De Gids. Jaargang 45(1881)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] Op de speelplaats. Daar is op 't lentekoeltje weer De zwaluw in het land gekomen, Met fijne wimpels, malsch en teer, Ontplooit zich 't blad der beukeboomen. De schooljeugd tuurt naar 't zonnig plein, 't Is zoel, de deur staat op een kiertje, En wachtend al op meesters sein Snakt elk om 't zeerst naar 't vrij kwartiertje. Daar sluit de meester eindlijk 't boek, Eén wenk, en ieder stuift naar buiten. Alleen hij ginder in den hoek Mag 't spel niet deelen der kornuiten. De knikkers dansen uit hun zak, Revange moet van straks genomen, Weer andren spelen, niet zoo mak, 't Liefst daar van slaan wat in kan komen. Ginds gloeit op meisjeswangen 't rood Bij 't rap en kunstig touwtjeslingren; Daar zien er, wie of bal en koot 't Vlugst keert en opraapt met de vingren. Hier scheldt en schreeuwt een gansche troep Daar ze op valsch spel er één betrappen; Twee kleintjes zitten op de stoep Bij beurten van één peer te happen. [pagina 164] [p. 164] Maar hoe? Is nu 't kwartiertje al om? De kweekling roept weer 't volkje binnen. 't Klein grut volgt, uit der oudren drom Klinkt tartend: ‘Laat hem 'reis beginnen!’ Brutaal blijft één vlak voor hem staan, Ook schuilen er bij boom en heesters; Maar hooger macht rukt dreigend aan, 't Zijn zwaar geknevelde ondermeesters. Soms schiet zelfs hun gezag te kort In 't wekken van verflauwden ijver, De bovenmeester komt, dan wordt Een volgzaam lam elke achterblijver. Maar doen wij, grootren, beter dan? Een leerschool noemen wij wel 't leven, Toch zijn we vaak, zoo lang als 't kan, Aan 't spelen op de plaats gebleven. Wie weet, zoo niet de Meester riep, En vrees voor straf ons voort ging drijven, Of niet de leertijd gansch verliep, Maar velen even wijs zag blijven. C. Honigh. Vorige Volgende