| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Rotterdam, 21 Juli.
Verbazing was wel het eerste gevoel, dat allen beving, toen op den 2den Juli de treurmare over de gansche wereld werd geseind, dat dien ochtend een moordaanslag was gepleegd op den president der Vereenigde Staten. Verbazing, eerder nog dan ontsteltenis, bij de volken der oude wereld, die ziet vleiden met het denkbeeld, dat de volledige toepassing der volkssouvereiniteit, ook in de keuze van het hoofd des staats, op den duur een waarborg zou blijken tegen aanslagen, als waarvan de annalen der europeesche monarchieën maar al te vol zijn. Verbazing, als voorloopster nog der verontwaardiging, bij het volk der Unie zelve, dat een oogenblik tot bezinning moest komen, eer het recht besefte, dat een amerikaansch burger zich vermeten had het moordwapen te richten op den man, die nog slechts voor enkele maanden onder algemeene toejuiching als de uitverkorene der natie was begroet en wiens kortstondig bestuur van geen andere daden getuigde dan die hem moesten doen stijgen in de sympathie en achting der bestgezinden. Verbazing zelfs, meer dan smart, bij den getroffene, die niet ophield zijn hem omringende vrienden te vragen, wat beweegreden toch den man had kunnen drijven, die hem, den zich geen kwaad bewuste, naar het leven had durven staan.
Zal men zich van de vraag afmaken door schouderophalend te gewagen van ‘de op zich zelf staande daad van een waanzinnige’? Dat mag voorzeker een gemakkelijke oplossing van het raadsel heeten, maar eene, die bezwaarlijk den naam van oplossing verdient. Trouwens wat is waanzin en wat zijn in de historie op zich zelf staande daden? Gelijk alle handelingen der individuën en der volken door een oorzakelijk verband zijn aaneengeschakeld, moeten er oorzaken
| |
| |
voor te vinden zijn, waarom in zekeren tijd een zekere vorm van anzin zich bij voorkeur openbaart en waarom die, om zijn doel te bereiken, eer dan naar een ander middel grijpt naar het moordtuig. De aanwijzingen ontbreken niet, die ons althans eenigermate op den weg kunnen helpen.
Eenig verband tusschen dezen moordaanslag en de vele, die op gekroonde hoofden in de laatste jaren zijn gepleegd, is aannemelijk, in zooverre de ontevredenen vertrouwd zijn geraakt met dit eigenaardig middel om herstel hunner grieven te zoeken, en die herhaalde bloedige daden, alom verbreid en luide verkondigd, de verbeelding prikkelen en tot navolging wekken. Maar daarmede houdt dan ook alle verband op. Wel is het onmogelijke beproefd ook hier nihilistische en revolutionaire neigingen te ontdekken, maar zoo die neigingen ook al in de welvarende en vrije republiek bestaan, deze moordenaar bleek daardoor volstrekt niet bezield. Bovendien wat belang konden hier de omwentelingsgezinden er bij hebben, zich te vergrijpen aan den uitvoerder van den volkswil, wiens val immers niet de val is van een stelsel van reactie of willekeur? Toch ontbrak de politieke gedachte niet geheel, en zoo 's moordenaars geestestoestand onder het veel omvattende begrip van krankzinnigheid moet worden geclassificeerd, dan hebben wij hier te doen met een soort van politieken waanzin. I am a Stalwart, ziedaar zijn geloofsbelijdenis - Arthur will be president, ziedaar het doel van zijn bedrijf. Men weet, wat dit zeggen wil: ik behoor tot de Grant-Conkling partij, die het verheven maxime, de buit voor de overwinnaars, tot grondslag der politiek heeft verheven, die het zich verzekeren van ambten en invloed als doel van haar bestaan erkent, die stelselmatig onderdrukt en weert al wie niet tot het clubje der vrienden behooren, - en de vice-president Arthur, het werktuigdier partij, zal, als Garfield valt, zetelen op het Witte Huis. Geheel in de rol dier partij was in de laatste jaren de politiek de eenige bezigheid van den voor ernstige werkzaamheden ongeschikte, en wel de politiek die als eenig doel kent het zoeken van een administratieve betrekking. Het schijnt, dat Garfields weigering hem te benoemen tot een postje, waartoe hij zich bij uitnemendheid geschikt rekende,
de aanleiding is geweest tot zijn daad. De honderden, als hij teleurgesteld, meende hij met een revolverschot te kunnen wreken, en hij leefde in de zalige hoop, dat zijn partij door zijn daad tot nieuw leven zou geboren worden en de vice-president en generaal
| |
| |
Sherman en generaal Grant en senator Conkling hem in triomf als hun redder zouden inhalen.
Medeplichtigen had Guiteau niet, maar komt hier nu niet de vraag te pas, wie de zedelijke verantwoordelijkheid voor zijn misdrijf mede moet treffen? Het is een bedorven politieke atmosfeer, waarin zulke persoonlijkheden zich ontwikkelen. De verantwoordelijkheid moet de leiders treffen eener partij, voor wie de politieke strijd niet anders is dan a miserable scramble for places and power en die hun volgelingen geen hooger ideaal weten voor te houden dan een plaatsje aan de staatsruif, waarnaar zij ze leeren hunkeren tot waanzinnig wordens toe. En zoo vertoont zich wijder gapende dan ooit de wonde plek, die het staatsleven der machtige en bloeiende republiek ontsiert, of moeten wij zeggen de kanker, die het langzaam maar zeker verteert? Of is misschien juist, nu de gevolgen der kwaal zich op zoo vreeselijke wijze openbaren, de gelegenheid daar om genezing aan te brengen?
Garfield had zich voorgenomen, blijkens zijn inaugureele rede, den civielen dienst te hervormen, doch velen die zijn fiere woorden hoorden en die zich herinnerden, hoe nu reeds jaar op jaar republikeinsche presidenten getuigenis van diezelfde voornemens hadden afgelegd, mompelden een sceptisch: Die Botschaft hör' ich wohl, allein mir fehlt der Glauben. Intusschen reeds terstond bleek, dat de nieuwe president bij zijn benoemingen zoo onpartijdig mogelijk te werk ging en hoofdzakelijk zag naar bekwaamheid der candidaten. Dit beviel den machtigen New-Yorker senator niet, wiens vrienden niet meer als vroeger het leeuwenaandeel kregen in de benoemingen. Gelijk Hayes voor hem gebogen had, moest ook Garfield voor hem buigen. Evenals vroeger zou hij, naar aanleiding van het collecteurschap der douane te New-York, een der rijkst bezoldigde en aanzienlijkste betrekkingen, den strijd aanbinden. Indertijd bekleedde Conklings boezemvriend Cornell dien post. Toen deze, niettegenstaande 's presidenten uitdrukkelijk verbod aan de ambtenaren om bij de verkiezingen hun invloed in de schaal te werpen, zich aan het hoofd der kiesbeweging in New-York had gesteld, werd hij door Hayes ontslagen. Maar toen was Conklings invloed in den senaat nog zoo groot, dat hij de bekrachtiging der benoeming van een opvolger wist te voorkomen en dus den president dwong Cornell in zijn ambt te handhaven. Hayes moest capituleeren en van dien tijd hingen de benoemingen af van. het welbehagen van Conkling. En thans benoemde Garfield in diezelfde
| |
| |
betrekking een invloedrijk republikein, Robertson, die niet tot Conklings partij behoorde, ter vervanging van diens vriend Merritt. De New-Yorker senator wilde het spel van vroeger hervatten, en trachtte eerst in der minne den president te bewegen de benoeming in te trekken. Een standvastige weigering was het antwoord. Toen bepleitte Conkling in den senaat de theorie, dat de senatoren van elken staat gehoord moeten worden over de benoemingen binnen het grondgebied van dien staat, en dat zoorlra zij beiden een bezwaar hadden, tegen zulk een benoeming, het hooge staatslichaam verplicht was, die niet te bekrachtigen. Deze inconstitutioneele theorie, die geen rekening houdt met de beteekenis van het bekrachtigingsrecht van den senaat, dat alleen gegeven is om een waarborg te hebben tegen benoemingen van totaal onwaardigen, viel evenwel niet in den smaak der meerderheid, niet zoozeer omdat zij die in haar hart afkeurde, als omdat zij den gehalen autocraat wilde tegenwerken. En Garfield zijnerzijds toonde zoo vastbesloten te zijn den strijd vol te houden, dat hij op eens een gansche reeks benoemingen van vrienden van Conkling introk. Het publiek begon belang in de zaak te stellen en was geheel op de hand van den president. Eigenlijk volgde deze in casu geen gezonder beginsel dan zijn tegenstander, daar hij thans evenmin bekwaamheid als criterium voor zijn benoemingen aannam, maar personen weerde, alleen omdat zij vrienden van Conkling waren. Doch het scheen noodzakelijk den senator met zijn eigen wapenen te bestrijden, en in afwachting van een principiëele zuivering der administratie, tot elken prijs de macht van den boozen genius te breken, die tot nog toe alle pogingen daartoe had verijdeld. In arren moede nam Conkling zijn ontslag als senator, vertrouwende, dat het hem verknochte New-York hem terstond met een overstelpende meerderheid weder naar Washington zou afvaardigen. Maar ook hier had hij zich misrekend: de president zegevierde over
de geheele linie. De senaat bekrachtigde de benoeming van Robertson, en Conkling moest zich weken lang, nog steeds zonder resultaat, de grootste moeite getroosten om de leden der kamers te Albany in 't belang zijner herkiezing te winnen.
's Mans teleurstelling en spijt gaven zich lucht op de laagste en verachtelijkste wijze. Naar zijn instructies overlaadden zijn vrienden in de hem verknochte organen der pers den president met smaadredenen en verwijten, en weken lang werd het rijke woordenboek der Amerikaansche straattaal geplunderd om het hoofd van den staat
| |
| |
te vernederen en belachelijk te maken. Dat Garfield een verrader was en de republikeinsche partij tot den ondergang leidde, behoorde nog tot de meest gewone en meest fatsoenlijke verwijten. Het waren ook de woorden van Guiteau, die overigens den revolver koos als wapen in plaats van de in gal gedoopte pen der dagbladschrijvers.
Het komt ons voor, dat deze bladzijde uit de geschiedenis der republiek wel eenige opheldering geeft van de op 2 Juli gepleegde misdaad. Was het Conklings booze geweten, dat hem dreef de policie om bescherming te verzoeken, daar hij een aanslag op zijn leven vreesde? Zeker is het, dat hij door het volk met den vinger werd aangewezen als zedelijk medeplichtig aan den moord te Washington. Want de oogen van het volk gingen open, en eerst thans bevroedde het ten volle de beteekenis van den strijd, die gestreden werd tusschen Garfield en Conkling. En met bewonderingswaardige eenstemmigheid heeft het partij gekozen voor den president. Het moet voor den getroffene balsem zijn op zijn wonde, te gevoelen, hoe het volk hem draagt in het hart. Correspondenten verhalen van de diepe verslagenheid, die op aller gelaat te lezen stond; van de stilte des grafs, die op den anders zoo woeligen Independance Day zich legerde over geheel de Unie; van de droefheid, die te innig was om zich in kreten of in luide gesprekken te uiten. Het was, alsof men thans eerst ten volle gevoelde, dat die man, die daar neerlag, de ware vertegenwoordiger was der natie, niet alleen omdat de meerderheid harer stemmen hem op den presidentszetel verhief, maar omdat in hem de beste hoedanigheden van de natie, haar reinste beginselen en haar hoogste idealen verpersoonlijkt zijn. Immers hij, de self-made man, die door talent en wilskracht alleen zich heeft omhooggewerkt, die door handenarbeid zich de middelen verschafte om zich voor geestesarbeid te bekwamen, die geen betrekking te nederig en geen doel te hoog achtte, die in een lange en eervolle loopbaan zijn handen rein heeft bewaard, hij toont het amerikaansche karakter van zijn edelste zijde; wat wonder, nu hij gewond neerligt, dat volk zelf zich in zijn edelste deelen getroffen acht! Moge Conkling zich in de dagen zijner glorie beroemd hebben, dat hij door talloos velen werd gehaat, Garfield kan er zich thans in verheugen, dat hij door
talloos velen wordt hooggeschat. Men kan de uitdrukking der hoop niet achterhouden, dat de innige verhouding, die thans heerscht tusschen de natie en haar president, voor 't vervolg zegenrijke vruchten afwerpe, en dat ook hier weder de misda- | |
| |
diger blijke ein Theil der Kraft, die stets das Böse will und stets das Gute schafft. Misschien zijn wij te optimistisch, maar wij zouden ons willen voorstellen, dat een eerste gevolg is de ondergang van de partij der Stalwarts. Daarmede zou een oorzaak van bederf van het politieke leven zijn weggenomen en zou de laatste hinderpaal verdwijnen, waardoor de volledige verzoening tusschen Noord en Zuid nog wordt tegengehouden. In de tweede plaats zouden wij de hoop willen koesteren, dat de president zich aangemoedigd zal vinden beslister en krachtiger nog dan vroeger de hervorming van den civielen dienst ter hand te nemen. Hij kome daartoe de belofte na, in zijn intreerede afgelegd, dat hij een wet zou voorstellen om voor de lagere ambten een vasten duur te bepalen en afzetting alleen toe te laten om bepaalde in de wet omschreven redenen. Doch bovendien worde het besef bij hem levendig, dat het geheel uit moet zijn met de benoemingen bij manier van vriendschapsdienst of gunstbewijs, en dat bekwaamheid overal als maatstaf moet gelden Ten slotte zal het dan zoover kunnen komen, dat de politiek bij niet-politieke benoemingen geen woord meer heeft mee te spreken en niet elke vier jaar door elken nieuwen president het geheele personeel der administratie wordt veranderd. Mocht Garfield er in slagen deze beginselen te doen zegevieren, hijzou den lof verdienen de grootste schandvlek, die thans kleeft op het politiek bestaan der Unie, een schandvlek grooter dan eens de slavernij - het zijn woorden van een Amerikaan zelf - te hebben uitgewischt.
Zoo de Amerikaansche zaken ditmaal bijzonder de aandacht van Europa bezighielden, het op zich zelf gewichtige nieuws kreeg nog te meer relief door de totale afwezigheid van belangrijke politieke gebeurtenissen in de voornaamste landen van Europa. Zijn in Duitschland en Frankrijk de aanstaande verkiezingen the all absorbing topic, het werk der voorbereiding is nog niet krachtig aangepakt. De strijdkrachten zijn nog niet gemonsterd, de partijen hebben nog geen stelling genomen, het plan de campagne is nog in geen der legerkampen vastgesteld. Slechts op enkele losse feiten is voorloopig te wijzen, die eenige teekening in de toestanden brengen zonder ze reeds scherp te karakteriseeren. In Duitschland zijn het voornamelijk de pogingen die men ziet aanwenden om een clericaal-conservatieve coalitie tot regeeringspartij te consolideeren. Bismarck bestempelt zulk een combinatie het liefst met den naam van antifortschrittlich en zendt zijn zoon in het veld om te strijden tegen de Fortschritts-partij
| |
| |
en onder die leuze de meest uiteenloopende elementen te vereenigen. De keuze bleek geen gelukkige. De zoon doet al zijn best den vader zoo getrouw mogelijk te copiëeren, maar de copie van een zoo bij uitstek origineele persoonlijkheid valt licht zeer treurig uit, en de uitvallen en zonderlingheden, die men in den vader duldt, wekken niet dan ergernis op, waar zij nagebootst worden door den onbeduidenden zoon, die letterlijk niets heeft gedaan, wat hem eenige aanspraak op onderscheiding kan geven. Niet onaardig zei Richter in een verkiezingsrede, dat wanneer de vader den zoon weder eens den tekst voor een rede leverde, hij er liefst ook zijn eigen Witze bij moest voegen, want die waren van een beslist beter gehalte dan de grappen van zijn zoon. En zelfs van den hoog conservatieven Reichshote moest graaf Wilhelm van Bismarck zich een berisping getroosten om den onedelen, lichtvaardigen toon, dien hij aansloeg in zijn aanval op de progressistische partij. De algemeene indruk was wel dat de Rijkskanselier, na zijn profeten van vroeger zijn eigen zoon zendende om de menschheid te bekeeren, daarmee zijn kansen op succes niet heeft verbeterd. Ook de ultramontanen laten zich nog niet vangen voor een partij Bismarck sans phrase. Zelfs heeft het wat al te ijverig en welwillend optreden van een invloedrijk lid van het centrum, den heer Oremer, ten gunste der conservatieve alliantie, aanleiding gegeven tot vrij hevige twisten in den boezem der partij, waarbij reeds het anathema der Germania den heer Cremer heeft getroffen. De zwenking was ook al te kras: had niet de heer Oremer geredevoerd in een vergadering, die met een hoch! op Bismarck uiteenging, op den man, die voor weinig jaren om zijn vervolging der kerk als de antichrist was gevloekt? De vrij-conservatieve partij harerzijds geeft meer blijken van toenadering tot een partij Bismarck; men wijst bijv. op het besluit van den vrijheer van Zedlitz om op te
treden voor een kiezersvergadering, die alle antifortschrittliche elementen in haar boezem vereenigt. Wat uit deze verschillende elementen te voorschijn zal komen, laat zich nog niet voorspellen; het gistingsproces is pas aangevangen. Gelukt het thans een voldoende partij Bismarck bijeen te trommelen, door welken geest zij bezield moet zijn leert de Prov. Correspondenz, het lijforgaan van den Rijkskanselier, dat een motto geeft in de volgende echt feudale, anti-constitutioneele woorden: Ein feindliches Verhalten gegen meine Regierung lässt sich mit der Treue gegen meine Person nicht vereinigen.
| |
| |
In Frankrijk is de groote vraag, of men er steeds in zal blijven slagen alle republikeinen in één partij bijeen te houden, dan of het zeer natuurlijk verschil van meening, dat over verschillende vraagstukken onder haar leden bestaat, leiden zal tot een gezonde partijverdeeling. Het is toch op den duur iets abnormaals, dat nu de republiek reeds tien jaren de feitelijke regeeringsvorm van Frankrijk is, nog altijd geen andere vraag voor de politieke geloofsbelijdenis zou worden gesteld dan deze: Zijt gij voor of tegen de republiek? In de dagen der 363 moge dit voldoende zijn geweest, omdat het toen gold de jonge instellingen tegenover de monarchale reactie onverzwakt te handhaven, maar thans, nu de monarchale partijen meer en meer slinken, velen uit haar gelederen de republiek aanvaarden, en de meesten, die nog weigerachtig blijven, juist om hun geheel intransigent karakter ophouden gevaarlijk te wezen, thans, nu de republikeinen overgroote onbetwiste meerderheid zijn geworden, is het meer dan tijd tot gezonder partijverdeeling over te gaan. De meeste politieke mannen denken er echter niet zoo over, waarschijnlijk omdat zij inzien, dat de formules nog niet gevonden zijn, die voor de partijen als leus moeten dienen. Daarom wordt steeds het verschil van gevoelen onder algemeenheden doodgezwegen. Aan het ni révision ni division van Jules Ferry, beantwoordt de eisch door Spuller (in een rede bij het Hoche-diner) gesteld, dat het gouvernement moet gevormd worden door samenwerking van de verschillende fracties der republikeinsche partij. Klinkt er in de rede van dezen satelliet van Grambetta hier en daar een krijgshaftige toon, bijv. waar hij uitroept: La république ne doit pas être un vain mot, une etiquette; elle ne sera rien, si elle n'est pas réformatrice, hij wacht zich toch wel buiten het terrein der algemeenheden te treden, aan te wijzen in welke opzichten de regeering te kort schiet of haar uitdrukkelijk
het verbond op te zeggen. Beslister taal wordt verwacht van mannen der uiterste linkerzijde, vooral van Clémenceau, die meer en meer als leider van een partij der toekomst wordt aangewezen, maar, tot nog toe althans, is ook hij er niet in geslaagd een programma op te stellen, geschikt om tot grondslag eener partijformatie te dienen, en dat zich aan den eenen kant scherp van de beginselen der gematigde republikeinen afscheidt, aan den anderen kant tegen een verbond met communistisch-anarchistische neigingen waarborgt.
Zoo iets in het regeeringsbeleid van het tegenwoordige kabinet vat geeft aan de critiek, dan is het wel in de eerste plaats het
| |
| |
bestuur der buitenlandsche zaken en der zaken van oorlog, zooals dat zich in Afrika heeft geopenbaard. Met den dag komt hier meer het noodlottige dier halve maatregelen aan het licht, waartegen door Leroy-Beaulieu zoo te vergeefs is gewaarschuwd. De fransche republiek heeft al het mogelijke gedaan den schijn van zich af te weren, dat zij een veroveringsoorlog wilde, met geen ander gevolg dan dat zij zich de minachting der Arabieren heeft op den hals gehaald, zonder bij Europa het geloof in de reinheid harer bedoelingen te hebben opgewekt. De naijver van Italië, dat zich nog steeds in Tunis verongelijkt acht, en van Spanje, dat meent minstens evenveel recht op Marocco te hebben als Frankrijk op Tunis; de vreeselijke slachtingen, door Arabische stroopers in de provincie Oran aangericht; de opstand in het Zuiden van Tunis ontstaan; de gistingen in het Tripolitaansche, zijn zoovele vruchten van de Afrikaansche politiek, door dit ministerie ter hoogere glorie van het republikeinsche Frankrijk ingewijd. Francais pas braves, Francais lâches, zeggen de inlanders, en dan spuwen zij ten bewijze van verachting: zoo is volgens berichtgevers de indruk teweeggebracht door de Tuniseesche expeditie, waarbij de Franschen met groot vertoon van macht zijn gekomen, en weer zijn vertrokken na zeer omslachtige, nagenoeg nuttelooze bewegingen te hebben uitgevoerd, zonder bijna een schot te lossen. Reeds zeer spoedig is gebleken, dat het zoogenaamde garantietractaat met den Bey van Tunis, ter waarborging van rust en zekerheid in Noord-Afrika gesloten, de rust en zekerheid alles behalve waarborgt. Is thans Europa niet gerechtigd den toestand te wijten aan de Fransche republiek, die immers de rol op zich had genomen van vredestichter in Noord-Afrika? Het ongelukkigste voor de regeering is nog, dat men thans, nu après coup van het geringe succes der expeditie blijkt, op allerlei fouten en tekortkomingen gaat wijzen, die inen ter wille van
een beteren afloop met den mantel der liefde had willen bedekken. De uitrusting der troepen, zegt men, is met zooveel weifeling en omslag geschied, dat het te vreezen staat, dat voor een algemeene mobilisatie het leger al in geen gunstiger toestand zou zijn dan in 1870. De leiding der troepen op vijandelijk grondgebied gaf getuigenis van zoo weinig kennis van zaken en zoo weinig doortastendheid in het handelen, dat tegenover een geoefenden vijand de gevolgen schromelijk waren geweest. Inderdaad, gaat men voort, als Tunis het corpus vile moest zijn, waarop met de nieuwe legerorganisatie moest worden geëxperi- | |
| |
menteerd, dan is de volkomen ondeugdelijkheid dier organisatie ten volle bewezen. Het is wel te verstaan in buitenlandsche bladen voornamelijk, dat dergelijke beschouwingen voorkomen; voor de Fransche ijdelheid ware het te zware slag dus te erkennen, dat al het streven om een in alle opzichten nieuw leger te scheppen tot zoo weinig heeft geleid; maar vele der gelaakte tekortkomingen waren zoo in het oog vallend, dat zelfs in de fransche pers de critiek niet heeft kunnen zwijgen. Dat generaal Farre zich niettemin als minister van oorlog staande houdt, wordt eenvoudig daaraan toegeschreven, dat hij tot de door Gambetta gesteunde leden van het kabinet behoort.
De politiek der kleine landen heeft zelden het vermogen diepen indruk te maken buiten eigen grenzen; zij zijn er niet te minder gelukkig om, dat zij een kleine plaats bekleeden in de historie van den dag. Moet deze maand voor België een uitzondering worden gemaakt, het is omdat dit kleine koninkrijk zich voor een onverwachte crisis geplaatst zag, die ook voor grootere landen haar leerzame zijde heeft en die, ware zij niet tijdig afgewend, een onberekenbaren chaotischen toestand zou hebben in het leven geroepen. De strijd schijnt ons van gewicht minder nog om de zaak zelve, waarover hij liep, dan ter kenschetsing der moeilijkheden, waaraan een parlementair regeeringsstelsel onderhevig is ook in die landen, waar het 't zuiverst wordt toegepast. De liberale partij, sedert eenige jaren meerderheid in het belgische parlement, werd er voornamelijk bijeengehouden door don gezamenlijken strijd tegen het clericalisme, die de verschillende fracties dwong alle verschilpunten tijdelijk voor dat eene groote belang achter te stellen. Meer dan eens bleek niettemin, dat het groote moeite zou kosten de eensgezindheid in de gelederen te bewaren, zoodra dit gezamenlijk belang voldoende verzekerd kon worden geacht. Een kleine radicale fractie had zich reeds meermalen ongeduldig betoond, als de meerderheid der partij door het voortdurend verschuiven van lang gevraagde hervormingen den schijn op zich laadde, dat zij in den anti-clericalen strijd een gemakkelijk middel vond om haar werkeloosheid op elk ander gebied te rechtvaardigen. Die radicale fractie was niet sterk genoeg om de meerderheid haar wil op te leggen en moest zich, schoon ongaarne, wel steeds schikken, omdat zij, niet groot genoeg om regeeringspartij te zijn, door het verwekken van een ministerieele crisis in de kaart der oppositie zou spelen. Doch eenige dagen lang scheen het thans dat zij dit hooge spel wilde spelen. De aanleiding was een wets- | |
| |
ontwerp. waarbij de rechtspraak over de kiezerslijsten
in eerste instantie aan gedeputeerde staten werd ontnomen en aan de rechterlijke macht opgedragen. De radicale partij, die in den Brusselschen advocaat Janson een welsprekend leider heeft gevonden, meende van deze gelegenheid gebruik te maken om de censusquaestie aan de orde te stellen. De grondwet zelf verbindt het kiesrecht voor de kamers aan een census van 20 gulden ned. minstens, terwijl de wet van 1848 dezen census voor 't geheele land op dit cijfer heeft gesteld, zoodat het onmogelijk is zonder grondwetswijziging verder te gaan. Iets anders is het met de kiesbevoegdheid voor provinciale staten en gemeenteraden, waaromtrent de grondwet niets bepaalt, doch die door de kieswetten insgelijks aan het censusbeginsel is vastgemaakt, ofschoon de census vrij laag is gesteld, op 20 en 10 fr. respectievelijk. De radicale partij had reeds lang het beginsel algemeen stemrecht in haar banier geschreven en wilde thans een eerste schrede op dien weg doen door voor provinciale staten en gemeenteraden den census af te schaffen en het stemrecht wel niet algemeen te maken, maar te geven aan een ieder die kan lezen of schrijven. De heer Janson heeft voor dit denkbeeld onvermoeid propagranda gemaakt en is er dan ook in geslaagd in de voornaamste steden een beweging ten gunste daarvan te verwekken, ofschoon naar het schijnt de publieke opinie zich er niet bijzonder warm voor maakte. Men kan zeggen, dat alles afhing van de houding, die de heer Frère-Orban tegenover de zaak zou innemen, de heer Frère-Orban, die van het oogenblik af, toen hij meer dan 30 jaren geleden de parlementaire loopbaan begon, zich als primus inter pares heeft doen kennen en spoedig de aangewezen leider was zijner partij, die door zijn groote talenten en zijn eerlijk karakter die partij de grootste diensten heeft bewezen, maar wiens onverzettelijkheid van wil door de jarenlange uitoefening van het gezag wel eens in dictatoriale willekeur is overgeslagen. De heer Frère-Orban nu
weigerde volstandig tot het denkbeeld van den heer Janson toe te treden en wist al zijn ambtgenooten, van welke er velen een concessie niet afkeerig waren, naar zijn wil te buigen. Toch hield de heer Janson nog vol, en hij scheen zelfs voor een ministeriëele crisis niet terug te willen deinzen, zich een oogenblik vleiende met de ijdele hoop, dat een radicaal ministerie mogelijk zou zijn na een overwinning, door de medewerking der clericalen behaald. Eerst te elfder ure, nadat de ministeris Rolin Jaequemyns, Graux en Frère-Orban zelf
| |
| |
hadden gesproken, trok de Brusselsche afgevaardigde zich terug en slechts één lid der radicale partij bleef aan het ministerie zijn steun weigeren.
Men is den heer Janson hard gevallen om zijn inconsequentie. Men vraagt waarom hij niet òf zonder zich door iets te laten weerhouden de crisis heeft uitgelokt, òf terstond, toen hij met de stelling der - regeering bekend was, zich heeft teruggetrokken zonder het land dagen lang in een onnoodige spanning te houden. Het verwijt is weinig gerechtvaardigd. Veeleer is hem dank te weten, dat hij zich een eenigszins dubbelzinnige houding heeft getroost om zijn land te bewaren voor een crisis, waarvan de grootste onzekerheid het gevolg moest zijn. Wat de zaak zelf betreft, de logica was zeker aan de zijde der regeering. Ging het aan, bij een wetsontwerp van zoo beperkte strekking, uitsluitend een administatiefrechtelijk vraagstuk behandelende, de kiesbevoegdheid te berde te brengen? De radicalen beweerden, dat het ministerie er zelf aanleiding toe had gegeven door eerst zijnerzijds een paar bepalingen op te nemen, strekkende om misbruiken bij den census te voorkomen, van welke bepalingen de beperking van het aantal kiezers het gevolg zou zijn. Doch iets anders is het misbruiken uit het bestaande stelsel weg te nemen, iets anders een nieuw stelsel daarvoor in de plaats te geven. Was het dus minder logisch om bij dat wetsontwerp de quaestie der kiesbevoegdheid aan te roeren, weinig logisch was het evenzeer een toestand in het leven te roepen, waarbij aan het kiesrecht voor provinciale staten en gemeenteraden een geheel andere grondslag zou worden gegeven dan aan dat voor het parlement. Doch het mag gevraagd worden, of aan de practische politiek als eerste eisch moet worden gesteld streng logisch te zijn. De eischen van het practische leven spotten vaak met de formules van het doctrinarisme, en wie ter wille der logica steeds zijn non possumus stelt tegenover de vraag naar hervormingen, loopt gevaar, dat de stroom der nieuwere denkbeelden hem met zijn logica en al overstelpt en meesleurt. Het eenige, wat hier te vragen viel, was of een uitbreiding
der kiesbevoegdheid, ter wille van de ontwikkeling van België's instellingen gebiedend gevorderd, door de publieke opinie dringend gevraagd werd. Meende de heer Janson die vragen toestemmend te moeten beantwoorden, dan was hij gerechtvaardigd, zoo hij het vraagstuk aan de orde stelde, zij het ook bij dit wetsontwerp. Gerechtvaardigd ook, zoo hij tot het laatste oogenblik alle pogingen
| |
| |
in 't werk stelde om zijn denkbeelden bij het ministerie ingang te doen vinden, desnoods zelfs door bedreiging met een crisis. Gerechtvaardigd eindelijk, zoo hij, ten slotte overtuigd van het nuttelooze van zijn pogen en bevreesd voor de aan zijn beginselen licht niet bevorderlijke gevolgen van een crisis, zich plotseling vrij onverwacht terugtrok. Een kleine concessie viel hem althans ten deel van de zijde van den president-minister. Deze erkende, dat het vraagstuk der kiesbevoegdheid definitief aan de orde was gesteld en dat geen ministerie zich meer aan de taak onttrekken kon dat onder de oogen te zien. Hij achtte de zaak niet voldoende voorbereid, maar daarom juist van nu af de studie der quaestie gebiedend noodig. Hij was niet tegen verzending van Jansons amendementen naar de centrale sectie die te harer tijd een wetsontwerp zou kunnen gereed maken. Nu langs dien weg aan den heer Janson althans eenigszins een gelegenheid om zijn terugtocht te dekken was verschaft, was de eenheid der liberale partij gered; en wederom was door deze campagne bewezen, hoezeer het parlementaire stelsel een stelsel is van transactie en onderling overleg.
R. Macalester Loup.
NB. Ik moet een vergissing in mijn vorig overzicht herstellen. Ik schreef daar, dat Littré pleitte voor de vrijheid der geestelijkheid ‘toen een tyrannieke meerderheid artikel 7 tot wet verhief.’ Gelijk. men zich herinnert, is artikel 7 nooit wet geworden, maar is het alleen in de kamer aangenomen, terwijl de verwerping in den senaat aanleiding gaf tot het nemen van administratieve maatregelen in den geest van het verworpen artikel. Ik meende deze onjuistheid te moeten herstellen, ofschoon daardoor geen verandering komt in de gedachte, die ik in de bedoelde zinsnede wilde uitdrukken.
R.M.L.
|
|