit voorbeeld van den rampzaligsten echt, die ooit gesloten werd, voor oogen te stellen? Wat is het anders dan haar, bij de intrede in haar
| |
| |
nieuw vaderland, de somberste profetie te geven van de toekomst, die haar wacht? Begrijpt men dan niet, dat beelden iets voorstellen, dat zij op het gevoel werken, dat zij indrukken geven, dat zij voorgevoelens wakker roepen?’
De magistraat van Straatsburg had aan dit alles niet gedacht: de fijngevoeligheid van Goethe was hun vreemd. Integendeel hadden zij, om het gemoed der jonge vorstin voor alle onvriendelijke indrukken te bewaren, maatregelen genomen, die hun goede bedoelingen bewijzen. Een streng dekreet had alle mismaakten, lammen en kreupelen verboden, zich op den weg der aartshertogin te vertoonen.
Het publiek lachte over die voorzorg: en Goethe schreef een Fransch versje, het eenige, dat hij vele jaren later zich herinnerde ooit gemaakt te hebben. Hij vergeleek de intocht van Maria Antoinette, die geen lammen en kranken mocht opmerken, met de intrede van Christus, die inzonderheid om hunnentwil deze aarde had betreden.
Voor hen, die aan voorteekenen waarde hechten - hun getal was in 1770 zeker niet kleiner dan thans - ontbrak het bij de komst van Maria Antoinette in Frankrijk niet aan allerlei omstandigheden, die hun gemoed met angst en schrik vervulden. In rustige, kalme tijden, als de stroom effen voortglijdt, als alle dagen gelijk zijn, doet het geloof aan de voorspellende beteekenis van sommige feiten zich weinig gelden. Maar als de maatschappij door een gevoel van malaise wordt gedrukt: als ontevredenheid over het bestaande zich verspreidt, en een onbestemde vrees veld wint voor gevaren, die men geen naam kan geven, maar wier dreiging wordt gevoeld; dan vangt het groot publiek aan, in groote of kleine voorvallen, die afwijken van den gewonen loop van zaken, doch in ordinaire tijden slechts een voorbijgaanden indruk zouden maken, een beteekenis te leggen, die inderdaad niets dan de uitdrukking van eigen onrust en spanning is. Toen het huwelijk van Maria Antoinette met Lodewijk in de cathedraal van Versailles werd gesloten, barstte er een heftig onweder los, dat het oude kerkgebouw op zijn grondvesten deed schudden. De feestelijkheden te Parijs eindigden met een vuurwerk, dat op de Place Louis XV werd ontstoken. Het verwekte algemeenen schrik, toen deze feestvreugde door honderden, die in de algemeene verwarring onder den voet waren getreden, met den dood werd betaald.
| |
| |
Er zijn duizende huwelijken gesloten, terwijl onweersvlagen woedden: ongelukken bij bruiloften behooren niet tot de zeldzaamheden. Waarom werden deze en dergelijke voorvallen thans opgemerkt en onthouden? Waarom verband gezocht tusschen hen en de jonge Dauphine?
Omdat de natie in een stemming vol verwachting en spanning verkeerde: omdat de overtuiging heerschende was, dat de tegenwoordige staat van zaken niet blijven kon. In de onzekerheid der komende dingen ziet een volk naar de personen op, die door hun plaats in de staatsorde aangewezen schijnen, om invloed op de gebeurtenissen te oefenen.
In de laatste twintig jaar was de scherpe kloof, die er tusschen de politieke instellingen en de ontwikkeling des volks bestond, zichtbaar en duidelijk geworden. De monarchie steunde op bevoorrechte standen. Buiten deze, adel en geestelijkheid, bestond er geen maatschappelijke stand, die politieken invloed wettiglijk uitoefende. Op den tiers état drukten slechts plichten.
Met dezen wettelijken toestand was de moreele en intellectueele in lijnrechten strijd. In geen ander opzicht dan politiek stond adel of geestelijkheid van 't hoofd der natie. De 24 millioen van den derden stand waren aan de leiding van de 200,000 personen, die adel en geestelijkheid telden, ontsnapt. Op de slachtvelden, waar Frankrijk zijn krijgsroem had gekocht, had de geminachte dorper zijn bloed gestort nevens den edelman, die op tal van kwartieren zich verhief. In handel en industrie had hij de schatten gewonnen, die hem materieel tot den gelijke zijner vroegere meesters maakten. Op het gebied der gedachte had hij overwinningen behaald, grooter en roemrijker dan de edelman kon opsommen, die zijn voorvaderen in de rijen der kruisvaarders aanwees. Het waren zonen van het volk, van den geminachten derden stand, wier denkbeelden de openbare meening beheerschten. Niet de meeningen van Bossuet, maar de stellingen van Voltaire en Rousseau werden geloofd en beleden.
En niettemin ging jaar aan jaar voorbij, zonder verandering te brengen. De maatschappij was vooruit gegaan: de staatsorde bleef dezelfde.
Verandering van dezen onhoudbaren toestand werd van een nieuwe regeering gewacht. Lang kon zij niet uitblijven: Lodewijk XV was oud; hij had den beker der willekeur en der wellust tot den bodem toe geledigd; het einde naderde.
| |
| |
Men droeg, men verdroeg hem, in afwachting van zijn dood. Te sterven, was de laatste en grootste dienst, dien het volk van Louis Bien-Aimé, om wien het eenmaal - jaren geleden - de kerken met zijn gebeden had vervuld, verwachtte.
Dan zou er verandering komen. Hoe, dat wist niemand. Men hoopte, dat de kleinzoon, die geroepen was hem op te volgen, het initiatief zon nemen. Veel wist men niet van hem; doch enkele uitlatingen schenen tot goede verwachtingen te rechtigen. Onder zijn voorgang en leiding, hoopte men, zou de absolute monarchie de grondslagen, waarop haar eerbiediging door de natie rustte, vernieuwen, om en zich zelve en den staat te redden.
Doch de daden van een vorst, van een absoluut koning vooral, zijn niet uitsluitend afhankelijk van zijn wil of bedoeling. Zij worden - Frankrijk had het maar al te zeer ondervonden - bewerkt of gewijzigd door invloeden, onwettige zoowel als wettige.
Vandaar de belangstelling, waarmede de jonge vrouw, die den aanstaanden Lodewijk XVI zou ter zijde staan, werd gadegeslagen, en alles, wat haar komst vergezelde, waargenomen. Wat zou haar invloed aan Frankrijk brengen?
De voorteekenen duidden ongunstig. Toch kende men de meest ongunstige niet. Zij waren niet van physieken aard, maar in het karakter der personen gelegen. Wie het geheim van de omgeving, die Maria Antoinette wachtte, en van haar eigen karakter had bezeten, hij had in Mei 1770 somberder en stelliger profetiën kunnen uitspreken. Die jonge vrouw kwam tot haar eigen ongeluk en dat des lands over de grenzen.
Over weinig vrouwen is zooveel geschreven: partijdrift heeft haar belasterd, partijdrift haar ten hemel verheven. De tegenstanders hebben ons haar afgebeeld als de zuivere representante van de liederlijkheid en gemeenheid in hoofsche vormen, die het ancien regime kenmerkten. De voorstanders vereeren haar als een onschuldig en beklagenswaardig slachtoffer van haat en laster: een edele martelaresse voor waarheid en deugd.
Te midden der meest tegenstrijdige getuigenissen van personen, die geacht moesten worden de waarheid te kunnen weten, scheen eindelijk een vertrouwbare leiddraad ons gegeven, toen in 1864 twee verzamelingen van brieven van Maria Antoinette het licht
| |
| |
zagen. De eerste dankte men aan den Graaf van Hunolstein, de tweede aan den bekenden verzamelaar van autografen, Feuillet de Conches. Onder scherpe en hooghartige kritiek van vroegere uitgaven van dezen aard, die geen enkelen waarborg van echtheid bezaten: van de lichtgeloovigheid, waarmede het publiek en zelfs bekwame mannen de valsche munt voor echte hadden aangenomen, bood de laatste zijne uitgave aan. Twintig jaar lang had hij bijeengegaard, uit openbare en privaatarchieven en van autografenverkoopingen, om eindelijk aan Frankrijk de beeltenis in haar eigen schrifturen van de zoo zwaar belasterde en zoo ongelukkige vorstin te schenken. De reactie, die zich in den aanvang van het tweede keizerijk in de waardeering van de groote revolutie openbaarde, kwam aanvankelijk beide uitgaven ten goede. Met belangstelling ontvangen werden zij met gretigheid verslonden. De pikante, naïve vorm, de levendigheid, waarmede personen geteekend en hofgeschiedenissen verhaald werden, de geestigheid waarmede de jeugdige schrijfster haar sympathiën en antipathiën lucht geeft, deden den opgang volkomen begrijpen. Doch de illusie duurde kort. De kritiek ving haar werk van onderzoek aan. Aanvankelijk zich bepalende tot twijfel, op grond dat Feuillet de Conches den oorsprong der stukken nergens had aangewezen, ging zij eerlang tot stellige ontkenning der echtheid over. Zonder rechtstreeks aan den strijd deel te nemen, leverde Arneth, toenmaals onderdirecteur der keizerlijke archieven te Weenen, de scherpste wapenen. In 1865 gaf hij de briefwisseling tusschen de Fransche koningin en Maria Theresia in 't licht, en verschafte daardoor aan de twijfelaars de meest afdoende gronden, om de onechtheid der verzamelingen van Feuillet de Conches en van Hunolstein te
bewijzen. Een strijd, een wetenschappelijke strijd volgde, die, door Heinrich van Sybel in Duitschland aangevangen, eerlang op Franschen bodem werd overgeplant, toen Geoffroy zich voor de resultaten der kritiek en tegen de verzekeringen en beweringen van Feuillet de Conches verklaarde. Het bleek, dat de brieven onderteekend waren met een naam, die de koningin zelden of nooit gebruikte: voor een goed deel gericht aan een persoon, met wie zij geen briefwisseling voerde: geschreven met een hand, die de hare niet was in de aangewezen jaren: overeenstemden in uitdrukking en inhoud, maar al te dikwerf, met de Mémoires van Madame Campan of den Mercure de France: van haar verhouding tot sommige
| |
| |
personen een voorstelling gaven die in lijnrechten strijd was met die der ontwijfelbaar echte brieven, in de keizerlijke archieven te Weenen bewaard, enz. De afkomst der stukken, door de Fransche geleerden uitgegeven, bleef in 't duister: voor de opgemerkte fouten werden verklaringen gezocht, die het wantrouwen wel vermeerderden, maar niet wegnamen. Feuillet de Conches inzonderheid weerde zich dapperlijk, streed met moed voor de echtheid zijner geliefde autografen. Maar de uitslag was zoo ongunstig mogelijk. Welke waarde kon men hechten aan de argumenten van iemand, die nu eens, om zich te redden, moest verklaren parlé voor reparlé te hebben gelezen: en straks bekennen, dat hij mon cher Malesherbes in monsieur Malesherbes had veranderd?
Doch ook al waren zijne argumenten krachtiger, zijne concessiën minder groot geweest, tegen den drom van bewijzen, die Arneth in de volgende jaren, door de uitgave van een reeks van correspondentiën aanvoerde, was de Fransche autografenverzamelaar toch niet bestand. Zijne geheele uitgave van Lettres en Documents inédits rakende Lodewijk XVI, Maria Antoinette en Madame Elizabeth zou dan ook een plaats verdienen naast de vroeger door hem zoo scherp veroordeelden, indien hij niet, vooral in en van het derde deel, beter waarborgen voor de echtheid der uitgegeven stukken had geleverd en werkelijk belangrijke bescheiden aan de archieven van Weenen, Florence enz. ontleend, aan den dag gebracht. Voor Maria Antoinette intusschen blijft de hoofdbron voortaan in de uitgaven van Arneth gelegen. Aan deze danken wij een juister, een menschelijker begrip der merkwaardige vrouw, wie de diepte van haar ongeluk een blijvende plaats in de herinnering en in de belangstelling van het nageslacht heeft verzekerd.
Van al de briefwisselingen, door Arneth uitgegeven, is voor ons doel de belangrijkste, de correspondentie van de Duitsche keizerin met den graaf de Mercy Argenteau. De bekende Oostenrijksche diplomaat, ambassadeur te Parijs, was jaren achtereen de geheime correspondent van Maria Theresia. Zonder dat de tijdgenooten het gisten, stond hij met haar in een vertrouwelijke briefwisseling, waarvan de handelingen van Maria Antoinette de hoofdinhoud uitmaken. Van dag tot dag licht hij de moeder omtrent de daden en woorden van haar kind voor: geeft bij rekenschap van den
| |
| |
invloed, dien hij op haar en ten haren nutte op anderen oefent: teekent haar omgeving, de personen, die ze uitmaken, de intrigues, die ze doorwoelen. Geen enkel persoon van meer of minder gewicht - naast Lodewijk XV de eerzame kamermeid! - die niet zijn plaats inneemt in deze breede teekening van het hof tijdens Maria Antoinette, door de Mercy's bekwame pen tien jaar achtereen ontworpen. Door de keizerin volkomen vertrouwd, is hij voor beiden, moeder en dochter, een raadsman, geeft hij wenken aan beiden, voor haar blijvende goede verstandhouding van onberekenbare waarde. Welk oordeel over den staatsman-diplomaat ook overigens geveld worde, niemand, die deze tienjarige correspondentie heeft doorgelezen, zal weigeren de trouw en nauwgezetheid, de groote tact en bescheidenheid te erkennen, waarmede hij zich van zijn altijd moeielijke, maar dikwerf uiterst kiesche taak heeft gekweten.
Als Oostenrijksch ambassadeur aan het Fransche hof had hij toe te zien, dat Frankrijk aan de alliantie van 1756 getrouw bleef. Oneindig zwaarder was de taak, die hij tegenover Maria Theresia en haar dochter te vervullen had. Hij moest de band tusschen deze beide vrouwen onderhouden, en maken, dat de laatste, ook als Dauphine van Frankrijk, de kinderlijke betrekking tot de Duitsche keizerin niet ontrouw werd. Is 't wonder, dat zijne pogingen nu eens op de ontwaakte zelfstandigheid der vrouw, dan eens op de onafhankelijkheid der vorstin schipbreuk leden?
In de eerste jaren had hij bezwaren te overwinnen, die, hoe groot ook, betrekkelijk gering waren te noemen. Maria Antoinette was een kind, toen zij in Frankrijk kwam, een kind van leeftijd en ontwikkeling. Zij was veertien en een half jaar, toen haar huwelijk werd ingezegend met den Dauphin, die den achtbaren leeftijd van zestien had bereikt. Haar opvoeding was volkomen verwaarloosd: zij had weinig geleerd en dat weinige nog slecht. Behoorlijk schrijven kon zij niet: haar autografen uit dezen tijd verraden een groote voorliefde voor inktvlakken. Slordig, als haar schrift, was zij in alles, op kleeding en toilet: zelfs het reinigen der tanden moest haar door Maria Theresia worden herinnerd. Zij had wat Fransch en wat Italiaansch geleerd, maar haar eigen moedertaal, het Duitsch, kende zij zoo slecht, dat zij het na een paar jaar volkomen vergeten was en een Duitsche brief van Jozef II voor haar vertaald moest worden. Van muziek, teekenen, dansen wist zij genoegzaam
| |
| |
niets: zij moest dat alles nog leeren. Van vrouwelijke handwerken was zij al even weinig op de hoogte: zij gaf er ook niet om. ‘Je fais une veste pour le roi,- schreef zij in Juli 1770 aan haar moeder - qui n'avance guère, mais j'espère qu' avec la grâce de Dieu elle sera finie dans quelques années’. Als dikwerf kinderen van dien leeftijd, was zij lui en onverschillig omtrent tal van zaken, die juist voor de vrouw onmisbaar zijn. Ware haar opvoeding, onder behoorlijke leiding en met grooter nauwgezetheid, dan tot dusver, voortgezet, de niet zeldzame gebreken hadden overwonnen kunnen worden. Want dit kind had een goed, warm, liefderijk hart, en een helder verstand, dat tot alles goeds en groots had kunnen leiden. In de plaats daarvan, trad zij in 't huwelijk: en moest zij als gehuwde vrouw een maatschappelijke positie innemen, die zelfs voor eene oudere van jaren, voor eene meer ontwikkelde van verstand, misschien een te zware proef zou zijn geweest.
Het hof van Lodewijk XV vertoonde, toen Maria Antoinette er verscheen, een jammerlijk tooneel van verwarring en verdeeldheid. Zijne Majesteit was sedert jaren weduwnaar: en leefde openlijk met eene maitresse, die hij uit het slijk der straat had opgeraakt en tot gravin du Barri verheven. Een machtige partij steunde haar en haar invloed, hopende zelve tot aanzien te geraken.
Tegenover deze stonden in 't openbaar vijandig, schoon in 't geheim dikwerf voor den gevierden invloed der maitresse buigende, de vier dochters des konings, door zijne liefde met de bijnamen, Zwijntje, Vod, Slet, en Slons versierd. De oudste, Madame Adelaide, regeerde hare zusters en zou het ook dolgraag haar vader hebben willen doen. Zij was tot dusver de eerste vrouwelijke persoon aan het hof geweest, en had de hofreceptien gehouden. Door de komst van een Dauphine zag zij zich in deze waardigheid bedreigd. Aan Maria Antoinette, de toekomstige koningin, kwam het houden der cour, de eerste plaats na den koning en na haar gemaal toe. Tante Adelaide was vast besloten, de jonge prinses, die zij daarbij als Oostenrijksche haatte, het terrein en de heerschappij te betwisten, en zoo noodig haar positie te ondermijnen.
In deze worsteling der partijen, de partij van du Barri en van haar tegenstanders, bracht de komst van een Oostenrijksche Dauphine een nieuw element. De alliantie met Oostenrijk, in strijd met de politiek, die Frankrijk sedert eeuwen gevolgd had,
| |
| |
was inpopulair. Van de leden der vorstelijke familie, behalve van den koning en den dauphin, had Maria Antoinette geen steun te wachten. De broeders van den laatste waren nog te jong, om te gelden: en zouden ook in vervolg van tijd, om hoe uiteenloopende redenen ook, weinig geschikt en geneigd blijken, hunne schoonzuster tot hulp te zijn.
Het is een oude en zeer geliefkoosde meening, dat onwetendheid de beste beschutting der onschuld is. Indien het de waarheid was, Maria Antoinette ware onverwinbaar geweest. Thans dankte zij er slechts de naïve gemakkelijkheid aan, waarmede zij den vreemden kring binnentrad. Zij kwam Frankrijk in, met de blijde nieuwsgierigheid van een meisje, dat zoo even aan den schooldwang is ontsnapt, en smacht naar vrijheid en vermaken.
Maria Theresia was een liefderjke moeder, maar ook als moeder vorstin. Hare kinderen waren zeer aan haar gehecht, maar niet minder door eerbied dan door liefde. Maria Antonette was innig dankbaar aan haar moeder. Zij, de jongste der tien kinderen, had de hoogste rang verworven: nu was zij Dauphine, om eerlang koningin van het schoonste rijk van Europa te worden. Zij danste en dartelde Frankrijk binnen, als een speelsch kind, dat niets dan bloemen en zonnestralen kent. Met argelooze vertrouwelijkheid sprong zij ieder te gemoet, die vriendelijk voor haar was. Haar gulle lach weerklonk door de statige zalen van Versailles, tot groote schrik der hovelingen, die angstig omzagen of de schim van Lodewijk XIV niet verscheen, om over deze schending der vorstelijke waardigheid wraak te oefenen. Maar het levenslustige, gratieuse kind lachte en spotte en schertste maar voort, zonder te vragen, of het mocht, of het iemand beviel of iemand mishaagde. Lodewijk XV was aanvankelijk betooverd: de hofkring verbaasd; Madame du Barri ongerust; de tantes, vooral Madame Adelaide, geergerd; de Dauphin, de jonge echtgenoot, verlegen.
In de argeloosheid van haar hart schonk zij haar eerste en volle vertrouwen aan die oude, vriendelijke dames, die haar zoo lief ontvingen. Vooral tante Adelaide was allerhupst. Zij begreep het zoo goed, dat het jonge vrouwtje tegen het houden der hofreceptien opzag; zij zou haar wel helpen. En zij hielp haar zoo goed, dat de cour dikwerf in haar vertrekken, niet bij de Dauphine, die aanwezig of afwezig was, plaats had. Het vluchtige kind, schoon bestemd om den troon in te nemen, nam de plaats der koningsdochter zelfs niet in.
| |
| |
Ook van haar vriendelijke lippen ontving Maria Antoinette de noodige voorlichting omtrent de verhoudingen aan het hof. De tantes waren devoot: en gewaagden met voegzamen afschuw van Madame du Barri en haar aanhang. Zij maakten de jonge vreemde wegwijs, en bliezen haar hare beschouwingen en opvattingen in, opdat zij haar werktuig zou worden. Zij wekten in het schoone meisje opzien, om tegen den koning te spreken. Zij, vrome dochters huns vaders, die met afgewend gelaat de naaktheid huns vaders niet bedekten maar ontblootten, hadden zich sedert jaren gewend of aangewend, door zwijgend toezien, zich onthouden van alle besprekingen met Lodewijk, als 't ware in stille waardigheid hun afkeuring van 't geen haar afkeuringswaardig toescheen, te betoonen. De atmospheer van verveling, die deze wijze vrouwen over het hof hadden uitgespreid, droeg, naar Mercy ergens aanduidt, in geen geringe mate de schuld van 't ergerlijk hoftooneel. Welnu, diezelfde vervelende houding moest Maria Antoinette aannemen, opdat er geen vertrouwelijkheid tusschen Lodewijk en het schoone kihd zou ontstaan.
Even zorgvuldig werd de verhouding van Maria Antoinette tot haar man bewaakt. Wat zullen de oogen der oude vrijsters geschitterd hebben bij al de confidentiën, die zij aan de argeloosheid van de Dauphine ontlokten! Trouwer vriendinnen had zij wel niet; wat deelden Slet en Slons en Vod en Zwijntje hartelijk in 't geen het jonge vrouwtje aanging. Had haar man al in haar kamer geslapen? Fi donc, de kuische jonkvrouwen bloosden. En het schoone meisje, al kleurende, bekende: neen, maar hij had beloofd morgen in haar kamer te komen slapen. En de hartelijke tantes verheugden zich innig over deze kleine overwinning, die zij over de schuwheid van den Dauphin behaald had. Zij verheugden zich zoo innig, dat zij ook anderen deelgenooten harer blijdschap maakten. 't Werd een relletje aan 't hof: de Dauphin zou in de kamer van Maria Antoinette slapen! Men wenschte zijn Hoogheid geluk: tante Adelaide, uit pure hartelijkheid, nam hem nog eens goed onder handen, om hem moed in te spreken. Het doel werd bereikt: de verlegen en schuwe jonge man waagde het niet zijn woord te houden. Hij ten minste zou geen verhindering zijn, dat tante Adelaide zijn vrouw en zijn huis beheerschte.
Het is inderdaad voor Maria Antoinette in sommige opzichten een geluk geweest, dat zij dezen Lodewijk gehuwd heeft, toen zij nog zoo jong was. Voor de 14-jarige is de wereld
| |
| |
nog in zooveel nevelen gehuld, dat ook de idealen geen scherpe omtrekken vertoonen. Het is zeer te betwijfelen, of dit Oostenrijksch prinsesje, op het oogenblik dat zij huwde, wel had kunnen zeggen, wat haar ideaal van een man was. Dit kwam Lodewijk ten goede, want het weerhield haar van vergelijking. Hij viel niet tegen, omdat zij zich geen voorstelling van een ding, dat een eigen man heet, had gevormd: hij viel niet mede, omdat zij nog te weinig ervaring had, om te onderscheiden en te wegen. Vreemd was hij, dit zou niemand ontkennen: schuw en verlegen, tegenover ieder, niet het minst tegenover haar. Maar Maria Antoinette was meisje genoeg, om den schroom, dien zij inboezemde, niet onaardig te vinden. Hij was heel weinig spraakzaam en maar al te dikwijls lomp en brusk: maar dit laatste niet tegenover haar en het eerste trok zij zich niet aan: zij babbelde te meer en fladderde om hem heen, met haar mooi gezichtje en haar rappe tong keuvelende over alles, waar haar hart vol van was. Alles was nog zoo nieuw, zoo vreemd, zoo schoon voor haar: zij had nog zoo veel te zien en op te merken: hij zou langzamerhand wel aan 't praten komen.
Dit argelooze, speelsche kind tot een vrouw te vormen, die met eere hare hooge plaats innam, ware voor elke opvoedster eene zware taak geweest. Maar hoe kon die uitkomst worden verwacht, waar zelfs de opvoedster ontbrak? In de meest beslissende jaren der vrouwelijke ontwikkeling stond Maria Antoinette alleen, zonder eenige liefderijke vrouwenzorg te genieten. De tantes zagen in haar slechts de Dauphine, die zij zochten te beheerschen en tot het werktuig van hare intrigues te maken. Madame de Noailles, haar dame d'honneur, meende door vleierijen het hart der jonge prinses te winnen, en merkte in haar bekrompenheid zelfs niet op, dat het gezond verstand der Dauphine walgde van haar gevlei. Vaderlijke autoriteit en toewijding konden het gemis van moederzorg niet vergoeden, want zij werden haar niet geschonken. Lodewijk XV miste alle moreel overwicht op zijn kinderen, en wist het even goed als zij. Van jongsaf had hij hun nooit eenig rechtstreeksch bevel gegeven: als hij wat te zeggen had, schreef hij briefjes: bij mondelinge bespreking werd hij verlegen, en keurde alles goed, wat hij schriftelijk had afgekeurd. Van den Dauphin, haar echtgenoot, was nog minder te verwachten. Niet alleen omdat hij zelf te jong was om eene andere op te voeden, maar
| |
| |
ook en vooral, omdat hij zelf opgevoed was, om steeds afhankelijk te zijn. Zijn gouverneur, de hertog de la Vauguyon, behandelde hem zelfs na zijn huwelijk nog als zijn kweekeling. ‘Il lui est arrivé une singulière histoire l'autre jour,’ schreef in Juli 1770 Maria Antoinette aan haar moeder. ‘J'étais seule avec mon mari, lorsque M. de la Vauguyon approche d'un pas précipité à la porte pour écouter. Un valet de chambre qui est sot ou très-honnête homme ouvre la porte, et M. le Duc s'y trouve planté comme un piquet sans pouvoir reculer.’ Zij gevoelde al de vernedering van deze afhankelijkheid, maar Lodewijk niet. Zoozeer stond hij onder den invloed van dien man, dat hij, nog anderhalf jaar later, zich door hem bewegen liet tot een stap, die bij uitstek kwetsend was voor Maria Antoinette. Toen een plaats als dame d'atours bij haar openviel, wilde de la Vauguyon zijn schoondochter haar opdringen. De Dauphine weigerde, en wist van Lodewijk XV te verkrijgen, dat hij er haar niet toe dwingen zou. Niettemin schreef de Dauphin, op verzoek van de la Vauguyon, aan den minister d'Aiguillon, om, rechtstreeks tegen den wil en den wensch van zijn vrouw, de beschermelinge van zijn leermeester aan te bevelen. ‘Ik kon anders niet van hem afkomen,’ bracht hij tot zijn verontschulging bij haar in.
Die man had zelf opvoeding en bescherming noodig, en kon ze niet verleenen.
Toen Maria Theresia hare dochter naar Frankrijk liet gaan, had zij zich blijkbaar van de moeielijkheid der positie, die deze wachtte, eenigszins rekenschap gegeven. Zij gaf haar een instructie mede, vol van goede raadgevingen en ving onmiddellijk eene correspondentie met haar aan, die bestemd was in het gemis van een dagelijksche raadgeving zoo goed mogelijk te voorzien. Er waren echter omstandigheden, die de keizerin-moeder niet in hare berekening naar waarde schatte, schoon zij eindigden met haar invloed te vernietigen. Vermaningen en berispingen, die te Weenen of Schönbrunn, op 't oogenblik der overtreding zelve, met eerbied zouden zijn aangehoord, verloren veel van haar kracht, wanneer zij, na eenige weken reizens, te Versailles werden ontvangen, als de aanleiding lang geleden en bijna vergeten was. Ook al was dit laatste niet het geval, de gedurige herhaling verzwakte den indruk. Maria Theresia geeft in iederen brief de bewijzen van
| |
| |
haar moederlijke zorg, maar het is volkomen te begrijpen, dat de Dauphine ongeduldig en op den duur ongevoelig werd. Maria Theresia is van alles op de hoogte: nu eens wil haar dochter geen corset dragen en wordt zij dus scheef: dan eens is zij onbeleefd jegens Madame du Barri, of tegen Duitschers geweest. De Dauphine is te levendig, te luidruchtig: zij rijdt paard, ofschoon zij haar moeder beloofd had het niet te doen, enz. De keizerin wil geregeld opgave hebben van haarlectuur en van haar studiën. Danst ge beter dan hier? Foei, kind, wat schrijft ge slecht: het wordt erger in plaats van beter. ‘J'étais un peu humiliée en voyant courir par plusieurs mains celles des dames, que vous leur avez écrites.... Tâchez de tapisser un peu votre tête de bonnes lectures, elles vous sont plus nécessaires qu'à une autre. Ne négligez pas cette ressource, qui vous est plus nécessaire qu'à une autre, n'ayant aucun autre acquis, ni la musique, ni le dessin, ni la danse, peinture et autres sciences agréables.’
Waren dergelijke vermaningen vergezeld van moederlijke liefkoozingen, ook dit kind, wezenlijk aan haar gehecht, zou er niet door vervreemd zijn. Maar het papier is een slechte geleider van gevoelens, die geen woorden behoeven om uitgedrukt te worden en in woorden slechts gebrekkig worden weergegeven. De herhaalde verzekeringen: ‘het is voor uw levensgeluk, dat ik dit schrijf’ vergoeden niet het gemis van een kus, van een warme omhelzing. Een enkele maal, doch misschien reeds te laat, deed de Mercy het de keizerin gevoelen: ‘uwe brieven zijn voor de Aartshertogin steeds de oorzaken van groote blijdschap, maar ook van vrees.’ Het was waar: Maria Antoinette verlangde naar brieven van haar moeder, maar was er tevens bang voor. ‘Nu krijg ik eens geen knorren,’ juichte zij de enkele maal, dat er aanleiding toe was.
Doch er kwam meer bij. Maria Theresia had hare kinderen zeer lief, maar beschouwde ze ook als schakels in haar politiek systeem. Hare huwelijken moesten dienen om haar invloed in Europa te verzekeren. De Dauphine van Frankrijk had in dit opzicht de zwaarste taak: zij had de eeuwenoude antipathie des volks te overwinnen. Slechts als moeder van den toekomstigen koning kon zij slagen: en daarom moest zij moeder worden. In allerlei vormen wordt het haar voortdurend herinnerd: ‘c'est pour cela que vous êtes appelée.’ Alle raadgevingen draaien om dit middenpunt: aan dit belang wordt alles gemeten.
| |
| |
Weinig brieven van Maria Theresia, waarin niet, rechtstreeks of zijdelings, de zaak wordt aangeroerd. Haar dochter wordt er ongeduldig onder, en verdedigt zich soms met potsierlijk ongeduld: ik kan het toch waarlijk niet helpen.... Zij speelde vrij wat liever met hare honden, die wel niet zindelijk, maar toch vroolijk waren: ik wil een Mops van Weenen laten komen, zei zij aan de Mercy.
Wat Maria Theresia op zoo verren afstand onmogelijk zijn kon, dat moest deze zijn: de Mercy Argenteau moest de dagelijksche raadsman der Dauphine zijn. Dat had de keizerin aan haar dochter gezegd en geschreven: wat hij zeide, zeide zij. Hem moest zij vertrouwen, als haar. Van zijn toewijding en beleid was zij zeker: over alles kon en moest zij hem raadplegen. De graaf de Mercy richtte er zich geheel op in, om aan dit moederlijk vertrouwen te kunnen beantwoorden. Hij wist van uur tot uur wat de Dauphine deed, wat zij zeide, en niet deed en niet zeide. Hij had - sit venia verbo - zijne spionnen overal, waar zij ging en stond: elk woord, dat haar ontsnapte, werd onmiddellijk door hem vernomen. ‘Ik heb mij verzekerd - berichtte hij naar Weenen - van drie personen, die in ondergeschikte betrekking bij de aartshertogin zijn: eene van haar kamervrouwen en twee van haar kamerdienaars geven mij een nauwkeurig verslag van wat er in het interieur omgaat. Dag voor dag krijg ik bericht van de gesprekken, die zij met den abt de Vermont (haar lecteur) houdt. De marquise de Durfort vertelt mij tot de minste kleinigheid wat er bij Mesdames (de dochters des konings) gesproken wordt. Om te weten wat er bij den koning gebeurt, als de Dauphine zich er bevindt, daarvoor heb ik nog veel meer kanalen en personen. Kortom, er is geen uur van den dag, waarvan ik niet rekenschap zou kunnen geven, en mededeelen, wat de Aartshertogin kan gezegd hebben of gedaan of gehoord.’ Wie zich de moeite geeft zoozeer mede te leven, beantwoordt aan eenige eischen: toewijding, kieschheid, kennis van personen en toestanden worden bij de Mercy als zelden aangetroffen. Hij besprak dan ook alles en van alles met haar - hij wist, wanneer zij zich baadde! enz. - en wat hij zelf niet omstandig genoeg
kon of wilde behandelen, dat liet hij aan den abt de Vermont over, die haar Fransch had geleerd, haar voorlas en toezicht oefende op haar lectuur. Deze twee mannen, met de beste bedoelingen der wereld, hielden in 's moeders naam haar
| |
| |
voor oogen, wat de trouwe moeder van haar geliefd kind vroeg, voor haar geliefd kind om haar zelfs wil wenschte. Met groote kieschheid behandelden zij soms allerlei zaken, met teedere punten in betrekking staande, en gaven goeden raad, in overeenstemming met den moederlijken wensch of het moederlijk bevel. ‘De aartshertogin’ - tot de troonsbestijging wordt zij door de Mercy meer met den Oostenrijkschen dan met den Franschen titel aangeduid - de aartshertogin luistert gewillig en veel naar hen, en volgt dikwerf hun raad. Aan Maria Theresia geeft zij wel eens haar hoop te kennen, dat de Mercy tevreden over haar zal zijn. Doch dit is in den beginne en langzamerhand houdt het op.
Kan het anders? Er is nog een andere opvoeding, dan menschen geven: de omstandigheden voeden mede op. Hoeveel eerbied en ontzag de jonge Dauphine voor haarafwezige moeder en hen, die in haar naam tot haar spraken, ook gevoelde, hun advies en raadgevingen streden te dikwerf met haar lust en neigingen, om niet tot verzet te prikkelen. Naar mate het ongewone van de hooge positie week, ving zij aan van haar hooge plaats personen en toestanden te beoordeelen: een Dauphine van Frankrijk stond niet onder de controle van ieder. Merkwaardig en volkomen natuurlijk niettemin is het, dat Mercy's raadgevingen juist in die punten bij haar weerklank vonden, die haar eigen autoriteit betroffen. Herhaaldelijk had hij en op zijn aanwijzing ook de moeder tegen den te grooten invloed der tantes gewaarschuwd. Welnu! na een paar jaar was die invloed wegstervende: de Dauphine nam de plaats in, die haar toekwam: en de tantes werden gedwongen, natuurlijk niet zonder eenige twisten, zich tevreden te stellen met de tweede plaatsen aan het hof. De oude dames zouden het niet vergeven noch vergeten. Ook ten aanzien van Lodewijk, haar man, volgde zij de wenken, die haar gegeven werden. Zij deed, wat zij kon, om hem tot zich te trekken. Kennis bezat Maria Antoinette niet, maar een uitnemend oordeel. De natuur had haar begiftigd met een aanleg des verstands, die tot groote verwachtingen rechtigde. Zij begreep, dat haar plaats geheel afhankelijk was van haar verhouding tot haar echtgenoot. Haar echtgenoot? Ja, dat was hij, volgens de kerk, die hen getrouwd had. Maar overigens was hun echt zeven jaar lang een platonische. Door zijn gouverneur opgestookt tegen de Oostenrijksche prinses, die de politiek hem huwen deed, zag hij het
| |
| |
gratieuse, levenslustige meisje, dat ieder jaar schooner werd, met verlegenheid en schaamte aan. Hij was links, ruw, lomp in zijn loop, zijn woord, zijn daad. Lodewijk XV kon bij wijlen nog de vorstelijke, imponeerende houding aannemen, die den meesten der Bourbons eigen was. De natuur had er zijn kleinzoon geheel van ontbloot. Hij was een burgerman in voorkomen, houding, spreekmanier, liefhebberijen. Men weet, dat hij ook als koning zich met smidswerk, slotenmaken bezig hield. Als Dauphin openbaarde hij zijn handwerksliefde op nog breeder schaal. Wanneer in zijn appartementen timmerlieden en metselaars aan 't werk waren, dan werkte hij uren lang mede om de materialen, de steenen en balken in orde te brengen, en zag er dan, tot groote ergernis van zijn vrouwtje, afgemat en ontoonbaar uit. Dergelijke tooneelen ergerden haar uitermate en zij wendde al haar invloed op hem aan, om hem te fatsoeneeren. Hij gevoelde, dat zij gelijk had, en onderging in al dergelijke, uiterlijke zaken haar invloed bereidwillig. Zij deed, wat zij kon, om hem tot zich te trekken en hem aan haar invloed te onderwerpen.
Zonder twijfel ware zij beter en sneller geslaagd, ondanks de tegenwerkende krachten, zoo zij door haar voorbeeld in zaken, haar zelve betreffende, bewezen had, het recht tot voorgaan te bezitten. Maar dit was geenszins het geval. Waar het rechten gold, leerde zij langzamerhand vast te houden en op prijs te stellen, wat haar toekwam: doch waar het plichten en verplichtingen gold, die onafscheidelijk waren van haar hoogen rang, daar slaagde zij er niet in, zich zelve te beheerschen en hare neigingen te onderdrukken. Haar jeugd en speelschheid verleidden haar tot handelingen, die voor ieder andere van gelijken leeftijd volkomen natuurlijk en onschuldig, in de positie van haar als Dauphine van Frankrijk misslagen waren, die ook op het vertrouwen van Lodewijk in haar doodelijk moesten werken.
Aan 't hof van Maria Theresia was de strenge etiquette onbekend, die 't hof van Versailles regeerde. Zij zelve was de type van een patriarchale moeder deslands. Onvergetelijk voor haar kinderen was de avond, toen zij het bericht had ontvangen dat zij voor 't eerst grootmoeder was geworden. Zij was dadelijk naar 't theater gegaan, en had daar uit haar loge haar trouwe onderdanen toegeroepen: ‘der Leopold hat ein Buben!’ Met daverend gejuich had de bevolking der hoofdstad in de
| |
| |
vreugde der landsmoeder gedeeld. Van hun vader Franz van Lotharingen hadden haar kinderen daarbij een zonderling soort van ongegeneerdheid geërfd, die zelden bij vorstelijke personen wordt aangetroffen. Om menschenkennis op te doen, zoo het heette, liet b.v. de hertogin van Parma, ook een dochter van Maria Theresia, op haar hofbals haar eigen bedienden toe en danste te midden van hen; misschien wel met hen.
Toen Maria Antoinette in Frankrijk kwam, zag zij zich aan handen en voeten door de hofetiquette gebonden. Geen uur van den dag was zij vrij: geen beweging, die niet geregeld was. Bij 't opstaan wachtten de hovelingen, die het recht hadden haar de kousen te zien aantrekken. Als zij de handen waschte, traden anderen binnen, wien de eer van dit aanschouwen was vergund. Als zij naar bed ging, had de hoogste in rang der aanwezige dames het recht haar het nachthemd aan te bieden. Eens geschiedde het - het was in den winter - dat zij tot dit gewichtig oogenblik was genaderd. De aanwezige femme de chambre nam het interessante kleedingstuk in handen, om het haar over te geven. Maria Antoinette stond half ontkleed en strekte de hand uit. Er werd geklopt: een dame d'honneur trad binnen. Onmiddellijk trad de femme de chambre terug, om voor deze hoogere in rang plaats te maken. Doch de overgave kon niet geschieden, voordat de handschoenen waren uitgetrokken. Eindelijk was het oogenblik daar: doch ziet, er werd weer geklopt. De hertogin van Orleans trad binnen. Dezelfde scène herhaalde zich: de hertogin nam den kostbaren last over, en maakte zich gereed om zich van haar gewichtige taak te kwijten. Maria Antoinette had het koud en verlangde naar het einde. Daar zou het komen, doch neen - er werd weer geklopt. De gravin van Provence verscheen.
Gelukkig was dit de laatste. ‘Maar 't is verschrikkelijk! welk een last!’ riep Maria Antoinette uit.
Op sommige dagen van de week moesten de Dauphin en de Dauphine in 't publiek eten. Dan zag men, vooral in de eerste jaren, de groote trap van Versailles opgepropt met menschen van allerlei rang en stand: heeren en dames uit Parijs, boeren en boerinnetjes uit de provincie. Dat publiek stond dan, in de zaal opeengedrongen, aan te zien, hoe twee menschen zamen aten. Een dauphin van Frankrijk, links en lomp in al zijn bewegingen, maar, wat erger was, van een onverzadelijke eetlust, en een jong vrouwtje met een heel mooi meisjesgezicht,
| |
| |
dat weinig at, en blijkbaar zich niets vrij gevoelde onder het kruisvuur van oogen, die haar bespiedden, en onverholen verbazing uitdrukten over de eetlust van haar heer en gemaal.
Het was de zegenrijke nalatenschap van Lodewijk XIV, die het koningschap, door hem naar Versailles verplaatst, in dit warnet van vormen en etiquette verstrikte. Voor Maria Antoinette was het onduldbaar en elken dag werd de lijst van haar overtredingen grooter. Zij trad de vaderlijke costumes met voeten en bespotte, wie ze handhaven wilde. Aan Madame de Noailles, die als dame d'honneur voor deze zaken zorgen moest, schonk zij den spotnaam van Madame l'Etiquette. Eens viel zij van den ezel: ‘gauw, (riep ze) gauw; vraag aan Madame l'Etiquette, of een dauphine van Frankrijk wel van den ezel vallen mag.’
Met geduld en beleid de overdrijving te wijzigen, lag noch in haar aard noch in haar leeftijd. Beide dreven haar om ze te brusqueeren: 't was een bewijs van wat zij durfde en kon. Zij trad in haar jeugdigen overmoed de vormen met voeten, zelfs daar waar zij zeer voegzaam waren. Als zij de jachtpartijen van Lodewijk XV volgde, nam zij in haar rijtuig een volledig collation mede. Op de halten verdrongen zich dan de hovelingen, om van het buffet der schoone Dauphine te genieten. Tot menig tooneel van weinig deftigen aard gaf dit aanleiding. De Koning moest het haar eindelijk verbieden.
Maar geen verbod kon haar zelfbedwang leeren. Wat moederlijke voorlichting en vermaning, steeds met liefderijken ernst herhaald, had kunnen tot stand brengen, bleefthans achterwege, omdat Maria Antoinette op zich zelve stond in levensjaren, waarin zij bovenal hulp en leiding behoefde. Bij de hofreceptien lachte zij als een groot kind de oude en deftige dames uit, en spotte met haar voorkomen en toilet. Diep geergerd zagen de bejaarde vrouwen, die het hof bezochten, hoe dit speelsche meisje met drie, vier kornuitjes wegschool, om zich over haar te amuseeren en haar uit te lachen. En ditzelfde kind behandelde haar, weinige oogenblikken later, met hooghartigen trots en stapte haar voorbij, zonder zelfs de eer van een enkel woord, soms van een groet haar te schenken. ‘On dit que vous négligez à parler et distinguer les grands, qu'à la table, au jeu vous ne vous entretenez qu'avec vos jeunes dames, en leur parlant à l'oreille, en riant avec elles. Je ne suis pas-si injuste de vouloir vous interdire la conversation très
| |
| |
naturelle des jeunes gens, que vous connaissez, à ceux que vous ne voyez qu'en grand public, mais c'est un point essentiel la distinction des gens, que ne devez pas négliger....’
Een maatschappij, groot geworden en ademende in vormen, zag zich door een jonge vreemde, die met meisjesachtige luchthartigheid alles overhoop wierp, wat haar bijkans heilig was, bespot en uitgelachen. Zij wreekte zich over het onnadenkende kind, als steeds elke maatschappij zich wreekt over hen, die haar vormen niet eerbiedigen. Reeds nu, in dezen hofkring, werd het zaad uitgestrooid, het zaad van haat en laster, dat den naam der Dauphine zou ondermijnen: en alles deed gelooven, wat jaloesie, politieke vijandschap en boosaardige berekening goed vond te haren laste te verspreiden.
Maar Maria Antoinette wist er niets van en geloofde er niet aan. Gedurende de vier jaar, dat zij Dauphine was, ontwikkelde zij physiek en moreel. Physiek, als een schoon gevormde vrouw, die aller oogen tot zich trok, blakende van levenslust en gezondheid. In 1773 verkreeg zij van Lodewijk XV dat zij haar intrede in Parijs zou doen. 't Was in nadruk een feestdag voor haar: geheel Parijs lag voor haar schitterende schoonheid geknield. De duizenden, die haar toejuichten, waren niet blijde onderdanen, maar, gelijk de oude hertog de Brissac zeide, verliefde minnaars. Om dien indruk van haar uiterlijke verschijning te begrijpen, is het genoeg de woorden van Horace Walpole mede te deelen. Hij zag haar in 1775, toen zij twintig jaar was; dus in den vollen bloei der jeugd, en schreef toen naar Londen: ‘Men kan geen oogen hebben dan voor de koningin. De Hébé's en de Flora's, de Helena's en de Gratien zijn ordinaire schoonheden, bij haar vergeleken. Staande of zittende, steeds is zij het beeld der schoonheid: als zij in beweging is, is zij de bevalligheid in persoon. Men zegt, dat zij niet in de maat danst: welnu, dan heeft de maat de schuld. Ik heb nog nooit een schoonheid gezien, die zij niet verre achter zich laat.’ Wie zich van de geestdrift van zulk een kenner, als Horace Walpole, rekenschap wil geven, is er toe in staat. Madame Campan heeft ergens getuigd dat alleen de portretten, door Lebrun en Wertmüller van haar gemaakt, goed gelijkend zijn. Naar die beide stukken vindt men in de uitgave van Feuillet de Conches gravures, die volkomen de bewondering der tijdgenooten verklaren. Maria Antoinette is verwonderlijk schoon geweest.
| |
| |
Toch was het niet alleen haar uiterlijk, dat haar populai maakte. Het volk oordeelde naar andere gegevens dan de hofkring en dweepte met de jonge, vriendelijke, schoone prinses. Tallooze proeven van haar goed hart liepen van mond tot mond. Bij een hertejacht vloog het gejaagde dier in zijn doodsangst een boer, bezig zijn land te bebouwen, aan en kwetste hem doodelijk. De vrouw der ongelukkige riep een troep jagers, die naderde, om hulp en zonk bewusteloos neer. De koning, die er bij was, gelastte zorg voor haar te dragen en verwijderde zich. De Dauphine echter stapte uit haar calèche, begaf zich naar de in onmacht neergezonkene en deed zelvealle moeite, met reukwatertjes en dergelijke, om haar bij te brengen. Toen zij hierin geslaagd was en de arme vrouw met vriendelijke toespraak had getroost, gelastte zij de boerin met die haar vergezelden, hare meiden, in haar rijtuig te plaatsen en naar haar hut terug te brengen. Het ongedwongen, natuurlijk medelijden en het goede hart, dat zij bij deze geheele scène betoond had, won haar de bewondering der omstanders. Ook de Dauphin had al het zijne gedaan om de slachtoffers van 't vorstelijk vermaak te troosten: geld en goede woorden had hij in ruime mate geschonken. Maar het bon mot van de hertogin de Beauvau drukte scherp de verhouding uit: ‘Madame de Dauphine suivait la nature, et Monsieur le Dauphin suivait Madame la Dauphine!’
Men zou Lodewijk groot onrecht doen, indien men meende, dat hij voor de schoonheid en lieftalligheid van zijn jong vrouwtje ongevoelig was. Hij verbaasde integendeel de hovelingen, door met een geestdrift, die hem, den stuggen zwijger, geheel vreemd was, haar ‘een charmant wezen, dat alles kon wat zij wilde’ te noemen. Ongelukkig genoeg, was hij zijn linkschheid zijn onhandigheid zich zoo volkomen bewust, dat juist haar bevalligheid hem te meer verlegen maakte. Hij zag tegen haar op, terwijl hij haar bewonderde, en de gemakkelijkheid waarnam, waarmede zij na weinige jaren zich in haar hoogen rang thuis gevoelde. De man, die zwijgend zich te midden van den hofkring bewoog en met heimelijken schrik het oogenblik zag naderen, waarop hij zijne plaats aan 't hoofd des volks moest innemen, wist zich geen rekenschap te geven van zijn verhouding tot haar.
Den 10den Mei 1774 brak eindelijk het uur aan, dat voor beider leven zoo beslissend zou zijn. Geheel Versailles was in
| |
| |
drukte en spanning. In de hotels der hovelingen stonden de paarden voor de rijtuigen gespannen. Alles wachtte op een teeken, om uit dit besmette oord te ontvlieden. Lodewijk XV had de kinderpokken en was stervende. Voor het raam der ziekenkamer stond een licht, dat uitgeblazen zou worden, als alles was afgeloopen.
Na uren wachtens werd het uitgedoofd: Lodewijk en Maria Antoinette waren koning en koningin.
De theatrale voorstelling, dat beiden in het gewichtig oogenblik op de knieën zijn gezonken, met den uitroep: ‘mijn God, wij zijn te jong om te regeeren!’ wordt door de nieuwe bescheiden niet bevestigd. Zoo het geschied is, is het in de binnenkamer voorgevallen en niet in tegenwoordigheid van anderen.
Ongepast zou het niet geweest zijn, want inderdaad waren zij te jong. Eigenlijk zouden zij er nooit oud genoeg voor zijn.
Opleiding voor de zware taak, die hem wachtte, had Lodewijk niet genoten; en zich zelf er toe voorbereid, had hij evenmin. Hij was een braaf en gemoedelijk man, die oprechtelijk het beste voor zijn volk wilde: maar wat dit beste was, kon hij niet zeggen. Hij had iets opgevangen van de economische stellingen van den tijd, en begreep dat veranderingen noodig waren. Maar verandering van personen achtte hij het voornaamste.. Inmoreele en inpopulaire personen van het hof en uit het staatsbestuur te verwijderen, scheen hem een hoofdbelang toe. Dat hervormingen in het staatswezen moesten plaats hebben, gevoelde hij: maar hij kon niet zeggen, welke. Hij begreep wat anderen hem voorhielden en duidelijk maakten, maar hij had te weinig kennis, om met zelfstandigheid te oordeelen. Door zijn ongelukkige opvoeding miste hij alle zelfvertrouwen. Opgevoed om steeds afhankelijk te zijn, gevoelde hij voorlichting van anderen te behoeven; hij was er te zeer aan gewend, om er buiten te kunnen, of zelfstandig te durven handelen, zelfs waar hij zeer goed inzag, wat geschieden moest. Meer degelijk dan beminnelijk van karakter verborg hij achter een air van groote ruwheid, de vrucht van een krachtig physiek, een groote zwakheid, zoodat hij gemakkelijk te beheerschen was. Slechts moest men zorgvuldig waken zijn wantrouwen niet op te wekken, en zijn zelfstandigheid ten minste in schijn eerbiedigen.
Het lag voor de hand, dat de jeugdige koningin den meesten invloed op hem zou oefenen. Het was haar moeders doel, dat
| |
| |
zij hem beheerschen zou en daardoor Frankrijk steeds op de zijde van Oostenrijk houden. In de brieven van de Mercy worden dan ook zorgvuldig van tijd tot tijd de kansen berekend, dat eenmaal de Dauphine haar echtgenoot zal dominer, subjuguer, enz. De ongelukkige verhouding echter, waarin Lodewijk jarenlang tegenover Maria Antoinette stond, weerhield langen tijd alle ware intimiteit. Daarbij kwam een andere reden. Lodewijk, en als Dauphin, en als koning, was bang voor haar invloed op politiek gebied. Jaren later, in 1784, legde zij zelve de redenen van haar politiek onvermogen aan haar broeder Jozef II in de volgende woorden bloot: ‘men moet den koning goed kennen, om juist te kunnen beoordeelen de geringe mate van hulpmiddelen, die zijn karakter en zijn veroordeelen mij verschaffen om invloed op hem te oefenen. Hij is van nature zeer weinig spraakzaam: en het gebeurt hem dikwijls, dat hij geen woord spreekt van groote zaken, ook zonder de bedoeling om ze te verzwijgen. Hij antwoordt mij wanneer ik er hem over spreek, maar hij verwittigt mij er niet van: en wanneer ik het vierde van een zaak heb gehoord, dan behoef ik al mijn beleid om de rest van de ministers te vernemen, door hun te doen gelooven, dat ik alles weet. Als ik er den koning een verwijt van maak, dat hij mij over sommige zaken niet gesproken heeft, wordt hij niet boos, hij is dan wat verlegen, soms ook antwoordt hij op een natuurlijke toon, dat hij er niet aan gedacht heeft. Ik moet u eerlijk bekennen, dat ik op politieke zaken het minst van allen invloed heb. Het van nature wantrouwend karakter des konings is geprikkeld, reeds voor mijn huwelijk, door zijn gouverneur. De la Vauguion heeft hem bang gemaakt voor de heerschappij, die zijn vrouw over hem zou willen voeren: en zijn
zwarte ziel heeft er behagen in gehad het gemoed van zijn leerling te verschrikken door allerlei schrikbeelden, uitgedacht tegen het huis van Oostenrijk. De Maurepas, met minder karakter en minder slechtheid, vond het voor zijn krediet goed, diezelfde denkbeelden bij den koningte onderhouden. De Vergennes volgt hetzelfde plan, en misschien bedient hij zich van zijn buitenlandsche correspondentie om leugen en laster te bezigen. Ik heb er meer dan eens open met den koning over gepraat. Hij wordt soms knorrig, maar, daar hij onvatbaar is voor discussie, heb ik hem niet kunnen overtuigen, dat zijn minister hem bedroog. Ik bedrieg mij zelvevolstrektniet, wat mijn invloed betreft: ik weet, dat ik vooral in politieke
| |
| |
dingen weinig op den koning vermag’. Er was zeer veel waarheid in de voorstelling, maar niet alles was juist. Niettemin is de geheele teekening zeer kenmerkend, zoowel voor haar als voor hem.
Waarheid was het, dat Lodewijk door zijn gouverneur tegen de Oostenrijksche prinses was opgestookt en bang gemaakt voor den invloed zijner schoonmoeder. Evenzoo dat zijn ministers, de Maurepas, de Vergennes, niet zeer genegen waren haar invloed te steunen. Maar even waar ook, dat zij den invloed, dien zij in 1784 verklaarde niet te bezitten, in 1774 niet had nagejaagd en van de groote kansen, die de omstandigheden haar schonken, om overwegenden invloed te verkrijgen, slechts een zeer gebrekkig en een zeer verkeerd gebruik had gemaakt.
In waarheid euvel duiden, gaat niet aan: zij wist volstrekt niet wat politiek was. Niemand had er haar iets van geleerd. Van haar moeder en Mercy had zij in de laatste jaren in hoofdzaak dit gehoord: Frankrijk en Oostenrijk moesten verbonden blijven. Verder had zij met de Vermont eenige boeken gelezen, o.a. het Journal de l'Etoile, en de geschiedenis van Engeland. Of het meisje van 15 jaar er veel uit geleerd heeft, weten wij niet. Wat zij van politiek wist, had zij aan 't hof geleerd. Zij had gezien, dat politiek een kwestie van personen en van intrigues was. Vrienden bracht men in 't bestuur: vrienden bevoordeelde men: vijanden benadeelde men en liet men vallen. Dit wist zij en zij was bereid en bewees het, van het eerste oogenblik af, dit spelletje te willen medespelen.
Toen Lodewijk aan de regeering kwam, was d'Aiguillon minister: Maria Antoinette had een bitteren wrok tegen hem. De Mercy, wien haar moeder op nieuw bij de troonsbestijging haar als een vertrouwd raadsman had aanbevolen, gaf den raad om niet te haastig veranderingen in het ministerie te maken: bovenal d'Aiguillon vooreerst te houden, om geen overhaaste keus voor buitenlandsche zaken te doen. Hij had lang en breed met haar gepraat, en meende uit haar spreken op te merken, dat hij haar overtuigd had. Niettemin werd d'Aiguillon ontslagen en wel op den dringenden eisch der koningin, die Lodewijk tegen zijn zin er toe overgehaald had. ‘Het wraakzuchtige en het weinig eerlijke, dat er in haar handelwijze is, treft mij’, schreef Maria Theresia.
Voor persoonlijke kwestiën was zij vurig en onvermoeid. Om verschillende redenen was Lodewijk gebeten op den oud- | |
| |
minister de Choiseul, die van het hof gebannen was. Maria Antoinette, nauwlijks koningin, verzocht zijn terugroeping. Lodewijk aarzelde, wilde uitstellen, maar zij liet hem den tijd niet, en eischte dat het dadelijk zou geschieden: het was vernederend voor haar, de terugroeping van den staatsman niet te kunnen verkrijgen, die haar huwelijk had tot stand gebracht. ‘Als gij die reden aanvoert, kan ik natuurlijk niet weigeren,’ was het antwoord van den zwakken man.
Reeds in Augustus 1773 had de Mercy geschreven: ‘de aartshertogin begrijpt de zaken zeer gemakkelijk, maar zij is er bang voor. Zij weert de gedachte van zich, dat zij eens macht en gezag zal hebben. Vandaar, dat haar karakter iets traags en passiefs krijgt. De Dauphin zal nooit de kracht of den wil hebben om uit zich zelf te regeeren; zoo de aartshertogin hem niet beheerscht, zal hij door anderen beheerscht worden.’ Thans, nu zij koningin was, gebruikte zij wel haar macht, maar alleen voor of tegen personen. De val van d'Aiguillon bewerkte zij: maar zij vroeg er niet naar, wie hem opvolgde. Er was geen politieke gedachte, veelmin eene politieke richting, die zij voorstond. Het waren toevallige, tijdelijke belangen, waarvoor haar belangstelling werd opgewekt: zij zette ze door met ijver, met hartstocht. Maar als de koning haar over staatszaken sprak, dan toonde zij haar verveling of onattentie duidelijk. ‘Langzamerhand zal de koning natuurlijk elders raad vragen en het krediet der koningin geheel ophouden, als zij zich bepaalt met eenvoudig deze en gene zaken te eischen, zonder zich aan Z.M. nuttig en onmisbaar door haar goeden raad te maken: haar afkeer van allen ernst, van alles wat inspanning kost zal het schitterende vooruitzicht van haar grooten invloed geheel doen verdwijnen.’ Als de Mercy haar dit voorhield, gaf zij onmiddellijk toe, erkende de waarheid, beloofde beterschap en deed, wat de meeste kinderen doen: zij vergat het onmiddellijk en dacht alleen aan haar amusement. Afleiding en verstrooiing hielden haar bezig: al het overige kon haar slechts voor enkele oogenblikken interesseeren. Zonder kennis en zonder inzicht in staatsbelangen en staatszaken, wendde zij haar autoriteit slechts aan, wanneer haar sympathie of antipathie
was opgewekt, maar zonder in staat te zijn een blijvenden en regelmatigen invloed op den gang van zaken uit te oefenen. Zij werd daardoor maar al te dikwerf de speelbal van anderen, wier belangen of inzichten zij bij Lodewijk voor- | |
| |
stond, met een ongeduld, een heftigheid, een passie, die den zwakken man wel in menig ernstig oogenblik voor haar buigen deed, maar zonder haar moreel overwicht te sterken. Een kind van luim en hartstocht, wierp zij het gewicht van haar hooge positie telkenmale in de schaal, waarin de landsbelangen werden gewogen, zonder naar iets anders te vragen dan het oogenblikkelijk succes, en zonder de gevolgen te berekenen of te kunnen voorzien. De goedhartige Lodewijk, zwak van nature. maar dubbel zwak tegenover de vrouw bij wie hij zijn mannelijke autoriteit niet kon doen gelden, zocht bij de staatslieden, aan wie hij zijn vertrouwen schonk, steun tegen haar, maar vond zelden, waar hij tusschen hen en zijn vrouw moest beslissen, genoeg kracht in zich zelven om haar eischen af te wijzen. Zonder te weten waarom, drong zij hem bij de troonsbestijging, op raad van Mesdames, de Maurepas als minister op. De oude hoveling, slimmer dan zij, werkte haar tegen en wist zich staande te houden. Maar Turgot werd door haar ten val gebracht, ondanks Lodewijks vertrouwen in den staatsman, dien hij aan haar aandrang en heftigheid opofferde. Nooit echter, voordat de revolutiestorm zijn troon deed wankelen, heeft hij zijn oud wantrouwen tegen haar raadgevingen, als inblazingen van het Weener hof, geheel overwonnen. Vandaar, dat hij haar zucht tot vermaken, die hij als een afleiding voor staatkundige bemoeiingen beschouwde, niet tegenging, maar haar volle vrijheid liet: en later, toen zij van die vrijheid gebruik maakte op een wijze, die voor haar goeden naam
allerverderfelijkst was, niet optreden durfde of kon, om haar te beteugelen.
Een der eerste geschenken, die hij als koning gaf, was het kleine Trianon, aan 't einde van 't park van Versailles gelegen. Het was een landhuis van kleinen omvang, dat Lodewijk XV in 1766 had laten bouwen, om zich, na stormachtige nachten, met botaniseeren het hoofd te verfrisschen. Maria Antoinette deed het geheel naar haar smaak hernieuwen en richtte ook den tuin naar de mode dier dagen in. Hier vond men een schat van schoone en weelderige bloemen en boomen, afgewisseld met beelden en berceaux: een Engelsch plantsoen, een Chineesch tuintje, rotsen en watervallen, verborgen grotten, een belvedère, een Hollandsche molen en boerderij - kortom, een bonte verzameling in kort bestek van groot en klein, maar kostbaar speelgoed. Hier bracht zij de gelukkigste en onbezorgdste oogenblikken van haar leven door: hier trok zij zich, tot de
| |
| |
revolutie het verbood, terug, om vrij te zijn. Zij had dadelijk verklaard, dat zij in Trianon van geen etiquette wilde weten en weerde alle pogingen der surintendante af, om ook hier haar scepter van vormen, te zwaaien. Als zij daar dagen doorbracht, kon Lodewijk gemakkelijk bij haar komen dineeren. Dan aten zij met hun beiden: en kon de speelsche, jonge vrouw aan elke harer luimen botvieren, haar heer gemaal met broodproppen gooien, of hem op een draf meêslepen door de lanen, zonder dat de etiquette hinderend tusschen beide trad. Hier ontving zij de gasten uit Parijs 's middags om twee uur, om te eten, en stoeide zij met haar vriendinnen of met Lodewijk, die langzamerhand los werd en bij al die kleine coquette plagerijen van zijn mooi vrouwtje zijn timiditeit begon af te leggen.
Doch Trianon schonk haar niet alleen vrijheid van de hofetiquette, zij schonk haar ook een eigen kring. Hier vormde zich langzamerhand een klein gezelschap van vertrouwden, waarin zij zich thuis gevoelde, omdat zij haar stijfden in haar afkeer van gêne. Niet allen verdienden of bezaten haar vertrouwen, maar allen waren haar welkom, omdat zij medewerkten om aan haar zucht tot vermaak te voldoen. Wat zou een jonge koningin, die noch huishouden noch kinderen had te verzorgen, anders doen dan zich amuseeren? Van lectuur hield zij evenmin als een der kinderen van Maria Theresia: lezen was een inspanning en van inspanning had zij een afkeer. In den eersten tijd als Dauphine had zij zich met een paar hondjes vermaakt of met een paar kinderen van een harer kamervrouwen, die tot haar groot genot alles in haar apartementen overhoop wierpen. Nu, als koningin, was er meer afwisseling en had zij ook zelve de gelegenheid rijker verscheidenheid aan te brengen. Rijtoertjes, wandelingen, muziekmaken - uren achtereen bracht zij met de harp door - vulden een groot deel van den dag. Tweemaal in de week was er souper aan 't hof. Maria Antoinette had op raad van de Mercy den koning tot deze nieuwigheid bewogen, om hem aan de uitsluitend heerensoupers, die gewoonlijk na de jacht voorkwamen, te onttrekken. Daarbij voegden zich, in den eersten winter van haar koningschap, les bals de la reine. Vooral de quadrilles de masques hielden haar en 't hof zeer bezig. Het was een ernstige zaak, telken male de maskarades der quadrilles af te wisselen: de tijdsruimte van acht dagen, die de hofbals van elkander scheidde, was ter nauwernood voldoende om alles gereed te doen zijn. De gravin
| |
| |
de Brionne bedacht een nieuwe variatie: een bal de nuit. Maria Antoinette volgde het onmiddellijk na. Den 23en Jan. 1775 opende de koning te middernacht het bal, in de kleine komediezaal van Versailles. Lodewijk had de beleefdheid tot half drie er te blijven: Maria Antoinette danste tot zeven uur: hoorde toen de mis, stapte naar bed en kwam niet dan in den achtermiddag te voorschijn.
Al deze afmattende vermaken vielen zeer weinig in den smaak van Lodewijk: maar hij keurde ze goed, lokte ze soms zelf uit, nam er aan deel met alle mogelijke inschikkelijkheid, omdat zij haar genoegen deden. Zij ging er geheel in op: ‘de koningin is geabsorbeerd door de vermaken, zij kan aan niets anders denken voordat de vasten begint,’ schreef de Mercy aan Maria Theresia.
In dezen zelfden winter ving de overdreven zorg voor haar toilet aan, die zoozeer heeft bijgedragen om de oogen van het groot publiek met weinig welwillenden blik op haar te vestigen. De mode had de coiffures der dames onmatig hoog opgevoerd, maar Maria Antoinette overtrof alle buitensporigheid in dit opzicht. Met dezelfde heftigheid, waarmede zij aan elke harer luimen toegaf, dreef zij thans haar hoofdtooisel in de hoogte. Haar voorbeeld was een bevel natuurlijk voor alle dames, die het hof bezochten, en ook voor dat gedeelte van het vrouwelijk publiek, dat niet gewoon is eigen smaak, maar den wansmaak van anderen te volgen. De modistes en dameskappers van Parijs doorleefden onrustige nachten, in 't pijnigen van hun brein, om nieuwe coiffures uit te vinden. In den zomer van 1777 werd de gilde van heeren pruikenmakers te Parijs met 600 coiffeurs de dames vermeerderd. Het getal was niet te groot, als men op den arbeid let, die het hoofd der elegante dames vereischte. Men zag er van alles op pronken: een wereldbol, een landschap, een zeegevecht: de vrouw van een Engelsch admiraal vertoonde op haar hoofd de Engelsche vloot, te midden van een onstuimige zee. De pouf à la puce concurreerde in schoonheid met de bonnet à la candeur: en de baigneuse à la frivolité week voor de berceau d'amour niet terug. Maria Antoinette had vooral sympathie voor la corne d'abondance. Zij beschouwde ze als een symbool van het geluk, dat de regeering van Lodewijk aan Frankrijk zou aanbrengen. Zij wist niet, toen zij met dit hoofdtooisel zich te Parijs bij een der sledevaarten vertoonde, dat deze hoorn des overvloeds in de oogen van het volk een
| |
| |
beschimping gold van de armoede, die zij leden. De schoone koningin, met haar overdaad van linten, veren en pluimen, die boven van het hoofd wapperden, scheen hun een beeld van de schaamtelooze verkwisting, die de gepriviligieerde standen voortgingen, als hun monopolie, ten toon te spreiden, hoe hoog de nood des lands ook steeg.
Onder Lodewijk XIV had het koningschap zich naar Versailles, in geheimzinnige afzondering, teruggetrokken. Hij noch Lodewijk XV kwamen anders dan hoogst zelden naar Parijs. Wat de natie toen van de weelde, de verkwisting der hof houding wist, dat wist zij bij geruchte: zij zag het niet. Daarbij had zij een soort van religieusen eerbied voor de koningen van Gods genade en kende hun het recht toe, om meer te doen en te zondigen, dan gewone stervelingen. Dit alles was in de laatste twintig jaar veranderd. Kritiek en nadenken hadden het goed geloof doen vallen: de maatschappelijke orde was en werd in zijn grondslagen door de leerstellingen van Voltaire, Rousseau, de Encyclopaedisten en de economisten ondermijnd. Men kende niet langer aan bevoorrechte standen het recht toe, om de gelden der natie in ijdele verspilling te verkwisten. Men eischte van hen de vervulling van plichten en niet alleen het genot van rechten. Onder Lodewijk XVI trad het koningschap uit zijn geheimzinnige afzondering in het volle licht van den dag te voorschijn. Maria Antoinette had de treurige eer in haar eigen persoon al de uiterlijke schittering van de monarchie te vertoonen, maar tevens al de inwendige holheid, de leegheid, het volslagen gebrek aan plichtbesef den volke te openbaren.
Reeds als Dauphine was zij veel te Parijs geweest. In 1773 ging zij er geregeld alle weken heen: bezocht winkels en sommige theaters, in klein kostuum en slechts door enkelen gevolgd. Die ongewone verschijning had aanvankelijk zeer gestrekt om haar populair te maken; men had te Parijs zelfs het gerucht verspreid, dat het hof Versailles zou verlaten, om in de Louvre zich te vestigen. Doch op den duur werkte die meerdere bekendheid van haar persoon in de hoofdstad ongunstig. Het volk is spoedig gewend aan een mooi gezichtje, een gratieus figuurtje, een vriendelijk knikje. De natuurlijke jaloesie van den arme tegen den rijke wordt geprikkeld door het opmerken van eigenschappen, die niet bloot dienen om alledaagschheid te omlijsten, maar zelfs schijnen te strekken, om gebreken op te sieren. Het volk had een tijdlang groote ver- | |
| |
wachtingen van haar invloed ten goede gekoesterd: en voelde zich diep teleurgesteld, toen het zag, dat zij slechts aan haar vermaken dacht, en de taak verwaarloosde, die men haar had toegedacht. Reeds in 't voorjaar van 1775 was de ontvangst koel, als zij in Parijs kwam. De luidruchtige verkwisting van het karnaval wekte te meer ergernis, omdat de nood van het volk groot was. In Mei 1775 barstten er te Parijs, te Versailles en in een aantal naburige plaatsen ernstige onlusten uit: de bakkerswinkels werden door het hongerige volk leeggeplunderd. Nadrukkelijk onderhield de Mercy de koningin over de houding, die zij aan te nemen had: hij stelde haar de noodzakelijkheid voor oogen, om de vermaken te matigen, opdat zij geen ergernis geven mocht. ‘Als het volk lijdt, meet het de deelneming der vorsten naar de houding af, die zij aannemen: en hiervan is zijn gehechtheid afhankelijk.’
Maar deze waarschuwing, als zoo vele anderen, ging het eene oor in, het andere uit. De brieven van Maria Theresia en de vermaningen van de Mercy vonden ingang op het oogenblik zelf, maar tegen den dagelijkschen invloed van haar omgeving en van haar gunstelingen sterkten zij haar niet. Toen beide, de gravin van Provence en die van Artois, moedervreugde smaakten, ontwaakte sterker dan te voren in Maria Antoinette het gevoel van spijt, van bitterheid over haar gemis. Haar houding en bejegening van Lodewijk verrieden al te dikwerf haar stemming en was menigmaal meer geschikt om hem te verwijderen, dan aan te trekken. Teleurgesteld in haar huwelijkswenschen, zocht zij bij toeneming in verstrooiing en vermaken afleiding, zonder de gevolgen te berekenen. Afkeerig van de plichten van 't hofleven, en niet gewoon in lectuur of vrouwelijke werkzaamheid bezigheid te vinden, moest vriendschap haar vergoeden, wat liefde haar deed missen. De eerste vriendin, aan wie zij zich hechtte, was Madame de Lamballe, een kwijnende schoonheid, die onophoudelijk en dikwijls op de ongeschikste oogenblikken flauw viel. Voor haar herstelde de koningin eene hofbetrekking, die sedert jaren was afgeschaft, tot groote ergernis van eenige hoog adelijke dames, die het hof verlieten. Als surintendante deed Madame de Lamballe aanspraken gelden, die langzamerhand de koningin van haar vervreemdden. Toch was zij werkelijk, gelijk zij later bewezen heeft, aan haar gehecht en, wat nog meer beteekende, op haar goeden naam was niets te zeggen.
| |
| |
Dien roem mocht de vrouw, die haar in de koninklijke gunst opvolgde, zich niet toekennen. De gravin Jules de Polignac was van nature een goedaardig, indolent wezentje, dat uitmuntte niet door haar verstand, maar door de bêtises, die zij zei, en door haar schitterende, verleidelijke schoonheid. Zelve geheel onbeteekenend werd deze wonderschoone gravin, in de handen van een sluwe tante en van een gebochelde, maar geestvolle schoonzuster, eene van de gevaarlijkste intriguanten in de omgeving der koningin.
Haar reputatie was ver van zuiver: haar lectuur niet keurig. De vrees was dus niet zonder reden, dat zij een verderfelijken invloed op Maria Antoinette uitoefende. Ware de dochter van Maria Theresia minder trotsch geweest, de verzoeking zou haar misschien te zwaar zijn geworden. Haar vorstelijke hoogheid hield haar staande in omstandigheden, waarin menig andere vrouw is bezweken, Onnadenkend was zij in de hoogste mate, maar niet slecht. Haar meisjeseenvoud was natuurlijk in den hofdampkring spoedig geweken, maar de bekendheid met het kwaad had haar hart niet bedorven. Spijt, ergernis, dat haar, de koningin, werd onthouden, wat hare schoonzusters ten deel viel, ongeduld, dat zij geen troonsopvolger aan Frankrijk mocht schenken, deed haar steeds meer in verstrooiing, van welken aard ook, afleiding van hare gedachten zoeken. Dat de slechte naam van Madame de Guemenée, van de Besenval, de Vaudreuil, en van vele anderen, die tot het beruchte gezelschap der Polignacs behoorden, ongunstig werkte op de genegenheid des volks tot haar, geloofde zij wel een oogenblik, als het gezegd werd, maar vergat zij tevens onmiddellijk, omdat deze menschen ten minste haar, naar zij meende, oprecht genegen waren en zij in hun kring zonder zelfbedwang zich mocht vertoonen, gelijk zij was.
Slechts één lid der vorstelijke familie was er, die met haar neigingen scheen in te stemmen. De twee broeders des konings, Provence en Artois, verschilden zeer van Lodewijk. Provence was, hoe jong ook, een koele, sluwe ambitieux, die voor geen valschheid terugschrikte, om zijn doel te bereiken. Hij en zijn vrouw, een Savoische prinses, waren een tijdlang bijzonder intiem met hun broer en zuster geweest: maar de ontdekking van sommige handelingen van Provence had de genegenheid bekoeld. Bij den dood van Lodewijk XV waren er brieven van het jeugdig echtpaar gevonden, waarin zij geheel andere
| |
| |
meeningen tegenover hun grootvader uitspraken, dan in den kring van Lodewijk en Maria Antoinette. Provence was een gevaarlijk man, die zijn meerderheid boven Lodewijk gevoelde, niet dulden kon, dat deze broeder hem was voorgegaan op den troon en nu het liefst onder zijn naam zou regeeren. Als Lodewijks echt kinderloos bleef, was hij de troonopvolger. Al zijn streven was, om van elken misslag van anderen te profiteeren, om zich bij 't volk geliefd en geëerbiedigd te maken.
Tegenover de wilde vermaken van 't hof hield hij zich bescheiden ter zijde, opdat de tegenstelling scherp in 't oog zou springen. Die man ondermijnde Lodewijk en Maria Antoinette door raad, woord en houding, zijn geheele leven lang. Zijn broeder en zuster kenden hem. Bij een komedievoorstelling in gesloten kring, waarin de prinsen en prinsessen zelven een rol hadden vervuld, was de Tartuffe opgevoerd: Provence had de hoofdrol vervuld. Toen het uit was, roemde de koning de voorstelling zeer: ‘uitstekend, uitstekend, ieder was in zijn natuurlijke rol!’
Gevaarlijk, doch in geheel ander opzicht, was voor de koningin ook de tweede broeder des konings. Artois was een bon vivant, die zijn leven genoot als een vorstenzoon, vast overtuigd dat elke bloem voor hem bestemd was. Gekluisterd aan een leelijke en hoogst onbeduidende vrouw, die alleen de opmerkzaamheid verdiende wegens de zeldzame minachting, waarmede zij uit pure domheid alles en allen behandelde, amuseerde hij zich op alle mogelijke wijzen. Nu eens waren het wedrennen, dan sledevaarten, die hij bedacht. Lodewijk ging niet naar die dingen, die hem verveelden. Hij ging op de jacht en jaagde een dag achtereen, en schreef dan trouw 's avonds op, hoe veel hazen en bokken hij geschoten had. Artois vroeg zijn vrolijke, speelsche schoonzuster om mede te gaan, en Lodewijk had er niets tegen. De jonge koningin verscheen overal in 't publiek, aan de zijde van Artois. Het publiek ergerde zich, het volk morde. Artois' naam was in de hoofdstad aan allerlei nachtelijke feestjes verbonden. Maria Antoinette wist het, maar schoof de gedachte ter zij, dat zijn reputatie de hare bezoedelde. Het ging bij die jachtpartijen soms zonderling toe: Artois hield even weinig van gêne, als Maria Antoinette. Met hooge rijlaarzen aan, de karwats in de hand, stonden de jonge hovelingen met de koningin te praten, tot groote ergernis van allen, die in het vertreden van alle decorum een groot gevaar erkenden. Gelukkig redde bij deze gelegenheden de waarlijk vorstelijke
| |
| |
houding, die Maria Antoinette bij al het gratieuse van haar figuur van nature had, haar te midden van deze omgeving. Ook hier bleef zij koningin, al hoorde zij hier niet.
De graaf van Artois was, naar 't uiterlijke te oordeelen, de door moeder natuur meest begunstigde der drie broeders. Hij had een aangenaam, vorstelijk voorkomen en manieren, zoo zelfs dat, gelijk de Mercy zelf vertelt, een vreemdeling, die de drie broeders bijeenzag zonder ze te kennen, zeker hem voor den koning zou houden. Maar zijn uitspattingen vernielden het mogelijke gevaar, dat in den omgang met hem kon gelegen zijn. Maria Antoinette, al gebruikte ze hem als haar cavalier voor het bijwonen van vermaken, die Lodewijk geen belang inboezemden, had te veel gezond verstand en een te goed oordeel, schoon niet altijd in dienst gesteld, om zich in hem te bedriegen. Even goed als zij de valschheid, de dubbelhartigheid van Provence peilde, gaf zij zich rekenschap van Artois' levenslustige onbeduidendheid. ‘Om de waarheid te zeggen,’ schreef zij aan haar moeder, ‘indien ik een van de drie tot man moest kiezen, dan zou ik nog hem kiezen, wien de hemel mij gegeven heeft: zijn karakter is waar, en, ofschoon hij linksch is, hij heeft alle attentiën en inschikkelijkheid voor mij.’
Toen zij deze regelen schreef, was zij blijkbaar in een goeden luim of wilde het ten minste schijnen tegenover hare moeder. De lofspraak op Lodewijk was waar, maar vormde niet altijd de hoofdinhoud van haar beschouwing. Haar heer en gemaal verscheen dikwerf voor 't oog harer ziel in een geheel ander licht, minder gunstig, minder schitterend. Er is zeker meer spijtige ironie en minachting dan wel hoogschatting in de woorden, waarmede zij het verschil van smaak tusschen haar en Lodewijk toelichtte: ‘mes gouts ne sont pas les mêmes que ceux du roi, qui n'a que ceux de la chasse et des ouvrages mécaniques. Vous conviendrez que j'aurais assez mauvaise grâce auprès d'une forge: je n'y serais pas Vulcain, et le rôle de Vénus pourrait lui déplaire beaucoup plus que mes goûts, qu'il ne désapprouve pas’. Ook de wijze, waarop zij in het dagelijksch leven hem dikwerf behandelde, haar zin doordreef door haar wil hem op te leggen, getuigde meer van vrouwelijke luimigheid en hartstocht, dan van kalm nadenken en ontzag. De graaf de Guines, ambassadeur te Londen, had een proces gehad, dat hij won, behalve in de publieke opinie. Omdat hij haar protégé was, zette zij door, dat hij tot hertog werd verheven.
| |
| |
Doch daarmede was zij niet tevreden. Lodewijk zelf moest de eervolle onderscheiding den nieuwen hertog berichten. De koning stelde een brief op, maar zij vond dien niet mooi genoeg. Zij dwong hem als een schooljongen, om tot driemaal toe zijn opstel over te maken en telkens vleiender bewoordingen te kiezen.
Men ziet - de lieftallige, vleiende vorm, waarin jonge vrouwtjes dikwerf haar heerschzucht kleeden, werd niet altijd door haar gebezigd. Nog erger was het, dat zij zelfs, als zij haar wil had doorgezet, zijn eer tegenover de buitenwereld niet ophield. Door de partij van de Chôiseul liet zij zich overhalen, om den oud-minister, van wien Lodewijk een grooten afkeer had, bij gelegenheid der kroning te Reims te ontvangen. Na tuurlijk kon zij het zonder medeweten en vergunning des konings niet doen. Zij vertelde hem, dat zij lust had wat te praten met de Chôiseul, maar dat zij niet wist welk uur te bepalen, daar te Reims bijkans elk oogenblik bezet was. De goedhartige Lodewijk werd volkomen dupe, en overlegde met haar, wat het meest geschikte moment zou zijn. In plaats van tevreden te zijn met haar zege en er verder over te zwijgen, beroemde zij zich op haar slimheid. Aan den graaf van Rosenberg, een Oostenrijksch hoveling en diplomaat, wien zij van der jeugd af kende, verhaalde zij het gebeurde in deze termen: ‘vous aurez peut-être appris l'audience que j'ai donnée au duc de Chôiseul à Reims. Vous croirez aisément que je ne l'ai point vu sans en parler au roi, mais vous ne devinerez pas l'adresse que j'ai mise pour ne pas avoir l'air de demander permission. Je lui ai dit que j'avais envie de voir M. de Chôiseul, et que je n'étais embarrassée que du jour. J'ai si bien fait que le pauvre homme m'a arrangé lui-même l'heure la plus commode où je pouvais le voir. Je crois que j'ai assez usé du droit de femme dans ce moment’. Rosenberg was geen discreet man: de brief werd door Maria Theresia, Josef en misschien wel door anderen gelezen. De Duitsche keizerin, gekwetst
zoowel in haar hoog monarchale gevoelens als in hare opvatting van huwelijkstrouw, was diep verontwaardigd: haar kind waagde het haar man, een koning, ‘le pauvre homme’ te heeten en dat openlijk in een brief aan een van haar onderdanen. Te vergeefs poogde de Mercy haar te kalmeeren: die uitdrukking ‘bonhomme’ was zoo spottend niet bedoeld. Maria Theresia wilde er niets van weten: ‘ce n'est pas l'epithète de ‘bon’, mais de ‘pauvre’ homme, dont elle a régalé son époux.
| |
| |
Jozef II was nog dieper gegriefd, zoo mogelijk. Hij als man gevoelde de aanmatiging nog sterker, dan zijn moeder. Hij schreef haar een missive, zoo als zelden een broeder aan zijn zuster schrijft: ‘gij bemoeit u met een aantal zaken, die u niet aangaan, waarvan gij geen kennis hebt: gij laat u gebruiken door de intriguanten uwer omgeving, die u opstoken en uw ijdelheid prikkelen, tot allerlei zaken, die u slechts verdriet en ellende zullen baren. Waar bemoeit gij u mede, lieve zuster! ministers verplaatsen, een ander verbannen, processen doen winnen, nieuwe kostbare ambten aan het hof scheppen, mede te spreken over staatszaken.... welke studien hebt gij verworven om u te durven inbeelden, dat uw raad of meening voor iets deugt? Gij beminnelijk jong schepseltje, dat alleen aan verstrooiing denkt, aan uw toilet, aan uw amusementen gedurende den heelen dag: die noch leest noch een verstandig woord hoort slechts een enkel kwartier in de maand: die nooit nadenkt, ik ben er zeker van, en u nooit rekenschap geeft van de gevolgen van wat gij doet en zegt? De indruk van het oogenblik doet u handelen: gij gaat alleen af op de woorden en argumenten van hen, die gij protegeert..... Geloof me, hoor de stem van een vriend, van een man, die u liefheeft; houd op met al deze verkeerde zaken: hecht u aan uw man: win het vertrouwen en de vriendschap des konings: schik u naar zijn neigingen; val hem niet lastig en verdien zijn vertrouwen door uw bescheidenheid....’
Jozef liet dezen epistel aan zijn moeder zien, die hem vriendelijk verzocht, hem wat te verzachten. Jozef deed het: maar zijn schrijven, hoe verzacht ook, ergerde Maria Antoinette zeer: zij antwoordde er zeer kort op en meer dan koel.
Tot de wekelijksche plichten, die de koning en koningin hadden te vervullen, behoorden de hofreceptien. Daarheen stroomden de leden van den hoogen adel, de hoofdambtenaren van den staat, met hnnne echtgenooten: allen die door rang of stand het recht hadden het hof te bezoeken. Maria Antoinette hield die recepties zeer ongaarne en deed, willens of onwillens, alles, om af te schrikken. De dames, die met groote moeite, gebogen onder den last der hooge coiffures, naar Versailles waren gereden, zagen met verbittering, hoe de luimige koningin al haar moeite met minachting beloonde, en zelfs het dikwijls te veel vond om een woord tot haar te richten. Op de hofbals viel al de gunst der koninklijke genade aan den kleinen
| |
| |
kring van vertrouwden ten deel, die ook gewoonlijk uitsluitend de eer genoten tot de soupers van den koning te worden toegelaten. De plicht, die als Dauphine haar zoo zeer had verveeld om als 't vrouwelijk hoofd der koninklijke hofhouding op te treden, werd door haar, als koningin, op de onbetamelijkste wijze verwaarloosd. De eerste standen des rijks vatten een haat tegen haar op, die zich reeds spoedig na de troonsbestijging in allerlei karikaturen en pamfletten tegen de gehate ‘Oosterijksche’ openbaarde. Tartuffe-Provence zag den misslag met onverholen genoegen en hoopte in troebel water te visschen. Zoo de koningin voortdurend kinderloos bleef, scheen het moeilijk hem rechtstreekschen invloed op de staatszaken te weigeren. In 1777 deed hij een reis door de provinciën, die groote opspraak en ergernis wekte om de wijze van zijn optreden. Jozef II oordeelde, ‘que le voyage de ce prince n'a été qu'un étalage de faste et de moyens de se concilier l'affection publique, aux dépens et détriment du roi.’ De eerzucht van dezen man, rond als een ton, deinsde voor niets terug. In zijn log lichaam schuilde de meest gewetenlooze ambitie weg, onverschillig in de keus der middelen, onverschillig om de slachtoffers, die hij maakte.
Lodewijk en Maria Antoinette kenden hem, maar lieten hem intrigueeren. Hij was te beschroomd, om krachtig tegen zijn broeder op te treden en duldde elke onbeschaamdheid van hem. Zij was te vlinderachtig, om er lang bij stil te staan: vooral, daar het haar tot groote omzichtigheid maande. ‘Ik ben maar eens jong - zeide zij tegen de Mercy - later zal ik wel verstandig worden: nu moet ik mij amuseeren.’
En zij amuseerde zich. Haar omgeving zorgde er voor, dat het nooit aan verstrooiing ontbrak. Boven officieele hofbals gaf zij de voorkeur aan kleine bals, bij hare hofdames, bij Madame de Lamballe, de Gunguénée en anderen. Elke dezer dames had haar eigen kring van bezoekers. Daarheen begaf zich Maria Antoinette des avonds om elf uur, om nog een uur of twee te praten, te dansen, te schertsen of te spelen. Lodewijk ging maar een enkelen keer mede. Hij hield niet van lang opblijven en zij niet van vroeg naar bed gaan. In die kleine gezelschappen heerschte een ongedwongen toon, een groote familiariteit en ongeneerdheid, die zij heel prettig vond. Daar werd haar 't hoofd met allerlei intrigues op hol gebracht: daar werden haar gunsten gevraagd, die zij toestond, om niet te
| |
| |
weigeren, om er van af te zijn, tot belooning voor al 't genot, dat men haar verschafte.
Versailles had een theater. Een tijdlang werd het door haar en ook door Lodewijk bezocht. Maar het was klein en begon haar spoedig te vervelen. Haar omgeving zorgde voor verandering. Reeds als Dauphine had zij de opera te Parijs bezocht en soms ook de operabals bijgewoond. Lodewijk had er niets tegen, dat zij er heen ging: ook niet, dat zij met anderen ging. En zij had er niets tegen, dat hij thuis bleef en naar bed ging. Met Provence en Artois, soms met een hunner, en een kamerheer of hofdame ging zij. Zij vond het allerverrukkelijkst. Gemaskerd wandelde zij rond en intrigueerde naar hartelust. Vooral met Engelschen wandelde zij gaarne. ‘Elle n'a pu résister à venir aux deux bals du Palais Royal et à cinq ou six bals masqués de l'opéra,’ schreef de Mercy aan Maria Theresia, 10 Febr. 1777. Elle y parle à tout le monde, s'y promène suivie de jeunes gens, d'un nombre d'étrangers, particulièrement des Anglais, qu'elle distingue, et tout cela c'est passé avec une tournure de familiarité à laquelle le public ne s'accoutumera jamais.’ Natuurlijk gaf dit wel eens tot moeielijkheden aanleiding. In Februari 1776 was zij op 't bal van de opera, waar het stikvol was. Zij wandelde tusschen Provence en de hertogin de Luines. Een zwart domino stootte of botste tegen Provence aan, die hem met een fikschen vuistslag terugwierp. Het masker, dat Provence niet kende, beklaagde zich bij een sergent aux gardes, die, in 't zelfde geval verkeerende, den broeder des konings wilde arresteeren en daardoor hem dwong zich te doen kennen aan een ondergeschikt politieagent.
Maar dergelijke avonturen schrikten haar niet af. Aan haar dorst naar vermaak offerde zij alles op, haar eigen goeden naam en den naam des konings. Lodewijk ging het liefst geregeld om 11 uur naar bed: zij ging dan naar Madame de Lamballe, Madame de Guemenée of naar Parijs. Eens op een avond zette zij de klok vooruit, opdat zij, door zijn vroeger vertrek, des te eerder vrij mocht zijn. Ieder lachte over den speelschen trek, ook de arme koning. Maar hij noch zij gaven zich rekenschap, dat zij met het prestige van hun personen ook den eerbied voor de kroon verspeelden.
De noodlottige verhouding, waarin Lodewijk jaren lang tot haar stond, verklaart voor een groot deel de onmannelijke
| |
| |
zwakheid, waarmede hij haar vergunde dit leven te leiden. Het is dringend noodig, schreef de Mercy aan Maria Theresia in Nov. 1776, dat de koningin verandere, maar ‘il devient tous les jours plus difficile de l'y amener. Le roi même y met obstacle par sa complaisance, qui ressemble à la soumission: son maintien est celui du courtisan le plus attentif, au point qu'il est le premier à traiter avec une distinction marquée ceux des entours de la reine qu'elle favorise, tandis que l'on sait de notoriété que le roi ne les aime point.’ Geen sterker bewijs, dan zijn zwakheid ten aanzien van het spel. In 1776 kreeg de koningin lust, om haar geluk met het pharaospel te beproeven. De koning maakte bezwaar, omdat alle hazardspelen uitdrukkelijk, ook bij de prinsen van den bloede, verboden waren, maar ‘il ajouta avec sa douceur ordinaire que cela ne tirerait pas à conséquence pourvu que l'on ne jouât qu'une seule soirée. Les banquiers arrivèrent le 30 Octobre et taillèrent toute la nuit et la matinée du 31 chez la princesse de Lamballe, où la reine resta jusqu'à cinq heures du matin, après quoi S.M. fit encore tailler le soir et bien avant dans la matinée du ler Novembre, jour de la Toussaint. La reine joua elle-même jusqu'à près de trois heures du matin. Le grand mal de cela était qu'une pareille veillée tombait dans la matinée d'une fête solennelle, et il en résulta des propos dans le public. La reine se tira de là par une plaisanterie, en disant au roi qu'il avait permis une séance de jeu sans en déterminer la durée, qu'ainsi on avait
été en droit de la prolonger pendant trente-six heures. Le roi se mit à rire et répondit gaiement: “Allez, vous ne valez rien tous tant que vous êtes.” Monsieur et Madame avaient été à ces deux séances, mais ils y avaient veillé moins tard: M. le comte d'Artois y était resté jusqu'à sept et huit heures du matin.’ Een paar dagen later liet de koning, om zijn vrouw plezier te doen, uit eigen beweging de bankhouders uit Parijs komen!
Het voorbeeld van het hof stak de hoofdstad aan. De hazardspelen kwamen in de mode, en gaven aanleiding tot zooveel oplichterijen, tot zoo zware verliezen en tot zulke schandelijke voorvallen, dat het gouvernement ze, zelfs met strenger strafbepalingen, op nieuw verbieden moest. Maria Antoinette toonde er haar humeur over aan den koning, die er niet goed voor uit durfde komen, dat hij ze verboden had. ‘De koningin bekommert zich dan ook volstrekt niet om al die verbodsbepa- | |
| |
lingen: elken avond wordt de pharaobank in haar vertrekken gehouden.’ Het geheele jaar 1777 werd bijna dagelijks het spel voortgezet, ondanks de afkeuring van Lodewijk, die het niet durfde toonen en zelfs van tijd tot tijd mededeed. Aanzienlijke verliezen leed Maria Antoinette, die hare financiën geheel in de war brachten. De oude schulden werden niet betaald, en voor weldadigheid waren geen fondsen meer. De koning moest herhaaldelijk haar te hulp komen, zoodat zijn eigen kas ook in de war raakte. Ruim twee jaar duurde deze speelwoede, die tot de ergerlijkste tooneelen aanleiding gaf. Spelers van beroep vonden gemakkelijk toegang tot de hofkringen, waar zij hun geld wilden verliezen. Herhaaldelijk komen beschuldigingen van valsch spelen tegen aanzienlijke hovelingen voor. Vreemdelingen vergelijken het spel aan uw hof ‘met dat van de bank te Spa,’ schreef Jozef II aan zijn zuster. Zoo hoog steeg de speelwoede der lichtzinnige vrouw, dat Maria Theresia haar bedreigde, van den koning van Frankrijk de sluiting der bank te zullen eischen.
De Mercy deed al wat hij kon, om haar tot verandering van levenswijze te dringen. Gemakkelijk was zijn taak niet, want eigenlijk kende zij alleen aan haar moeder het recht toe, om haar te vermanen. Den ambassadeur hoorde zij aan, maar zij volgde zijn raadgevingen niet. Zij had altijd een voorwendsel, een aardigheid bij de hand, om er zich van af te maken. ‘Het is niet mogelijk, een kwartier ernstig met haar te praten,’ schreef hij aan haar moeder.
Maria Theresia wist het ook wel: zij kende haar kind volkomen. Haar moederzorg ziet zoo scherp, dat wij onwillekeurig vragen: heeft moederliefde nooit uw blik beneveld? Wispelturig, lichtzinnig, koppig, zonder eenigen ernst, indolent en diensvolgens toegefelijk, lusteloos, behalve voor vermaken, traag van geest, afkeerig van alle inspanning, heerschzuchtig, heftig, voor geen autoriteit, hoe wettig ook, buigende, - ziedaar enkele der vele trekken, waarmede Maria Theresia in deze correspondentie haar kind teekent. Daarnevens staat de erkenning van die betooverende lieftalligheid, van die gracieuse vriendelijkheid, die telkenmale hen, die haar lief hadden, alle fouten deed vergeten: van dat uitnemend verstand, dat heldere oordeel, dat te meer haar traagheid van geest deed betreuren. Maar de toon der meeste brieven bewijst, dat het moederhart meer met onrust over de noodlottige gevolgen dier groote gebreken ver- | |
| |
vuld was, dan met vertrouwen op de uitwerking harer deugden. Wat Jozef II eens aan zijn zuster schreef: het loopt uit op een revolutie, was ook de vaste overtuiging der uitnemende vrouw. Zij is geen enkel oogenblik dûpe van al de doorzichtige mantels der liefde, die de Mercy over de feiten, door hem medegedeeld, werpt: de vorstin en de vrouw peilt en meet de portée van een levenswijze, als die van Maria Antoinette. Onvermoeid is zij in waarschuwing voor de vreeselijke gevolgen van dit lichtzinnig gedrag. Het is somwijlen, als ziet zij reeds het mes der guillotine schitteren, en als wendt zij de oude oogen af van het tooneel, dat haar voorgevoel haar voor den geest toovert. Onuitputtelijk in exceptiën, wees Maria Antoinette de moederlijke vermaningen met korte, koele woorden af. Moedeloos zonk der arme moeder de straffe pen uit de
hand, om ten minste niet in de koningin van Frankrijk haar kind te verliezen.
In 1777 bracht Jozef II een sedert lang beraamd en aangekondigd bezoek aan Frankrijk. Hij kwam ook, zoo niet voornamelijk, om eens met eigen oogen de veel besproken positie zijner jonge zuster waar te nemen. In sommige opzichten was hij een vogel van gelijke veeren als zij: maar hij was ernstiger, ouder, een man, die de plichten van zijn rang gevoelde en wist, dat het zijn metier was royalist te zijn. Broeder en zuster hielden dol veel van elkander: toch had Maria Antoinette menig ongelukkig oogenblik tijdens zijn bezoek. De toon van meerderheid en niet zelden van minachting, waarmede zij Lodewijk behandelde en van hem sprak, ergerde Jozef uitermate: haar geheele levenswijze keurde hij ten strengste af. Toen hij vertrok, liet hij haar een breedvoerig geschrift achter: reflexions données à la reine. Op hartelijken toon, dikwerf in den vorm van vragen, waarschuwde hij haar voor verschillende zaken, die hij in haar gedrag had opgemerkt en afkeurde. In den beginne van zijn verblijf te Parijs had hij een strengen, hoogen toon aangeslagen en dikwijls met scherpe woorden haar aan haar plicht herinnerd. Doch hij liet spoedig dien toon varen, toen hij zag, dat hij niets bereikte, dan haar van zich te verwijderen: zij gevoelde zich beleedigd en gekwetst: zelfs door den zooveel ouderen broeder, wien zij liefhad en vereerde, verkoos de koningin van Frankrijk niet bestraft te worden. Haar hoogmoed duldde het niet. Toen hij zag, dat de weg verkeerd was, dien hij had ingeslagen, was hij veranderd van
| |
| |
tactiek en had hij gepoogd, haar door liefde te winnen en door liefde haar van haar verkeerdheden te overtuigen. Met liefde sprak hij haar ook in deze Reflexions aan: met blijkbare verschooning van haar hoogmoedige prikkelbaarheid. Des te helderder komt de figuur van Maria Antoinette in 't licht zijner verschoonende en omzichtige liefde uit.
Het merkwaardig schrijven, door Arneth het eerst gepubliceerd, bespreekt de plichten, die op haar rusten, als getrouwde vrouw en als koningin. Als getrouwde vrouw moet zij zich rekenschap geven, dat zij alles, wat zij is, dankt aan den koning, aan zijn liefde en aan zijn achting. Beantwoordt zij die door haar volgzaamheid en gehoorzaamheid? ‘A quoy tenez-vous dans le coeur du roi et surtout à son estime? Examinez-vous, employez vous tous les soins à lui plaire? Etudiez-vous ses désirs, son caractère pour vous y conformer, tâchez-vous de lui faire goûter, préférablement à tout autre objet ou amusement, votre compagnie et les plaisirs que vous lui procurez et auxquels sans vous il devrait trouver du vide? Vous rendez-vous nécessaire à lui, le persuadez-vous que personne ne l'aime plus sincèrement et n'a sa gloire et bonheur plus à coeur que vous? Voit-il votre attachement uniquement occupé de lui, de le faire briller même, sans le moindre égard à vous même? Moderez-vous votre gloriole de briller à ses dépens, d'être affable quand il ne l'est pas, de paraître s'occuper d'objets qu'il néglige, enfin de ne vouloir n'avoir de reputation à ses depens, mais le persuadez-vous de cette modestie, lui faites-vous ces sacrifices, êtes-vous d'une discrétion impénétrable sur ses défauts et faiblesses, les excusez-vous, faites-vous taire tous ceux qui en osent lâcher quelque chose, êtes-vous de même secrête sur tous les conseils que vous lui donnez, et qui ne doivent jamais paraître, que les affaires reussissent ou
non?’
Zulke vragen teekenen. Geen wonder, dat, waar Maria Antoinette deze vermaningen behoefde, haar persoonlijke verhouding tot Lodewijk niet altijd even hartelijk was. Zijt gij lief voor hem? vraagt Jozef. ‘N'êtes vous pas froide, distraite, quand il vous caresse, vous parle? Ne paraissez-vous pas ennuyée, dégoutée même? Comment, si cela était, voudriezvous qu'un homme froid s'approche et enfin vous aime?’
Ook haar zucht om invloed op hem te hebben, haar ongeduldige en humeurige ontevredenheid, haar heerschzuchtig vol- | |
| |
houden en dwingen, worden, vragenderwijze, besproken en gegispt. ‘Ne commettez-vous jamais mal à propos votre credit? Ne le mettez-vous jamais dans le cas de vouloir et de lutter contre votre opinion?’
Breedvoeriger en nadrukkelijker nog wijst Jozef zijne zuster op hare plichten als koningin. Decentie behoort het hof te kenmerken. Maria Antoinette weet, dat dit in het hof hunner moeder, te Weenen, het geval is. Dit kost zelfbeheersching en zelfverloochening, ook bij de keus der personen, in wier midden de koningin het liefst verkeert. Doch in dit opzicht behoort het karakter van Lodewijk tot richtsnoer te zijn. ‘Plus le roi est sérieux, plus votre cour doit avoir l'air de se calquer après lui.’ Dat dit het geval was, kon Maria Antoinette niet beweren. ‘Avez-vous pesé les suites des visites chez les dames, surtout chez celles où toute sorte de compagnie se rassemble et donc le caractère n'est pas estimé?’ Er werd daar gespeeld en grof geld verloren door jongen en ouden. In geheel Europa stelde men haar aansprakelijk voor de hazardspelen, ‘des ruines des jeunes gens, des vilanies qui s'y commettent et des abominations qui en sont les suites.’ En dat terwijl de koning zelf niet speelt.
Maar nog krachtiger legde Jozef de hand op de meest wonde plek van den goeden naam der koningin: haar bezoeken aan Parijs. ‘De même daignez penser un moment aux inconvénients, que vous avez déjà rencontrés aux bals de l'opéra, et aux aventures, que vous m'en avez racontées vous-même la dessus. Je ne puis vous cacher que c'est de tous les plaisirs indubitablement le plus inconvenable de toute façon, surtout de la façon que vous y allez, car Monsieur qui vous accompagne n'est rien. Qu'y voulez-vous être inconnue et jouer un personnage différent au vôtre? Croyez-vous que l'on ne vous connaît pas malgré cela, et qu'on vous lâche des propos aucunement faits pour être entendus, mais qu'on dit exprès pour vous amuser et vous faire croire que l'on les a tenus bien innocemment, mais qui peuvent faire effet. Ou si l'on ne vous connaît pas effectivement, croyez-vous que le lendemain l'on ne le sait pas, et vous même avez grand soin de raconter les aventures du bal. Le lieu par lui-même est en très-mauvaise réputation: qu'y cherchez-vous? Une conversation honnête? Vous ne pouvez l'avoir avec vos amies: le masque l'empêche. Dansez non plus; pourquoi donc des aventures, dcs polisson- | |
| |
neries, vous mêler parmi le tas de libertins, de filles, d'étrangers, entendre ces propos, en tenir peut-être qui leur ressemblent, quelle indécence!
Je dois vous avouer que c'est le point, sur lequel j'ai vu le plus se scandaliser tous ceux qui vous aiment et qui pensent honnêtement. Le roi, abandonné toute une nuit à Versailles, et vous, mêlée en société et confondue avec toute la canaille de Paris.’
Zulke woorden uit zulk een mond zijn meer afdoende, dan duizende getuigenissen van memoiren-fabriekanten!
In de eerste dagen na Jozefs vertrek was Maria Antoinette geheel onder den indruk van dit geschrift: zij zou het elken dag lezen en herlezen, zeî zij aan de Mercy. Na weinige weken was de indruk voorbij, en keerde zij geheel onder de heerschappij van haar omgeving en van haar eigen luimen terug. De instructie van Jozef werd verscheurd en in 't vuur geworpen. In zijn papieren is zij bewaard.
Weinige maanden na Jozefs vertrek bestond er grond om te hopen, dat de koningin moeder zou worden. Maria Theresia vleide zich, dat dit vooruitzicht en de vervulling der hoop een omkeer zou te weeg brengen. De eerste vrucht was een andere. Artois, de onuitputtelijke Artois, bedacht in den zomer een nieuw vermaak. Des avonds om elf uur werd er muziek op het terras van Versailles gegeven. Het hof wandelde, onder het genot der tonen, buiten, om den heerlijken zomeravond en nacht te genieten. Ook Lodewijk vond het overheerlijk en gaf een enkele maal zijn vroege nachtrust prijs. Zijn afwezigheid was intusschen geen belemmering voor anderen. Met haar zwagers of met hofdames, soms met een enkele vriendin, wandelde Maria Antoinette rond. Dit nieuw vermaak lokte tallooze aanschouwers en deelnemers. Het park van Versailles was vol van bezoekers, deels uit de plaats zelf, deels uit Parijs toegestroomd. Een zeer gemengd publiek, dag- en nachtvlinders, vulde de lanen en paden. De koningin bewoog zich vol levenslust onder deze bonte menigte. Tot allerlei avonturen gaven die wandelingen in 't halfduister of onder 't genot van maanlicht aanleiding. Nu eens werd zij aangesproken door heeren, die haar niet schenen te kennen: dan door dames, die een oude bekende in haar meenden te ontmoeten. Zij zette zich soms op de banken in 't park neder, om te beter van den schoonen
| |
| |
avond en de schoone muziek, door de stilte van den nacht tot haar voortgedragen, te genieten. Behoef ik er bij te voegen, tot welke geruchten, indien ook al de avonturen ontbraken, die wandelingen, welke dikwerf tot twee uur in den morgenstond werden voortgezet, de stof leverden?
Het was een groote teleurstelling voor Provence, toen de zwangerschap van Maria Antoinette bekend werd. Aan Gustaaf III van Zweden schreef hij: ‘Je me suis rendu maître de moi à l'extérieur fort vite: l'intérieur a été plus difficile à vaincre’. Ik merkte heel goed, dat men mij poogde te polsen, maar ik heb mij zorgvuldig ingehouden. Het eenig antwoord, dat men uit mij heeft gekregen, is dit geweest: Deus ded, Deus abstulit, fiat voluntas Domini’. Maar hij voegt er iets bij, dat beter dan breedvoerige beschouwingen de diepte zijner teleurstelling doet peilen:
‘à la vérité, il y a un an, j'aurais bien dit, comme dit Charles XII: Deus dedit, diabolus non abstollet a me.
20 Dec. 1778 werd Maria Antoinette moeder. Zij was innig gelukkig en Lodewijk hartelijker dan ook. Acht daag lang verliet hij het paleis niet en ontzegde hij zich de gewone dagelijksche wandeling, waaraan zijn robust gestel boven alles behoefte had. Hij bracht uren in de kraamkamer door, heen en weer wandelende van het bed van zijn vrouw naar de wieg van zijn eersteling.
Gelukkige, maar al te korte bedwelming van huwelijksgeluk!
‘De bevalling der koningin heeft in alle standen een levendigen indruk gemaakt en gunstig gestemd. Toen men haar in gevaar meende, openbaarde zich ware gehechtheid. De kleine aanmerkingen van het publiek hebben opgehouden, en oprechtelijk uitte men welgemeende wenschen voor haar herstel. Het is nu een kostbaar oogenblik, om partij van te trekken. Hare Majesteit kan nu de achting en het vertrouwen van het publiek voor goed winnen en in hooger mate dan te voren. Niets is daartoe noodig dan eenige kleine hervormingen, wat het spel betreft, de bevoorrechting van gunstelingen, meer openlijke daden van liefdadigheid en grooter belangstelling voor ernstige zaken. Al deze punten zijn met de koningin besproken, en het scheen dat zij meer dan vroeger er gewicht aan hechtte’.
In deze woorden, vol omzichtige verschooning, ja met meer
| |
| |
verschooning, dan hij gewoon was te gebruiken, drukte de Mercy in zijn schrijven van Jan. 1779 aan Maria Theresia uit, wat allen, die het goed met de jonge koningin meenden, gevoelden. Zij bevond zich thans in een dier kritieke momenten van het leven, waarin voor langen tijd, bewust of onbewust, gekozen wordt. Een dier zeldzame gelegenheden, die aan menschenkinderen soms wordt aangeboden, om vorige afdwalingen te doen vergeten en vergeven. Het nieuwe leven der moeder kon de dwaasheden en onvoorzichtigheden der kinderlooze vorstin uit het geheugen bannen. Hoe veel ook verloren was gegaan, wat nooit had moeten prijs gegeven worden, nog was de herstelling van den goeden naam en de herwinning der publieke achting mogelijk. Maar alleen, wanneer volledig gebroken werd met de levenswijze, die tot heden was gevolgd, en de personen, wier verkeerde raad tot zoo veel euvels had geleid, door anderen werden vervangen.
Was het denkbaar? was het te verwachten? De moederzegen verminderde de behoeften van Maria Antoinette aan vermaken en afleiding niet: zelfs - was het de schuld der zeven verloopen jaren? - herstelde het den echtgenoot in haar oogen niet. De man nam bij deze vrouw de plaats niet in, die hij moest. Zijn autoriteit, gewoon voor het hare te buigen, herstelde zich niet van de verslapping, die het door jarenlange toegeeflijkheid had ondergaan.
In den eersten tijd scheen het, dat werkelijk een keerpunt voor haar was aangebroken. Maar de wijzigingen, die in haar levenswijze werden opgemerkt, waren of van voorbijgaanden aard of ontsproten uit redenen, die op geene verbetering deden hopen. De bezoeken aan Parijs werden verminderd: ook de bals werden minder bijgewoond. Doch het was niet om ergernis te vermijden, maar uit gevoeligheid. De koelheid, waarmede het volk haar in den laatsten tijd en ook kort na de bevalling te Parijs ontving, kwetste haar. Zij gevoelde zich beleedigd en kende aan de groote menigte het recht niet toe, om haar te beoordeelen, veelmin te veroordeelen. Zij wist niet, die arme, trotsche koningin, welk een ander vonnis, luider en strenger dan dit koele stilzwijgen, haar in de toekomst wachtte.
Slechts enkele malen in het eerste jaar woonde zij het bal van de opera bij. Ongelukkig overkwam haar bij een der enkele gelegenheden een avontuur, dat haar goeden naam zeer veel kwaad deed. Den laatsten Zondag voor de vasten, Maart 1779,
| |
| |
hadden Lodewijk en zij het bal bijgewoond tot 's morgens zes uur, zonder herkend te worden. Het amuseerde hun zoo, dat zij besloten Vastenavond op nieuw te komen. De koning echter veranderde van plan. Maria Antoinette niet. Er werd besloten, dat zij met een enkele hofdame zou gaan. Zij reed naar Parijs, naar 't hôtel du premier ecuyer. Daar stapte zij, om onbekend te blijven, in een partikulier rijtuig. Ongelukkig genoeg, brak het onderweg. Maria Antoinette moest uitstappen en in een winkel wachten, tot een gewone fiacre was gehaald. Daarin kwam de koningin van Frankrijk naar het bal masqué. Aan het hof lachten allen, ook Lodewijk, er hartelijk om: maar in de hoofdstad wist ieder den volgenden dag te vertellen, dat Maria Antoinette een rendez-vous in een winkel had gehad.
Hoe veel uit den aard der zake haar ook onbekend bleef, de koningin hoorde en merkte genoeg, om te weten, dat haar populariteit zeer verminderd was en haar goede naam ondermijnd. Meer en meer trok zij zich in het hofleven en den kring, die zich om haar gevormd had, terug. Het was het eenige, wat haar overbleef. De wijze, waarop zij de vrouwen van hoogen stand, die vroeger het hof bezochten, had bejegend, droeg vrucht. ‘Les siècles, les collets montés et les paquets’, zoo had Maria Antoinette in een luim van speelsche dartelheid de andere dames, die het hof bezochten, geclassificeerd. Welnu, die geclassifiseerden verschenen er niet meer: zij stelden zich niet meer bloot aan den overmoed, den euvelmoed der koningin en van haar gunstelingen. En zoo zij er een enkele maal verschenen, het was om er stof te garen voor al de lasteringen, waarmede zij de schimpende onheuschheid, haar aangedaan, met woekerrente betaalden. ‘Niemand komt meer aan het hof - schrijft de gravin de la Marck aan koning Gustaaf III van Zweden - de koning en de koningin leven in een kleinen, gesloten kring’. En zij overdreef niet. Reeds in Januari 1778 had de Mercy aan zijn meesteres geschreven: ‘de bals aan het hof zijn slecht bezocht. De koningin schijnt er soms verwonderd en gekwetst over: maar het was haar reeds lang voorspeld, dat het geschieden zou, wanneer zich te Versailles een gesloten kring vormde, die zich van al de hofvermaken meester maakte en daardoor feitelijk den overigen hoogen adel uitsloot. Nooit is Versailles zoo verlaten geweest: zelfs op Nieuwjaar werd de cour niet half zoo druk bijgewoond, als in vroeger jaren’. Zoo was het reeds voor haar bevalling: en het werd sinds niet beter, wat de ko- | |
| |
ningin, op raad van
de Mercy, ook aanwendde, om tot bezoek uit te lokken. De eenzaamheid, die het koningschap begon te omgeven, was de eerste, rechtstreeksche waarschuwing van den naderenden storm. Maria Antoinette gevoelde zich gewaarschuwd, maar nog meer beleedigd. En meer nog dan te voren trok zij zich terug binnen den engen kring van vertrouwden, die haar vooroordeelen, haar trots deelden, haar vleiden en sterkten in haar hoogmoedige lichtzinnigheid, en steeds door hun raadgevingen en invloed voortgingen de kloof te verbreeden, die de monarchie van de natie scheidde.
In April 1779 - een maand na het boven besproken bezoek aan het operabal te Parijs - kreeg zij de mazelen, gelijktijdig, tot haar diep leedwezen, met haar vriendin, de schoone gravin de Polignac. Zij wou volstrekt niet hebben, dat de koning bij haar kwam. Madame de Lamballe en Artois pasten haar op; ook, gedurende eenige uren van den dag, Madame, de vrouw van Provence. Voor 't overige werd niemand, geen dame d'atours, geen dame d'honneur, geen dame du palais toegelaten. Doch Maria Antoinette zou zich vervelen! Er werd wat anders op bedacht. Vier heeren, tot haar gewonen kring behoorende, zouden zich opofferen, om haar gezelschap te houden. De koningin vroeg van Z.M. vergunning, dat de hertogen de Coigny en de Guines, de graaf d'Esterhazy en de baron de Besenval als haar ziekenoppassers haar gezelschap mochten houden. En Lodewijk, accoutumé à ne se refuser à rien de ce qui peut plaire à son auguste épouse, gaf zijn toestemming! Nauwelijks waren zij geinstalleerd, of deze verdienstelijke edellieden dreven hun zorg en opoffering nog verder: zij wilden ook des nachts bij haar waken. De Mercy d'Argenteau deed alles, wat hij kon, om dit te beletten, en roerde zich, naar hij zelf zegt, zoo zeer, dat er eene schikking tot stand kwam. De heeren namen er genoegen in, pas 's morgens om zeven uur te komen en reeds 's avonds om elf uur te vertrekken!
Tot welke spotternijen, tot welke praatjes, aan het hof en daarbuiten, onder het groot publiek, deze vaderlandsliefde der edelen aanleiding gaf, kan men begrijpen. Doch de hoofdzaak werd bereikt. De zieke koningin werd bezig gehouden, en verveelde zich nu niet: bezig gehouden met allerlei intrigues en allerlei opstokerijen, zoodat zij zelfs na acht dagen ernstig boos was op Lodewijk, die aan haar bevelen had gehoorzaamd en weggebleven was!
| |
| |
Naarmate haar isolement grooter werd, nam haar afhankelijkheid toe. Zij kon niet buiten de eenigen, die haar trouw waren gebleven en bij voortduring voor haar amusement zorgden. De verveling, de ledigheid van een leven, dat geen geestelijke genietingen kende en de plichten der hooge positie verafschuwde, moest aangevuld worden. Zij moest bezig gehouden worden. De wandelingen na het souper, die zoo veel ergernis hadden gewekt, werden in den zomer hervat. Het nachtbraken ving weer aan en werd ook in den winter voortgezet, door de herleving van het spel. De koningin hield aanteekening van haar winst en verlies. Bij het einde van 1778 werd de rekening opgemaakt. Het bleek dat zij verloren had 14,000 louis en herwonnen 6,494: bleef een verlies van 7,556. De louis gold in die dagen 24 francs. Naarmate de prinses de Lamballe meer in gunst daalde, verminderde in de eerstvolgende jaren het spel, maar nooit geheel, nooit voldoende, om het hof niet tot een schrik voor velen te maken. Zelfs Lodewijk, die veel meer van een eerzaam lotto, en zelfs - karakteristiek genoeg - van een blindemannetje hield, liet zich van tijd tot tijd verleiden om er aan deel te nemen, zeer tot schade van zijn beurs, maar nog meer tot nadeel van het ontzag, dat men hem toedroeg.
Na de bevalling, en vooral na 1779, verdreef de gravin de Polignac hare mededingster en voorgangster de Lamballe bijna geheel uit de gunst der koningin. Met onbegrijpelijke verblindheid gaf Maria Antoinette zich over aan die vrouw, die op de meest schaamtelooze wijze haar overwicht voor zich en de haren exploiteerde. De reizen van het hof werden van haar afhankelijk gemaakt. Als de Polignac bevallen moest, werd het gewone, jaarlijksche bezoek aan Marly uitgesteld. Lodewijk bukte voor zijn vrouw, gelijk deze voor haar vriendin. Na zijn troonsbestijging had hij geen enkel particulier te Parijs bezocht: toen de Polignac in het kraambed lag, bracht hij haar een bezoek. Muziekpartijtjes en bals, door den kleinen kring van gunstelingen gegeven, dienden om de koningin steeds vaster te ketenen. Diane de Polignac, de schoonzuster, gaf in Maart 1780 een bal, dat des nachts om ½ 12 aanving en tot den volgenden dag elf uur werd voortgezet. Op de meest schaamtelooze wijze werd door dit gunstelingenregiment het isolement derkoningin, dat door hen tot stand was gebracht, haar persoonlijke genegenheid, haar indolentie en haar dorst naar vermaak misbruikt.
| |
| |
Ter eere en tot belooning van haar bevalling eischte en verkreeg de gravin de Polignac, dat zij tot hertogin werd verheven en beschonken met een kroondomein. dat een rente van honderd duizend livres gaf. ‘In vier jaar tijds - schreef Mercy in Januari 1779 aan Maria Theresia - hebben de Polignacs zich aan gunstbewijzen van verschillenden aard een jaarlijksch inkomen van bij de 500,000 livres verzekerd: en dat, zonder iets voor den staat of het volk verricht te hebben’.
Het is na deze teekening, ontleend niet aan lasterende memoires, maar aan de correspondentie der moeder, geheel onnoodig, breedvoerig de vraag te beantwoorden, wat Maria Antoinette op politiek gebied is geweest. Het beroemde woord van Mirabeau is volkomen op haar van toepassing: ‘wat vraagt gij vruchten van boomen, die slechts bloemen dragen?’
De levenswijze, die zij in 't publiek tot 1780 had gevoerd, en later in den kring der gunstelingen met meer of minder variatie ongestoord eenige jaren voortzette, tot de stormklok der revolutie den kring uiteenjoeg, was niet geschikt haar eenige kennis van staatkunde of landsbelang te geven. De hertog de Maurepas werkte zooveel hij kon haar invloed tegen, maar werd, vooral in de latere jaren van zijn bestuur, dikwerf, langs directen of ook indirecten weg, gedwongen haar zin te doen. Na de geboorte van haar eerste kind en vooral nadat zij het leven aan een troonsopvolger had geschonken, vermeerderde de intimiteit en daarmede haar invloed op Lodewijk. Ofschoon hij nooit zijn oude achterdocht jegens haar Oostenrijksche inzichten geheel overwon, kon dit op den duur de kracht harer raadgevingen niet verzwakken, omdat de binnenlandsche moeielijkheden langzamerhand de buitenlandsche politiek geheel op den achtergrond dreven. Van de reeks van verwijten, die ten aanzien der laatste tegen haar zijn ingebracht, zijn er dan ook al zeer weinige, die gegrond zijn. Toen Oostenrijk Beieren wilde voegen bij zijn rijk, leefde de Maurepas nog: zijn woord woog tegen het hare op. De keizerlijke regeering verkreeg den steun van Frankrijk niet, waarop zij gehoopt, en misschien gerekend had. Van Engelschgezindheid is zij, naar ik meen, nooit beschuldigd; trouwens, geen verwijt zou belachelijker geweest zijn. Dat de koningin de millioenen van Frankrijk naar Weenen zond, is een der duizende lasterlijke aantijgingen, door hare vijanden uitgedacht. Na 1781 was er geen enkele groote bui- | |
| |
tenlandsche kwestie, waarin Frankrijk de kracht had om tusschen beide te komen. De binnenlandsche staatkunde absorbeerde aller krachten en aller aandacht.
In deze heeft zij zich tot schade van Frankrijk en tot haar eigen ongeluk gemengd: op deze invloed geoefend.
De staatsorde, die in 1789 viel, was op den grondslag van het privilegie, de bevoorrechting van weinigen boven velen, gebouwd. Het koninklijke huis, de adel, de geestelijkheid, een kleine minderheid stond tegenover de groote meerderheid van den derden stand, die alles buiten adel en geestelijkheid omvatte. Deze minderheid was niet slechts alleen gerechtigd op politiek gebied, maar ook op financieel. De meerderheid droeg de lasten, de minderheid genoot slechts de lasten. Onder allerlei voorwendselen ontsnapte zij aan de belastingen, die door den tiers etat werden betaald. De adel en geestelijkheid betaalden niet, maar werden betaald. En zoo zij een enkele maal iets schenen bij te dragen, herkregen zij het opgebrachte onder allerlei vormen, koninklijke gunsten enz. De opbrengst der belastingen diende tot onderhoud van de leden van het koninklijke huis, van den adel, de hooge geestelijkheid, leger en marine. Slechts onder zeer enkele ministers werd iets voor algemeene welvaart, middelen van verkeer enz. gedaan. De oudste zonen des adels traden in 't leger: voor de jongeren waren de kerkelijke betrekkingen. De oude federale adel was onder Lodewijk XIV hofadel geworden. Aan het hof van Versailles had hij zijn vermogen verspild. Illustratie van de kroon, werd hij door de kroon, d.i. door de schatkist des lands, onderhouden. De wijd klinkende titels der hofbetrekkingen waren de aanspraken, om tractementen van het land te ontvangen. In geen vroeger en geen later tijd heeft de vermeerdering van betrekkingen die hoogte bereikt, als onder Lodewijk XVI. Necker schafte eens, op één dag, 460 volslagen nuttelooze ambten aan 't hof af. Het leger telde tweemaal zooveel officieren als onder Lodewijk XIV en XV, onder de regeering van een vorst, die slechts
één zeekrijg heeft gevoerd. De staatskas was de onuitputtelijke bron, waaruit dit heirleger van getitelde leegloopers werd gevoed. Zoo de bodem van de schatkist zichtbaar werd en de krachten ontzonken, bestond het finantieel beleid in het verhoogen van belastingen, het uitdenken van nieuwe of het sluiten van leeningen. Een beroep op de staatskas was het eenige, wat den edelman overbleef: advocaat, bankier, industrieel, koopman, niets
| |
| |
mocht hij worden, zoo hij zijn adel niet bezoedelen wilde. Hofambtenaar, officier of geestelijke kon hij zijn: niets anders was hem vergund.
Die maatschappelijke orde was het overblijfsel van het oude leenstelsel. In de eerste helft der middeleeuwen hadden adel en geestelijkheid hun overwicht verworven en betaald met de bescherming, die zij den dorper verleenden. Sedert vier eeuwen was de toestand een andere geworden: noch intellectueel noch materieel stonden de bevoorrechte standen meer aan 't hoofd der natie, of representeerden zij haar belangen en behoeften. De eisch, dat het privilegie zou ophouden, dat adel en geestelijkheid aan gelijke plichten wierden onderworpen, dat de derde stand gelijke rechten als de twee eersten zou ontvangen, was de eisch, de slotsom der nationale ontwikkeling.
Het was Frankrijks ongeluk, dat de erfgenaam der absolute monarchie, van wiens initiatief en energie de hervorming van den staat moest uitgaan, een man zonder initiatief en energie was. Hij kon noch den weg wijzen, noch volharden op het eenmaal ingeslagen pad. Zoowel uit apathie van karakter als uit sympathie voor den bestaanden toestand, waarin zijn eigen gezag was geworteld, was hij onmachtig, zoowel tot krachtig voorgaan als tot beslist volgen. Hij was een riet, door den wind heen en weder bewogen, dat op den stroom voortdreef, zonder een poging om te leiden, zonder wederstand te bieden. Een zwakke speelbal van omstandigheden en menschen.
Aan Maria Antoinette was die lijdelijke berusting, die passieve overgave onmogelijk. Kracht tot verzet kon zij niet dan somwijlen Lodewijk inblazen, maar wat zij kon, deed zij. Zij steunde de bevoorrechte standen door haar voorbeeld. Hoe hoog de financieele nood des lands ook steeg, haar recht tot vekwisten gaf zij niet prijs: haar aanspraken en vorderingen aan de staatskas liet zij niet varen. Nog aan den vooravond der revolutie, vorderde en verkreeg zij den aankoop van St. Cloud, dat door den staat met millioenen werd betaald. Onder haar bescherming en voorspraak zette het gunstelingencorps met goed gevolg zijne aanspraken, zijne pogingen voort, om pensioenen en giften te erlangen. Zonder naar het staatsbelang te vragen gebruikte zij haar invloed op den zwakken man, om haargunstelingen te verheffen en hen, die ze tegenstonden, te doen vallen. Zij is schuldig aan de ongenade van Turgot, schuldig aan de verheffing van Brienne.
| |
| |
Al had deze lichtzinnige vrouw in haar privaat leven geen stof tot booze vermoedens geleverd: al ware het geloof aan haar vrouwelijke deugd ongeschokt geweest, ook dan zou de natie den rampzaligen invloed, dien zij oefende, niet vergevenhebben. Als vrouw trad zij elke voorzorg van kieschheid, welvoegelijkheid en waardigheid met voeten: hoe kon zij meenen, dat haar goede naam ongerept zou blijven? Maar de schoone fee, die in haar schitterend, wit kanten gewaad fladderde onder de bloemen van Versailles, was in de oogen der groote menigte nog iets ergers dan een diepgevallene: zij was de incarnatie van al de misbruiken van het ancien regime: zij was de kanker die den staat ondermijnde, die moest uitgeroeid worden. Toen de Etats Generaux in 1789 bijeenkwamen, werd de zwakke Lodewijk met goedaardige toejuiching, zij met dreigend gemor ontvangen.
Was de natie onrechtvaardig?
Beklagenswaardig is het lot van een koningin, die van een troon in een gevangenis wordt geworpen en op een schavot het leven laat. Maar beklagenswaardiger nog is de mensch, die nooit heeft geleerd, door opvoeding of door eigen nadenken, dat rechten op plichten rusten, en in het graf zinkt zonder te weten, dat zelfontwikkeling en zelfveredeling de eisch des levens is.
Theod. Jorissen. |
|