De Gids. Jaargang 46
(1882)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 534]
| |
Een brief over de Riviéra van Dr. Mess.Waarde S.
Het is meer dan 25 jaren geleden, dat ik u mijne brieven schreef over de stations voor zieken en vooral voor borstlijders in Zuidelijk Frankrijk en ItaliëGa naar voetnoot1. De plaatsen, waarvan ik u toen in 't bijzonder een verslag gaf, waren achtereenvolgens Arcachon, Pau, de baden der Pyreneën, Montpellier, Hyères, Cannes, Nizza, Villa Franca, Mentone, Pisa, Rome en Napels, en daar mijn boekje toen als iets nieuws in handen van collega's en leeken kwam, kon daarvan het gevolg zijn - en zoo was het ook - dat men aan het zenden van zieken naar die streken meer en meer het oor leende. Vóór dien tijd was dit weinig het geval, zooals mij bleek uit de zeer weinige landgenooten, welke ik toen op die stations aantrof. Sedert dien tijd zijt gij en ik een 25 jaar ouder geworden; ook dat boekje is in zijne terechtwijzingen wat verouderd, terwijl de plaatsen, waarover ik u schreef, door verfraaing en verbetering in gebouwen als anderszins jeugdiger aanzien hebben bekomen. Hoevelen zijn sedert die tijden dien weg niet opgegaan, om verbetering of herstel hunner gezondheid te erlangen? Was de meerderheid over de gevolgen tevreden? Deed de heilzame invloed niet dikwijls te vergeefs op zich wachten, zoodat voor velen de reis enkel teleurstelling opleverde? Zijn de gebrekkige toestanden, die ik toen op sommige dier plaatsen vond, verbeterd? Zijn nieuwe plaatsen, die toen nog nauwelijks genoemd werden, verrezen? | |
[pagina 535]
| |
Om op deze en zoo veel andere vragen te kunnen antwoorden, om dat alles door persoonlijk onderzoek weder eens te leeren kennen, vertrok ik 1o. Februari 11. naar de Riviéra. Toen ik den Haag verliet, stond, niettegenstaande de zachte wintermaanden die wij hadden, de thermometer op - 6o Celsius. Te Parijs vond ik dezelfde koude, plus de mist, welke laatste ik hield tot Lyon. Die stad voorbijgestoomd, was het opmerkelijk hoe de mist plotseling als een gordijn werd opgeheven en de zon hare warmte deed gevoelen; pels en mantels moesten zakken, en wij zagen ons te Marseille in eene groene, warme lente verplaatst. Op den volgenden dag ging ik naar Hyères, het eerste station voor zieken aan dé Riviéra. Gij zult u uit mijn boekje herinneren (op blz. 76, vierde brief) dat ik u schreef: ‘Ik beklaag den lijder, die, te Pau eenigen tijd verblijf gehouden hebbende, de overtuiging bekomt, dat deze plaats niet dienstig voor hem is, en dien ten gevolge zich genoodzaakt ziet òf naar Hyères òf verder te reizen. De weg dien hij dan moet volgen, is zóó lang, en de middelen van vervoer, die hij gebruiken moet, zijn zóó slecht, dat zelfs hij, die de volmaaktste gezondheid geniet, met een dankbaar gevoel het eind dezer reize ziet naderen. Na een tocht van 27 uren van Pau naar Toulouse, en van 37 uren van deze laatste stad naar Montpellier, in ongemakkelijk ingerigte postwagens, met onbeleefde, ongedienstige geleiders gemaakt te hebben, komt hij in Montpellier aan, om dan nog bijna 24 uren reizens te behoeven voor hij- over Marseille en Toulon, Hyères bereikt. En ofschoon ook in dit gedeelte van Frankrijk met het leggen van spoorwegen een begin gemaakt is, zoo zal het evenwel nog eenen geruimen tijd duren voor dat in deze behoefte voorzien is.’ Welnu, die tijden zijn reeds sedert lang gekomen. In plaats van, evenals in 1856, van Pau tot Hyères 88 uren noodig te hebben, vliegt men thans, op gemakkelijke canapés gezeten, of des noods te bed liggende, door de kracht van den stoom in 32 uren uit het middelpunt van Holland naar datzelfde Hyères; en is die tijd u te lang, dan kunt gij dien verdeelen en den nacht rustig te Parijs doorbrengen. Op die gemakkelijke wijze kwam ik nu te Hyères aan. Over deze plaats moet ik hetzelfde zeggen als vóór 25 jaren. Het klimaat is natuurlijk niet veranderd, doch de plaats heeft zich uitgebreid. Er zijn meer en betere hôtels gekomen; de bijzondere | |
[pagina 536]
| |
woningen, in den vorm van pensions en villa's, zijn in aantal toegenomen, doch het is en blijft een oord dat tegen den fatalen mistral (noordwestenwind) weinig beschut is. Het is die wind welke zich soms zeer hevig te Marseille doet gevoelen, en daar Hyères door geen bergrug aan die zijde beschut is, kan het niet bijzonder als verblijfplaats voor longlijders aanbevolen worden. Ik ga het dus voor het overige stilzwijgend voorbij. Ik zette mijne reis naar Cannes voort, en herdacht den heerlijken weg langs den oever der Middellandsche Zee, boven op een met vijf paarden bespannen wagen gezeten, terwijl ik nu in eene spoorwegcoupé, door verscheiden tunnels vliegende, veel van dat schoon moest missen. Gij ziet, de mensch is nooit tevreden. Nauwelijks heb ik geëindigd met te pruttelen over het langzaam reizen met postwagens in 1856, of nu pruttel ik weder over het snelle reizen met den spoortrein van Hyères naar Cannes. Dáár aangekomen, herinnerde ik mij op die plaats in die vroegere tijden een onoogelijk stadje gevonden te hebben, waar een paar hôtels en eenige woningen hier en daar verspreid stonden. Het kon niet missen, of dat bekoorlijk oord moest, door het toenemend getal van vreemdelingen, die toen reeds jaarlijks naar 't Zuiden trokken, ook den lust om te bouwen en daardoor te verdienen, opwekken, en wat zag ik nu? In plaats van aan een postwagenbureau uit te stappen, vond ik een fraai spoorwegstation en een weelderig gebouwd stadje, eene menigte hôtels, en de bergen bezaaid met aanvallige villa's, pensions, enz., die, omringd van oranje-, citroen-, laurier-, olijf-, palm-, dadel- en andere boomen, over heuvels en dalen een heerlijk uitzicht op de Middellandsche Zee aanboden. Cannes is in één woord een verrukkelijk oord voor zieken geworden, waar een over het algemeen hoogst beschaafd publiek uit alle werelddeelen zich te zamen vindt. - Wanneer men van den kant van Hyères per rijtuig komt, dan bemerkt men dat men steeds stijgt, om de hooge Monts de l'Estrelle over te komen, en op deze toppen zijnde, daalt men even sterk om de vallei van Cannes te bereiken. Het is die hooge bergketen, uitlooper van de Alpes Martimes, die, zich in zee verliezende, Cannes van de noordwest- en westzijde bijna geheel tegen den mistral beschermt. Ik zeg bijna geheel, dewijl, bij het zeer sterk waaien van dezen wind te Marseille, ik niet ontkennen kan, dat de kracht, waarmeê hij tegen den | |
[pagina 537]
| |
bergrug stoot, toch nog om die rotsuitloopen heenstrijkt. Zijnen invloed ziet men ver in zee, terwijl men hem ook wel wat op de promenade de la Croisette bemerkte. Gedurende de drie à vier weken, die ik te Cannes doorbracht, nam ik dezen wind twee à drie dagen waar, doch hij was op verre na niet zoo hinderlijk als te Hyères. Evenals de Monts de l'Estrelle, Cannes tegen den mistral beschermen, zoo liggen achter de stad de hooge toppen van de zee-Alpen, waarop ik menigwerf sneeuw zag liggen, niettegenstaande het aan het strand en in de lager liggende bergketens warm was. Deze bergtoppen beschermen de plaats tegen de noorden- en noordoostenwinden, terwijl eene streek wat openligt voor den zuidoostenwind. Die waait echter zelden, zooals nog dezen winter bleek, waarin hij zich van half December tot het einde van Februari niet had doen gevoelen. Men had gedurende al dien tijd eenen blauwen hemel en eene warme lucht. En mocht die zuidoostenwind beginnen te waaien, dan is men er zeker van dat de regen niet uitblijft; na een paar dagen echter heeft men hetzelfde schoone weêr terug. De zuidenwind, verzadigd met de uitwasemingen van het zeewater, heeft eenen onbelemmerden toegang, en zelden voelt men van 's morgens vroeg tot 's namiddags 3 à 4 uren zijnen invloed. Doch dan komt, bij het dalen der zon, achter de Monts de l'Estrelle de zeebries, die den dampkring zeer gevoelig afkoelt, en is het aan zieken geraden tehuis te zijn en voor gezonden noodig zeer voorzichtig te wezen. Toen ik voor de eerste maal te Cannes kwam, zagen de huizen er onrein uit; de wegen, die tot wandelplaats dienden, waren slecht onderhouden; van begieting geen spoor, zoodat wolken van stof zich bij den minsten wind verhieven. Hoe is dat alles veranderd! Langs den geheelen zeeoever is eene uitstekende breede. wandel- en rijweg gemaakt, met palm- en oleanderboomen beplant. Die weg is goed onderhouden en wordt dagelijks tweemalen begoten. De haven deelt hem in twee deelen, maar deze deelen zijn door de kade verbonden, zoodat de wandeling van de Promenade de la Croisette en du Midi bijna een uur lang is. Aan de eene zijde van dien weg heeft men het heerlijke gezicht op de Middellandsche Zee, en aan de andere ligt eene onafgebroken rij van goede hôtels, pensions en villa's, die met hunne groene tuinen aan | |
[pagina 538]
| |
de wandeling uitkomen. Deze rij, die onmiddellijk aan zee ligt, noemt men de eerste zona. Daarachter volgt de stad met hare verschillende straten, waarvan de rue d'Antibes de hoofdstraat uitmaakt. Meer achterwaarts ontstaan de tweede en derde zona, waarin de voornaamste en grootste hôtels, zooals Beau-site, Beau-séjour, Bellevue, Mont Fleuri, Hôtel des Anglais en zoovele andere liggen. Daarachter volgt de 4de zona, die zich tot de hoogere bergen uitstrekt, en waarin men ook nog eenige villa's en pensionswoningen uit de omringende bosschen ziet te voorschijn komen. Dat elke dezer zona's voor een bijzondere soort van zieken past, zal ik straks uiteenzetten. De wandelingen in de onmiddellijke nabijheid van Cannes, van de eerste helling tot aan den top der begroeide Alpen, zijn veelvuldig, en het uitzicht is er hoogst schilderachtig. De langzame stijging van sommige dezer wandelwegen, zoo als die van de Golfe de Juan, Valoris, Croix des Gardes, enz. maakt het voor zieken daar gemakkelijker dan te Mentone het geval is. Kan en wil men verder gaan, wie herinnert zich dan niet de schoone toeren die men in de Monts de l'Estrelle maken kan? Overal gaat men langs in de rotsen uitgehouwen voet- of rijpaden, onder het lommer van altijd groen geboomte voorwaarts. Reusachtige, in vollen bloei staande heidestruiken en honderden bloemsoorten verzadigen den dampkring met hare geuren, terwijl hier en daar plotseling de Middellandsche Zee zich in de diepte aan het oog vertoont. Voor hen, wien zulke meer verwijderde wandelingen niet passen, vindt men in de tweede en derde zona, in kronkelwegen, langs oranje-, palm- en andere boomgaarden, de rustigste verblijfplaatsen die tegen wind en zon beschutten en onder welke die, in het zoogenaamde Californië gelegen, uitstekend zijn. De indruk, dien de Middellandsché Zee te Cannes geeft, is veel aangenamer, veel levendiger dan die te Nizza en Mentone. De zee is er ten eerste voortdurend bezet met sierlijke roei- en zeilbooten, die òf ten dienste van het publiek verhuurd worden, òf het eigendom van de vreemde bezoekers zijn en op eene spiegelgladde zee voor zieken eene heilzame vaart aanbieden. Ten andere zijn in de laatste jaren twee stoombootdiensten in werking getreden, waarvan de schepen uitstekend zijn ingericht, en die 's morgens ten 10 en 's namiddags ten 1 ure eene tocht naar les îles de Marguérite et St. Honorât geregeld hebben. Daar de overtocht in 20 minuten | |
[pagina 539]
| |
volbracht wordt, zoo heeft men gelegenheid die schoone eilanden te bezoeken, een tocht die voor zieken zelfs, met rustig weder, heilzaam is. Eene andere stoomboot brengt de vreemdeling naar Napoule, aan den voet van de Monts de l'Estrelle, terwijl er voor gezelschappen gelegenheid bestaat per stoomboot naar Nizza te varen. Eindelijk geeft de bedrijvigheid in de haven van Cannes, waar dagelijks twee- en driemasters aankomen en afvaren, aan de zee een zeer vroolijk aanzien. Bij al het schoons, dat de natuur hier den vreemdeling aanbiedt, vond ik ééne keerzijde, maar eene die - ik haast mij het te zeggen - het plaatselijk bestuur bij machte is weg te nemen, namelijk dat op sommige plaatsen van de wandeling aan zee, de invloed van eenige riolen, die in zee uitloopen, bemerkt wordt. Vooral was dat het geval vóór twee groote gebouwen, die op den hoek van de Place de Napoleon en van de Promenade de la Croisette stonden. Ik vernam echter van twee collega's, dat dáár en op de Promenade du Midi met kracht de handen aan het werk zou worden geslagen, zoodat in het volgend winterseizoen die klacht niet meer zoude gehoord worden. Een ander gevaar bestaat in de koude lucht, die men in de straten der stad ontmoet, wanneer men van eene wandeling terugkomt. Menige verkoudheid met al hare bedenkelijke gevolgen wordt daar opgedaan. En dat deze dan dikwijls onmiddellijk een vrij hevig karakter kan aannemen, bespeurde ik bij twee mijner dochters, die bij hare aankomst 's avonds te 7 uren zich naar het strand begaven, koude vatten en eene luchtpijpontsteking opdeden, die, met koorts vergezeld, haar een achttal dagen aan het bed kluisterde. Dit is eene zaak waarvoor zij die ziek zijn zich vooral moeten wachten, want een zoodanige misstap kan eenen gewenschten uitslag van de ondernomen kuur voor goed vernietigen. Hoe gaarne ik ook nog te Cannes had willen blijven, dewijl de natuur en een zeer gezellige omgang met de vreemdelingen in het hôtel en elders het verblijf zeer aangenaam maakten, zoo was de tijd, dien ik, om het noodige te onderzoeken, voor Cannes kon afzonderen, toch verstreken. De koffers werden gepakt en ik ging naar Nizza. Omtrent deze plaats zal ik kort zijn, omdat zij voor zieken, vooral voor hen die het een of ander lijden der ademhalingsorganen on- | |
[pagina 540]
| |
dervinden, niet in aanmerking kan komen. Vooreerst ligt Nizza aan beide zijden nog al open en is het alleen, en dan nog onvolkomen, tegen de noordelijke winden beschut. Op de promenade des Anglais, aan de zee gelegen, is het meer of min winderig, en ofschoon voor begieting gezorgd wordt, zoo droogt de onafgebroken zonneschijn die bevochtiging spoedig op, waardoor het stof, dat de voortdurende rijtuigbeweging veroorzaakt, zich niet weinig bemerken laat. Nizza is daarbij eene miniatuurnabootsing van Parijs geworden met vele zijner nadeelen, en de gemakkelijke en weinig kostbare wijze, waarop men per spoortrein, naar den kant van Monaco, de speelhel te Monte Carlo bereikt, maakt dat het meer en meer het Lupanarium Europae wordt. Zij, die zich in een warm, schoon klimaat des winters dat genoegen willen verschaffen, gaan er heen, doch de lijders, van welken aard ook, dienen door Nizza eene dikke streep te halen. De hôtels zijn dan ook voor gezonden ingericht, dat wil zeggen, men denkt er weinig om de zieken, en ofschoon op de andere stations voor dezen in menig hôtel of andere woning wel wat te weinig zorg besteed is, waarover nader, zoo zijn de tekortkomingen op dat punt daar toch niet zoo groot als te Nizza. Ik bleef er dan ook maar eenige weinige dagen. Indien ik deze plaats vergelijk met hetgeen zij was in 1856, het klimaat daargelaten, dat natuurlijk hetzelfde is gebleven, dan vond ik, met groote toeneming van weelde, haar in hygiënische beteekenis achteruitgegaan. Op den volgenden dag begaf ik mij naar Mentone, om dáár hetzelfde onderzoek voort te zetten, dat ik omtrent Cannes volbracht had. Een van de schoonste wegen van noordelijk Italië voert den reiziger van Nizza naar Mentone over dat gedeelte der Alpen, waarvan men in de verte de vereeniging met de Apennijnen ziet. Deze weg vormt een gedeelte van de zoogenaamde Corniche. Onbeschrijfelijk schoon is hier de voortdurende overgang der steile rotsen in groene dalen, en terwijl men uit het rijtuig (dat hier stellig de voorkeur verdient boven den spoorweg), 't welk u in zig-zag verder voert, links deze afwisselende natuurtooneelen bewondert, ziet men in de diepte de golven der Middellandsche zee op de rotsblokken breken, en verliest het oog zich op haren blauwen spiegel. De dalen, de dorpen die men ontdekt, bewijzen reeds door de hen omringende vegetatie, dat de lucht hier voortdurend nog warmer dan te Cannes | |
[pagina 541]
| |
is. Terwijl daar de citroenboom meer zorgen vereischt, langzamer groeit en van koude nachten meer te lijden heeft, vindt men op den weg naar en te Mentone de schoonste bosschen met krachtigen stam en kroon. Deze boom behoeft meer warmte voor zijne voortdurende werkzaamheid, omdat hij het geheele jaar tegelijkertijd loof, bloesem en vruchten draagt en twee à drie oogsten afwerpt. De oranjeboomen toonen stammen en kronen zoo als ik die elders nooit zag, en de ontelbare palm- en dadelboomen bewijzen, dat zij de menschelijke hulp evenmin behoeven als de heggen van cactussen, agaves en oleanders, die overal langs de wegen staan. Ziedaar de omgeving van Mentone; de oorzaak van zijn warm klimaat is de volgende. Gewoonlijk ziet men, bij het eindigen van eene bergketen, dat de bergen, al lager en lager wordende, eindelijk in heuvelen en vlakten overgaan. Door de ontmoeting echter van de Alpen en de Apennijnen, op deze zuidelijke kust van Frankrijk, heeft niet alleen het tegenovergestelde plaats, doch de rijen van bergen, die in eene richting van zuid naar noord elkander opvolgen, zijn hier grooter dan men elders aantreft. Hetzelfde heeft, evenwel in mindere mate, naar de oostelijke en westelijke zijde plaats, doch genoegzaam om de stad en hare omstreken voor de noorden-, noord- oosten- en oostenwinden te beschutten. Het is alleen de zuidelijke wind die de golf binnendringt. Toen ik in 1856 Mentone bezocht, was het een hoogst onaanzienlijk plaatsje, als ziekenstation niet alleen weinig bekend, maar ook onbekend. En wat vond ik nu? Het is herschapen in een hoogst bevallig stadje, waar men eene voortdurende ontwikkeling waarneemt. Indien Cannes op uitstekende hôtels en woningen kan wijzen, Mentone behoeft daarin niet onder te doen. Aan den zeeoever vindt men het Hôtel Victoria, 't Hôtel de Russie et d'Angleterre, 't Grand Hôtel de Menton. In de tweede zona, de uitstekende hôtels les Iles Brittanniques en de l'Orient, terwijl overal in de bergen, op verschillende zona's, villa's en pensionshuizen uit het groen der bosschen te voorschijn komen. Wat het klimaat van Mentone aangaat, het verdient met recht één der beste, zelfs nog beter dan dat van Cannes, genoemd te worden. Gelegen aan de golf, die door eene langen rotsvoorsprong in twee helften gedeeld is, wordt de stad met haren omtrek, zoo als ik u reeds boven zeide, tegen den noordenwind door den bijna | |
[pagina 542]
| |
2000 meter hoogen muur der Alpen beschut, op wier toppen ik uit de ramen van het hôtel Victoria de sneeuw zag liggen. De beide kapen Rossi en Martin, ten oosten en ten westen, sluiten de plaats van die zijden in, zoodat de zuidelijke warmte, gedrenkt door de uitwaseming der zee, alleen vrijen toegang heeft. Van mistral bemerkt men zoo goed als niets. Gedurende mijn verblijf te Mentone ontstond, na eenen zeer heeten dag, eene donderbui, die van storm en plasregens vergezeld ging, de zee tot hooge golven opjoeg en een prachtig tooneel te aanschouwen gaf, doch van kouden of scherpen wind was niets te bemerken. De wandeling langs de zee is even als de golf in twee helften verdeeld. Aan de eene ligt het eigenlijke stadsgedeelte, dat zich met zijne hôtels, villa's enz. bijna tot aan kaap St. Martin uitstrekt; de andere helft ligt oostwaarts en heet de kade Caravan, samenvloeiing van Gare à vent. Ook hier liggen de noodige hôtels en woningen en men zeide mij, dat het dáár gemiddeld 2 graden warmer is dan in de andere helft, en bijgevolg nog beter voor longlijders. Het had voor mij wel eenige waarde te weten, of dit beweren met de waarheid overeenkwam, dewijl Mentone, op zich zelve al niet vroolijk, en de wijk Caravan plus minus een half uur gaans van het centrum der stad verwijderd zijnde, het verblijf in de stad zelve voor de zieken niet zeer opwekkend is. Ik vroeg daarom mijnen collega Dr. Henry Bennett, die reeds 25 jaren daar woont, wat hier van aan was, en hij antwoordde mij: ‘Indien men de bezitters van eigendommen in de wijk Caravan spreekt, dan zeggen zij, dat het in die wijk veel warmer en gezonder is, terwijl die van de westzijde, om inlichting gevraagd, u zeggen ‘het is hier beter;’ te Caravan waait het veel meer en vooral heeft men er hinder van stof.’ Dit laatste ondervond ik dan ook, en het spreekwoord schoot mij te binnen: ‘oud lood om oud ijzer.’ De waarnemingen omtrent barometer en thermometer worden door Dr. Farina zeer nauwkeurig gedaan en daaruit blijkt, dat de gemiddelde wintertemperatuur + 12-13 Celsius is. Gedurende de veertien dagen, dien ik te Mentone was (in Februari en Maart), teekende mijn thermometer des morgens ten 6 uren + 12, ten 12 uren + 16 à 22, ten 7 uren + 14 graden Celsius in de schaduw, terwijl hij in de zon tusschen 12 en 3 uren tot + 40 à 50 steeg. De sterke overgang van de zon in de schaduw is niet zonder gevaar; | |
[pagina 543]
| |
menigeen betaalt dien met verkoudheid en dit noemt men on s'est refroidi au soleil. In de annales thermométriques établies par de Montléon vond ik, dat alleen in de strenge winters van 1829, 1838 en 1842 de kwikkolom onder 0 is gedaald, terwijl zij gedurende de andere winters nimmer onder + 8 daalde. Ik twijfel er niet aan, of ge zult, als gij mijnen brief leest, wellicht voor een vuurtje zittende, er van watertanden, dat ik op 30 uren sporens afstand in den zomer zit; doch vergeet, vooral uit een geneeskundig oogpunt, niet, dat onder het mooie gras, dat men hier in die zoogenaamde wintermaanden ziet, ook een adder schuilt. En dan lette men weer op den thermometer. Niet zelden valt die ten 3 à 4 uren in weinige minuten 5 à 6 graden, en wee den lijder, ja zelfs den gezonde, die zich, met meestal meer of minder bezwete huid, door eene zoo plotselinge afkoeling laat overvallen. Ziedaar eene schaduwzijde van al die winterparadijsjes, die menigeen duur heeft moeten betalen. Het is waar, dat men zich er niet aan behoeft bloot te stellen; met wat acht te geven kan men het gevaar altijd ontloopen. Doch men wordt zoo licht onachtzaam. Wat de regendagen betreft, deze zijn zeer zeldzaam. Zoo als ik hierboven schreef, viel in de laatste dagen van Februari de eerste regenbui sedert half December. Hoe meer men de Italiaansche grens der Alpen nadert, des te hooger worden zij en verwijderen zij zich van de zee; daardoor oefenen de sneeuwbergen op de nevels niet die concentreerende kracht uit, welke men op de toppen waarneemt en heeft het klimaat van Mentone een droog karakter. Na al hetgeen ik u nu over Mentone schrijf, zult gij kunnen opmaken, dat die plaats eene nog rustiger, minder prikkelende atmospheer heeft dan Cannes en dat het er iets warmer is. Doch van de andere zijde is Cannes een veel vroolijker verblijf, geeft den zieken mensch een veel aangenamer indruk, terwijl de verschillende zona's hem van dienst kunnen zijn om de kleine nadeelen te ontwijken. Ik wil u ten minste wel bekennen, dat ik gaarne den winter in Cannes zou willen doorbrengen, terwijl Mentone noch bij mij, noch bij de leden mijner familie, die ik als reisgenooten had, dien wensch deed opkomen. Ik bracht daarna een bezoek aan St. Remo, welk plaatsje reeds op Italiaansch gebied ligt, en een paar dagen waren genoeg om eene parallel tusschen die plaats en de andere te kunnen | |
[pagina 544]
| |
trekken. Ik had trouwens van personen, die van daar kwamen en die ik te Cannes of te Mentone ontmoette, er reeds genoeg van gehoord om tot de overtuiging te komen, dat die plaats, van uit het klimaterisch en hygiénisch standpunt, den naam van goed ziekenstation, vooral voor longlijders, verdient, doch dat ze twee minder aanbevelingswaardige eigenschappen heeft; ten eerste, dat de hotels en de weinige privaatwoningen wat hoog liggen en de wandelingen er vrij steil zijn; ten andere dat het er zeer vervelend is. Zijn ontstaan heeft het te danken aan den Duitsch-Franschen oorlog. Toen vreesden de Duitschers te Cannes of te Mentone in aanraking met de Franschen te komen, en daar er toen reeds eenige gelegenheden voor woonverblijf bestonden, zoo vormde zich daar spoedig, des winters, eene duitsche kolonie. Dit nu heeft den bouwlust opgewekt. Niettegenstaande dat alles en de betere verhouding tusschen de beide volken is de toekomst voor St. Remo niet schitterend. Ik verliet nu de Riviera, en na drie dagen te Genua te hebben doorgebracht, ging ik naar Pisa, de stad die na mijn eerste bezoek immer voor mij eene bête noire is gebleven. Ware het niet voor mijne reisgenooten geweest om haar den scheeven toren, de Domkerk, het Baptisterium en het Campo-santo te laten zien, zoo ware ik haar voorbijgestoomd, om de reis naar Rome te vervolgen. Hoe iemand, Pisa kennende, op de gedachte kan komen longlijders, of welke zieken ook, derwaarts te zenden, terwijl Pau hetzelfde klimaat aanbiedt, zonder de vele nadeelen aan Pisa verbonden, is mij niet duidelijk. Verbeeld u twee kaden van twintig minuten lang, links en rechts van den Arno, waarvan de eene op het zuiden, de andere op het noorden ligt. Op de zuidelijke zijde staan eenige hôtels en private woningen, waarvan de apartementen verhuurd worden. En stel u nu voor, dat gij gedurende drie à vier maanden veroordeeld zijt aan die zonnige kade, waar geen groen blad uw oog treft, óf op uwe kamer te blijven zitten, óf op straat heen en weêr te wandelen, want andere wandelingen, die door den geneesheer toegestaan worden, zijn er niet, dan kunt gij u het leven voorstellen, dat zulke ongelukkige zieken gedurende hun verblijf daar leiden. Pisa is door geen bergketen van eenig belang tegen de winden die uit het Arnodal komen, beschut, terwijl de mist dikwijls des morgens een onwelkome gast is. Daarbij komt, dat de weg van Genua naar Pisa allerongunstigst is. Gedurende 8 uren reist men als het ware onder | |
[pagina 545]
| |
den grond, dewijl men 94 tunnels doorvliegt, waaronder er van 7 minuten lengte zijn. Door de slechte ventilatie in die tunnels dringt in de wagens een stinkende steenkolendamp, die reeds voldoende is om hem, die gezonde longen heeft, het op die reis moeielijk te maken. Wat het overige van Pisa betreft, blijft het bij hetgeen gij in mijn werkje vindt, en heb ik niets nieuws of beters in de plaats te stellen. En hiermeê eindig ik met hetgeen ik u over plaatselijke toestanden en klimaat, uitsluitend over de Riviera (Pisa komt er bij als aanhangsel) wilde melden. Ik heb met veel voldoening dat onderzoek vervolgd, dewijl ik daardoor nieuwe gezichtspunten en gedeeltelijk andere opvattingen heb verkregen. En indien gij zelf eens recapituleert wat ik u meldde, dan zult gij aan het ziften zijn gegaan van de plaatsen waarover ik u achtereenvolgens schreef. Dan zult gij bemerkt hebben, dat ik van al die plaatsen Cannes en Mentone, als de beide stations aan de Riviera, kenschetste, die bij uitnemendheid voor ziekenstations in aanmerking moeten komen. Hoeveel is daar in die 25 jaren niet veranderd! Toen waren op die beide plaatsen de waarnemingen van thermometer, barometer en hygrometer zeer onvoldoende. Hier en daar vond men wel de schommelingen tusschen warme en koude lucht aangegeven, doch de aanwijzing liet te wenschen over. Thans vindt men ze dagelijks op de publieke wandeling opgeteekend; thans is die wetenschap eene meer nauwkeurige, de toepassing eene meer praktische geworden en kon de geneesheer zich van het geheel eene betere voorstelling maken en beslissen, hoe het met de hygiénische en klimatische invloeden voor dit of dat lijden gesteld is. Doch men moet zich op de plaatsen opgehouden hebben, om te kunnen oordeelen, welke de gevaren zijn die met de voordeelen hand aan hand gaan. De geneesheer moge een nog zoo juist oordeel hebben over den aard van de ziekte des lijders, aan die wetenschap heeft hij hier niet genoeg, omdat er een hemelsbreed onderscheid bestaat tusschen het eene en het andere. Niet genoeg lettende op hetgeen hier en daar ontbreekt, tast hij menigwerf mis óf door aan den zieke eene stellige maar verkeerde aanwijzing te geven, óf door die keuze aan den vrijen wil van den lijder over te laten, zoo als menigwerf geschiedt. Zoo zou Pau met zijn bedarend klimaat op menigen longzieke een hoogst weldadigen invloed kunnen uitoefenen, die door het opwek- | |
[pagina 546]
| |
kend klimaat van de Riviera spoedig zijn lijden zou zien verergeren. En omgekeerd zou de lijder, die in de sterkende en opwekkende lucht aan de Middellandsche zee, door de Alpes maritimes beschut tegen de nadeelige winden, herstel zou kunnen vinden, door het nederdrukkend klimaat aan de boorden van den Arno te Pisa, meer en meer gaan wegkwijnen. Het ontbreekt ons niet aan plaatsen waarop onze keuze gevestigd kan worden; integendeel de overvloed maakt de keuze menigwerf moeielijk, te meer dewijl ook in dezen de mode en speculatie zoo menige pen in beweging hebben gebracht, om deze of gene plaats als het non plus ultra aan te prijzen. Daardoor wordt het nog moeielijker om voor den lijder de juiste aanwijzing te doen, en deze moet gegrond zijn: 1o. op de juiste erkenning en waardeering van den aard en de vorderingen der ziekte; 2o. op nauwkeurige kennis, niet alleen van de plaats waarheen men den zieke zendt, maar ook van het klimaat en de ligging van elk der gedeelten of zona's, welke men op die plaats aantreft, opdat de zieke wete waar hij zijne woning vestigen moet. Vooral dit laatste punt vereischt toelichting. Gij zult u herinneren, dat, zooals ik u schreef, de mistral zich soms te Cannes eenigszins doet gevoelen, terwijl dit niet het geval is te Mentone. Gij zult u ook herinneren, dat ik u over da vier zona's van Cannes sprak. Welnu, hij die zich te Cannes voor dien mistral wil hoeden, kieze tot woonplaats de 2de of 3de zona, waarin genoeg hôtels en woningen liggen om eene goede keuze te kunnen doen, en daar zal hij van dien zeldzaam en zeer matig waaienden mistral niets ondervinden. En dat die beide zona's zeer onderscheiden zijn van de eerste zona aan den zee-oever, bewezen mij verscheidene personen die zich te Cannes en te Mentone ophielden, en die, ofschoon hun lijden zeer verschilde, mij zeiden, dat zij aan de zee wonende zich hoogst onaangenaam gevoelden. Deze kon niet slapen, gene geraakte in een zeer prikkelbaren toestand; een ander voelde eene belemmering in de ademhaling. Gingen dezulken in de 2de of 3de zona over, zoo weken die storingen spoedig. Dit alles werd mij ook door eenige collega's, met wie ik op die beide plaatsen kennis maakte, bevestigd. Gij ziet dus, dat onder de belangrijkste rij van winterstations, liggende langs de Fransch-Ligurische Riviéra, dat wil zeggen van | |
[pagina 547]
| |
Hyères tot la Spezia, Cannes en Mentone, in streng wetenschappelijke beteekenis, beide eene eigendommelijkheid van klimaat bezitten, nauwelijks te vergelijken met die van andere hygiènische stations in Europa, welke door de medische klimatologie genoemd worden, en dat de keuze tusschen beide deze plaatsen allerminst onverschillig is voor de bijzondere soorten van zieken, die derwaarts gezonden worden. Wat ik van sommige collega's vernam omtrent den algemeenen invloed, welken het verblijf op de een of andere plaats op verschillende ziekelijke toestanden uitoefende, kwam op het volgende neder Lijders aan long-knobbelziekte (tuberculosis) - dat nog altijd duistere punt van de nieuwere geneeskunde - zijn in de meeste perioden van het ziekte-proces te Cannes en te Mentone het best op hunne plaats, maar in het bijzonder personen met eene torpide reactie, bij wie vroeger aanvallen van bloedspuwing of teekenen van longcongestie zijn voorgekomen. Vooral te Mentone waren de aanvallen van bloedspuwing hoogst zeldzaam, misschien wel omdat de invloed van het klimaat daar eene meer sedative (bedarende) is. Op beide plaatsen bemerken de lijders - en dit vernam ik van sommigen hunner persoonlijk - dat koortsaandoening, hoest en het opgeven van slijm, als anderszins, na een oponthoud van eenige weken aanmerkelijk verbeteren. Vooral neemt men spoedige verbetering en geheel herstel bij hen waar, die aan eene eenvoudige slepende verkoudheid lijden. Ik leerde dat door persoonlijke ondervinding. In het begin van November kreeg ik eene hevige longverkoudheid, die tot in de fijnste buisjes doordrong en eenige dagen door koorts vergezeld werd. Deze ongesteldheid bond mij in November en December aan mijne kamer. Het uitgaan in Januari bekwam mij slecht en in dien toestand ging ik op reis. Te Cannes raadpleegde ik onmiddellijk mijnen collega Dr. Roustan, die mij raadde van 10 tot 2 uren, doch ook niet later uit te gaan. Ik gevoelde mij reeds na de eerste drie dagen beter, en na veertien dagen bemerkte ik niets meer van mijne longkathar. Hoevelen sprak ik niet die mij hetzelfde wedervaren mededeelden? Zoo als gij weet, heeft longtering de eigenschap twee vormen aan te nemen, die hun oorsprong ontleenen aan, en in verband staan met de geheele gesteldheid van het individu. Bij den een | |
[pagina 548]
| |
vindt men het torpide of niet geprikkeld karakter, bij den ander het eretisch of geprikkelde. In het eerste geval zien de personen er bleek uit, de weefsels zijn slap, er is weinig energie en de reactie op uitwendige prikkels gering. In het andere geval zijn de lijders door hun sanguinisch-nerveus temperament levendig in gesprek en gebaren; zij hebben gewoonlijk eene droge huid, sterk geteekende gezichtskleur en glinsterende oogen. Voor de eersten is het verblijf aan de Middellandsche zee aangewezen, voor de laatsten Pau. Doch nu gebeurt het ook dat die leekenen van torpiden en van eretischen aard gemengd voorkomen, en dat dus, wat bij voorbeeld Pau in die gevallen eenerzijds goed zou doen, anderzijds nadeel zou kunnen aanbrengen. Voor die toestanden heeft men een klimaat noodig dat zelf meer gemengd is en dat door zijn sedatief toniseerend karakter aan het gestel kalmte en tevens krachten kan geven. Welnu, in die gevallen komt het aan op de toepassing der verschillende zona's te Cannes en te Mentone en behoort de geneesheer te bepalen in welke zona deze of gene wonen moet. In zijn klimatologisch onderzoek van de zona's van Mentone wijst Dr. Farina de verschillende luchtgesteldheden aan, waarover die plaats beschikken kan, en bepaalt hij de grootte van de boven elkander geplaatste zona's. Aan de oostelijke baai, 1o. strand zona van Garavan, warmer en minder prikkelend dan de westzijde(?); 2de zona, de streek des Cuses, des Figareasses, Romangrises, Pions superieurs, Guillon inférieur. Westelijke baai en vallée des Cabroles versterkend en meer prikkelend dan de daarachter gelegen en dus verder van de zee verwijderde zona. Het verblijf op beide plaatsen en vooral te Cannes is ook van uitstekend nut voor hen die aan klierziekte, bleekzucht, zwakte na langdurige en hevige ziekten, zoo als typhus en moeraskoortsen, aan rheumatismus en zenuwzwakte lijden. En vooral is het hoogst heilzaam voor kinderen, wier algemeen ziekelijk gestel het ontvlieden van onze koude en vochtige winters vereischt; zij wier ouders een oponthoud in deze streken bekostigen kunnen, zullen daarvan betere gevolgen ondervinden, dan van een winterverblijf aan onze zeekusten, dat eene nieuwe mode of speculatigeest nu tracht in te voeren. En hier zou ik mijnen brief kunnen sluiten, en u vaarwel zeggen, daar ik morgen naar Rome, Napels en naar de golf van Salerno vertrek, in de hoop u in Mei welvarend terug te zien. | |
[pagina 549]
| |
Maar ik hoor u zeggen: ‘dat alles wat gij mij schrijft is wel en goed; ik geloof, dat die streken mooi zijn, dat gij warmte geniet en onder een altijd blauwen hemel leeft, terwijl ik bij het vuur zit, en het daarbuiten sneeuwt, hagelt en mist; ik geloof dat gij dáár veel hoestende en niet hoestende lieden ontmoet hebt, en dat zij wat beter vertrokken dan zij kwamen, doch daar heb ik niet genoeg aan. Wat kunt gij mij vertellen van den lateren uitslag der kuur en général; van de gevolgen welke het verblijf in het zuiden voor de longlijders heeft opgeleverd, toen zij eenmaal in het vaderland waren teruggekeerd?’ Uwe opmerkingen en vragen zijn juist; ik wil ze dus zoo goed mogelijk beantwoorden, door u te zeggen wat ik zoo in 't algemeen op de plaatsen zelven waarnam, wat ik mij herinner van bijzondere zieken die ik vroeger en later derwaarts zond, en wat ik heb kunnen putten uit eenige bronnen die ik nu weer op de beide plaatsen opspoorde en vond. Voordat ik daartoe overga, schrijf ik een curieus artikel over, afkomstig van een bezoeker van Mentone, en onder den titel van L'hiver dans le Midi in le Journal de l'Europe te Brussel opgenomen. Het verwekte te Mentona veel opzien en luidt als volgt: ‘Laissez-moi d'abord vous donner un conseil: si un jour, pour un motif quelconque - qui ne sera jamais le bon motif - vous êtes obligé de réclamer les soins d'un médecin et que celui-ci vous conseille d'aller “vous retaper”, comme ils disent, à Menton, n'hésitez pas à déposer contre lui une plainte en tentative d'assassinat. Il aura beau vous parler du ciel bleu, de l'air embaumé du Midi, du climat où fleurit l'oranger. Tout cela équivaut à dire: Mon garçon, je suis absolument impuissant à vous tirer d'affaire. Dans ma conviction, et d'après tous les pronostics qu'on m'a appris à tirer des maladies, vous êtes appelé à mettre dans un avenir très prochain, le couvert pour les asticots. Or, comme je ne tiens pas à, ce que vous me glissiez d'entre les mains, ce qui me ferait du tort comme praticien traitant, je vais vous envoyer dans le Midi. Une fois que vous serez embarqué, je me transforme en Ponce-Pilate et je me lave les mains de ce qui vous arrivera. Le devoir de la presse étant d'instruire le lecteur pour toutes les circonstances de la vie, je vais essayer de vous donner - pour que vous en fassiez part aux lecteurs de l'Europe - une idée de ce | |
[pagina 550]
| |
que c'est que cet air réparateur et merveilleux pour les maladies de poitrine. Dix jours sur sept, il fait - cette année du moins - un temps à ne pas mettre un chien dehors. Il faut donc rester chez soi, devant un feu de bois qui fume, claquemuré dans une chambre ou les papiers, les tapis, les tentures, les rideaux, la literie, tout est imprégné des miasmes laissés par de nombreuses générations de poitrinaires qui sont venus là tousser, cracher et mourir. Je n'ai pas à vous rappeler ce qu'on a dit et répeté à propos de la pourriture d'hôpital. Eh bien, toutes les maisons de Menton sont infectées de la sorte. Le lit où vous dormez, la chaise où vous vous asseyez, le verre où vous buvez, tout cela a servi à des poitrinaires qui sont venus s'éteindre ici. Ceux qui y viennent bien portants deviennent malades.’ Ofschoon zeer overdreven voorgesteld, zoo is op een paar punten het bovenstaand betoog toch niet zoo geheel onzinnig als le Figaro beweerde, wiens redacteur zich voor zijn genoegen, meer dan om redenen van gezondheid, juist te Mentone ophield. Zijne tegenspraak getuigde dan ook meer van liefde voor de plaats waar hij zich bevond, dan wel van grondige kennis van zaken. In sommige opzichten was het artikel zeker volstrekt onwaar; ik behoef slechts te herinneren aan het gezegde: Dix yours sur sept il fait, cette année du moins, un temps à ne pas mettre un chien dehors. Dit nu werd gezegd op 15 Januari, toen het sedert 15 December niet geregend had. Deze droogte, welke van het prachtigste weder vergezeld ging, heb ik aan de geheele Riviéra persoonlijk kunnen waarnemen tot ultimo Februari, toen de eerste regenbui viel. Even belachelijk is zeker het beweren, dat in alle kamers, in alle bedden, in alle glazen of koppen, de infectie van de longtering zit. Had hij daarentegen eenvoudig opgemerkt, dat in de meeste hôtels te weinig zorg aan de zieken ten koste wordt gelegd; dat deze, indien zij zich niet aan het omringend gezelschap willen onttrekken, in door gas verlichte en slecht geventileerde eetzalen moeten spijzen; - dat het in de voorportalen dier hôtels en op de trappen soms sterk tocht, en dat dit alles voor vele zieken een wezenlijk gevaar oplevert, dan had hij volkomen waarheid gesproken, en ik twijfel dan ook niet, of dit was gedeeltelijk de strekking van zijn artikel. Zoo | |
[pagina 551]
| |
is hij ook juist in zijne bewering, dat menig lijder naar het zuiden verwezen wordt, omdat men niet meer weet wat verder met hem te doen. Menigeen wordt namelijk in een te ver gevorderd tijdperk der ziekte uitgezonden. Dit bewees mij o.a. Dr. Cazenave, die mij zeide, dat hij in dit jaar drie lijders te zien kreeg, die binnen veertien dagen na hunne aankomst te Mentone aan de gevolgen van longtering stierven. Aan wien is in deze de schuld? Toch niet aan het klimaat, maar aan hem die den lijder in dien toestand liet vertrekken. Ik zal niet alles herhalen wat ik daarover vroeger geschreven heb. Als ik mijn brief van 1856 herlees, dan vind ik daarin niet veel te veranderen. Doch omtrent één punt is mijne opvatting van toen eenigszins gewijzigd, namelijk met betrekking tot het getal zieken die genezen terugkeeren. In de laatste tijden is die verhouding er niet beter op geworden. Behalve uit andere verslagen, die ik inzag, bleek mij namelijk uit het rapport van Ds. Bernard, médécin inspecteur du canton de Cannes, getiteld: Constitution médicale de Cannes pendant l'année 1880-1881, dat het getal van aan longtering gestorven personen in drie trimesters niet minder dan 133 had beloopen; tachtig van deze overledenen waren vreemdelingen, die in dat seizoen eene bevolking van 2388 zielen uitmaakten, terwijl de 53 andere tot de voortdurende bewoners der plaats behoorden. Houdt men nu in het oog: 1o. dat minstens de helft van het geheele aantal vreemdelingen uit personen bestaat, die de zieken vergezellen; - 2o. dat nog een zeker getal anderen in het zuiden verblijf houdt voor louter genoegen; - 3o. dat een der geneesheeren, die ik over het cijfer der gestorven lijders sprak, mij wilde bekennen, dat hij betwijfelen moest, of dat getal van 80 voor de gestorven vreemdelingen niet te gering was; - 4e. dat menigeen, de ziekte voelende toenemen, de reis huiswaarts aanneemt, om niet op vreemden bodem te sterven; - en eindelijk 5e. dat menig ziektegeval, in het zuiden schijnbaar verbeterd, later te huis met nieuwe kracht terugkeert en doodelijk eindigt, dan kan men niet zeggen, dat de uitkomsten van een verblijf in het zuiden bijzonder schitterend zijn. Doch de voornaamste klacht van de geneesheeren aldaar luidt dan ook steeds: ‘men zendt ons de lijders te laat, als hunne ziekte zich reeds te ver ontwikkeld heeft. Het is daarom, dat ik u nog wil herinneren aan hetgeen ik daarover in 1850 schreef en dat vooral op het bovengemelde past. | |
[pagina 552]
| |
‘Indien het waar is, dat de tuberkelvorming in de longen bij eenen lijder in het eene oord geneest, terwijl zij zich in eene andere landstreek meer en meer bij hem ontwikkelt, waarom zouden wij dan niet hen, die zulks bekostigen kunnen, naar elders zenden, en niet een later tijdperk afwachten? De eerste teekenen, dikwijls hoogst moeilijk te herkennen, doen zich op 15 tot 20jarigen leeftijd voer. Er bestaat minder bezwaar op dezen ouderdom den lijder te verplaatsen, en menigwerf zijn de teekenen van hetgeen de toekomst zal opleveren niet twijfelachtig, om het inslaan van dien weg aan te raden. Eene moeilijke zaak is het echter dikwijls om ouders, die tot een geslacht behooren, waarin de longtering erfelijk is, en die kinderen hebben wier gezondheid kwijnt, de verhuizing naar gunstiger streken dan het noordwestelijk gedeelte van Europa in den winter, aan te raden. En is er in dezen raad niet iets zeer rationeels? Onder hen die op zestien à achtienjarigen leeftijd aan tuberkelvorming in de longen beginnen te lijden, worden er eene menigte (zoo niet allen), gevonden, die in kinderlijken leeftijd de beginselen van dusdanige vorming in de buiksklieren, in de hersenen en elders vertoond hebben. Het is op dezen leeftijd dat de meeste kans bestaat eene latere vorming van die ziektestof in de longen te voorkomen; het is dan, dat men de meeste hoop kan koesteren te slagen. Doch zie hier juist het moeielijke tijdstip voor de ouders, om tot dien stap over te gaan, en voor den geneesheer om dien raad te geven, dewijl hij weet dat huiselijke omstandigheden, geldelijk onvermogen en andere redenen in den weg staan. Het moeielijke moet, waar het mogelijk is, echter voor het groote nut wijken. De bewijzen van dit laatste nam ik op verschillende plaatsen waar. Hier waren het vooral Engelsche en Fransche kinderen, die uitsluitend met dat doel hun winterverblijf verlaten hadden; dáár wederom anderen, die wegens het lijden hunner ouders deze vergezelden, en bij welke men de erfelijke overplanting der ouders kon voorspellen. Van velen vernam ik, bij velen nam ik waar, dat een lijdend en zwak uiterlijk dezer kinderen voor een bloeiend had plaats gemaakt, en vele der geneesheeren, met welke ik op verschillende plaatsen in aanraking kwam, zeiden mij, dat hunne ondervinding hen geleerd had, dat van de begeleidende kinderen, wier ouders jaren vroeger wegens het eene of ander tijdperk van longtering naar de zuidelijke streken zich verplaatst hadden, hetzij | |
[pagina 553]
| |
deze herstelden, hetzij zij stierven, menig kind, later volwassen zijnde, geene sporen van het ouderlijk lijden meer vertoonde, ofschoon het op vroegeren leeftijd niet twijfelachtig aanwezig was geweest.’ Nu lettende op wat ik vroeger en nu weder waarnam op wat mij eenige geneesheeren, ten aanzien van het te laat zenden der lijders, zeiden, enz., enz., zoo komt het mij voor, dat hij, die zulke zieken den raad geeft een ander klimaat op te zoeken, zich twee vragen ernstig ter beantwoording moet stellen: 1o. Wie moet hij aanraden niet te vertrekken, en liever in eigen huis zich al die genietingen te scheppen, die comfort, hygiène en huiselijke gezelligheid bezorgen kunnen, om zoo, omringd door zijne betrekkingen, althans bewaard te blijven voor het verdriet van op vreemden bodem de ziekte te voelen verergeren? Dezulken kan men, door hen den geheelen winter te huis te houden, veel treurigs besparen, en hen op die wijze meer hoop op herstel geven, dan wanneer hij hen in den vreemde zendt 2o. Wie kan hij aanraden de reis wel aan te vangen, met de vrij stellige vooruitzichten op eene meer of minder spoedige beterschap of herstel? Deze beide vragen zijn niet in het algemeen te beantwoorden. Elk geval moet op zich zelf beoordeeld worden, en ofschoon de onderscheiding niet immer zoo gemakkelijk is, zoo zal het onderzoek toch tot een juist besluit kunnen voeren. En nu zult gij ten slotte tot de opvatting zijn gekomen, dat er dus slechts twee oorden zijn, die ik beschouw als bijzonder geschikt om longlijders langs eenen korten weg eena zuidelijke klimaat-kuur te laten ondergaan, namelijk de Riviéra en Pau. Doch laten wij niet vergeten dat men nog andere plaatsen noemen kan, zooals Madeira, Algiers en wellicht nog meerdere, doch de resultaten, welke het verblijf aldaar oplevert, zijn nog zoo luttel, dat ik aarzel daarover eenig beslissend oordeel uit te spreken. Er zijn intusschen ook nog andere oorden, waarin ik nog het meeste vertrouwen stel, en die oorden zijn in onze Oost-Indische koloniën te vinden. Het is wel waar, dat ook die reis niet in 24 uren wordt afgelegd, doch die derwaarts gaan, kunnen er een werkzaam leven beginnen en er blijven. Menig geneesheer, die daar jaren geweest is, verhaalde mij, dat de teringziekte bij de Europeanen hoogst zelden voorkwam. En ik heb op grond daarvan, sedert eenige jaren, aan de lijders die mij om raad kwamen vragen, | |
[pagina 554]
| |
(zoo mogelijk, doch daar zit menigwerf de steen des aanstoots) het vertrek naar en het verblijf in Indië aangeraden. Eenige hebben dien raad gevolgd. Een vijftal van dezen heb ik kunnen nagaan, en daaronder een paar, die verder dan in de eerste periode der ziekte gevorderd waren. Vooral heb ik het oog op twee jongelieden, wier moeder, zuster en ik meen twee broeders aan een snel verloopend proces van longtering stierven. Ik raadde den vader, om deze twee naar Indië te zenden, dewijl ik de overtuiging had, dat, indien zij in Europa bleven, zij denzelfden weg als de overige zouden opgaan. Welnu, zij zijn derwaarts vertrokken en ik heb sedert niets anders gehoord dan dat het hun zeer goed ging, en dat zich geen teekenen van het erfelijk lijden hadden opgedaan. Nu is het vertrek derwaarts zeker niet de eenvoudigste of de kortste weg, maar naar mijne overtuiging de zekerste, voor hen die het doen kunnen. In die oorden vindt men, zooals ik dikwijls gehoord heb, alle klimaten, terwijl wij daarenboven weten, dat wanneer in de noordwestelijke streken van Europa de congestie vooral naar de longen plaats heeft, in de tropische gewesten het lever- en darmsysteem die congestie als het ware overneemt.
Ziedaar omtrent de verplaatsing van longlijders in een ander klimaat eene andere opvatting van het waarheen, die ik ter algemeene overweging overlaat. Ik ben in mijnen brief van de Riviéra uitgegaan en eindelijk in Indië terechtgekomen. Het wordt tijd dat ik eindig, wil ik niet met u tot in de woestijn verdwalen. Alzoo vaarwel! Mess. |
|