De Gids. Jaargang 46(1882)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *1] [p. *1] Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint. 16 September 1812-16 September 1882. Een krans van zilverloof. Tusschen roode dennenstammen, tegen glanzend klimoploof, Rijzen hoog in 't vonklend zonlicht uit begroeide rotsenkloof Twee matzilvren berkeboomen.... Blinkend wit is 't gladde hout, Sneeuw schijnt op hun stam te glinstren, - winterdroom in 't voorjaarswond! - 't Is een zomergroen-charade! Jonge vrouwen, fier en schoon, Vlochten - spelend voor marquises - 't wit geppoederd haar ten kroon; Onder 't wit zie 'k donkere oogen, kuiltjes, frisch van levensvreuge.... - Dus vertoont de berk het zinbeeld van onsterfelijke jeugd, Die, vol humor, zich al lachend met de sneeuw der jaren tooit; 't Is de dichter van het Noorden, die zijn gaven om zich strooit In het koude lang; die schoonheid, warmte, vreugde, godendrank, Tusschen sneeuw en rotsen aanbiedt. Zuchtend met violenklank Ruischt de wind door zijne twijgen, die den kunstnaar tolken zijn: Aan de verre voorgeslachten denkt men als zijn zilverschijn 't Licht der maan in Noordsche wouden nabootst voor het dichteroog.... Trouw en nederig wijst de berk ons in den winternacht omhoog. Tusschen dichters, denkers, schilders van het dierbaar Vaderland Staan twee groote en edele kunstnaars, saamgesnoerd door heilgen band. Is 't het zilver van de jaren, dat die dichterhoofden siert, Nu heel Neêrland, dankbaar jubelend, hun ter eere hoogtij viert? 't Is een zomergroen-charade! - Werken, talrijk en doorwrocht, Staan ons borg dat reeds een eeuwtij 't zilver door die lauweren vlocht, [pagina *2] [p. *2] Doch hun kracht en voorjaarsfrischheid... doch hun sympathie voor jeugd... Doch hun jong geloof en hopen.... doch hun kunst- en levensvreugd Doen beseffen dat dit echtpaar, dat zijn gaven om zich strooit, Zich vol humor, als de berken, met de sneeuw der jaren tooit. Edele kunstnaars, zonlicht tooverend door palet van verf en taal In de halle der historie, in 't gewelfde kerkportaal, Welk een liefde gaaft ge uw Holland, hoe veel hoofden beurdet ge op! Holland! Holland! is uw leuze tot uw laatsten harteklop! Dichteres der protestanten, die, van Hugenooten-stam, Kracht van hoop, geloof en liefde, door de wortels tot u nam, Die aan 't roemrijk, grootsch verleden jonge vorm en leven gaf, Die frischglinsterend groen deed wuiven op der vaderen heldengraf, Die, te midden van de dichters schrijvers, denkers van deez' tijd, Rein en edel van verbeelding, met uw gave aan God gewijd, Zonnig straalt door fier karakter, door uw denkkracht en geloof, - Holland kroont vol diepen eerbied u met 't Noordsche Zilverloof. Charles Boissevain. Vorige Volgende