| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Rotterdam, 23 Juli.
‘Voorspel nooit iets alvorens gij zekerheid hebt’, is een verstandige raad, in het algemeen op het terrein der politiek in acht te nemen, maar vooral waar het oostersche quaesties raakt. Zooonberekenbaar, zoo vol verrassingen is in het Oosten de loop der zaken, zoo grillig wentelend daar het rad der fortuin, dat het vermetel is zich aan profecieën te wagen, ook al schijnen de feiten zoo duidelijk mogelijk naar een bepaalde uitkomst heen te wijzen. Men heeft van de Turksche regeering gezegd, dat bij het beantwoorden der vraag, welke gedragslijn in een gegeven geval van haar te wachten is, in de allereerste plaats die gissing moet worden verworpen, die zich door haar logica als van zelf aanbeveelt. Elke andere gedragslijn, zegt men, is bij de Porte mogelijk, alleen die niet, welke door de logica der feiten bij normaal handelende menschen zou worden aangewezen. Eenigermate kan men die uitspraak op oostersche zaken in 't algemeen toepassen: welken loop zij mogen nemen, hoogst zelden vinden zij haar oplossing langs den meest natuurlijken en voor de hand liggenden weg. Wie had vermoed, dat de egyptische verwikkelingen, die wij voor twee maanden reeds voor zoo goed als afgesloten meenden te mogen verklaren, nog aan de kabinetten handen vol werks zouden geven en tot een catastrophe zouden leiden, die de geheele beschaafde wereld deels met schrik, deels met verontwaardiging heeft vervuld? Niet dat het a posteriori moeilijk zou vallen te verklaren, dat het zoo moest en niet anders kon loopen: - aan achterwaarts gekeerde profeten, die op zulk een wijze weten te voorspellen, is nooit gebrek; doch dit bewijst niets anders, dan dat eerst de uitkomst tal van omstandigheden en drijfveeren blootlegt, met welker werking men vooraf niet rekenen kon,
eenvoudig omdat ze verborgen waren. Verheven en verheffend was zij niet, de geschiedenis der
| |
| |
gebeurtenissen, die tot het bombardement van Alexandrië hebben geleid, die comédie d'intrigues, bekroond met zoo ontzettend tragisch slot, maar leerzaam genoeg om er, bij afwezigheid van andere gebeurtenissen, een beschouwing aan te wijden. Een drietal lessen predikt zij, geen nieuwe lessen voorzeker, juist door haar ouderdom ontmoedigend genoeg, namelijk, dat de diplomatie nog altijd als in de dagen harer glorie het licht schuwt en kronkelpaden bewandelt, al is het ook niet meer met den zekeren stap van den koelbloedig berekenenden man, die zijn doel kent en onwrikbaar nastreeft door alle sluipwegen en schuilhoeken heen, maar veeleer met den strompelenden gang eener oude best, die vrij hulpeloos rondtast in het duister en telkens dreigt het spoor bijster te worden; voorts dat nog altijd in de raadslagen der mogendheden volkomen eensgezindheid heerscht en algemeene belangeloosheid, zoolang het op woorden aankomt, die op fluweelen toon en met tal van strijkages en in vloed van redenen worden gewisseld, maar datinmiddels eigen belang en voordeel alleen worden in het oog gehouden en nagejaagd, totdat eindelijk eens een eigenmachtige en roekelooze daad van een harer over die eenswillendheid en onbaatzuchtigheid het volle licht doet opgaan; eindelijk dat regeeren iets anders is dan oppositie voeren, en dat helaas elke partij onder haar leiders mannen telt, die gaarne met Farizeeuwsche zelfverheffing het vonnis strijken over hun vijanden aan het bewind, maar die, zelf op het kussen gekomen, zoo de zelfkennis hen op dat gestoelte der eere niet begeeft, reden te over hebben om met den tollenaar uit te roepen: ‘o Heer, wees mij, zondaar, genadig!’
Vatten wij den draad der gebeurtenissen op, waar wij dien lieten glippen. Het was de 20ste Mei toen een fransch-engelsch eskader het anker liet vallen in de haven van Alexandrië, om aan 't geschokte land de rust, den Khedive zijn onbetwisten troon, Arabi-Pacha de vergetelheid terug te geven. Een oogenblik althans koesterde een ieder hooge verwachtingen van die demonstratie, al deed zich ook een bescheiden twijfel gelden, of het van de mogendheden verstandig was, na de ervaring, met de navale demonstratie voor Dulcigno opgedaan, zich aan 't gevaar bloot te stellen voor de tweede maal zich te stooten aan eenzelfden steen. Maar men had immers gehoord, dat de Arabier zich door vertoon van kracht laat imponeeren, en wat heerlijker voorbeeld van kracht, dan die trotsche welbewapende zeekasteelen, repraesentanten der eischen van het eensgezind Europa. De Ara- | |
| |
bische kolonel, die zich verwonderlijk snel uit het duister tot beheerscher van Egypte en tot den schrik der egyptische couponknippers had opgewerkt, legde inderdaad voor dit krachtvertoon het hoofd in den schoot, maar.... om het zeer snel weer op te richten. Te vroeg was er gejuicht, want men had vergeten, dat zoo de Arabier zich al door vertoon van kracht laat imponeeren, en zoo zijn licht ontvlambare verbeelding alras in den schijn van kracht werkelijkheid waant te zien, hij toch zoo niet van schranderheid is misdeeld, dat hij lang dupe kan blijven van zijn bedriegelijke fantazie, zoo het imponeerend vertoon niet door betoon van kracht gevolgdwordt. Weldra lachte Arabi met de machtelooze demonstratie, en voor zoover geen bekommernis over de wending, die de zaken konden nemen, angstig stemde, was de neiging om mede te lachen algemeen, De vloot bleef in de haven
haar tijd versluimeren in dolce far niente. De consuls-generaal van Engeland en Frankrijk overhandigden den Khedive een geharnast ultimatum, waarin verwijdering van Arabi werd geëischt, maar niet de Khedive was meester van den toestand, en Arabi bleef. De vloot bleef werkeloos liggen in de haven. De Khedive zag zich daarna door de bedreigingen van de officieren en de smeekingen van ulema's en notabelen, die sidderden voor hun leven, genoopt Arabi door herbenoeming tot minister van oorlog met verhoogd gezag te bekleeden, en hem feitelijk tot dictator te maken. De vloot bleef werkeloos liggen in de haven. Arabi bedreigde den Khedive met afzetting en dood, en nog bleef de vloot werkeloos in de haven. Daarop volgde den elfden Juni de moord in de straten van Alexandrië, toen Arabi's creaturen woedden tegen de vreemdelingen en geen consul, die zich op straat waagde, ongedeerd zijn huis bereikte. Ook dit was de droppel niet, die den emmer deed overloopen: rustig bleef de vloot geankerd in de haven. De uittocht der verschrikte Europeanen ving aan; dag aan dag stroomde het vluchtelingen naar de weldra overladen stoomschepen, en de vloot zag hen rustig vertrekken. Arabi was machtiger dan ooit, gansch Europa ten trots, dat meende, zooals Lemoinne in de Débats bijtend zeide, met een platonische demonstratie iets te vermogen bij mannen, die Plato niet lezen.
Geen wonder, dat men in de parlementen spoedig met eenige ongerustheid begon te vragen, wat die navale demonstratie toch eigenlijk beduidde. Vooral in Engeland werden de ministers in beide Huizen overstelpt met vragen van allerlei aard, dikwijls met
| |
| |
ironie en sarcasme gekruid, aan het beantwoorden waarvan zij zich zoo goed en kwaad dat ging poogden te onttrekken. Zij hadden het inderdaad kwaad te verantwoorden, daar zij van twee zijden werden bestookt, èn door hen, die het niet konden verkroppen, dat de britsche leeuw niet spoediger en luider brulde, waar een engelsch belang bedreigd scheen, èn door hen, die vroegen met welk recht de engelsche regeering zich in Egypte's aangelegenheden mengde en dat nog al onder leiding van die staatsmannen, die straks voor de rechten van vreemde natiën om vrij haar eigen zaken te regelen zoo wakker in de bres hadden gestaan. De regeering maakte het geen van beiden naar den zin en wist niet beter te doen dan tottoelichting harer onbegrijpelijke politiek te verwijzen naar de diplomatieke bescheiden, die zouden uitkomen, maar telkens een onverantwoordelijke vertraging ondervonden. Inmiddels was langzamerhand het plan op het tapijt gekomen om een oplossing voor de netelige verwikkelingen in Egypte te vinden door middel eener conferentie van gezanten. Het nut hiervan moest wederom vrij onbegrijpelijk zijn, daar het toch de bedoeling niet was aan de gezanten onbeperkte volmacht te geven, maar hun bijeenkomst eenvoudig een middel voor de regeeringen was om door hun tusschenkomst met elkander te onderhandelen, in plaats van een gedachtenwisseling van kabinet tot kabinet. Het was alsof men behoefte gevoelde in de Oostersche zaken de Oostersche politiek te volgen - als men geen uitweg ziet, alle middelen aangrijpen om uit te stellen, te verschuiven, slepende te houden. Van Frankrijk heette de voorslag uit te gaan, maar niet lang kon het verborgen blijven, dat eigenlijk de naijverder andere mogendheden in het spel was, die niet wilden dulden, dat Engeland en
Frankrijk alleen orde schiepen in den egyptischen chaos.
Nu was er reden om een onderscheiding te maken, die theoretisch althans nooit uit het oog is verloren. Tweeërlei belangen stonden op het spel - de veiligheid der in Egypte levende Europeanen, en de orde en welvaart van Egypte zelf. Wat het eerste belang betrof, kon iet recht van geen regeering betwist worden om voor de bescherming harer onderdanen alle maatregelen te nemen, die zij oorbaar mocht achten, doch wat het herstel der orde in Egypte zelf aanging, voor zoover een inmenging tot dat doel rechtmatig kon worden geacht, was het een vraag van internationaal recht en internationaal belang, of het eenzijdig ingrijpen van eenige natie of enkele natiën kon worden geduld. Ongelukkig was het moeilijk
| |
| |
practisch de grens te trekken. Reeds de vrees voor de mogelijke vèrstrekkende gevolgen, die een daad, ter bescherming van hun onderdanen ondernomen, na zich zou kunnen sleepen, hield Frankrijk en Engeland van doortastend handelen terug. Doch aan die schroomvalligheid was zeker het bewustzijn niet vreemd, dat, met hoe fraaie woorden zij hun standpunt ook wisten te verdedigen en hun oogmerken te verbloemen, geen belangelooze overwegingen alleen hen drongen hun schepen naar Egypte te zenden. Zoo beschroomd althans was de britsche leeuw nooit, als hij zich zuiver kende van egoïstische bedoelingen, hij wiens krachtig optreden meermalen den Engelschman in de verste gewesten waarborgde, dat het civis Romanus sum! ook door hem met zelfvertrouwen op de lippen kon worden genomen. En thans? het was zoover gekomen, dat de Engelsche vlootvoogd door Arabi moest hooren verklaren, dat hij voor de veiligheid der Engelschen alleen kon instaan, als de Engelsche vloot op een afstand bleef! Ja toen, dit naar spot gelijkend woord ten spijt, het oproer van 11 Juni eenige Engelsche onderdanen het leven kostte, kon de Engelsche vlootvoogd ten antwoord daarop niet anders doen dan den uittocht der nog in 't leven geblevenen dekken, terwijl de vermoorden ongewroken bleven. Toch werd in het parlement herhaaldelijk verzekerd, dat de demonstratie der vlooten diende tot bescherming van leven en eigendommen der Europeanen. Maar daarnevens gaf Gladstone toch ook een enkele maal te kennen, dat bescherming der rechten van den sultan en van den Khedive en zelfs van de obligatiehouders mede doel was van die demonstratie. Nu, het eene belang werd voorshands al even goed of slecht gediend als het andere.
Terwijl zoo de fransche en engelsche schepen geankerd lagen voor Alexandrië, van tijd tot tijd versterkt met oorlogsbodems van andere mogendheden, die eveneens hun landgenooten kwamen ‘beschermen’, en terwijl de kabinetten delibereerden, of een conferentie zou worden bijeengeroepen om nader te delibereeren, werd langzamerhand en stuksgewijze de sluier opgelicht, die de politiek der mogendheden bedekte, toen de blauwe en gele boeken de diplomatieke onderhandelingen kwamen blootleggen en de overwegingen der regeeringen half onthullen. Het was waarlijk geen fraai licht, waarin het beleid der kabinetten verscheen. Voor het eerst werd thans de geschiedenis wereldkundig van de zonderlinge nota, op aandrang van Gambetta in 't begin van Januari door Engeland en
| |
| |
Frankrijk den Khedive toegezonden, waarin hem de steun van beide mogendheden in geval van beroeringen werd toegezegd. Scheen deze nota, in 't midden gelaten, in hoeverre zij zelve gerechtvaardigd was, de beide mogendheden althans tegenover Tewfik tot hulp te verplichten, de daarover gewisselde dépêches en nota's bewezen, dat het de engelsche regeering met de belofte dier nota nooit ernst was geweest. De minister Gambetta, die blijkbaar met voorliefde zich op de egyptische quaestie had geworpen om daarin een steunpunt te vinden voor een krachtiger, zoo niet een avontuurlijker buitenlandsche politiek der fransche republiek, heeft zich met groote lichtvaardigheid en roekeloosheid, zelfs niettegenstaande de waarschuwingen van zijn vriend Challemel-Lacour, door de meer ervaren britsche staatslieden om den tuin laten leiden. Hem daarvan schoon te wasschen is geen vriend of orgaan van Gambetta gelukt. Men lette slechts op het volgende incident, het zwaartepunt der onderhandelingen. Gambetta had de bekende nota met goedkeuring van Lord Granville ontworpen, waarin handhaving van den Khedive met fransch-engelsche hulp en uitsluiting van elke turksche interventie als het doel van beider politiek, deels uitdrukkelijk wordt verkondigd, deels doorschemert. De engelsche minister heeft geen bezwaar tegen de nota, maar voegt bij zijn goedkeuring in een gesprek met den franschen gezant de beperking, dat hij zich daarmede tot geenerlei actie wilde verbinden. Lord Lyons, zijn gezant te Parijs, officieel aan Gambetta van de goedkeuring der nota kennis gevende, drukt deze beperking dus uit, dat de engelsche regeering zich niet vooraf tot een bepaalde wijze van actie wilde verbinden, als actie noodig zou blijken. Het zeer groote verschil tusschen deze beide
uitdrukkingen, dat voor 't minst een groote mate van besluiteloosheid, zoo niet van dubbelhartigheid bij de engelsche regeering verried, ontging den franschen minister niet, maar in stede van zich daardoor tot voorzichtigheid te laten aanmanen en nader het britsche kabinet te polsen, nam hij de voor zijn plannen gunstigste uitlegging van de engelsche bedoelingen aan, de woorden van Lyons als grondslag voor zijn verdere stappen aannemende en de woorden van Granville tot Challemel-Lacour ignoreerende, als gold het door een handigheid een tegenpartij in eenig debat te overwinnen en niet het afbakenen van een politiek plan, waarbij ieder misverstand, elke onzekerheid van de grootste onheilen zwanger kon gaan. Terwijl Gambetta nu telkens weer op handelen
| |
| |
aandrong, speelde de engelsche minister een passieve rol, waarbij hij spoedig laat doorschemeren, dat, wat in Egypte ook moge gebeuren, een fransch-engelsche inmenging hem onraadzaam voorkomt. Den naderenden val van Gambetta voorziende, toonde hij al minder geneigdheid om met zijn plannen meê te gaan en bleef hij al langer dralen met het geven van antwoord op de dringendste depeches, totdat hij eindelijk, in lijnrechten strijd met de steeds door Gambetta voorgestane politiek, leukweg komt verklaren, dat een turksche bezetting om een einde te maken aan de egyptische troebelen hem het wenschelijkst toescheen, welk antwoord intusschen eerst na Gambetta's val het departement van buitenlandsche zaken bereikte.
Hoe viel de fransche en de engelsche pers aan met spotredenen en smaadredenen op den gevallen leeuw, die zich zoo had laten misleiden en de politiek van zijn land belachelijk had gemaakt! Doch hoe ontzettend lichtvaardig ook door hem was gehandeld, in dit diplomatiek steekspel was toch waarlijk de fraaie rol niet aan de zijde van het britsche kabinet, en zoo de engelsche pers de groote trom roerde om het volk bijeen te roepen ter aanschouwing van den aan de kaak gestelden Gambetta, dit geroffel moest mede dienst doen om de perfide-Albion!-kreten te verdooven, die zich met volle recht hier en daar lieten hooren. Ook is het geheel onbewezen, wat de spotters als van zelf sprekend aannamen, dat, de belangen van Engeland en Frankrijk alleen in aanmerking genomen, niet de door Gambetta gewilde weg tot betere gevolgen had geleid, dan de zigzagpaadjes, waarop de engelsche diplomatie zich vermeide. Doch hoe dit zij, Engeland wilde met Frankrijk niet medegaan, en de zware taak van Gambetta's opvolger was thans zijn land zoo behendig mogelijk terug te brengen van de geïsoleerde stelling, waarin zijn voorganger het had gebracht. De Freycinet verviel in een ander uiterste: op de politiek der self-assertion volgde een politiek d'effacement, wederom Frankrijks vijanden ten spot, maar wederom aan Engelands dubbelhartigheid in de eerste plaats te wijten. De Januarinota was nu voor goed van de baan. Granville had reeds dadelijk Bismarck doen geruststellen met de verklaring, dat nooit eenige materieele hulp aan den Khedive was beoogd; met het noodige sansgêne verklaarde hij, dat hij aan de nota zelfs geen beteekenis hoegenaamd had gehecht; Lord Lyons eindelijk deelde kalmpjes aan den nieuwen minister van buitenlandsche zaken mede, dat
hij indertijd de bedoeling van Granville onjuist had weêrgegeven en Challemel- | |
| |
Lacour het aan 't rechte eind had gehad. Het was nu zaak een nieuwen grondslag te zoeken, waarop de fransch-engelsche entente op nieuw kon worden opgebouwd. De Freycinet juichte er in, datdie grondslag spoedig gevonden werd: hij werd het met Lyons eens over drie punten van geheel negatieven aard, nl.: beiden zouden zich hun toetreden tot eenige daadwerkelijke actie voorbehouden, beiden waren van dwangmiddelen afkeerig, en beiden waren ten sterkste tegen turksche inmenging gekant. Er behoorde inderdaad een groote mate van naïeveteit toe, op dergelijke nietszeggende beginselen een gezamenlijke politiek te willen opbouwen, terwijl het bovendien een zeldzame mate van goed vertrouwen verraadt, nu te gelooven, dat Engeland van turksche inmenging afkeerig is, terwijl nog maar enkele dagen te voren, juist van engelsche zijde, die turksche inmenging was aangeprezen. Van lieverleede ziet dan ook de Freycinet zich verplicht zijn verzet tegen turksche interventie op te geven, als de overige mogendheden die allen voorstellen en Engeland zijn trouwen bondgenoot in den steek laat. Hij redt den schijn door te verklaren niet tegen zulk een interventie te zijn gestemd, zoo die onder franschengelsche contrôle geschiedt. Inmiddels wordt Frankrijk voortdurend door Engeland gebruikt, om de zetten op het Europeesche schaakbord te doen, waarvan Engeland het voordeel zal trekken. Van Frankrijk gaat de voorslag uit, om met de overige mogendheden te onderhandelen, bij welke onderhandelingen Engeland de eerste viool zal spelen; van Frankrijk komt het voorstel der navale demonstratie, waarvan Engeland de vruchten zal plukken. Zoo begrijpt Engeland de entente
cordiale.
Vanwaar die behoefte bij Engeland om, liever dan met Frankrijk alleen te handelen, zich met Europa te verstaan, en vanwaar die begeerte om den Sultan de opdracht te verstrekken de orde te herstellen? Eenigermate moet daartoe hebben bijgedragen de overtuiging, dat het niet aanging, nadat zoo herhaalde malen de bevoegdheid van het europeesche concert ter beslechting der oostersche geschillen was erkend, thans de vier mogendheden er buiten te laten, zoodra maar eenige neiging tot medewerking harerzijds werd getoond. Maar meer nog schijnt de vrees, dat de engelsche belangen door samenwerking met Frankrijk alleen niet het beste gediend zouden zijn, aan de engelsche politiek die richting te hebben gegeven. Prins Bismarck legde wel den vinger op de wond, toen hij vertrouwelijk te kennen gaf, dat hij Engeland en Frankrijk geen handelend optre- | |
| |
den zou aanraden, omdat het hen in moeilijkheden tegenover elkander kon brengen. Het is inderdaad niet wel te begrijpen, waartoe een bezetting door die beiden, die zoo geheel verschillende belangen hadden te beschermen, anders kon voeren dan tot onderlingen naijver en oneenigheid. En daarom legde Engeland liever de quaestie in de handen van Europa, overtuigd, dat het op die wijze tegenover vijf beraadslagende en elkander op de vingers ziende mogendheden nog beter de vrije hand zou behouden dan met het lastige bondgenootschap van Frankrijk alleen. Ook het denkbeeld om den Sultan als mandataris van Europa te doen optreden, was van Engelsch standpunt goedgevonden. Wel was de ironie der wereldgeschiedenis duchtig in het spel, nu Gladstone, die eens den Sultan met pak en zak over den Hellespont wilde zenden, dienzelfden Sultan als Engelands trouwen bondgenoot verheerlijkte, den eens voor dief en roover uitgekretene als bewaarder
van rust en orde te hulp riep. Wat deerde de bijtende spot, waarmede de premier vervolgd werd, als de Engelsche belangen baat zouden vinden bij zulk een ommezwaai? Inderdaad konden die belangen er op de volgende wijze baat bij vinden: de goede gezindheid van het overige Europa, bepaaldelijk Duitschland en Italië, die beiden turksche interventie het liefst zouden zien, was er voorshands mede gewonnen; de lastige samenwerking met Frankrijk was er mede op den achtergrond geschoven; de kans bleef open, dat Engeland een slag zou kunnen slaan, daar het te voorzien was, dat de Sultan zijn oude tactiek van dralen en uitstellen zou volgen. Zoo wordt in het licht van hetgeen later geschied is, veel opgehelderd, dat aanvankelijk duister scheen.
Wat de fransche politiek eigenlijk beoogde, is duister gebleven. Dat de Freycinet op zijn drievoudigen grondslag voortbouwde, kan moeielijk gezegd worden, want hoe te bouwen op louter negaties? maar hij bleef daaraan zoo lang mogelijk getrouw. Het standpunt was zeer goed verdedigbaar, als de minister zich maar geen illusiën had geschapen omtrent de beteekenis van dit standpunt. Of leed hij niet aan zulk een misvatting, als hij bij de twee groote interpellaties die hij had te verduren, de eene maal, op 11 Mei, verzekerde dat Frankrijk zijn geprivilegieerde stelling in Egypte niet zou prijs geven, en de andere maal, op 1 Juni, met emphase ten aanhooren van geheel Europa verklaarde, dat van een fransche militaire expeditie geen sprake zou zijn? Uitstekend sloeg hierop het waarschuwend woord van Ribot, een der weinige leden der fransche kamer, die
| |
| |
staatsman zijn alvorens partijman te wezen: j'aimerais encore mieux constater notre isolement que de nous contpromettre dans une politique, qui nous ferait illusion sur notre situation en Europe, qui pourrait nous faire croire que c'est nous qui menons les évènements, alors que ce sont les évènements qui nous mènent. Deze laatste echo van het duitsche: du glaubst du schiebst und wirst geschoben, paste juist op een politiek, die zich een air van gewicht gaf door eerst zich met hand en tand te verzetten tegen de turksche inmenging, door gansch Europa gewild; dan den stoot gaf tot onderhandelingen tusschen de kabinetten, eindelijk de navale demonstratie uitlokte, en dat alles onder betuiging van het heilig voornemen om in geen geval het zwaard te trekken uit de scheede.
Van de overige mogendheden waren het vooral Duitschland en Italië, die er op stonden een woord mede te spreken in de regeling van de Egyptische aangelegenheden, Duitschland zich meer teruggetrokken houdende, doch op kalme en zelfbewuste wijze nu en dan een besliste taal uitende, Italië in meer zenuwachtigen en opgewonden trant zich op den voorgrond stellende. Op het stoffen der italiaansche pers, dat eigenlijk de italiaansche staatslieden aan de fransche aanmatigingen het halt hebben toegeroepen, valt wel iets af te dingen, en aannemelijk is het, dat meer de vrees voor Bismarcks ongenoegen en tegenstand heeft bijgedragen om de westersche mogendheden in toom te houden. Uit de bekend geworden diplomatieke bescheiden is gebleken, dat inderdaad de vier andere mogendheden reeds zeer lang de westersche politiek in het oog hadden gehouden. Terstond na de overhandiging van Gambetta's nota te Kaïro hebben zij zich onderling beraden, welke houding tegenover mogelijke gebeurljkheden aan te nemen, waarbij zij het spoedig eens werden, dat een franschengelsche landing verwerpelijk was en een turksche inmenging, als de staat van zaken hachelijk werd, de voorkeur verdiende. De inzichten van Bismarck en Mancini ontmoetten hier elkander, en beiden zorgden er voor, dat de engelsche en fransche gezanten niet lang in 't onzekere bleven omtrent hun bedoelingen. Zij mengden zich wel niet bepaald in het debat, maar gaven althans een wenk, dat zij gekend wilden worden. De wenk kon niet worden misverstaan, en zoo kwam het tot een nieuwe uitvoering van het europeesche concert. Doch niet met veel ijver en animo toog dit concert aan den arbeid; schoon reeds half Februari de voorbereidingen begonnen, was men half Mei nog niets gevorderd, toen de zending der engelsche
| |
| |
en fransche schepen oostelijk Europa uit den dommel wekte. Trouwens de vier oostelijke mogendheden waren geen direet belanghebbenden en hadden voorhands genoeg gedaan, als zij de westelijke collega's van overijld ingrijpen terughielden. Eerst met de navale demonstratie werd de zaak ernstiger ter harte genomen, en het was Mancini, die een nota der vier mogendheden uitlokte, waarin Frankrijk en Engeland werd te verstaan gegeven, dat alleen de raad van zessen bevoegd was te beslissen over Egypte. Met den oodige zelfvoldoening gewaagde de italiaansche minister in de kamerzitting van 12 Juni van deze ‘zegepraal der italiaansche politiek.’
Toen ving een heerlijke tijd aan voor de Porte, die weken lang de staatslieden van West-Europa aan het lijntje hield, om den tuin leidde, ergerde en verbitterde. De fabriek van diplomatieke nota's en circulaires werd weder aan het werk gezet, en met dezelfde accuratesse en virtuositeit als gewoonlijk werden de stukken afgeleverd. Het was de Verhevene Porte en den Sultan persoonlijk - die tegenwoordig duchtig medetelt, want Abdul-Hamid staat er op alle zaken zelf te regelen met een ijver en werkkracht die bewondering wekken - natuurlijk bekend, dat het de wensch van Europa was door een turksche legermacht de orde in Egypte hersteld te zien. Voor hen honderd redenen voor één om zich daarbij niet voetstoots neer te leggen. Hoe streelend het voor den herhaaldelijk geëxecuteerde moest zijn, dat de mogendheden thans tot hem als een redder uit den nood opzagen, slecht kent den Turk wie zou meenen, dat hij daarom zijn voldoening eenigermate zou verraden en met graagte de taak zou aangrijpen, die men hem toedacht. Neen, met statigen ernst nam hij de erkenning van zijn gezag als van zelf sprekend aan, om daarbij tegelijk te doen gevoelen, dat men in die erkenning nog wel een schrede verder had mogen gaan. Inderdaad, nam Europa het souverein gezag der Porte over Egypte aan, op grond waarvan het geacht werd tot haar taak te behooren een legermacht te zenden, wat lag dan meer voor de hand, dan dat ook aan haar het oordeel behoorde, of het oogenblik gekomen was om tot dat uiterste over te gaan? Zoo althans begreep het de Porte, die het beter oordeelde een commissaris te zenden, belast met het herstel der orde. Op die wijze konden de zaken slepende worden gehouden en werd meer dan één doel bereikt. In de eerste plaats kon de Porte de
zelfvoldoening smaken, dat de mogendheden, die haar zoo
| |
| |
dikwijls hadden geplaagd en geërgerd, op haar beurt ergernis ondervonden. In de tweede plaats schiep zij zich door het voorgeven, dat Derwisch-pacha's zending uitnemend gelukte, een heerlijk argument tegen de noodzakelijkheid eener conferentie, den hartewensch der mogendheden. In de derde plaats werd de noodzakelijkheid der zending eener turksche troepenmacht althans verschoven, wat voor de Porte van veel belang was, omdat, afgezien nog van de omstandigheid dat zij inderdaad weinig troepen beschikbaar had, een mogelijke botsing van het turksche en het arabische element op egyptischen bodem voor des sultans geestelijk kalifaat over alle geloovigen bedenkelijke gevolgen na zich kon sleepen. Tegenover de vondsten der turksche diplomatie maakte nu de westersche maar een treurig figuur. Al haar pogen om de Porte tot een deelneming aan een conferentie te bewegen stuitte af op de turksche onverstoorbaarheid, die onveranderlijk aanvoerde, dat het volkomen overbodige der conferentie voldoende werd bewezen door het welslagen van de zending des turkschen pacha's, die, zooals iedereen duidelijk zien kon, hoegenaamd niets uitrichtte. Toen eindelijk veertien dagen na den Alexandrijnschen moord de conferentie ook zonder de Turken geopend werd, besteedde zij in haar geheime zittingen, naar het schijnt, al haar tijd in de eerste veertien dagen met het zoeken van een middel om de Turken toch nog tot deelneming te bewegen. Toen het wederom niet baten mocht, toog zij aan het formuleeren van besluiten buiten hen om, en de maand Juli was reeds halverwege verstreken, als de gezanten het ten slotte eens waren over het richten eener uitnoodiging aan de Porte om een turksche troepenmacht te zenden, nota bene het plan, waarbij drie maanden geleden reeds alle
kabinetten zich hadden neergelegd. De Porte draalde eenige dagen met antwoord, weigerde toen ronduit en kwam, als om aan haar spot de kroon op te zetten, harerzijds voorstellen, of men niet nog eens een nieuwe conferentie wilde openen met haar medewerking!
‘Terwijl de conferentie beraadslaagt, gaat Alexandrië verloren’. Den elfden Juli vangt de gruweldaad aan, waarvoor de man des vredes, die aan het hoofd staat van het engelsche liberale kabinet, niet schroomt de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Het dralen der conferentie en der Porte gaf aan Engeland een voorwendsel aan de hand om, na zijn bereidwilligheid te hebben getoond tot inroeping van het europeesche concert, zelf een slag te slaan en de
| |
| |
waarschijnlijk lang beoogde kroon te zetten op de navale demonstratie. Een volkenrechtelijke rechtvaardiging voor deze daad zal moeilijk te vinden zijn. Het engelsche kabinet deed het voorkomen, alsof eenvoudig een noodzakelijke represaille-maatregel werd genomen, nadat het geduld van den engelschen admiraal door vijandige demonstraties van egyptische zijde te lang was getergd. Alsof het den Egyptenaren was euvel te duiden, dat zij aardwerken opwierpen en hun fortjes bewapenden zoo goed zij konden, daar zij week op week de dreigende vuurmonden der engelsche zeekasteelen op hun havens zagen gericht! Nu heette het bombardement dier forten noodzakelijk, omdat zij de veiligheid der vloot in de waagschaal stelden, maar 't was immers juist de vloot, die, in de egyptische wateren gekomen, voor Alexandrië een bedreiging en een gevaar was. Neen, dit bombardement was geen maatregel van represaille, maar een oorlogsdaad, die ondernomen werd tegen den vazal van een bevrienden staat, wiens rechten over dien vazal in den laatsten tijd herhaaldelijk waren erkend. Elke poging om er door sophismen een schooner glimp aan te geven, moest falen. Diende het wapenfeit om een oproerling te tuchtigen, die zich tegen zijn heer en meester had verzet? De Khedive had de hulp van engelsche kanonnen niet ingeroepen, en zou zeker, zoo hij hulp begeerd had, die niet hebben ingeroepen op een wijze, die zijn eigen leven in gevaar stelde en zijn schoonste en rijkste stad aan de verwoesting ten prooi gaf. Was het noodig om leven en eigendommen der Engelsche onderdanen te beschermen? Zoo getuigden ministers met stalen voorhoofd, terwijl juist dit bombardement het sein heeft gegeven tot brandstichting, plundering en moord, waaraan te nauwer nood een engelsch onderdaan wist te ontkomen,
gruwelen, voor welke men thans in heilige verontwaardiging Arabi aansprakelijk stelt. Diende het om de schuldigen van 11 Juni te tuchtigen? Ook dit is beweerd, maar een zonderlinge wijze van tuchtigen moet het worden genoemd, als eerst een maand wordt gedraald, zonder eenige poging daarvoor in 't werk te stellen, en men dan geen beter middel weet aan te grijpen dan de vernieling eener bloeiende handelsstad, waarin zich wellicht eenige schuldigen bevonden, als wilde men het spotbeeld leveren dier goedertierenheid, die een Sodom had willen sparen, zoo slechts enkele onschuldigen waren gevonden binnen haar muren. Neen, het te Alexandrië vergoten bloed schreit ten hemel om wraak
| |
| |
tegen Engeland, en onmogelijk valt het Gladstone de vlekken uit te wisschen, door dat bloed gespat op zijn blazoen.
Een eigenaardig licht wordt op de actie dier vloot geworpen door de berichten, die de engelsche en fransche consuls-generaal naar hun regeeringen zonden, toen de demonstratie in de pen was. Daaruit toch blijkt dat van den aanvang af politieke oogmerken waren bedoeld, al was Engeland ook te schroomvallig om terstond toe te tasten, terwijl de officieele waarheid was, dat de zending der vloten geschiedde ter bescherming der fransche en engelsche onderdanen. Het duidelijkst spreekt in dit opzicht de volgende omstandigheid. Voordat definitief de expeditie der schepen was beslist, werd aan de consuls-generaal de vraag gericht, niet eens of de verschijning der schepen voor de bescherming der Europeanen van nut kon zijn, maar of leven en eigendom der Europeanen door zulk een vertooning niet wellicht gevaar zou kunnen loopen. En wat antwoordt daarop de heer Malet, ook namens zijn ambtgenoot Sinckiewicz? Dat naar hun overtuiging, zelfs al mochten de Europeanen te Kaïro ook in leven en eigendom ten gevolge der verschijning der schepen bedreigd worden, toch van zulk een optreden zoo gunstige politieke gevolgen te wachten waren, dat er niet mede mocht gedraald worden. De heeren consuls-generaal misrekenden zich echter jammerlijk, zoodat zij er beiden ziek van werden en tegelijkertijd met verlof naar huis gingen, want de demonstratie der vloten was een beklagenswaardig fiasco. Doch het Engelsche kabinet wilde niet boeten voor de illusiën van zijn al te sanguinischen vertegenwoordiger in Egypte, en daarom moesten de kanonnen goedmaken, wat aan den moreelen indruk ontbrak. Merkwaardig was het echter, dat, nu eenmaal dit geweldige wapenfeit was verricht, de britsche leeuw weder stilstond en aarzelde voort te gaan. Het was voor hem niet alleen
le premier pas qui coûte, maar iedere volgende stap moest weder even angstvallig worden gewikt. De ministers deden denken aan die zedelijkheidshelden, qui n'ont pas la force qu'il faut, - Pour être hardiment et largement infâmes, - Pour porter leur honte front haut. Dit was lang niet naar den zin der berichtgevers van de engelsche pers, die in Egypte allen merkwaardige jingo's zijn, zeker omdat de dagelijksche omgang met een lager menschenras hen stijft in de overtuiging hunner britsche voortreffelijkheid en in de erkenning der zegeningen, die over een land moeten
| |
| |
worden uitgestort, als Engeland er den scepter zwaait. Om de aarzelende regeering te prikkelen, lieten zij in het binnenland Europeanen bij troepen vermoorden, lieten zij een theeschip op het Suez-kanaal plunderen, stampten zij legioenen roovende en brandende Bedouinen - waardige tegenhangers der Kroumirs - uit den grond, doch niet terstond met den verwachten uitslag. Eerst moest de indruk van het wapenfeit op Europa worden waargenomen, en anderer medewerking worden gezocht. Deze uitkomst was althans bereikt, dat de Khedive thans alleen regeeren kon bij de gratie van Engeland en daarmede Engeland's invloed op het bestuur is verzekerd. Een vorst toch, die zich zoo wankelmoedig en hulpeloos tegenover zijn eigen volk gedraagt, steeds het eene oog angstig en smeekend op Engeland gericht, kan bij zijn volk moeilijk langer op sympathie en bewondering rekenen, hoe uitbundigen lof hem de Engelsche pers ook toezwaait. Zonder Engeland's steun zou hij voortaan weinig vermogen. Waarom zou Engeland zich nu verder alleen in dit wespennest steken? Nu toch eenmaal een verdere inmenging onvermijdelijk was geworden, en de mogendheden meer geneigdheid toonden handelend op te treden, was het veiliger te wachten, totdat men onder een mandaat van Europa zou kunnen doen, wat zonder zulk een mandaat ondernomen de Engelschen meer zou doen verfoeien dan noodig was. Spoedig trouwens was tot teleurstelling der britsche staatslieden gebleken, dat de bewondering van het Alexandrijnsche heldenfeit in Europa alles behalve onverdeeld was. De duitsche en italiaansche pers wedijverden in scherpte van afkeuring, de oostenrijksche was minder vriendelijk dan voorheen gestemd, en bij de russische kende de woede der panslavistische geen palen meer. En wat voor de regeering ernstiger was, nadat
Sir Charles Dilke overhaast had verklaard, dat Duitschland en Oostenrijk Engeland's houding hadden goedgekeurd, werd hij zoo gevoelig terechtgewezen, dat hij zich verplicht zag zijn woorden in het Lagerhuis te herroepen. De neiging tot inmenging nam inmiddels bij de mogendheden toe. Er ontstond grooter waarschijnlijkheid dan voorheen, dat Frankrijk bereid zou zijn met Engeland een expeditie uit te rusten, als bij Turkije's weigering het europeesch concert aan die beiden het herstel der orde zou opdragen; zelfs de italiaansche regeering toonde zich minder afkeerig van een inmenging, zoo ook haar de opdracht mocht worden verstrekt; Frankrijk liet zich reeds vinden tot verstandhouding met Engeland voor de bescherming van het
| |
| |
kanaal; Bismarck eindelijk was van zins te zijner tijd een woord mede te spreken, gelijk in officieele notaatjes in de bladen werd te verstaan gegeven.
Terwijl wij schrijven is de voortzetting der expeditie een uitgemaakte zaak geworden, en heeft Arabi, tot het uiterste gedreven, den heiligen oorlog aan de ongeloovigen verklaard. Is thans, te elfder ure, Turkije tot inmenging bereid, Engeland laat zich nu de aangevatte taak niet meer uit de handen nemen. Wij zullen ons niet aan voorspellingen wagen, wat het einde zal zijn maar zooveel is wel ontwijfelbaar, dat de engelsche invloed in het Nijldal aanzienlijk zal winnen. Daarmede is het doel bereikt, waarschijnlijk ten koste van stroomen bloeds en schatten gelds. Als men bedenkt, dat het eenige, wat den Egyptenaren tegenover Europa verweten kan worden, het oproer van 11 Juni te Alexandrië is, - dat dit hoogstwaarschijnlijk nooit zou zijn uitgebarsten, als Engeland door zijn dreigende houding de fanatieke bevolking niet had getergd, - dat dit overigens denkelijk in de kiem zou zijn gesmoord, als terstond eenige landingstroepen waren gezonden, - dat overigens de oneenigheden tusschen den zwakken Khedive en zijn overmoedigen minister, hoe betreurenswaardig voor de rustige ontwikkeling van Egypte, geen schijn van recht gaven aan Europa om gewelddadig in te grijpen, - dat immers de internationale overeenkomsten, die Egypte tegenover Europa bonden, ook door Arabi, zoolang men hem niet kwam beoorlogen, werden nageleefd, - als men dat alles bedenkt, dan zijn geen woorden sterk genoeg om de huichelachtige, baatzuchtige politiek van Europa in 't algemeen, maar van Engeland inzonderheid te brandmerken.
Die huichelachtige, baatzuchtige politiek kwam het engelsche kabinet te staan op het verlies van een man, die het niet met zijn geweten kon overeenbrengen, dus alle beginselen van recht en menschelijkheid met voeten te treden. In ledental en in talenten is het nog niet noemenswaard verzwakt, nu John Bright zijn plaats op de Treasury-bench voor zijn ouden zetel below the gangway verruilde; ook zijn de functiën, die de kanselier van Lancaster heeft waar te nemen, niet van dien omvang, dat een vervulling van de opengevallen plaats noodzakelijk is; doch in moreele kracht heeft het kabinet ontzettend verloren, nu de welsprekende taal van dezen edelen kampioen voor vrijheid en gelijkheid niet langer de weifelen- | |
| |
den staalt in het geloof, dat een zaak, waarvoor hij in de bres treedt, wel een goede zaak moet wezen. Voor Gladstone vooral moet het een diep treffend oogenblik zijn geweest, toen zijn oude trouwe vriend, die zoo lang naast hem in de gelederen van het liberalisme had gestreden en die den talentvollen leider met zooveel toewijding aanhing, zich genoopt zag in het Lagerhuis op te staan en te verklaren, dat zijn geweten hem niet langer toeliet die plaats aan zijn zijde in te nemen. Met weerzin verhief hij zich, en alleen het kennelijk verlangen van het Huis dwong hem tot een verklaring, die - hij gevoelde het - hoe beknopt en bezadigd hij mocht willen spreken, een grievende aanklacht moest worden tegen den zoo lang en zoo innig vereerden vriend. ‘Het Huis weet - dus sprak hij - dat gedurende minstens 40 jaren mijn streven is geweest mijn landgenooten een leer en meening in te prenten, die ik aanhang, namelijk dat de zedewet niet alleen het leven der individuen moet beheerschen, maar ook het leven en de practijk der Staten
in hun onderlinge betrekkingen. Ik geloof, dat in het tegenwoordige geval een klaarblijkelijke schending plaats grijpt van het internationale recht en van de zedewet, en daarom is het onmogelijk voor mij die zaak te steunen. Ik kan niet afzweren wat ik gepredikt en geleeraard heb in een vrij lange politieke loopbaan. Ik kan mijn verleden niet verloochenen, noch te niet doen al wat ik aan vele duizenden buiten dit huis heb geleerd in de 40 jaren, dat het mij gegeven was mijn landgenooten toe te spreken hier en elders. Nog slechts één woord. Ik ondervroeg mijn kalm oordeel en mijn geweten, welk deel ik had te kiezen. Met feilloozen vinger, naar ik meen, wezen zij 't mij aan, en ik tracht mij daarnaar tegedragen.’ Wat kon Gladstone antwoorden? Niemand zal ronduit erkennen, dat hij de zedewet van geen beteekenis acht in de betrekkingen tuschen de natiën, en het lag dus voor de hand, dat Gladstone den stoot pareerde met het gemakkelijk beweren, dat hij hetzelfde beginsel aanhing, maar dat in de toepassing alleen verschil van opvatting school. Doch wie kon daarvan dupe zijn? De apostel des vredes alleen was getrouw aan de beginselen, door den redenaar van Midlothian eens van spoorwegstation tot station gepredikt.
Geen apostel des vredes, veeleer den genius van den oorlog gelijk, was de man die voor enkele weken op Caprera den adem uitblies. Toch doet Giuseppe Garibaldi, wiens beeld hier voor ons van zelf opdoemt,
| |
| |
eerder denken aan den vreedzamen kwaker John Bright dan aan de helden, die in Egypte op avonturen uitgaan. Juist als tegenhanger tegen deze egyptische onderneming, doet het goed te denken aan tal van andere ondernemingen, waarin deze eigenaardige figuur de hoofdrol vervulde, met zooveel reiner bedoeling ondernomen. Bij Garibaldi als bij Bright die onwrikbare trouw aan een beginsel, die zich door geen berekeningen van den rechten weg laat afbrengen, die de hand aan den ploeg slaat zonder om te zien, die voortschrijdt zonder aanzien des persoons en zonder naar belooning te vragen. En zoover de baatzucht staat van de belangloosheid, zoo ver wijken Europa's tochten naar het Oosten af van Garibaldi's expeditiën in Oost en West. Het is een ware verademing, na vertoefdte hebben in de vunze gewelven der europeesche idiplomatie, een oogenblik te staren op deze kloeke zeemansfiguur met den fieren leeuwenkop, een anachronisme in onzen tijd, een type, herinnerende door zijn bezieling aan de godsdiensthervormers der 16e eeuw, door zijn ridderlijken zin aan keizer Karels paladijnen, door zijn roerende zelfverloochening aan een Don Quijote. Voor de matelooze bewondering, waaraan Garabaldi's vereerders bij zijn dood lucht gaven, is voorzeker bij een ziftende kritiek geen plaats. Elke poging om in hem iets meer te zien dan den soldaat der democratische of meer nog der nationaliteitsidee moest op teleurstelling uitloopen. Hij was geen groot veldheer, geen groot staatsman, geen groot denker. Zijn opvattingen en beschouwingen over quaesties van den dag, over beginselen van regeerbeleid, van volksopvoeding en wat dies meer zij, munten zelfs uit door een groote mate van kinderlijke naïeveteit, om niet te zeggen bekrompen onverstand. Niet om aan zijn roem
te knagen, leggen wij hierop eenigen nadruk, maar om juister 's mans beteekenis te bepalen tegenover hen, die hem zoo gaarne voor partijdoeleinden willen exploiteeren of die niet kunnen dulden, dat hun held niet in alles groot is. Het komt ons voor, dat hij juist geheel miskend wordt door hen, die iets meer in hem willen zien dan den soldaat, in dienst zijner idee. Hij zelf had niet de pretentie meer te zijn, en met grooten tact wist hij meer dan eens van het tooneel te treden, als hij inzag, dat zijn eigenaardige taak was afgeloopen en andere talenten noodig waren voor de volvoering van het door hem begonnen werk. Hij verdeelde en verspilde zijn krachten niet, maar gaf zich geheel aan zijn, naar zijn opvatting hoogst eenvoudige,
| |
| |
roeping, als bevrijder op te treden van alle volken, die zuchtten onder eenig van buiten opgelegd juk. Zijner was het geloof, dat bergen verzette, de geestdrift, die klom met de zich opstapelende bezwaren, de bezieling, die krachtiger was dan de overmacht der bajonetten. Hij wist van geen aarzelen, als de roepstem der verdrukten van waar ook tot hem kwam, van geen wankelen, als eenmaal de teerling was geworpen, van geen bezwijken, zoolang het werk niet ten einde toe was volbracht. En terwijl hij zich geheel gaf, verlangde hij niets voor zich. Zulk een man is in onze succes najagende koopmanseeuw een eenige verschijning, en gelukkig zijn de tooverkracht, die van hem uitging, de afgodische vereering, die hij wekte, de warme bewondering, door nagenoeg niemand hem onthouden, ons nog borg, dat die positieve, materialistische eeuw althans het gevoel nog niet heeft begeven, dat er iets hoogers is dan waarvoor zij gewoon is te knielen. Het strekt haar zelve tot eer, dat zij den kluizenaar van Caprera eert met meer dan vorstelijke eer.
R. Macalester Loup. |
|