De Gids. Jaargang 40
(1876)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De internationale statistieke congressen en dat van Pesth.De statistiek is op het gebied der kennis van staat en maatschappij misschien een der meest revolutionaire wetenschappen. Zij trad zonder aanmatiging, onschuldig op. Zij gaf slechts voor een nieuwen maatstaf, die vroeger wel bekend maar niet bijster veel gebruikt was, consequent en streng op den kring der politieke en sociale kennis te zullen gaan toepassen. Zoo toog zij aan den arbeid. Toen zij echter een tijd-lang aan 't werk was, zag men met bevreemding dat diezelfde argelooze statistiek inderdaad de grondslagen legde van een gansch andere wetenschap van staat en maatschappij, dan waaraan men gewoon was. Zij leverde gegevens, die in de plaats konden komen van de experimenten en proeven op natuurkundig terrein. Men zag haar bezig aan het opbouwen van een exacte staatswetenschap. Weldra ging de statistiek op haar manier aanwijzen, welke van onze maatschappelijke instellingen levenskracht hadden en welke niet. Het tijdstip der opkomst van de statistiek in onze eeuw valt samen met het veldwinnen der positieve denkbeelden op elk gebied van kennis. Voor hen die de botsing der oude en der nieuwe gedachtenwereld weten op te merken, en in dat treffen en van elkander stooten van die twee kringen niet het minst belangwekkende deel der geschiedenis waardeeren, voor hen heeft het iets eigenaardig aangrijpends in de brieven van Bilderdijk aan de Tydemans den afkeer te zien, waarmede de geest van Bilderdijk, die de hooge gedachten van het verleden in haar vlucht dorst te volgen, neêrziet op die laag bij den grond schuivende statistieke wetenschap, die door de vertaling van Schlözer's boek aan onze Academies binnensloop. Het moest zoo wezen. Volgens de oude beginselen rustte de staat op een idee, en de gevolgtrekkingen werd nu uit die hooge gedachte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor het samenleven der burgers afgeleid. De statistiek, van haar kant, hield zich volstrekt niet bezig met dit denkbeeld te ontkennen of te bestrijden, maar handelde eenvoudig alsof zulk een stelling een hypothese of een phrase was, en ging slechts aan het waarnemen, opteekenen en becijferen van de verschijnselen en feiten om ons heên. Zij zag niet op tot de bron waaruit alles heette af te vloeien, maar zij bemoeide zich eenvoudig met de resultaten, met de gevolgen, als men daaraan dien naam wilde geven. Zij vestigde haar oogen op het zichtbaar waarneembare: telde en telde dat na, en gaf, zonder nog dadelijk in 't eerst op het verband met het geheel te letten, de som van haar berekeningen ten beste. Met andere woorden, de statistiek richtte in elk land een waarnemingsdienst op. Gelijk er een observatorium was om den loop der sterren aan den hemel te kunnen nagaan, zoo moest er in elken staat een observatorium wezen om den gang en beweging der maatschappelijke verschijnselen te kunnen opmerken. Men deed het reeds voor de stroomingen in de lucht en in de zee: waarom zou men niet éénzelfden zelfstandigen waarnemingsdienst gaan inrichten om den golfslag der bewegingen in de maatschappij steeds juist te bepalen? En bij dat waarnemen der maatschappelijke feiten en der levensverhoudingen der menschen onderling kon de statistiek een hoogst onpartijdig en neutraal karakter aannemen. Zij had geen vóórliefde voor dit of dat, geen sympathie of antipathie. Zij getroostte zich zelfs het verwijt, dat de staatswetenschap door haar toedoen iets van haar elegante vormen verloor. Zij was slechts tevreden, als zij soliede gegevens aan het licht bracht. Sainte Beuve verhaalt ons (Nouveaux Lundis, III, p. 230), hoe hij in de laatste dagen van Februari 1848 te Parijs in een der straten zijn vriend Letronne ontmoette, en dat deze den indruk, dien al de fraaie zaken der revolutie - die omverhalingen, die verwoestingen, die veranderingen, die lafheden, die verloocheningen - op hem maakte, aldus weêrgaf: ‘C'est désagréable. mais que c'est curieux pour l'observateur! C'est comme si l'on voyait le corps humain après qu'on en aurait ôté la peau’. Tegen het geven van een soortgelijken indruk ziet de statistiek volstrekt niet op. Alles te zien is ook niet aangenaam. De fijne blanke huid, die het maatschappelijk lichaam bedekt en alles bevallig afrondt, wordt opengelegd, en men ziet de aderen, de spieren, de zenuwen, het bloed der maatschappij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men ziet de beweging en den groei en tegelijkertijd de plekken waar ziektestof is verzameld. Trouwens de statistiek had geen andere bedoeling dan een studie op de ontwikkeling der samenleving te zijn. De maatschappelijke toestanden en menschelijke handelingen vielen onder het bereik van haar gezicht: maar vooral de stroom en gang in dat alles. In zekeren zin ging zij geven een anatomische les op het levend lichaam der maatschappij. En toen nu de statistiek een geruimen tijd haar waarnemingen had voortgezet, - zich slechts met de maatschappelijke feiten bemoeiende, en alleen dán de natuur binnen den kring van haar observatie opnemende, wanneer die natuur inwerkte op maatschappelijke verschijnselen: - stond er een man op, uitstekend natuurkundige en statisticus tegelijk, die de verschillende fragmentarische onderzoekingen en opteekeningen begon te verzamelen en te combineeren, en die nu de stelling poogde te bewijzen, dat in al de verschijnselen der menschelijke maatschappij éénzelfde wet van regelmatigheid waar te nemen viel als de wet van orde, die wij in de natuur eerbiedigen. Die man was de in 1874 gestorven Belg Quetelet. Hij beproefde - mits de waarnemingen der statistiek over een zeer uitgebreid terrein waren genomen - op die cijfers de leer der kansberekening (de theorie der probabiliteiten) toe te passen, en toonde aan, dat, wanneer dit of dat verschijnsel zich in de maatschappij onder deze of gene voorwaarde had voorgedaan, er een grond van waarschijnlijkheid en dus een mathematische verwachting was, dat zulk een verschijnsel onder dezelfde omstandigheden zich kon en moest herhalen. Die mathematische verwachting stond nog niet geheel gelijk aan een moreele verwachtingGa naar voetnoot1, maar kwam haar toch vrij-wel nabij. En op die wijze construeerde nu Quetelet een maatschappelijke physica (physique sociale), wier eerste bouw een geheel nieuw tijdperk vormt in de geschiedenis der wetenschappen. De statistiek kon nu ook, zonder haar eigenlijke basis (de waarneming en constateering) te verlaten, een eenigszins vrijer vlucht aannemen. Zij kon nu komen tot het vinden van enkele algemeene wetten. Allengs werd het begrip van oorzaak en gevolg op haar terrein toegepast. Maar bij die vrijere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beweging gold het voor de statistiek dubbel voorzichtig te wezen. Wij bedoelen nu niet hiermede, dat zij even scherp moest blijven toezien of de waarnemingen juist waren: dit spreekt van zelf; ‘besser gar nicht beobachten, als schlecht beobachten’, zeide reeds Humboldt; maar de strekking van Quetelet's richting bracht mede, dat men het zwaartepunt ging leggen op de vergelijkende statistiek. En ziedaar de moeielijkheid. Wel hadden nu omstreeks 1850 alle beschaafde staten, de één vroeger, de ander later, een dienst der statistiek, een maatschappelijk observatorium, binnen hun grenzen opgericht; maar elk dezer observatoria richtte de methode zijner waarnemingen op de voor zijn landaard gemakkelijkste wijze in. Men had thans van al de landen goed geconstateerde gegevens, maar die de algemeene wetenschap niets verder brachten. Elk dezer cijfers sprak voor elk land zijn eigen taal. Geen enkel cijfer misschien was op dezelfde wijze verkregen, en geen enkele tabel vertoonde dezelfde indeelingen. Een groote verwarring was het resultaat, wanneer men op die cijfers de lessen wilde toepassen, die Quetelet zoo scherpzinnig had geleerd. Zoo ontstond het verlangen naar éénvormigheid der statistieke diensten bij al de verschillende landen. Maakt de kaders, volgens welke de statistiek in de verschillende landen wordt opgemaakt, uniform, opdat men de resultaten zal kunnen vergelijken, - dit werd de wensch. Een wensch, die te sterker werd gevoeld, naarmate onze eeuw, met hare ontdekkingen van stoom, telegrafie en fotografie, de constateering en het overzicht gemakkelijker maakte. En daar de statistiek een taal sprak, die voor alle naties dezelfde kon zijn, wenschte men ten minste hier de confusie der spraak en der dialecten te verbannen. Een groot verlies van tijd en een massa dwalingen zouden op die wijze uitgespaard kunnen worden. Door uniformiteit in het constateeren te brengen, zou de vergelijking der landen dadelijk kunnen geschieden, daar men niet eerst de documenten der landen zou behoeven te assimileeren: zou men de waarneming op den duur gemakkelijker doen vlotten: zouden de verhoudingen en wetten duidelijker te voorschijn treden, en zou de éénheid der levensvormen onder de menschen kunnen worden bevorderd. Begint slechts met éénheid te brengen in alle officieele statistieke documenten der verschillende landen - zoo riep men - en gij zult éénheid en samenhang brengen in de onderzoekingen en resultaten. Gebruikt allen dezelfde methode: gebruikt voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uw waarnemingen dezelfde instrumenten met dezelfde verhoudingen, afmetingen en op dezelfde schaal ingericht. Richt voor alle landen gelijke tabellen in. Dit denkbeeld vond een formuleering in het jaar 1851. Het was bij gelegenheid der groote Internationale Tentoonstelling van Industrie te Londen. Quetelet was de expositie, het werk en de glorie van zijn leerling prins Albert, gaan zien, en met eenige zijner vrienden de wonderen van die oneindige veelsoortigheid van den arbeid beschouwende, die op elke wijze toch tot vergelijking en tot 't vinden van aanrakingspunten tusschen de volken uitlokte, - bespraken zij te-samen de mogelijkheid om voor alle levensverhoudingen en levensvormen der beschaafde menschheid een vergelijkende statistiek in te richten. Zoo ontstond het denkbeeld van een internationaal congres van statistiek. De afspraak werd een bepaald plan, en, toen ook andere statistici het voorstel goedkeurden, werd door allen het voornemen opgevat de eerste bijeenkomst van zulk een congres in België's hoofdstad te doen plaats hebben, niet alleen om de gunstige ligging der stad, en om de groote verdiensten der te Brussel gevestigde centrale commissie van statistiek, maar ook als hulde aan den voorzitter der centrale commissie, Quetelet. Het goed gelukken van het in 't begin van 1853 mede te Brussel, en evenzeer onder Quetelet's voorzitterschap, gehouden maritieme congres, waartoe Maury (de schepper der physica van de zee) de opwekking had gegeven, was gunstig voorteeken en voorbeeld tegelijk. Toen eens de stoot was gegeven, heeft de beweging zich voortgezet. Negen internationale statistieke congressen hebben achtereenvolgens plaats gehad in deze volgorde: te Brussel in 1853, te Parijs in 1855, te Weenen in 1857, te Londen in 1860, te Berlijn in 1863, te Florence in 1867, in den Haag in 1869 en te St. Petersburg in 1872; terwijl in dit jaar 1876 de zitting te Buda-Pesth werd gehouden. Wij stellen ons voor in dit opstel de werkzaamheid dier congressen te ontleden en na te gaan. Het zal een dor en droog werk wezen, waarbij de aandacht onzer lezers ons misschien in den steek zal laten: wellicht ook zal het ons niet gelukken het geheel in een eenigszins genietbaren vorm weêr te geven; doch wij laten ons niet afschrikken. Want de voorstelling van den arbeid dezer congressen moge geen fraai tafereel kunnen vormen, stellig is het een nuttig werk. Vooral, nu het aantal gehouden congressen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ons zekere voortgaande beweging in enkele deelen laat zien. Wij hebben dikwijls den arbeid der gehouden congressen van statistiek hooren vergelijken bij het weefsel van Penelope: het ééne jaar wordt uitgerafeld, wat in het vorige met zooveel zorg was saâmgesteld. Doch wat nood? De uitrafeling geschiedt op goede gronden, en bij de statistiek is het meer dan het halve werk om goed de dwalingen te weten die men moet vermijden. De vergelijking met de teekening en het patroon van een uitgebreid tapijt, waaraan nog steeds wordt gewerkt, is overigens veel te fraai. In waarheid - en onze overzichten zullen het slechts te sterk bevestigen - gelijkt het gansche werk der statistieke congressen op de binnenzijde van hetzelfde tapijt, op het tapijt van den anderen, van den verkeerden kant. De kleuren schijnen nog verward, de teekening niet zuiver en over alles heên loopen losse draden; de golvende lijn van een hoofdkleur wordt hier afgebroken, trekt zich dáár terug, om in zigzag slechts vooruit te gaan. Gedurende deze eerste 25 jaren, dat zij werken, hebben de statistieke congressen nog geen harmonisch weefsel weten te maken. Maar hebt slechts geduld! Na eenigen tijd zal het kleed wellicht kunnen worden omgekeerd, en als dan de goede kant boven komt, zal het misschien blijken, dat een ordelijk, in teekening en kleur samenhangend, tapijt is verkregen, dat aan den gang der maatschappij past. Thans treft ons in het weefsel vooral het bonte karakter en de veelheid der onderwerpen. Welk een verwarrende rijkdom van vormen en kaders! De geheele maatschappij, met haar drift, met haar arbeid, haar lijden, ziekte en wonden, beweegt zich haast koortsachtig op dat symbolisch veld, ja schijnt soms daarheen het voorhoofd naar beneden te buigen, als kon de menschheid te midden van al die millioenen en millioenen cijfers kalmte en rust vinden, een middel om de rimpels en groeven der zorgen weg te wisschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Het eerste congres, dat van 1853, had ter wille van Quetelet in België's hoofdstad, in Brussel, plaats. Quetelet zelf was er de ziel van, terwijl de daartoe aangewezen leden uit de Belgische centrale commissie van statistiek, de heeren Aug. Visschers, Ducpétiaux, Partoes en Heuschling, hem bij de voorbereiding en ordening met al hun krachten bijstonden. De toenmalige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minister van binnenlandsche zaken, de heer Piercot, bevorderde op elke wijze het welslagen der geheele zaak. Wie dan ook den 20sten, 21sten en 22sten September 1853 in het oude hof der hertogen van Bourgondië de zittingen van het congres bijwoonde - er waren 150 leden uit 26 staten - kreeg den indruk, dat de zaak goed op touw was gezet. De beste koppen uit de verschillende landen konden dadelijk naast en onder Quetelet aan het bureau plaats nemen. Wij noemen Villermé uit Frankrijk, von Czoernig uit Oostenrijk, Farr uit Engeland, Dieterici uit Pruissen, Mittermaier voor 't overig Duitschland, Ramon de la Sagra uit Spanje, Bertini uit Italië en Ackersdijk uit Holland. Er was kleur en gloed in de zittingen van het congres. De mannen der administratie en der wetenschap reikten elkander de hand: de economisten en statistici (wij denken aan het debat tusschen Horace Say en Aug. Visschers) braken een lans en verzoenden zich; de slimme, verstandige koning Leopold I woonde een der zittingen zelf bij. Het feit, dat de meeste staten ook officieele vertegenwoordigers gezonden hadden, bevorderde den indruk, dat het niet alleen bij woorden zou blijven, maar dat die vertegenwoordigers de aangenomen besluiten ook door hun staten zouden doen eerbiedigen. Voor den aanvang der werkzaamheden sprak Quetelet een zeer opmerkelijke redevoering uit. Hij schetste de aanleiding en oorsprong van het congres en wees op het doel: het verkrijgen van éénzelfde vaste taal voor de wetenschap der statistiek. Daardoor zou een nieuw tijdperk voor de statistiek dagen: en gelijk mannen als Maury zich thans reeds met vrucht bezig hielden met het waarnemen der stroomingen in de atmosfeer en inde zeeën, zóó zouden ook de statistici, toegerust met een vaste en door allen aangenomen methode, weldra de golvingen in de beweging en ontwikkeling der geheele maatschappij nauwlettend kunnen gaan bepalen. De werkzaamheden van het congres te Brussel verdeelden zich nu over drie sectiën, wier rapporten in de algemeene vergadering werden gebracht en aangenomen. De eerste sectie behandelde, behalve questies van organisatie der statistiek, punten uit de leer der bevolking, de verhoudingen van het grondbezit en de landverhuizing. De tweede sectie hield zich bezig met het bedrijf en den arbeid der menschen. De derde sectie behandelde vraagstukken uit het economische en moreele leven en zijn: ellende, onderwijs en criminaliteit. Wij zullen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op enkele der gedachten-wisselingen en besluiten over die punten even het licht trachten te werpen. De eerste sectie hield zich bezig met vier onderwerpen. - Allereerst met de organisatie der statistiek. Terwijl in het algemeen het aannemen van éénvormige grondslagen voor de bewerking en uitgave der officieele statistieke bescheiden in alle landen, zoodat de statistiek werkelijk een algemeene taal konde worden, als van zelf op den voorgrond stond, werd er echter getwist over de vraag of centrale commissies van statistiek in elk land, die dan met elkander in verbinding konden treden, juist het meest geschikte middel waren om aan de statistiek overal een gelijken tred en gang te geven. De Belgen prezen de centrale commissies aan; de Pruisen waren er tegen; men kwam tot geen scherp-geformuleerd resultaat, bepaalde zich tot een algemeenen wensch om zulke commissies te zien verrijzen, en liet het verder aan elk land over. - In de tweede plaats behandelde men in die eerste sectie de algemeene volkstellingen met haar nasleep. Hier was men geheel en al op practisch terrein, en op een veld, waar het niet te moeielijk viel éénheid van vorm en inrichting voor te schrijven, terwijl de onmiddellijk te bereiken resultaten (vergelijkingen der naties onderling) binnen ieders gezichtskring lagen. Met verwerping van het Fransche stelsel, nam men hier het denkbeeld aan, dat elke volkstelling nominatief of individueel moest geschieden, bij billetten aan elk huisgezin toegezonden: de feitelijke bevolking moest grondslag zijn, terwijl dan soms daarbij inlichtingen konden worden gevraagd naar de wettelijke bevolking. Men was het er over ééns, dat het 't best was de telling op het laatst van December te doen geschieden, al verhieven zich enkele bevoegde stemmen voor een telling op 31 Maart, wijl dan de lust tot het reizen het geringst, en de koude geen hinderpaal meer is bij het doen eener telling op soms ongenaakbare eilanden. Voorts nam men de periodieke tellingen om de tien jaren aan, met verwerping van die om de 3 of 5 jaren. Men wilde dat bepaald daarvoor aangewezen beambten belast zouden zijn met het toezicht op het ronddeelen, invullen en ophalen der billetten, en stelde eindelijk vast wat een billet moest inhouden. Aan die questie der volkstelling sloot zich nauw aan de behandeling der bevolkingsregisters en geheel de bewegingsloop van den burgerlijken stand. Beide deze punten werden dan ook nauwkeurig nagegaan. Dat er in elke gemeente een register zou wezen, waarin elk huis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden een blad (pagina) zou bekomen, terwijl de eerste inschrijving op de bladen volgens de volkstelling zou plaats hebben, en de veranderingen er dan telkens zouden worden bijgeschreven, dit alles werd helder en duidelijk bepaald. Bij het opmaken van den jaarlijkschen loop der bevolking (de registers van den burgerlijken stand) hield men zich vooral bezig met pogingen, om de opgaven der levenloos aangegeven kinderen meer te preciseeren, en in het algemeen met het trachten om de sterftelijsten juister te doen zijn. Frankrijk en Engeland wilden bepaald, dat bij het overlijden de aanwijzing der ziekte alleen door den geneesheer zou geschieden, en wisten de anderen tot hun gevoelen over te halen. Betreffende het opmaken van een éénvormige naamlijst van de oorzaken van het overlijden bepaalde de vergadering, dat daarover op een volgend congres geformuleerde voorstellen zouden worden gedaan door den Engelschen statisticus Farr en door den bekenden geneesheer uit Genève, den heer Marc d'Espine. - De questies van grond en kadaster, samenhangende ook met splitsing en verbrokkeling van het grondbezit, werden in de derde plaats behandeld. Het was nog slechts een aanloop, al was de geheele questie voorbereid door mannen als Farr, d'Avila uit Portugal en Hermann uit Beijeren. De strekking van alle beschouwingen was, dat het kadaster niet enkel uit een fiscaal oogpunt moest worden beschouwd, maar inderdaad een inventaris was van het grondeigendom, een grootboek, waarin elk eigenaar zijn titel en eigendom kon vinden; een goed ingericht kadaster vormde dus de basis der statistiek van den grond en van den landbouw, van het hypotheekwezen en van het credietstelsel op het eigendom gevestigd. De wenschelijkheid, om in de verschillende landen het kadaster op éénvormige wijze in te richten, werd nu uitgesproken. Het congres stelde daarover enkele regelen vast, betreffende la partie d'art (het opmeten en in kaart brengen), la partie d'expertise (het schatten, om de 15 jaren enz.) en het bewaren en bijwerken van het kadaster. Voor de landen, waar nog geen kadaster was, werden ook regelen vastgesteld. - Eindelijk hield deze eerste sectie zich bezig met de landverhuizingen. Men wilde een statistiek voorbereiden der menigvuldige redenen en oorzaken der emigratie, en vooral de aandacht vestigen op de oorzaken, die uit maatschappelijke verhoudingen voortkwamen; voorts verlangde men dan na te gaan den invloed, dien die landverhuizingen uitoefenden op de ‘fortune publique’ van het moederland. Daarvoor wenschte men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in alle landen registers der landverhuizers in te richten. De questie werd echter over het algemeen slechts ter loops behandeld. De tweede sectie hield zich bezig met de statistiek der drie groote takken van het bedrijf der menschen, met de landbouw-statistiek, de industrieele statistiek en de handelsstatistiek. - Wat de landbouw-statistiek betreft poogde men zekere éénvormige regelen vast te stellen; men hechtte er vooral aan, even als bij de volkstellingen, dat het tijdstip der statistieke opname voor alle landen hetzelfde zou zijn, dat men als 't ware éénzelfde landbouwjaar zou hebben om vergelijkingen tusschen de naties onderling mogelijk te maken; de laatste 3 maanden van het jaar (het tijdstip van den afloop der oogst) werden daarvoor aangewezen: de bepaling, hoe dikwijls zulk een landbouwopname en telling zou geschieden, liet men over aan de feitelijke omstandigheden, in dien zin dat dit bij snelle wisseling en verandering der gronden dikwijls, bij stationairen toestand wat zeldzamer kon geschieden; het best zou het zijn (wat door latere congressen sterk zou worden tegengesproken) de periodes te doen samenvallen met die der volkstellingen, dus om de 10 jaren de landbouw-statistiek op te maken. Wat de wijze van bewerking betreft wilde men alles op de plaats zelve doen constateeren. Omtrent de te verkrijgen inlichtingen gaf men nog geen gebiedend voorschrift. - Van de industrieele statistiek nam men alleen die takken in behandeling, die betrekking hadden tot de statistiek van het fabriekwezen en van het mijnwezen, en gaf men aanwijzingen hetzij voor beide gemeenschappelijk, hetzij voor éen van beiden. Het tijdstip der opname was hier onverschillig: het liefst werd echter aangenomen het begin van het winterseizoen, om samenhang met de landbouwstatistiek te verkrijgen en double-emplois te voorkomen: de opname zou ook hier om de 10 jaren moeten geschieden. De opname zou geschieden per inrichting en per individueel biljet, terwijl de ingevulde biljetten nagezien en onderzocht moesten worden door plaatselijke en centrale commissies. Voorts werden de inlichtingen vastgesteld die men vragen zou: a. voor de mijnindustrie en b. voor geheel het fabriekwezen. Dit fabriekwezen werd dan weder onderscheiden in de nijverheid in weefgetouwen en in geheel de overige nijverheid. Bij al de inlichtingen, die gevraagd worden, is het opmerkelijk na te gaan hoe zeer de toestand der arbeiders (ook der kinderen) en hun loon de aandacht trekken. Gegevens omtrent den leeftijd der arbeiders, omtrent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het leerlingschap, enz. worden nadrukkelijk verlangd. De handelsstatistiek werd slechts vluchtig en ter loops aangeraakt: bij het behandelen der scheepvaart werd alléén op het feit gewezen, hoe zeer de scheepsmeting bij de verschillende volken verschilde. Het was hier echter, bij deze rubriek van de handelsstatistiek, dat het eerst de wensch werd geformuleerd en door het congres aangenomen, dat in de handels-tabellen der landen, welke het tientallig stelsel van maten en gewichten niet hadden aangenomen, een kolom voorkwam voor de herleiding in dat stelsel. Het was een vingerwijzing naar de éénheid van maten en gewichten. De derde sectie behandelde vier onderwerpen, die allen betrekking hadden tot de haardstede (het huisgezin) en het zedelijk gebied. Men wilde de wonden der samenleving peilen om ze te kunnen genezen. - Het opmerkelijkst was misschien het eerste onderwerp: men wilde langs statistieken weg het economisch budget der arbeidende klassen opmaken, daarvan de gewone uitgaven van allereerste noodzakelijkheid ramen, de inproductieve uitgaven van weelde bepalen, en tevens de resultaten zóó groepeeren dat zij bij de verschillende natiën punten van vergelijking aanboden. Het was een Engelsch statisticus geweest, die kort daarna overleed, Joseph Fletcher, die aan de voorbereiding van dat vraagstuk van het economisch budget der arbeidende klassen het meeste aandeel had gehad. Het budget werd natuurlijk verdeeld in inkomsten en uitgaven. De inkomsten waren tweederlei: het loon en de andere bronnen van inkomst; tot deze laatste soort behoorden dan o.a. 't bezit van een tuintje, het hebben van een koe, varken, geit of kippen, het genot van eene gemeene weide, de vergunning tot sprokkelen en alle verdere bijkomende zaken. De uitgaven werden in drie deelen gesplitst, al naarmate zij doeleinden betroffen: a. van physieken en stoffelijken aard, b. van godsdienstige, zedelijke en verstandelijke strekking, of c. van weelde en onbedachtzaamheid. Tot de uitgaven sub b. behoorden die voor de kerk, het onderwijs, de spaarbank, enz.; tot de uitgaven van weelde werd gerekend de kroeg, de tabak, het spel, de loterij, het toilet, het tooneel, de bank van leening, enz. Elke uitgave moest behoorlijk gedetailleerd zijn, en, ten einde vergelijkingen te kunnen vormen, moest men het budget opmaken van drie huisgezinnen, van een arme gedeeltelijk bedeelde familie, van een familie ‘peu aisée’ doch niet bedeeld, en van een gezin in onafhankelijken toestand. - Het tweede onderwerp, waarmede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze sectie zich bezig hield, was de poging om tot een telling der behoeftigen (les indigents) te komen. De nood in de beide Vlaanderen toen ter tijde gaf misschien aanleiding hiertoe. Op den voorgrond werd gesteld dat men behoefte (indigence) niet verwarren moest met armoede (pauvreté). De behoefte is een volstrekt, de armoede slechts een betrekkelijk kwaad. De arme kan des noods bestaan zonder onderstand, de behoeftige sterft van gebrek zonder aalmoes of onderstand. Behoefte onderstelt dus aan te brengen hulp. Behoefte nu is òf tijdelijk òf vast, en in het laatste geval heet zij pauperisme. Voor een telling van zulke behoeftigen werden nu regels gegeven, waarbij zou gelet worden op de oorzaken (hieronder ook het hebben van te veel kinderen), op de liefdadigheidsgestichten en instellingen van voorzorg; men verlangde cijfers te krijgen van alle bedelaars, vagebonden, ‘heimathlosen’, zigeuners, enz.; men sprak den wensch uit, dat deze geheele questie op een bepaald daarvoor ingericht congres zou besproken worden. - Als van zelf kwam zoo de sectie op het derde onderwerp: het onderwijs en de opvoeding; men nam hier de verdeeling in lager, middelbaar, hooger onderwijs en in onderwijs voor een speciaal doel (kunstscholen, militaire inrichtingen, gymnastie-scholen, enz.) aan. Op allerlei punten, als het noodzakelijke der verbinding van opvoeding en onderwijs, het verschil van schoolbezoek in de stad of op het platte land, het toepassen van kosteloos en verplicht onderwijs, de aanmoediging van schoolbezoek, de zomerof winter-frequentie, de vruchten van het onderwijs, te bemerken bij 't aangaan van het huwelijk (wanneer men de acte moet teekenen), het vallen in de conscriptie of de opname in de gevangenis, werd hier de aandacht gevestigd. - Eindelijk behandelde de derde sectie de criminaliteit en de straffen. Men wilde den zedelijken zwaarte-meter der volken bepalen. De aanwezigheid van Mittermaier vooral gaf hier aanleiding tot belangrijke beraadslagingen. Men was het er over eens, dat de crimineele statistiek omvatte: a. het getal misdrijven, b. den aard der misdrijven, c. de beteugeling en vervolging en d. de straffen. Men stelde echter nog geen algemeene categorieën vast, maar nam de nomenclatuur der verschillende strafwetboeken voor elk land verschillend aan. Men moest zich hier slechts bepalen tot voorbereiding der bouwstoffen voor de toekomst. Voor een rangschikking in algemeene klassen was men nog niet rijp. Toch kon men wellicht reeds komen tot een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bepaling der invloeden van het wonen in steden, van de beroepen, van het onderwijs, van de armoede en van de zeden. Dit dan was de arbeid door de drie secties voorbereid en bewerkt. Het congres zelf formuleerde nog vier wenschen. Het wilde dat men zou komen tot regelen van internationale postwetgeving; evenzeer tot gelijkheid in de handelswetgeving der verschillende landen; het verlangde voorts dat afzonderlijke en uitvoerige statistieke verslagen mochten worden uitgegeven der groote steden, om den invloed der dichtheid van bevolking op den gezondheidstoestand, de zedelijkheid en het getal misdrijven nader te bepalen; men schreef eindelijk voor, dat op het programma van het volgende congres een nieuwe reeks van vraagpunten zou worden opgenomen onder den naam van ‘statistique physique’; die vraagpunten zouden betreffen de leer der luchtsgesteldheid, de beschrijving van bergen en bergketens, den plantengroei, het leven der dieren, enz.: zij zouden in verband staan met de natuurkunde van ons wereldrond, met den algemeenen gezondheidstoestand, met de bebouwing van den bodem, met de bosch- of houtbeplantingen en met de geheele gesteldheid van het grondbezit. Men ziet in dit laatste punt (al was het voorgesteld door Ramon de la Sagra) den invloed van Quetelet. Aan hem, of liever aan de Belgische centrale commissie van statistiek werd de taak opgedragen plaats en tijd aan te wijzen van het volgend congres. Men scheidde met vrij hooggestemde verwachtingen. Men had elkander leeren kennen, en tevens de kracht der verschillende landen op het gebied der statistiek. Want geheel de arbeid van het congres was als het ware begeleid door mededeelingen der verschillende leden over de inrichting der statistiek in de door hen vertegenwoordigde landen. Men verloor het individu en het vaderland wat meer uit het oog, om des te sterker te letten op de algemeenheid der menschen, op de menschheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overwinning aan de Alma; tegelijkertijd was in Parijs de tweede wereld-tentoonstelling der industrie geopend; koningin Victoria had zoo even den Franschen keizer haar bezoek gebracht; men was in een atmosfeer van gedruisch en van glansrijke daden, die wellicht niet geschikt was voor de rustige rust der overleggingen van statistici. Hoe het zij: de behendige staatsman, aan wien ook de leiding van het statistieke congres was opgedragen, de minister van landbouw, handel en openbare werken, de heer Rouher, deed wat hij kon, presideerde zelf en hielp met zijn vlug talent ook deze zaak gelukken. De spil van het congres was de secretaris der commissie van organisatie, de zeer goede statisticus Legoyt; hem stonden in de commissie ter zijde mannen als Charles Dupin, Michel Chevalier, de Cormenin, de Lesseps, de Franqueville, Villermé en Wolowski; terwijl op het congres zelf oudere en jongere bekende fransche economisten en statistici (wij noemen bijv. Ch. Dunoyer, Horace Say, Maurice Block, Baudrillard, le docteur Boudin, Belly, Chemin-Dupontès, Horn, Hubbard en JuglarGa naar voetnoot1 zich deden hooren. In het geheel waren op het congres, dat van 10-15 September 1855 werd gehouden, 322 leden uit 30 verschillende staten tegenwoordig. Het getal officieele leden was grooter dan te Brussel, en de keizer deed hun van zijn belangstelling blijken. Terwijl de mededeelingen over inrichting en beoefening der statistiek in de verschillende landen telkens op het congres werden gehoord, splitsten zich volgens het programma de eigenlijke werkzaamheden in vier secties. De eerste sectie behandelde de oorzaken der sterfte, de krankzinnigheid, de epidemieën en de ongevallen waaraan de mensch is blootgesteld. De tweede sectie hield zich bezig met de statistiek van den landbouw, van de middelen van gemeenschap en van den buitenlandschen handel. De derde sectie nam ter hand de statistiek der penitentiaire inrichtingen, der strafrechtelijke statistiek en der burgerlijke en handels-rechtspleging; terwijl de vierde sectie de instellingen van voorzorg en de statistiek der groote steden behandelde. Wij zullen enkele debatten en besluiten aanstippen. De eerste sectie behandelde vier onderwerpen. - Allereerst de statistiek der sterfte. Reeds op het vorig congres had men zich met de sterfte-lijsten ingelaten, en aan Farr en Marc d'Espine opgedragen een stelselmatige lijst of tabel te ontwerpen der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ziekten, die den dood ten gevolge hebben. Zulk een lijst zou dan door alle staten moeten worden aangenomen. Farr en Marc d'Espine hadden zich van hun plicht gekweten en boden ieder een beredeneerde tabel aan, elke op eigen wijze vervaardigd, zoodat men twee zeer uitéénloopende lijsten had. Na zeer veel discussie stelde nu, op voorstel der eerste sectie, het congres een bepaalde lijst vast der oorzaken, welke den dood ten gevolge kunnen hebben. Men rangschikte verder al die soorten van ziekten onder bepaalde categorieën en ging bij de groepeering geheel en al uit van het standpunt der ziekteleer. Het doel toch was de bron van het kwaad (de ziekte) telkens te leeren kennen, ten einde dan in staat te zijn die oorzaken door gezondheids-maatregelen te doen ophouden of te verminderen. Men verkreeg zoodoende 141 oorzaken van dood; men verzamelde ze in een goede nomenclatuur, welke men in zeven talen opmaakte. Voorts groepeerde men de oorzaken van den dood nog in deze hoofd-afdeelingen: a. dood geborenen, b. dood wegens een aangeboren gebrek van het lichaamsgestel, c. dood wegens ouderdom, d. dood ten gevolge van ongevallen, e. dood wegens goed gespecificeerde ziekte, f. dood wegens onvolkomen gespecificeerde ziekte, g. dood uit onbekende oorzaak. Men stelde voorts vast, dat alleen de geneesheeren, die de ziekten behandelen, de oorzaak van den dood zouden opgeven, en dat zoo mogelijk een ander geneesheer die rapporten zou controleeren (des médicins vérificateurs). - In de tweede plaats hield deze eerste sectie zich bezig met de krankzinnigheid, Men achtte het van het hoogste belang, na te gaan of de koortsachtige bewegingen van onzen tijd, de politieke en sociale omwentelingen, de telkens terugkeerende crisis in handel en nijverheid, het beursspel, de jacht naar het fortuin, enz. een duidelijk waarneembare storing op de geestvermogens van ons geslacht veroorzaakten. Men meende, dat, naast de jaarlijksche opgaven der openbare en bijzondere krankzinnigengestichten, hiervoor periodieke tellingen, even als zulks met de bevolking plaats had, noodig waren. Men stelde zoowel voor de jaarlijksche opgaven als voor de tellingen de rubrieken vast, waardoor dan tevens de aandacht viel op geheel de behandeling in de gestichten. In het algemeen onderscheidde men goed de drie hoofdsoorten: krankzinnigen, idioten en crétins: terwijl de geneesheer Boudin, die aan het hoofd van het bekende militaire hospitaal du Roule te Parijs stond, nog af- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonderlijk een merkwaardig verslag over het idiotisme en crétinisme uitbracht. - De epidemieën (de heerschende en aanstekelijke ziekten) hielden in de derde plaats de aandacht der eerste sectie bezig. Men stelde 17 punten vast, die door de statistiek konden worden waargenomen, al ontveinsde men zich niet, dat dit programma volgens de localiteiten òf uitgebreid òf ingekrompen moest worden. Men wenschte bijv. zoo te weten de juiste aanwijzing der dagteekening van het begin der ziekte, de datum van haar aftocht, den loop der epidemie, dag voor dag, voorts de beschrijving der door de epidemie getroffen plaats, een opteekening der meteorologische verschijnselen die aan den aantocht der ziekte zijn voorafgegaan en de constateering of eenig economisch feit vóór het begin der epidemie op te merken was, enz. - Ten slotte behandelde de eerste sectie de ongevallen, waaraan de mensch is blootgesteld (les accidents). Het congres verlangde dat men al de ernstige ongevallen, en al die ongelukken, die zonder uit hun aard ernstig te zijn, een staking van het werk van meer dan 8 dagen zouden hebben veroorzaakt, opteekende. Het kader der tabellen werd vastgesteld voor: a. ongevallen in de mijnen, b. ongevallen op de spoorwegen, c. ongevallen op andere middelen van gemeenschap (rivieren, kanalen, straatwegen, veerponten, enz.), d. ongevallen op de werkplaatsen en werven, e. ongevallen in de ‘ateliers à moteurs mécaniques’. De wetten op den werktijd, en geheel het toezicht op de fabrieken, zoo als Engeland dat door zijn fabriek-inspecteurs begon te handhaven, kwam bij dit alles natuurlijk ter sprake. In de tweede sectie behandelde men, overeenkomstig het programma, drie vraagstukken, en besprak men uit vrije beweging nog twee onderwerpen. - Allereerst nam men weder ter hand de statistiek van den landbouw, reeds op het vorig congres ter sprake gebracht, en waarover thans ook Maurice Block nieuw licht wierp. Naast de tienjarige volledige opname (waarbij men ook vragen over de woud-cultuur stelde) wenschte men een jaarlijksche meer oppervlakkige. Men breidde het reeds vastgestelde (te veel!) uit en discussieerde vooral over de vraag, wie de opgaven van den landbouw inzamelen zou en hoe de verzameling zou geschieden. Moest zulks geschieden door gewone ambtenaren, door bijzonder daarvoor bezoldigde agenten of door commissiën uit particulieren saâmgesteld? Eigenlijk kwam men hier niet tot een vast besluit. - De sectie hield zich voorts bezig met de statistiek der middelen van gemeenschap | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(wegen, spoorwegen, binnenlandsche scheepvaart, zeevaart telegrafie, enz.). De uitgebreide tabellen die daarvoor werden aangenomen, waren allen voorgesteld en bewerkt door den uitnemenden hoofdingenieur de Franqueville, wiens werken op dit gebied gezag hebben. - Eindelijk nam deze sectie ter hand de statistiek van den buitenlandschen handel, welke statistiek reeds ter loops door het vorig congres was behandeld. Men had zich voorzien van een vergelijkend overzicht der verslagen van handel en scheepvaart in de verschillende landen, en deed nu zijn best een werkelijk goed model voor alle staten vast te stellen. Men stelde er prijs op, ook den binnenlandschen handel te doen kennen, en zorgde er weder voor, aan te bevelen (even als op het congres van Brussel) dat voor alle landen, waar het tiendeelig stelsel niet bestond, een kolom aan de tabellen werd toegevoegd, waarin de metrieke herleiding der maten en gewichten zou opgeteekend zijn. - Als van zelf werd zoo deze tweede sectie er toe gebracht, over dit laatste punt nog eens een bepaalde woordenwisseling te voeren; en deze woordenwisseling leidde tot een voorstel aan het congres, dat door een Fransch economist, den heer Hippolyte Peut, werd gedaan. Het was het voorstel over de éénheid van maten, gewichten en munten. Trouwens dat denkbeeld zweefde als in de lucht, sinds ook de algemeene internationale tentoonstelling van industrie, op weinig schreden der zittingen van het statistiek congres gehouden, dien wensch steunde. Het congres van statistiek wilde echter, wat de motiveering betreft, geheel op statistiek terrein blijven, en nam dus het volgende besluit: ‘Het congres, overwegende, hoe zeer de aanname door alle naties van een uniform stelsel van maten, gewichten en munten de vergelijkende studie der statistiek van elk land zou vergemakkelijken, uit den wensch, dat de aandacht der regeeringen op het nut van dezen maatregel worde gevestigd.’ Op te merken is het, hoe hier het idee der munt-éénheid, als gevolg der gewenschte éénheid van maten en gewichten, voor het eerst bijna officieel te voorschijn treedt: - en voorts, hoe zeer Frankrijk dadelijk zijn best moet doen het vermoeden af te weren, alsof het, door het initiatief van dezen nuttigen maatregel der éénheid van maten en gewichten te bevorderen, ook een politieke suprematie beöogde; uitdrukkelijk toch moet Charles Dupin verklaren: ‘je crois d'ailleurs devoir rappeler que l'unité des poids et mesures n'est pas une unité française, mais une unité universelle, puisqu'elle a été | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adoptée par une réunion d'hommes éminents de tous les pays’Ga naar voetnoot1. - Later werd door het congres nog een besluit buiten het programma genomen, en wel op voorstel van den vrijheer von Czoernig, den bekenden leider der statistiek van Oostenrijk. Het betrof de instelling van een zoogenaamde ‘centrale commissie voor statistiek’ in elk land. Te Brussel, op het vorig congres, had men reeds over deze zaak gesproken, doch slechts in het algemeen daarop aangedrongen; thans ging men verder, en formuleerde het congres zeer bepaald den wensch: ‘dat in elk land een centrale statistieke commissie of dergelijke instelling mocht worden opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers der verschillende publieke administraties en andere personen, die door hun studiën en speciale kundigheden de praktijk ophelderen en moeielijkheden, die uitsluitend tot het gebied der wetenschap behoorden, konden oplossen’. De derde sectie behandelde de statistiek der penitentiaire inrichtingen, de strafrechtelijke statistiek en die der burgerlijke en handels-rechtspleging. - Wat het eerste onderwerp aangaat, werden (na kennisname van een rapport van Bucquet) tabellen voor de beweging en behandeling in die inrichtingen vastgesteld; alles moest echter worden voorafgegaan door overzichten van het strafstelsel in elk land; men verwees voorts naar de modellen, die over dat onderwerp ingeleverd waren door Ducpétiaux, alsmede naar de modellen die de Engelsche kolonel Jebb aan het parlement had ingediend. - Met voorliefde hebben Fransche statistici steeds het tweede onderwerp dezer sectie ‘la statistique judiciaire et civile’ behandeld. Frankrijk toch heeft voor het inrichten van deze statistiek de beste modellen gegeven, sinds de laatste minister van justitie van Karel X, Guernon Ranville, het eerst officieel deze statistiek liet opmaken. Men kwam op het congres overeen verdere uitbreiding te geven aan hetgeen over de crimineele statistiek reeds op het vorig congres was besloten; verlangde dat het wettelijk karakter van de ‘recidive’ scherper zou worden bepaald; meende dat niet alleen het getal veroordeelden, maar ook dat der veroordeelingen, niet slechts het bedrag der uitgesproken, maar eveneens dat der geïnde geldboeten moest worden opgegeven; en wenschte overal te zien toepassen de in Frankrijk door Rouher op voorstel van Bonneville | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Marsangy in 1850 ingevoerde, en daar zoo goed werkende ‘casiers judiciaires’. Het zijn loket-kasten bij elke griffie van een rechtbank of hof, waarin afschriften van alle correctioneele en crimineele veroordeelingen worden geplaatst ten laste der personen, die in het arrondissement van zulk een hof of rechtbank zijn geboren; na de veroordeeling wordt het afschrift gezonden naar het arrondissement, waarin de veroordeelde geboren is, en dáár in het loket volgens alphabetische orde geplaatst; men behoeft dus slechts de geboorteplaats van den persoon te weten, om dadelijk met zijn vroeger gedrag bekend te worden. Sinds 1855 worden de afschriften van veroordeelingen, ten laste van personen in den vreemde of in de koloniën geboren, gezonden naar een ‘casier central’, gevestigd aan het ministerie van justitie. - Wat betreft de ‘statistique judiciaire civile’, bepaalde men zich tot wenschen en tot een voorloopig kader. Het verschil van rechtspraak en rechtsvordering was nog te groot tusschen de onderscheidene staten. Men wenschte overigens zooveel mogelijk te-gemoet te komen aan de dringende behoefte van een meer algemeene handelswetgeving. De vierde sectie zou de instellingen van voorzorg en de statistiek der groote steden behandelen. - Het eerste onderwerp behoort tot het belangrijkste wat onze 19de eeuw oplevert. Het congres beaamde dit ten volle, door zulke instellingen een natuurlijke vrucht en tegelijk een weldadig correctief der moderne tijden te noemen, voortgekomen òf uit het eigen initiatief der arbeidende standen òf uit een weldadig ‘patronage’. Het congres onderscheidde vier hoofdsoorten: a. spaarkassen, b. de ‘sociétés de secours mutuel’, c. de pensioenkassen voor den ouderdom, en d. de verzekering-maatschappijen. Voor elk van deze vier hoofdsoorten werden bepaalde tabellen vastgesteld. - Als tweede onderwerp voor deze sectie was aangegeven de veelomvattende statistiek der groote steden. Het werd - en men volgde hier slechts de lijn door het vorig congres aangegeven - van het grootste belang erkend, om goed den toestand te kennen eener samenwonende of dicht opééngehoopte bevolking. Zeventien verschillende rubrieken werden aangegeven, die bij het opmaken van zulk een statistiek der groote steden zouden te pas komen. Ons treft de 8ste, waar men, uit het oogpunt der openbare gezondheid, vragen doet naar den afvoer van het water, het goten- en rioolstelsel, de gelegenheid tot baden, het al of niet verbieden van kelderwoningen, de begraafplaatsen, de politie op de prostitutie enz.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de industrie der groote steden betreft, wenschte men op het voorbeeld van de kamer van koophandel van Parijs te wijzen, die juist een uitgebreide en verdienstelijke statistiek der verschillende takken van nijverheid in haar stad had doen in orde maken. Nadat alzoo de arbeid, in de vier sectiën gesplitst, was afgewerkt, formuleerde het congres nog drie wenschen als zoogenaamde overgangsbeslissingen. In de eerste plaats werd aan de commissie, die de werkzaamheden voor het volgend congres zou voorbereiden, het onderzoek opgedragen, of de Fransche taal de éénige taal zou wezen, die in de verdere zittingen van het congres zou worden gesproken. Voorts uitte het congres den wensch, dat geheel de statistiek der misdrijven op een volgend congres, ook na raadpleging van uitstekende rechtsgeleerden, tot volledigheid konde worden gebracht. Eindelijk sprak het congres het verlangen uit, dat op een volgend congres mocht worden behandeld de statistiek der finantieele instellingen met alle gegevens (ook van belasting, enz.) die daartoe behoorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Weenen was de stad, waar het derde congres van statistiek werd gehouden. Het hield zijn zittingen aldaar van 31 Augustus tot 5 September 1857. De keizer van Oostenrijk was in die dagen nog een absoluut heerscher. De politiek bewoog zich nog volgens de beginselen van von Bach. Dit belette natuurlijk niet (integendeel!), dat de regeering, en namens haar de minister van handel, industrie en openbare werken, de Ridder von Toggenburg, het congres met glansrijke gastvrijheid in de bij uitnemendheid vriendelijke oude rijks-stad ontving. De voorzitter en ziel van het congres was de vrijheer von Czoernig; hem stonden wakker ter zijde de leden van de commissie van organisatie, waaronder de bekende namen van Adolf Ficker (secretaris van het congres), von Hock, von Reden, von Hye, Lorenz Stein, Streffleur, Springer, Neumann, Lasser, en den president der keizerlijke academie van wetenschappen, von Baumgartner. Andere Oostenrijksche statistici trokken de aankacht bij het debat; wij noemen o.a. Debrauz, Jonàk, Rossiwal, Fr. Schmitt, Schimmer, meestel leden van de Oostenrijksche centrale commissie van statistiek. Het congres zelf telde 493 leden, waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder echter slechts 30 niet-Oostenrijkers; 27 staten waren vertegenwoordigd; onder die staten behoorden ook, nu de Krimoorlog geëindigd was, Rusland en Turkije; daarentegen had - hetgeen zeer opgemerkt werd - Pruissen zich niet officieel op het in Oostenrijk gehouden congres laten vertegenwoordigen. Op het congres werden evenzeer nog geen statistici uit de Vereenigde Staten van Noord-America gevonden, hetgeen aanleiding gaf, dat op den derden dag van het congres (3 September) enkele leden bepaald het voorstel deden, op het volgende congres de Vereenigde Staten van Noord-America uit te noodigen. Te Weenen begon voor het eerst de moeilijkheid der vreemde talen zich te doen gevoelen. Te Brussel en te Parijs was het Fransch voor allen geheel voldoende geweest; maar hier te Weenen (en een der overgangsbepalingen van het congres van Parijs had reeds op die questie de aandacht gevestigd) was het anders; er waren te veel Duitschers die het Fransch niet verstonden. De moeielijkheid werd opgelost op deze wijze, dat men in elke sectie twee rapporteurs, wanneer het noodig werd bevonden, benoemde: één die het onderwerp in het Fransch, de ander die het in het Duitsch zou behandelen. Nog werd op dit congres van Weenen wel eens gezucht over den langen kostbaren tijd, die verloren ging door het voorlezen der mededeelingen over de statistiek van al de verschillende landen. Niet alle gedelegeerden wisten zulke met tact gestelde mededeelingen te doen als von Czoernig zelf, als von Hermann uit Beijeren, of als de ridder Zuccagni-Orlandini uit Florence. Overigens liep alles, dank zij de goede leiding van von Czoernig, even geregeld als vroeger. De Oostenrijksche commissie had, bij het vormen en opstellen van het programma, minder er op gelet om geheel nieuwe onderwerpen op het tapijt te brengen, dan wel zich moeite gegeven, om de leemten in den arbeid der vorige congressen aan te vullen, en aan de wenken en wenschen van die vroegere congressen te voldoenGa naar voetnoot1. Men ontving zoodoende nog al een rijk mozaiek van vraagstukken. Overeenkomstig de gewone splitsing was er thans werk voor zes secties. De eerste sectie zou zich bezig houden met nadere vaststelling van de reeds te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Parijs bewerkte lijst der oorzaken van overlijden, voorts met de statistiek der instellingen voor zieken en gebrekkigen. De tweede sectie zou ter hand nemen de gerechtelijke statistiek en de statistiek der verdeeling van het eigendom. De derde sectie hield zich bezig met de finantieele statistiek van den staat, der provinciën en der gemeenten. De vierde sectie zou de industrieele statistiek behandelen. De vijfde sectie de statistiek van het onderwijs. Terwijl de zesde sectie zou behandelen de questie der bouwstoffen, die de natuurwetenschappen aan de statistiek zouden moeten leveren. Czoernig opende het congres met een rede, waarin hij de statistiek wees op de hoogere vlucht, die zij in den laatsten tijd kon nemen. ‘Actuellement - zoo sprak hij - la statistique ne se borne plus à présenter des chiffres exacts sur une question donnée, elle s'impose encore la tâche de faire connaitre le rapport de causalité, qui existe entre les phénomènes les plus remarquables de la vie publique et sociale’. En nu togen allen aan 't werk. - De eerste sectie vond tot haar voorlichting rapporten van doctor Helm, directeur van het groote hospitaal te Weenen en van de professoren der medicijnen te Weenen Stubenrauch en Seligmann. Het eerste onderwerp, waarmede men zich bezig hield, betrof ‘de inlichtingen (renseignements) over de oorzaken van het overlijden’. Men begon hierbij met de nomenclatuur der oorzaken van de sterfte te herzien, zooals die lijst op het vorig congres was opgemaaktGa naar voetnoot1. Men redigeerde nu de tabel in het fransch en in het latijn. Ditmaal stelde men zes categorieën of klassen van oorzaken vast: a. de dood bij de geboorte, b. de dood in de eerste week na de geboorte wegens een aangeboren gebrek van het lichaamsgestel, c. dood wegens ouderdom, d. geweldige dood (zelfmoord, doodslag, doodstraf, dood in den oorlog, mors ex fame), dood door een uitwendig toeval, hetzij de oorzaak bekend of onbekend is, e. dood door een duidelijk bepaalde ziekte (127 nummers), f. dood door onbekende oorzaak. Men stelde nu vast modellen voor ‘bulletins médicaux de décès’, gaf een instructie aan de geneesheeren voor het gebruik dier modellen, en nam besluiten, om bij de verschillende regeeringen aan te dringen goed de hand aan alles te houden. - Het tweede onderwerp waren de kaders voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
statistiek der instellingen en vereenigingen om de zieken en gebrekkigen te helpen, alsmede voor de gezondheids-statistiek en haar resultaten. Men richtte hierbij tien stellen van zulke tabellen in. Één voor de vereenigingen die hulp aan zieken verleenen, zoo zij niet op het onderling beginsel zijn gevestigd, één stel tabellen voor de gebrekkigen (voor de blinden, voor de doofstommen, voor de crétins, enz.), een statistiek der hospitalen, een der huizen van bevalling (maisons d'accouchement), een der inrichtingen voor gevonden kinderen, een stel tabellen voor krankzinnigen-gestichten, lijsten voor een statistiek der epidemieën, een opteekening der gevallen van watervrees (gebetenen door dolle dieren), een statistiek van het sanitair personeel, eindelijk een statistiek der organisatie van den gezondheids-dienst. - In de derde plaats formuleerde men buiten het programma om twee wenschen betreffende de statistiek der op de gezondheid werkende geografische invloeden; men noodigde namelijk de regeeringen uit, om, zoo zich in haar gebied bewoonbare localiteiten op een hoogte van 3000 voet en daarboven bevonden, die goed op te nemen, en haar invloed op de longen te constateeren; tevens hetzelfde te doen voor streken waar moeras-koortsen heerschten. De tweede sectie behandelde de gerechtelijke statistiek en de statistiek der verdeeling van het eigendom. - De gerechtelijke statistiek verdeelde zich natuurlijk in de twee onderdeelen, strafrechts-statistiek en burgerlijke gerechts-statistiek. Voor de crimineele statistiek wilde men, dat een internationale commissie nu de nomenclatuur eens goed zou vaststellen; wat de ‘statistique judiciaire civile’ betrof, werden de regeeringen uitgenoodigd formulieren te ontwerpen, ten einde de noodige inlichtingen te bekomen, opdat een volgend congres zich daarmede kon bezig houden. - Hiermede kwamen overeen de besluiten over de questie der verdeeling van het grondeigendom. Terwijl men de essentieele punten opnoemde, waarop het bij zulk een statistiek op aan zou moeten komen (het getal eigenaren, de dubbele classificatie der grond-eigenaren volgens de uitgestrektheid van het bezit en het cijfer der belasting, de repartitie van het eigendom volgens het netto-product, enz.), stelde men toch ook vast, dat de regeeringen goed zouden doen een bepaald kundig persoon in elk land met de werkzaamheden van de statistiek van deze questie te belasten. De derde sectie nam de finantieele statistiek ter hand. Men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had daarvoor in Oostenrijk de treffelijke voorlichting van den alom bekenden Oostenrijkschen administrateur von Hock. Aan de discussies over zijn voorstellen namen de beste krachten van het congres deel; wij noemen von Reden, von Hermann uit Beijeren, Heuschling uit België en onzen Ackersdijk. Er werden beginselen en kaders voor tabellen vastgesteld. Met de grootste zorg werd gewaakt, dat de jaarlijksche rekening van inkomsten en uitgaven, welke rekening de basis der finantieele statistiek moest zijn, goed aangaf, welk bestanddeel het werkelijk ‘revenu’ van den staat uitmaakte, en welke uitgaven of ontvangsten slechts als schijnbare of oneigenlijke daarop voorkwamen. Dit alles werd dan tot in de fijnste en meest minutieuze détails uitgewerkt. Dezelfde sectie deed door het congres den wensch formuleeren, dat het volgende congres een éénvormige statistiek der banken, crediet-instellingen en andere naamlooze vennootschappen zou gaan bewerken, en dat de commissie, die dat congres zou voorbereiden, deswege aan de regeeringen de noodige inlichtingen zou vragen. De vierde sectie hield zich bezig met de statistiek ‘de l'industrie manufacturière’. Czoernig zelf leidde hier de werkzaamheden om het kader, waaraan reeds het congres van Brussel had gewerkt, vollediger te maken. Men hield zich aan de Brusselsche hoofdverdeeling en bearbeidde slechts uitvoeriger één der deelen. Engel en Wolowski namen vooral deel aan de discussie, terwijl het rapport werd ingediend door L. Stein en door Visschers. Men bewerkte a. een classificatie der industrieele producten in acht groepen, b. voorts kaders om inlichtingen over de industrieele productie te verkrijgen, en wilde c. dat de schatting en waardeering aan de plaatselijke autoriteiten zou worden overgelaten. De vijfde sectie ging de statistiek van het onderwijs behandelen. Alleruitvoerigste tabellen, grootendeels ontworpen door Ficker, werden hier voor het lager, middelbaar, gynmasiaal en hooger onderwijs vastgesteld, terwijl de scholen voor een bepaald doeleinde aan een volgend congres werden overgelaten. Bij de statistiek der lagere scholen zien wij wel degelijk opgenomen een rubriek voor kindertuinen, enz. - Door dezelfde sectie werd voorts (op voorstel van von Bach) de wensch uitgesproken, die door het congres werd beäamd, dat de litteraire statistiek in het programma van de vierde zitting van het congres zou worden opgenomen. De aandacht van de commissie van organisatie van het vierde congres werd daarbij gevestigd op de bibliographico- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
statistieke tabellen van Oostenrijk, als op de meest volledige verzameling, die over dat onderwerp was in 't licht gegeven. De zesde sectie eindelijk hield zich bezig met de bouwstoffen, die de natuurwetenschappen moesten leveren aan de statistiek, opdat deze laatste wetenschap op de volledigste wijze de verschillende verschijnselen van het maatschappelijk leven kon weêrgeven. Het was iets nieuws, en een begin dat vruchten en zorgen voor de toekomst beloofde. De geleerde von Baumgartner leidde hier vooral het werk, terwijl ook de generaal von Hauslab en een der prinsen von Salm (met zijn logarithmen) krachtig hielpen. Ik zal slechts de onderwerpen noemen, die hier ter sprake kwamen, en die aanleiding gaven tot even zoo vele besluiten, om den rijkdom der hier behandelde questies te doen begrijpen. Zoo kwamen hier ter sprake: a. de horizontale configuratie der aarde, b. de verticale coufiguratie der aarde, c. de geologische constitutie van de aarde, d. de hydrografie van de aarde, e. de physica van den aardbol, f. de toestand van de atmosfeer, g. de planten-geografie, h. de geografie der dieren, voorts een extract uit de instructies van het metereologisch instituut, enz. - In deze zesde sectie werden in de tweede plaats grondslagen gelegd voor een ethnografische statistiek. Men wilde hierin opnemen een verdeeling der rassen volgens het grondgebied binnen de grenzen van elken staat; een begrenzing der districten die zij bewonen; de hoegrootheid der bevolking van elk ras, benevens de uitgestrektheid van het grondgebied dat zij bewonen; eindelijk de kenmerkende teekenen van de rassen, volgens hun intellectueelen toestand, zeden en gewoonten, volgens den physieken aard, volgens de taal en de dialecten. - In de derde plaats hield deze sectie zich nog bezig met de cartografie; de besluiten, die daaromtrent bij het congres werden gebracht en door dat congres aangenomen, betroffen een lofspraak van kaarten voor de wegen in Carinthie en van de stroom-kaart van den Donau, en ten andere een aanbeveling der methode, die in Denemarken werd gebruikt, om in kaarten der beweging en dichtheid van de bevolking niet den gemiddelden maar den waren toestand van zaken aan te geven. Voorts werden de Fransche spoorwegkaarten, aangeboden door den graaf Dubois, aanbevolen. Dit was de vrucht van het werk der secties, voor zoover het congres zich daarmede vereenigde. Volgens besluit van het congres werden ditmaal de discussies der secties ook in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘compte-rendu’ van het verslag van het congres voor het eerst opgenomen. Toch was er een vaag vermoeden, dat men te Weenen de grenzen der statistiek misschien te ver had uitgezet. Een aandrang werd gevoeld om, in plaats van zich zoozeer op zuiver wetenschappelijk terrein te begeven, meer de klem te leggen op het practische doel, en vooral hierop, dat toch vooral de verschillende regeeringen, die zich op zulk een congres deden vertegenwoordigen, meer genoopt zouden worden zich aan de besluiten te onderwerpen. Het doel toch was in de eerste plaats gelijkvormigheid der officieele statistiek. Men wilde, om dat doel te bereiken, als het ware sterker pressie toelaten der officieele gedelegeerden, maar hun dan ook grooter verantwoordelijkheid daardoor geven. Het congres formuleerde daarvoor - op voorstel van Wolowski en Engel - het volgende besluit: ‘Bij elke volgende zitting van het congres zullen de officieele gedelegeerden zich in een speciale commissie vereenigen, en zij zullen tevens aan het congres een verslag aanbieden over hetgeen in de verschillende landen ter uitvoering van de besluiten van het congres is gedaan.’ Een soort van ‘avant-congrès’ der officieele gedelegeerden werd zoo te Weenen voor de toekomst ingesteld. Vermelden wij ten slotte, dat, na het eindigen van het congres, alle Duitsche statistici, die zich te Weenen bevonden, onder leiding van von Czoernig, een vergadering hielden om pogingen te beramen, ten einde alvast tot een uniforme behandeling der statistieke stukken in Duitschland te geraken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Ten gevolge van den Italiaanschen oorlog had het vierde statistieke congres niet in 1859 maar in 1860 plaats. Ditmaal in Londen, van den 16den tot den 21sten Juli. En met ongewonen luister - door den toevloed der Engelsche staatslieden, aan wie Lord Palmerston en Lord John Russell het voorbeeld gaven - hadden in de zalen van Somerset-House, waar het congres werd gehouden, de zittingen plaats. Prins Albert was eere-voorzitter en nam die taak met liefde en warmte ter harte. Onder hem waren presidenten de heeren handelsminister Milner Gibson en het lid van het parlement Cowper. In het uitvoe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rend comité zaten Cowper, Fonblanque, Farr, Valpy en Hammack. De uiterst bekwame statisticus William Farr was natuurlijk de spil van alles, en verder werden de werkzaamheden krachtig gesteund door de Lords Brougham, Stanley en Ebrington, door de graven Shaftesbury en Stanhope, door de parlementsleden Monckton Milnes (later meer bekend onder den naam van Lord Houghton), Gladstone, Sidney Herbert, Cornewall Lewis, en uit den kring der geleerden door Sir Roderick Murchison, Sir David Brewster, Nassau Senior, Babbage, Newmarch, Leone Levi, Bowring, Samuel Brown, Fawcett, Gilbart, Dr. Guy, Rogers, enz. In het geheel waren 33 landen of staten op het congres vertegenwoordigd. Voor het eerst hadden de Vereenigde Staten van Noord-America en ook Brazilië officieele gedelegeerden gezonden, en evenzeer hadden de Engelsche koloniën, als: Australië, Guyana, Canada, de Kaap de Goede Hoop, Ceylon, Jamaica, enz. vertegenwoordigers tot het congres doen afgaan. Prins Albert zelf opende het congres met een uitnemende redevoering. Hij zeide dat het statistieke congres in Engeland haast een nationale zaak was. Hij herinnerde er aan, dat het denkbeeld der statistieke congressen het eerst in Engeland was opgekomen, bij gelegenheid van de groote tentoonstelling van het jaar 1851, dat Engeland in de middeleeuwen geleverd had het Domesday-book, dien uitstekenden statistieken legger, en dat Engeland door Bernouilli met recht was genoemd de wieg der politieke arithmetici. Engeland had dus aanspraken thans het congres te ontvangen. Wel erkende hij dat de statistiek met vooroordeelen te kampen had. Hier was het de droge vorm die afschrikte: dáár de schade die door ‘l'art de grouper des chiffres’ aan de statistiek werd toegebracht: ginds de blaam van onvolledigheid die op haar rustte. Doch de ware statistiek kon rustig te midden van al dat gewrijf haar gang gaan. Met het oog op het Engelsche volk, dat zijn rede zou lezen, trachtte de prins nu (zeer eigenaardig!) te betoogen, dat de studie der statistiek niet tot ongodsdienstigheid leidde. Die algemeene wetten, wier kennis de statistiek trachtte op te sporen, hadden wel eens het verwijt moeten beloopen, de strekking te hebben aan de vrije macht van den Schepper, aan den vrijen wil van den mensch te tornen. Intusschen moesten zij, die dit verwijt lieten klinken, wel bedenken, dat toch de macht van God niet verkleind werd door het feit, dat men opgemerkt had dat de aarde 365 wentelingen om de zon maakt; - en dat de vrij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid van den mensch niet verkort wordt, omdat men gezien heeft, dat de menschen alle jaren een zeker vast getal brieven op de post brengen, waarop zij vergeten het adres te schrijven. De statistiek constateert alleen; niets meer, niets minder: en past daarna op die verkregen resultaten de theorie der probabiliteiten toeGa naar voetnoot1. Daarenboven, al die schijnbaar algemeene wetten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die de statistiek vindt, zijn ongeschikt om op een speciaal geval telkens toegepast te worden, zoodat de ware wijsheid van den Schepper hierin uitkomt, dat de vrijheid van het individu behouden blijft, ‘puisque ce qui est prouvé être loi en général est incertitude en particulier’. ‘Mijne Heeren - zoo ging prins Albert voort - ik schaam mij bijna, dit alles voor u te ontwikkelen, in tegenwoordigheid van een man, die uw eerste voorzitter is geweest, en van wien ik, vier en twintig jaren geleden, de eerste lessen in de hoogere mathesis ontving, ik noem Quetelet’. De prins ging vervolgens er toe over, het nut der internationale congressen te bepleiten, en hun doel uitéén te zetten, dat daarin bestond, om tot vergelijkingen uit te lokken. Engeland vooral moest daartoe aangedreven worden. Het stond misschien te veel ‘apart’. In het eigen Britsche gebied is er reeds te veel verscheidenheid in de statistiek. Engeland moest zich aan de beweging aansluiten, om éénheid in de termen te vinden. Prins Albert ried ten slotte aan, zich niet te-veel in de détails te verdiepen. Hij eindigde met op de werken van het congres den zegen des Allerhoogsten af te bidden: ‘Puisse Celui, qui a mis dans nos coeurs la soif de la vérité et qui nous a donné, pour la découvrir, la faculté de raisonner, sanctifier nos efforts et les bénir dans leurs resultats.’ Het voorgestelde programma bracht mede, dat het congres in zes secties zich verdeelde. De eerste sectie behandelde de overdracht van het grondeigendom (reeds te Weenen behandeld) en de gerechtelijke statistiek (op de drie vorige congressen besproken); de tweede de gezondheids-statistiek (reeds te Parijs behandeld); de derde de statistiek van de mijnen en van de metaal-industrie en ook van den landbouw, alles ook vroeger reeds ter sprake gebracht; de vierde de statistiek der prijzen en loonen en der banken; de vijfde de volkstellingen, benevens de statistiek (vooral de geneeskundige) der legers; de zesde de litteraire statistiek en de statistieke éénheden, waarover te Weenen reeds was gesproken. De eerste sectie, door Lord Brougham gepresideerd, behandelde dus allereerst de overdracht van het grondeigendom. Er werd vastgesteld, dat ieder land een topografisch plan van geheel zijn oppervlakte moest hebben, dat, gedurende het maken van die kaart, de kaart steeds verbeterd moest worden, en periodieke revisies daarop zouden worden toegepast. Ten einde nu het zekerste, spoedigste en minst kostbare middel te leeren kennen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om 't grondbezit over te doen, moest men een internationale statistiek van de verwisselingen van het eigendom inrichten (mutaties per jaar, verdeeling van den grond, vormen van overdracht, enz.). Totdat dit alles gereed was, verschoof het congres de bepaling van zijn inzichten over vormen en uitgestrektheid der registratie. De heer Joseph Napier was namens de sectie rapporteur over deze zaak bij 't congres. - Ook voor de gerechtelijke statistiek werden eenige (een 22tal) bepalingen aangenomen. Lord Brougham hielp hier met zijn uitgebreide kennis alles preciseeren, terwijl Dr. Asher uit Hamburg rapporteur zou zijn. Men erkende dat een stelselmatige gerechtelijke statistiek tot goede hervormingen zou kunnen leiden en behoeften van het volk zou kunnen aanwijzen; maar een allereerste voorwaarde van een gedetailleerde statistiek was hier eene uniforme classificatie en vergelijkende nomenclatuur. Goed zou het zijn, de misdrijven op de volgende wijze te verdeelen: misdrijven tegen den staat, de religie, de zedeleer en de goede zeden, de openbare orde en rust, tegen de personen (zoowel wat betreft de persoon als zijn eigendom), tegen het eigendom en tegen de internationale wetten. Van belang was het de verhouding der misdrijven tot de bevolking, tot het aantal kroegen, bordeelen en gelegenheden van helers te bepalen. Overigens moest ieder land zijn gerechtelijke statistiek volgens zijn eigen wetgeving inrichten. Het congres uitte slechts den wensch, dat het Britsche gouvernement een commissie zou benoemen, om de verschillende stelsels van gerechtelijke statistiek te vergelijken, en verslagen daaromtrent op een volgend congres in te leveren. De vragen en punten zouden moeten gedrukt worden en aan de deskundigen ter bekoming van inlichtingen worden toegezonden. Men vestigde reeds nu de aandacht van alle deskundigen op een uitgewerkte, in het Fransch gestelde, memorie van onzen von Baumhauer, behelzende een vergelijkend overzicht der strafwetgevingen in België, Frankrijk, Nederland en Saksen, en beschikte dat die memorie achter het verslag van het congres zou worden gedrukt. - Betreurende, dat zoo zeldzaam dezelfde personen de congressen bezochten, zoodat op elke zitting als het ware een geheel nieuw congres vergaderde, deed deze eerste sectie het voorstel, hetwelk door het congres werd overgenomen, dat, om eenigen waarborg voor vastheid, ook met het oog op de door de regeeringen aan te nemen houding tegenover de besluiten, te hebben, voortaan op elk congres de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zittingen der secties zouden moeten worden bijgewoond door officieele gedelegeerden. De tweede sectie, waar de graaf Shaftesbury voorzitter was, behandelde de gezondheidsstatistiek. De afdeeling bearbeidde het werk in drieledigen zin. Men trachtte te komen tot a. een uniform plan van statistiek voor de hospitalen, b. een uniform plan van sanitaire statistiek in 't algemeen, en c. tot een plan om den gezondheidstoestand van de bevolking van alle beschaafde staten te bepalen. In het eerste deel (de hospitalen) hield men zich in het algemeen aan hetgeen te Parijs was vastgesteld, met enkele wijzigingen door de praktijk (vooral in Engeland) aangegeven. Voor het tweede deel bewerkte men eigenlijk een sterfte-statistiek, geschikt niet alleen voor de steden, maar ook voor de wijken, straten, huizen-complexen, sloppen, enz. Onder de gegevens waren dus noodig een beschrijving der straten, het getal huizen - met privaten, goten, enz.; de hoeveelheid water die aan ieder bewoner toekwam, de aanwijzing waar het water van-daan kwam, enz., enz. In het derde deel wenschte men o.a. te komen tot een berekening der mortaliteit volgens een vaste basis, berekend per 1000. - Een niet onaardig incident deed zich bij de bearbeiding dezer onderwerpen voor. Onder de ingekomen stukken bevond zich ook een brief aan den voorzitter graaf Shaftesbury, geschreven door Florence Nightingale. Zij vestigde in dien brief de aandacht er op, dat het in de eerste plaats merkwaardig zou wezen, een statistiek te bezitten der middelen om de ziekten te voorkomen (om bijv. den invloed van betere woningen na te gaan). Voorts wees zij - in diezelfde lijn van gedachten - op den invloed van een goed sanitair régime bij de troepen. Kortom, alles, wat de gezondheid bevorderde, moest volgens haar overal worden opgemerkt en waargenomen: ‘heeft men niet gezien - voegde zij er haast schalksch bij - dat de kinderen der inboorlingen, die in onze overzeesche gewesten op de scholen worden gezet, scrofuleus en poitrinair werden, op hetzelfde oogenblik dat wij ze tot Christenen dachten te maken’. In de scholen in Engeland zelf kon men soortgelijke waarnemingen opteekenen. Men moest nu voor dit alles volgens haar een doorgaand beroep doen op de drukpers, om op die punten steeds voorlichting te bekomen, en voorts moest men ten allen tijde en overal met cijfers aantoonen, dat de uitgaven ter verbetering en voorkoming van zulke toestanden zooveel minder zijn dan de uitgaven, die door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de ziekten en misdaden zelven veroorzaakt worden. - Die brief van de edele vrouw, de heldin der zelf-opofferende liefde, wekte zoowel op de sectie als op het congres een waar enthousiasme op, en de naam van Florence Nightingale werd door al die statistici (Quetelet, Legoyt, Chadwick) met een hulde en vereering begroet, als wilde de met cijfers bedekte negentiende eeuw aantoonen, dat, waar de vrouw in haar edelste verschijning tot die droge tabellen naderde, er bij haar tred een waas van poëzie, een zoete geur zelfs over muffe cijfers werd uitgegoten. Het spreekt van zelf dat Florence's voorstellen door het congres werden aangenomen en aanbevolenGa naar voetnoot1. De derde sectie, onder presidium van den beroemden geoloog Sir Roderick Murchison, hield zich bezig met de statistiek van de mijnen, van de metaal-industrie en van den landbouw. Het congres uitte (wat de mijnen betreft) den wensch, dat Groot-Brittanje en ook de andere landen een gedetailleerde statistiek uitgaf der mineralurgische werkplaatsen, en van al de takken van nijverheid die in nauw verband staan met de productie van metalen, en dat voor zulk een uitgave uniforme modellen en kaders werden aangenomen. Vooral op een statistiek der mijnen werd aangedrongen (de diepte van de lagen, de hoeveelheid erts of der kolen die er uitgehaald werd, de machines om het water te pompen, de ventilatie, enz.). Eindelijk drong deze sectie ook bij het congres aan op enquêtes over den algemeenen toestand der mijn-arbeiders, hun gezondheidstoestand en de ongevallen waaraan zij bloot staan. - Wat den landbouw betreft, deed men vooral voorstellen over de jaarlijksche opname. Buiten het programma om hield deze sectie zich ook nog bezig met een statistiek der spoorwegen, op het voetspoor van hetgeen op het congres te Parijs was bewerkt. Geheel nieuw was het werk der vierde sectie. Onder presidium van den bekenden economist Nassau Senior, ging men het onderwerp der prijzen en loonen behandelen. Sinds het beroemde boek van den in 1858 gestorvenen Th. Tooke, ‘a history of prices and of the state of circulation from 1793-1837’, was uitgegeven, en dezelfde onderzoekingen, door de hulp van den scherpzinnigen W. Newmarch, tot op het jaar 1857 waren voortgezet, was het onderwerp der prijs-wisselingen in Engeland aan de orde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den dag. Op voorstel van Newmarch ging men thans de questie, in verband met het vraagpunt der loonen, op het statistieke congres behandelenGa naar voetnoot1. Eerst stelde men vast wat loon is (‘le payement en argent fait à un ouvrier pour un effort donné’). Daarna bepaalde men, dat het onderwerp der prijzen en loonen volgens eene verdeeling moest bewerkt worden, die aldus moest worden ingericht: I. de geschiedkundige periode, loopende van 1400-1790, de 390 jaren in drie onder-verdeelingen rangschikkende, van 1400-1570, van 1570-1700, van 1700-1790; II. de hedendaagsche periode, beginnende met het jaar 1790, als begin der revolutionnaire era, en ze verdeelende in drie tijdperken: van 1790-1816, van 1816-1850, van 1850-nú. Men nam nu aan, dat het voornaamste doel van de bearbeiding der eerste onder-periode, van 1400-1570, zou zijn over de volgende twee punten helderheid te verkrijgen, namelijk over den gemiddelden prijs van het graan en over het gemiddelde cijfer van het loon voor het werk op het veld. Voor de tweede onder-periode (1570-1700) en voor de derde (1700-1790) zou men het onderzoek over de twee opgenoemde gegevens voortzetten, en tevens daarop constateeren den invloed der aanwinst van de edele metalen uit de nieuwe wereld. Wanneer het mogelijk was, zou men naast den arbeid aan de twee hoofdgegevens besteed, détails voegen over de kosten van kleeding, voedsel, meubelen, dieren, huizen, alsmede over den rentevoet, enz. Voor de hedendaagsche periode (1790-nú) zou men ook de studie der twee hoofdgegevens voortzetten, en dan zoeken te komen tot een exacte geschiedenis der prijs- en loonwisselingen en tot grondslagen voor zulke economische beginselen, die op prijzen en loonen inwerken. Voor de studie der fluctuaties zou men het onderzoek moeten bepalen tot 6 of 8 voornaamste artikelen. Voorts moest men den invloed van den goud- en zilver-toevoer, sinds 1848 aangebracht, nagaan, enz. Het congres bepaalde dit alles onder uitdrukkelijke verwijzing naar de resultaten van het onderzoek van Newmarch, terwijl tevens door het congres de hulp werd ingeroepen van de Fransche heeren Michel Chevalier, Leplay en Levasseur, opdat op volgende congressen dit werk nader kon worden volledig gemaakt. - Deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfde vierde sectie nam ook nog ter hand de statistiek der banken. Dit onderwerp werd echter slechts ter loops behandeld, en de questie verzonden naar een volgend congres. Enkele algemeene regels werden vastgesteld, en door het congres bepaalde vragen gedaan. Men droeg namelijk aan de heeren Otto Hübner en Engel te Berlijn op, om een rapport in te leveren over de crediet-instellingen, die in de laatste jaren in Duitschland en in de meeste andere rijken van het Vasteland waren opgekomen; aan dr. Jarvis te Boston droeg men datzelfde op voor America; aan den heer Zapasnik te Petersburg voor Rusland en Polen; terwijl de heeren Rogers en Newmarch het zouden moeten doen voor Groot-Brittanje en Britsch Indië. De vijfde sectie behandelde de volkstellingen, waarover ook onze Ackersdijk wenken gaf, en waarbij, op raad van Farr en Legoyt, het congres den wensch uitsprak, dat aan de administratie werd toegestaan, het overleggen van de geboorte-acte of andere familie-papieren te kunnen eischen, om den ouderdom der burgers goed te constateeren. - Maar vooral hield men zich bezig met een statistiek der legers, land- en zeemacht, en in het bijzonder met den geneeskundigen dienst voor die legers te land en ter zee. Graaf Stanhope, de bekende Engelsche geschiedschrijver, leidde als voorzitter de beraadslaging over deze onderwerpen, aan wier discussie vooral de heeren Chadwick, Farr en Balfour deel namen. De heer Legoyt bracht hieromtrent aan het congres het verslag der sectie over en wist de besluiten te doen aannemen. Aan Sir Richard Bromley werd nog opgedragen het rapport betreffende de marine-statistiek, en aan den heer Hodge dat over de verdere militaire statistiek uit te brengen. Maar wij haasten ons om over te gaan tot den arbeid der zesde sectie. Hier was Quetelet tot voorzitter gekozen, de eenige vreemdeling, wien deze onderscheiding te beurt viel. De onderwerpen, die volgens het programma hier moesten behandeld worden, waren vooral de statistiek der litteratuur en de zoogenaamde statistieke éénheden. - Wat de litteraire statistiek betreft, door het congres van Weenen gevraagd, zoo waren zoowel de discussies als de besluiten hierover zeer belangrijk. Men stelde vast, dat zulk een litteraire statistiek het geheele intellectueele leven van een volk in zijn volheid moest omvatten, zooals dat zich in de voortbrengselen der drukpers openbaart. Het meest voorbijgaande straatliedje moest er een plaats vinden naast het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werk van hooge wetenschap. Slechts moest men er op letten, dat alle détails, die tot het terrein der kritiek behoorden, zorgvuldig afgesneden moesten worden. Voor zulk een statistiek der drukwerken moesten nu de termen behoorlijk worden gepreciseerd, het formaat van alles goed bepaald, de grootte van het boek, de paginaas der brochure, juist opgegeven. Voorts werden dan allerlei onder-verdeelingen der vakken, waaronder de boeken volgens hun inhoud gerangschikt konden worden, opgegeven. Dit alles zoowel voor theologie, rechten, enz. als voor de straat-literatuur. De dagbladen en periodieke literatuur werd niet vergeten, en voorts vastgesteld dat zulk een statistiek jaarlijks zou geschieden. De heer Monckton Milnes (parlementslid en dichter) onderscheidde zich vooral bij de uitwerking van dit alles, terwijl ook de Belgische gezant, de heer van de Weijer, hier ijverig aan de discussie deelnam. De debatten op het congres zelf, betreffende deze punten, liepen over een hoogstmerkwaardige questie, en wel bepaald over de vraag, in hoeverre zulk een statistiek bijdragen mocht leveren voor de zoogenaamde ‘Moralstatistik’. Er waren statistici, die huiverig waren zulk een uitbreiding aan de statistiek te geven, en die meenden, dat de statistiek der literatuur den zedelijken toestand van een volk nooit op wetenschappelijke wijze kon weergevenGa naar voetnoot1. Het was vooral professor Ackersdijk, die zich nog al sterk verzette tegen de uitbreiding, die men aan statistiek wilde geven om ook den moreelen toestand van een land te willen constateeren; volgens hem kon de statistiek niet in deze orde van denkbeelden treden; de cijfers, die men voor de vruchten der drukpers zou krijgen, waren belangrijk voor de nijverheid of als voorwerp van nieuwsgierigheid, maar niet om er gevolgen voor den toestand der literatuur, beschaving of zedelijkheid van een land uit af te leiden. Zijn rede tastte in algemeenen zin het denkbeeld aan om tot een ‘moraal-statistiek’ te komen. Met kracht echter werd toen door aanhangers van Quetelet's denkbeelden (wij noemen den Spaanschen graaf de Ripalda en den Russischen kapitein Sierakowski) betoogd, dat wel degelijk de roeping van de statistiek zoo hoog kon liggen; op het gebied der ‘moraal-statistiek’ lag de ideëele kant der wetenschap, hier kon de statistiek helpen om den zedelijken toestand te verbeteren. Het congres stelde zich aan de zijde van Que- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telet. - Dezelfde zesde sectie (die trouwens ook nog ter loops de statistieke methodes en teekens behandelde) ging zich ook bezig houden met de questie van hetgeen zij noemde ‘unités statistiques’. Het betrof de éénheid van maten, gewichten en munten, en voorts de éénvormige uitgave van statistieke stukken en het gelijktijdig doen van sommige waarnemingen. Allereerst stelde men eenige besluiten vast omtrent de maten en gewichten. Het congres herinnerde aan de bepaling van het congres van Brussel, om altijd op alle tabellen, waar maten en gewichten voorkwamen, een kolom te plaatsen met de herleiding in het tiendeelig stelsel; voorts droeg het congres aan alle officieele gedelegeerden der landen, die nog niet het tiendeelig stelsel hadden, op, hun gouvernementen op de voordéelen van dat stelsel te wijzen; de verschillende regeeringen werden uitgenoodigd een enquête over de bestaande maten en gewichten in hun land te houden, en een internationale commissie werd benoemd om, gewapend met de resultaten dier enquête, een rapport te bewerken voor het volgend congres, ten einde de beletselen uit den weg te ruimen, die zich tegen de invoering van het tiendeelig stelsel van maten en gewichten nog hier en daar schenen te verzetten. De officieele gedelegeerden der landen vormden voor het meerendeel die commissie. Als verdere statistieke éénheid kwamen natuurlijk de munten in aanmerking. Ook op dit terrein werd het tiendeelig systeem geprezen en zoo mogelijk ‘un titre uniforme de la monnaie d'or et d'argent’ aanbevolen, terwijl ook hier een internationale commissie benoemd werd met hetzelfde doel als bij de maten en gewichten. De heer James Heywood bracht de rapporten uit over die éénheid van maten, gewichten en munten. Bij de discussies trof het velen, dat enkele Engelsche leden zich met zooveel hartstocht tegen het metrieke stelsel van munten, maten en gewichten verklaarden; men zag onder die tegenstanders generaal Sir Charles Pasley, dr. Bowring, en Lord Monteagle: zij gunden den Franschen en Belgen het tiendeelig stelsel, en wilden hun eigen Engelsch systeem behouden. Eindelijk stelde men eenige regelen vast over eene gelijke éénvormige uitgave der statistieke tabellen, en over den eisch om sommige waarnemingen gelijktijdig te doen; men bepaalde dat op jaarlijksche tabellen ook de vorige jaren (op dezelfde wijze berekend) steeds er zouden worden bijgevoegd; men beschikte dat, op alle internationale tabellen, de aanwijzingen en hoofden in twee talen zouden vermeld staan, in de taal van het land en in het Fransch; men stelde aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orde voor een volgend congres de questie om een gemeenschappelijken meridiaan te hebben, en constateerde het wenschelijke van een vast constant tijdstip voor het doen van metereologische observaties. - Als bekrooning van den arbeid dezer sectie deed de heer Quetelet aan het congres een belangrijke mededeeling. Zij was deze, dat hij, Quetelet, met de voornaamste officieele gedelegeerden, ten gevolge der discussies in deze zesde sectie, het plan had opgevat de grondslagen te leggen van een ontwerp van algemeene statistiek. Men zou over elk onderwerp de hoofd-gegevens uit elk land nemen, om dan tot vergelijkende overzichten over zulk een onderwerp in alle landen te komen. ‘Il ne s'agit pas ici de faire la statistique d'un pays - zoo sprak Quetelet - mais de choisir, dans la statistique de chaque pays, de grands nombres, qui peuvent avoir quelque importance pour la généralité des hommes, et qui montrent par quels côtés les peuples diffèrent entre eux; ce qui pourrait conduire à améliorer certaines parties encore en souffrance, qu'il est difficile d'apercevoir quand il n'existe aucun moyen de les bien distinguer’. Deze mededeeling werd met gejuich ontvangen, en men zal zien dat ze later zou leiden tot een der gewichtigste besluiten van het Haagsche congres in 1869. De arbeid der secties en van het congres was hiermede afgedaan. Onder de overgangs-bepalingen nam het congres nog een besluit, waarbij toch vooral de aandacht werd gevestigd op den toestand en het lot der arbeidende klassen, en de hoop werd uitgesproken, dat het volgend congres zich met de zaak van het pauperisme zou bezig houden. Voorts werd nog aanbevolen een statistiek der productie en consumptie van elk land, en de aandacht gevestigd op het verband, voor de verschillende standen in de maatschappij, tusschen de inkomsten der burgers en het bedrag der belastingen die zij betaalden. En nu was alles afgeloopen. Opmerking verdient het nog dat de officieele mededeelingen over den toestand der statistiek in de verschillende landen steeds voortduurden, dat in Engeland naast het Engelsch alleen het Fransch als algemeene taal in de debatten werd gebruikt, en eindelijk dat het statistieke congres allengs een meer veelvuldig gebruik ging maken van een middel, waardoor zij tot goede resultaten hoopte te komen, namelijk het aanwijzen van onderwerpen die geschikte onderwerpen van officieele enquêtes konden zijn. De leden van het congres scheidden en gingen elk hun weg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Menig-een slaakte echter reeds een zucht over den overvloed van onderwerpen, die den arbeid der congressen verstikte, en die het stemmen over de besluiten tot een ijdele formaliteit dreigde te doen ontaarden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.Wederom drie jaren later, in September 1863, werd het congres te Berlijn gehouden. Pruisens hoofdstad was, toen ter tijde, vooral het tooneel van den politieken kamp der verdedigers van de constitutie tegen Bismarck en diens regeering, en tot zelfs het zoo onzijdig statistiek congres zou de nawerking van die worsteling ondervinden. Er hing soms een donkere wolk over alles. Reeds dadelijk bleek het, dat de commissie van organisatie nog vóór de opening van het congres uit elkander was gespat, sinds mannen als Lette, Schulze-Delitsch, Hanssen en Virchow wegens politieke redenen niet meer met de regeerings-ambtenaren wilden samengaan; terwijl de bevolking van Berlijn zelf op het oogenblik al zeer weinig opgewektheid gevoelde, om zich met officieele feesten of vertooningen in te laten, waar het ministerie Bismarck, dat de constitutie feitelijk ophief, een eerste rol zou vervullen. Dit alles was echter voor het congres van minder beteekenis, daar de leiding en regeling van het geheel toch moest toevallen aan den uitstekenden statisticus dr. Engel, die in Noord-Duitschland slechts één evenknie had en heeft, in Wappaeus uit Göttingen. Hij overtrof haast zich zelven bij het behandelen van al de moeielijkheden die zich voordeden, en werd dan ook door de Pruisische en Noord-Duitsche vrienden en vakgenooten - wij noemen alleen Schubert, Gneist, Delbrück, Otto Hübner, Boeckh, von Prittwitz, Varrentrap, Moser, Lazarus, Jacobi, Hopf, Jordan, Neumann, Bruno Hildebrand en von Lavergne-Peguilhen - krachtig bijgestaan. - Het was iets nieuws, hetgeen echter reeds door het congres van Weenen was voorgeschreven, dat de officieele gedelegeerden zich vóór de opening van het eigenlijke congres tot een soort van ‘Avant-congrès’ verzamelden. Deze officieele vóór-vergadering hield twee zittingen, den 4den en 5den September, en behandelde de questies van organisatie en van de taal; men besliste dat, behalve het Fransch, ook het Duitsch en Engelsch zou mogen worden gebruikt, en was het voorts tamelijk onééns over de andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
punten. Over het algemeen schenen de resultaten van zulk een ‘avant-congrès’ nog weinig bevredigend. Het voorstel van den heer Engel, om steviger banden tusschen de officieele gedelegeerden der congressen te vestigen, en zóó het gansche congres een betere constitutie te geven, vond nog geen gunstig onthaal. Slechts Quetelet had een goeden, door allen gewilden, toon aangegeven, door een verslag uit te brengen over hetgeen door hem, in opdracht van het congres van Londen, gedaan was tot voorbereiding van een ‘Algemeene Statistiek’. Het eigenlijk congres, dat van 6-12 September zijn zittingen hield, en waaraan ook de koning zijn belangstelling toonde, werd geopend door den minister van binnenlandsche zaken, graaf zu Eulenburg. Hij wees er in zijn korte rede op, dat Pruisens gouvernement de statistiek altijd als een politieke noodzakelijkheid had beschouwd. Verder zeide hij een zeer verstandig woord, door den arbeid en de resultaten van zulk een congres te vergelijken bij het werk van den zaaier, die een massa vruchtbare ideeën uitstrooit, waarvan enkele op goeden bodem vallen, en er opschieten zullen. Hij liet voorts de taak der leiding nu aan Engel over. Het werk van het congres was volgens het programma weder over zes secties verdeeld. Dit vrij groot getal secties werd allengs regel, omdat men op het congres een zoo groot mogelijk aantal geleerden wilde roepen, en dus vele uitéénloopende onderwerpen, die een wijden kring van bezoekers konden lokken, aan de orde stelde. Aan de fout van het ‘te-veel’ werd hierdoor wel toegegeven. Hoe het zij, op Engel kon zich geen blaam hechten, nu hij het voorbeeld van von Czoernig en van Farr volgde, en er waren dus zes secties. Er kwamen dan ook weder vele leden, men telde het getal van 521. De secties zelven zouden zich met de volgende onderwerpen bezig houden. De eerste sectie met de questie der organisatie van het congres, met de organisatie van de officieele statistiek en met de organisatie der volkstelling en der volksbeschrijving; de tweede sectie met het grondbezit; de derde met de statistiek der prijzen en loonen en met de goederen-beweging op de spoorwegen; de vierde sectie met de vergelijkende statistiek der gezondheid en sterfte van de burgerlijke en militaire bevolking; de vijfde sectie met de statistiek der maatschappelijke ‘selbsthilfe’ en met het assurantie-wezen; de zesde sectie met de éénheid der munten, maten en gewichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste sectie behandelde eerst het voorstel van den heer Engel, om het congres als lichaam steviger te organiseeren. De heer Engel wilde, dat er tusschen de leden, vooral tusschen de officieele gedelegeerden, steeds, en niet enkel op de periodieke congressen, vaste en geregelde betrekkingen en banden zouden bestaan, die de continuïteit van het werk zouden waarborgen. Ook aan het gezag der besluiten moest meer gevolg worden gegeven. Reeds het ‘avant-congrès’ was echter van meening geweest, dat dit voorstel wat vroeg kwam, dat men de toekomst voor-als-nog niet te-veel moest binden, en het voorstel werd dus verdaagd. Het voorstel was echter een krachtige ruk geweest om duidelijk te maken, dat het congres misschien een zekere reorganisatie moest ondergaan; de latere congressen (vooral dat van Petersburg) zouden den wensch van den heer Engel vervullen. Thans was de tijd nog niet dáár. - Daarentegen werden - op een rapport van Schubert - nu bepalingen aangenomen, waarbij een onderlinge toezending der statistieke stukken aan de gouvernementen werd opgedragen, opdat de groote bibliotheken, ook die der academies, steeds volledige stellen van zulke geschriften zouden bezitten. - Op voorstel en rapport van professor Gneist werd wederom in herinnering gebracht de vroeger te Brussel en te Parijs besproken en aangeprezen centrale commissie van statistiek voor elk land. Zulk een commissie moest geen uitvoerende maar wel een beslissende macht hebben; de praktijk had volgens het congres het nut van dergelijke commissies getoond. In de sectie zelve moest helaas de heer von Baumhauer de bekentenis afleggen van het treurig bedrijf van Neêrlands Tweede Kamer, die de reeds bestaande en door de regeering ingevoerde commissie losweg weder had doen opheffen. - In de vierde plaats besprak de sectie de questie (met voorliefde door Engel behandeld), in hoeverre bij de volkstelling en volksbeschrijving (demografie) het volk zelf kon worden opgewekt om mede te werken; de heer Engel wilde, dat men de proef er mede zou nemen; het congres beperkte - na een belangrijke discussie, waaraan de heeren Engel, Neumann, Maestri uit Turijn, de Buschen uit Petersburg, Stoessel uit Zwitserland en anderen deelnamen - het besluit tot toestanden, waar de ontwikkeling der inwoners zulks toeliet, hetgeen vrij wel gelijk stond met een afwijzing. Voorts werden hier nog bepalingen ter sprake gebracht over de noodzakelijkheid van niet alleen de feitelijke, maar ook de wet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telijke bevolking van iedere gemeente en iedere provincie te constateeren. De tweede sectie behandelde questies van het grondbezit. Het eerst werden vragen geformuleerd, die men aan de verschillende gouvernementen wilde stellen, betreffende de uitgestrektheid van het grondbezit, en vooral over de questie of de vaststelling der hoegrootheid van de oppervlakte der gronden op een goede land-meting berustte, en hoe die meting had plaats gehad, wat de kosten waren geweest, hoe de kaarten werden bijgewerkt, enz. - In de tweede plaats nam men besluiten om den aard van het grondbezit te constateeren. Het congres noodigde hier de gouvernementen uit, in hun statistieke documenten de verdeeling van het onderwerp in twaalf groepen aan te nemen, en wel op de volgende wijze: 1. champs (akkerland), 2. jardins, 3. prés (hooiland), 4. paturages (weiden en heidevelden), 5. forêts, 6. tourbières, 7. pièces d'eau, 8. bien-fonds qui produisent d'une autre manière, bijv, steengroeven, veenderijen, 9. emplacements de bâtiments, cours, 10. chemins publics, chaussées, chemins de fer, places, chantiers, etc., 11. rivières, ruisseaux, ports, etc., 12. terrains incultivables (rochers, glaciers, dunes, etc.). Het congres verlangde om de tien jaren een opname van die twaalf categoriën, en stelde voorts een formulier daarvoor vast. - In de derde plaats kwam in aanmerking de stand en beweging der verdeeling van het grondbezit uit het oogpunt van zijn oppervlakte. Het congres begeerde omtrent dit punt, dat al de gouvernementen aan de voorbereidings-commissie van het volgend congres gegevens daarover moesten verschaffen. Die voorbereidings-commissie zelve moest dan formulieren ontwerpen, enz. - In de vierde plaats hield men zich bezig met de verdeeling van het grondbezit uit een politiek en maatschappelijk oogpunt. Het waren dus vooral de bezittingen, welke niet uitsluitend uit huizen bestaan, die men op het oog had, en men stelde een tabel vast, om die, naar de rangen van eigenaars gesplitst (men noemde in geleidelijke orde op: de leden van het vorstelijk huis, den staat, corporaties, eigenaars van onvervreembare gronden, enz.), op te teekenen. - Ten vijfde stelde men formulieren vast voor een statistiek der huizen en gebouwen, en voor de beweging in het bebouwde eigendom, al naarmate de huizen en gebouwen toenamen of vernietigd en afgebroken werden. - Eindelijk maakte men een tabel voor de koopwaarde van en geld-opneming op het grondbezit, alsmede voor de mutaties in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat grondbezit. Alles was met groote zorg door den heer Engel bewerkt en Hildebrand, generaal von Prittwitz en Koulomzin (uit Petersburg) maakten zich verdienstelijk door hun rapporten daarover. De derde sectie nam wederom het onderwerp ter hand, dat op het congres van Londen tot zooveel belangrijke discussies aanleiding had gegeven, te weten: het onderwerp der prijzen en loonen. In zekeren zin stelde men zich echter (onder invloed der denkbeelden van de Duitschers) tegenover het Engelsche idee. Men kwam namelijk op tegen de onderzoekingen uit een historisch oogpunt, en stelde nu op den voorgrond, dat het congres zich met de statistiek en niet met de geschiedenis der prijzen en loonen bemoeide. Voorloopig werden dan een 50tal artikelen opgenoemd, waarmede de statistiek zich zou bezig houden. De prijzen dezer artikelen moesten in den regel naar het gewicht worden opgegeven: wanneer men ze naar de maat opgaf, zou het gewicht van die maat ook worden aangewezen. Van de prijzen dezer artikelen zouden dan de gemiddelden goed worden berekendGa naar voetnoot1. Wat de loonen betreft, zou men zich beperken en zich voorloopig alleen bepalen tot de tractementen, loonen, enz. bij de spoorwegen. - Dezelfde sectie nam ter hand een onderzoek der goederen-beweging bij de spoorwegen en constateerde het groote belang om de richtingen der goederen-transporten te weten, met opgave der punten van vertrek en bestemming; zij bepaalde een 22tal goederen, waarover allereerst inlichtingen moesten worden ingewonnen. De heer Volz had hierover een verslag bewerkt. Vooral de discussies over dit onderwerp waren belangwekkend, daar autoriteiten op het gebied van handel en financiën (bijv. de oud-minister von der Heydt) en spoorweg-autoriteiten als Fournier, Weber, Maybach en anderen hier aan de debatten deel namen. De vierde sectie zou zich bezig houden met de vergelijkende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
statistiek van de gezondheid en sterfte bij de burgerlijke en militaire bevolking. Allereerst deed men beslissingen nemen over de gezondheid en sterfte der burgerlijke bevolking. Men constateerde dat, om de gezondheid en den ziekte-toestand van een volk te berekenen, men het individu moest nagaan langs al de phases van zijn bestaan, van zijn geboorte af tot aan zijn dood. Daarvoor was het noodig de ‘saillante’ periodes in het menschelijk leven juist te bepalen. Na overweging nam men er acht aan: a. de geboorte en zuigelings-periode tot op het voleindigde eerste jaar; b. de eerste kindschheid tot aan het schoolgaan (het zesde jaar); c. de schooltijd van zes tot veertien jaar; d. de jaren van de ontwikkeling van het geslacht, en de voorbereiding tot een beroep, van 14-20 jaar; e. als tusschen-periode voor een gedeelte van de mannelijke bevolking, de jaren der krijgsdienstplichten; f. als hoofd-periode, het tijdperk van den arbeid, van de vestiging van het huisgezin, van 20-60 jaar; g. jaren van invaliditeit, van ongeveer 60 jaren tot aan den dood; h. de dood, die natuurlijk op ieder der periodes een einde aan het menschelijk leven kan maken. Men wilde nu voor dit alles inlichtingen hebben van gestichten, van de kraamzalen, van scholen, van gymnastie-inrichtingen, enz., ook van de levensverzekering-maatschappijen. - In de tweede plaats hield men zich bezig met een statistiek der recruten. Conscriptie en plaatsvervanging toch zijn een der beste gegevens, om vele waarnemingen over den gezondheidstoestand van het mannelijk deel der bevolking te doen, en daarom was het zaak hier alles nauwkeurig in te richten. Algemeene formulieren werden daarvoor opgesteld. - In de derde plaats kwam ter sprake de gezondheidstoestand der legers, en in de vierde plaats de statistiek der hospitalen, bij welk laatste punt men, op voorstel der heeren doctoren Neumann, Wilms en Hirsch, nogmaals aan de gouvernementen aanbeval de desbetreffende besluiten van het congres van Londen. Toen men deze twee laatste punten behandelde, werd ook aan de sectie verwezen de brief van den heer J. Henry Dunant uit Genève, waarbij hij de hulp inriep van de leden van het congres van statistiek voor de internationale instelling van het Roode Kruis, die hij toen voorbereidde ten beste der in den krijg gekwetste militairenGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vijfde sectie hield zich bezig met al wat de voorzorg betrof (sociale Selbsthilfe) en met het assurantiewezen. - Wat het eerste onderwerp betreft, men achtte een juiste statistieke studie daarvan van het hoogste belang, wegens den invloed van die zorg voor de toekomst op het lot der arbeidende klassen. Men wenschte dus nog meer gedetailleerde inlichtingen dan waarover men te beschikken had - men herinnere zich dat Schulze Delitsch uit politieke redenen niet meer zijn hulp aan 't congres verleende - en wilde dat het volgend congres de zaak weder ter harte zou nemen. Men gaf dus slechts lijnen op, waarlangs het onderzoek zich zou dienen te bewegen; vragen bijv. over den legalen toestand dezer associaties van voorzorg, over de questie welke rechter de twisten tusschen de leden en de associatie zou beslechten: men wilde den invloed dier instellingen van voorzorg op de vermindering van het pauperisme, en ook haar werking ten opzichte van het doen bouwen van arbeiderswoningen, kennen, enz. Formulieren en vraagpunten werden daarover vastgesteld, en vrel voor: a. de credietinstellingen, b. de instellingen voor den aankoop van waren en zaken, c. de coöperatieve of productieve associaties en d. de genootschappen tot vermeerdering van het intellectueele kapitaal. - Belangwekkend waren de debatten over het tweede onderwerp, dat in deze sectie behandeld werd, al bleven de besluiten hierover eenigszins op de vlakte: wij bedoelen het onderwerp van het verzekerings-wezen. De directeuren der verschillende verzekering-maatschappijen hadden zich hier rendez-vous gegeven; en over al de takken van hun bedrijf (levens-assurantie, tontines, brand-assurantie, assurantie voor vervoer ter zee, tegen hagel, vee-verzekering) werden vragen en formulieren volgens de rapporten der heeren Hopf uit Gotha en Löwengard uit Frankfort a/M. vastgesteld. De zesde sectie behandelde de internationale éénheid van a. maten en gewichten en b. van munten. Men herinnert zich dat daarover internationale commissies op het congres van Londen waren ingesteld. De rapporten van die commissies werden nú te Berlijn voorgelezenGa naar voetnoot1. Discussiën volgden, waaraan de Engelsche heeren Samuel Brown en Leone Levi, voorts de officieele gedelegeerde der Vereenigde Staten van Noord- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
America, Samuel Ruggles, en de Duitschers deel namen. De besluiten hadden dan ook weder de strekking om het tiendeelig metriek systeem van maten en gewichten overal aan te bevelen. Voor het internationaal verkeer was dit stelsel - zoo erkende men - van het hoogste gewicht. Een internationale commissie moest zich bezig houden met voorschriften voor de invoering daarvan te ontwerpen. Elk land, dat het stelsel aannam, moest het schielijk doen, en een speciale administratie daarvoor inrichten. In de landen, waar een facultatieve invoering van het metrieke systeem was toegelaten, moest het stelsel op school worden geleerd en voorts in de tarieven van in- en uitgaande rechten worden aangewend. - Wat de munten betrof, beval het congres het denkbeeld aan, de bestaande munt-éénheden tot een klein getal terug te brengen, iedere éénheid zooveel mogelijk decimaal in te deelen, alle muntsoorten naar het metriek systeem te regelen, en in allen dezelfde verhouding van gehalte 9/10 fijn en 1/10 alliage te verwerkelijken. Voorts werden de gouvernementen uitgenoodigd al die questies der munt op een speciaal congres te doen bespreken. Het congres wilde dat in elk land zich een associatie vormde tot het doen invoeren van het metriek systeem, en dat te Berlijn zulk een bond of vereeniging voor Duitschland zou tot stand komen. Dit was het werk der secties, zooals het programma dit had aangegeven. De statistieke mededeelingen uit de verschillende landen werden als gewoonlijk aangehoord of aan het bureau overgegeven. Buiten het programma om werd door het congres eerbiedig aan den keizer van Rusland, Alexander II, de bede gericht, dat die keizer, en al de christenen der Grieksche godsdienst, hun kalender mochten vervangen door de in Europa algemeen verspreide tijdrekening. Vrome wensch! Even als te Weenen het geval was geweest, namen ook de Duitsche officieele gedelegeerden, die te Berlijn het congres bijwoonden, de gelegenheid waar, om enkele besluiten te nemen, ten einde éénheid en mogelijkheid van vergelijking in de Duitsche statistieke documenten te brengen; men wilde nog ééns zich wiegen met een vredes-illusie; men nam den schijn aan te vergeten, dat Bismarck bij zijn optreden verkondigd had, dat in Duitschland thans andere middelen de éénheid moesten tot stand brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.De zesde zitting zou eerst in September en October 1867 plaats hebben, en wel in den jongen staat Italië. Terwijl Pruisen het congres moest ontvangen, toen het nog zwaarmoedig vol zorgen was en nog slechts geweldige plannen kon smeden voor zijn vergrooting, mocht Victor Emanuel de beoefenaars der statistiek reeds in zijn tot stand gebracht koningrijk en in zijn nieuwe zonnige hoofdstad, Florence, ontvangen. De resurrectie van Italië was een voldongen feit. De president-minister Ratazzi zorgde er dan ook voor, dat het congres met grooten zwier werd ontvangen. Italië had een zeer goeden chef der administratieve statistiek in den sinds (in Augustus 1871) overleden Maëstri, en aan dezen kon het werk der organisatie gerust worden overgelaten. Hij zette zich aan het werk, en geholpen (het gold hun eer!) door al degenen, die in Italië of van nabij of van uit de verte met statistiek zich inlieten - wij noemen Correnti, Castiglioni, graaf Arrivabene, markies Pareto, Zuccagni-Orlandini, Cibrario, Pepoli, Rabbini, Brioschi, Mellegari, Sella, Scialoia, Allievi, Lampertico, Bodio, Cossa, enz. - stelde hij het programma vast, dat een overrijk en nieuw mozaiek van onderwerpen aanbood, en dat in staat moest zijn, om zelfs de bezoekers van de in die dagen zoo schitterend zich uitspreidende Parijsche tentoonstelling naar Florence's congres heên te lokken! Het werk was namelijk verdeeld in acht secties, die over de volgende onderwerpen liepen. De eerste sectie zou zich bezig houden met de theorie en de technologie der statistiek; de tweede met de topografie; de derde met de agrarische statistiek; de vierde met de gemeente-statistiek; de vijfde met de statistiek van het munt- en credietwezen; de zesde met de zedelijke en gerechtelijke statistiek; de zevende met een onderwerp uit de militaire statistiek; en de achtste met opvoeding en onderwijs. Het congres telde dan ook zeer vele leden. Even als te Berlijn werd het eigenlijk congres voorafgegaan door vergaderingen der officieele gedelegeerden, een soort van ‘vóór-congres’, dat op 27 en 28 Augustus zijn zittingen hield. Quetelet presideerde dit vóór-congres, terwijl hij, als een goed voorteeken voor het congres, er aan herinnerde dat in vroeger tijden Florence het eerst de gelukkige gedachte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had gehad, om een kring van geleerden tot academie te vervormen, hetgeen het voorbeeld der Academie van Wetenschappen van Parijs en der Royal Society te Londen en voorts van alle Europeesche academies van wetenschappen was geweest. De questies, die op het vóór-congres werden besproken, betroffen de onderlinge postvrije toezending der documenten tusschen al de leden, welke questie weder in handen van een commissie werd gesteld: het nut eener voorafgaande bespreking der verschillende punten van het programma, om de latere discussie op 't congres te vergemakkelijken: en de op de vergadering te Berlijn verdaagde questie der reorganisatie van het congres. Ook thans weder had een uitgebreid debat over dit laatste punt plaats, waarvan het resultaat was, dat men inderdaad ook nu niet veel verder kwam. Uit den gang en toon der discussie bleek duidelijk, dat het vóór-congres nog niet tot zijn wezenlijke beteekenis was gebracht. Men gaf daaraan een voorbereidend karakter, terwijl het inderdaad hoofdzaak had kunnen zijn. Bij de bespreking van die reorganisatie wierp de gedelegeerde van Zwitserland het denkbeeld op, om de geheele indeeling van het congres in secties te doen vervallen, en altijd in pleno met behulp van commissies te werken, een denkbeeld dat echter geëcarteerd werd. Het opmerkelijkste woord werd wel op het vóór-congres door den bejaarden gedelegeerde uit Denemarken, den Heer David, gesproken, die de motie deed: dat de algemeene vergadering van het congres zich tot de discussie der rapporten uit de secties zou bepalen, en niet zou stemmen: dat de gedelegeerden voorts, na het einde van het congres, de conclusies der rapporten van de secties aan een revisie en stemming zouden onderwerpen, en dat die stemmingen aan de gouvernementen door de gedelegeerden zouden worden medegedeeld. Die motie bleef voorloopig in de lucht zweven. Het eigenlijke congres begon nu den 29sten September en duurde tot 5 October. De minister van landbouw, nijverheid en koophandel, de Blasiis, presideerde zelf: Maëstri was secretaris-generaal. De heer de Blasiis sprak er van, in zijn openingsrede, hoe Italië bij zijn reconstitutie vooral zijn voordeel moest doen met de statistiek, en hoe het zoo nuttig was, dat voor dien nieuwen staat eens de statistiek uit de zuivere bron der wetenschap toevloeide, want dat parlementen slechts te bereid waren in hun statistieke documenten een vooropgesteld idee te gaan bewijzen; men nam dan den schijn aan te zoeken wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men vooraf reeds lang meende te weten. Hij riep voorts de leden tot het werk. Dat werk begon. De eerste sectie (theorie en technologie der statistiek) zou, onder voorzitterschap van Zuccagni-Orlandini, zich bezig houden met vijf onderwerpen. Allereerst met de questie der reorganisatie van het congres. Men kon het er nog niet over ééns worden. Het rapport van Engel eindigde dus met de conclusie, dat de tijd nog niet gekomen was de statuten van het congres te codifieeren, en daarmede vereenigde zich het congres. Daarentegen uitte men den wensch, dat in het vervolg de besluiten van het congres van statistiek officieel door de commissies van organisatie aan de gouvernementen zouden worden medegedeeld. - Voorts verlangde men, dat op volgende congressen er een speciale sectie zou wezen, die belast zou zijn om die questies van statistiek te behandelen, welke in onmiddelijk verband stonden met de theorie der probabiliteiten. Dit laatste besluit kon een zaak van diep-ingrijpenden aard worden. Men gaf daarmede te kennen, dat de statistieke congressen, die zich tot nu toe slechts met ‘de vergelijkende statistiek’ hadden bezig gehouden, ook de andere questies zouden gaan bewerken, die men ‘de mathematische statistiek’ noemt. Het waren vooral mathematici zelven, zooals Brioschi, die, verheugd van hun glorie, Quetelet, in hun midden te zien, thans misschien al te overmoedig aan het congres een taak wilden opdragen, die wellicht meer tot het gebied der zuivere wetenschap behoort, en die zelfs Quetelet (de vader der mathematische statistiek) in het begin eenigszins van de congressen had geëcarteerd. Thans echter zag Quetelet met blijdschap deze nieuwe evolutie der congressen en ondersteunde hij ze krachtigGa naar voetnoot1. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de tweede plaats werd de constitutie der officieele statistiek ter sprake gebracht. Overeenkomstig het rapport van Castiglioni werden daaromtrent eenige algemeene regels aangenomen: dat namelijk aan het hoofd van geheel den statistieken arbeid een centrale commissie en een eigenlijk bureau van statistiek moesten staan; dat dit bureau, hetwelk de gegevens van alle takken van dienst moest verzamelen, een zelfstandigen werkkring moest hebben, geplaatst onder het geheele ministerie; de werkkring van het bureau werd dan verder gesplitst, enz. - In de derde plaats behandelde men de bevolkings-statistiek. Op voorstel van Engel werden eenige besluiten genomen, waarbij de feitelijke bevolking als basis bleef behouden, doch de vragen omtrent geboorte en afwezigheid zóó werden gesteld, dat de verhouding der wettelijke bevolking uit de beantwoording moest blijken. Op voorstel van Montegazza werd bepaald, dat er op de biljetten een kolom zou worden bijgevoegd, om den graad van bloedverwantschap tusschen den vader en de moeder van een gezin te weten. Tevens zou een kolom voor de gevonden kinderen worden ingesteld. - In de vierde plaats hield men zich bezig met de sterfte-tabellen, vooral ook in verband met de assurantie-maatschappijen. Brioschi maakte hierover het rapport, en deed den wensch formuleeren dat de staats-administratie normale kaders en tabellen uitgaf, die overeenkwamen met de types der levensverzekering-maatschappijen. Men zou die maatschappijen vragen de resultaten van haar ondervinding mede te deelen. - Eindelijk besprak die eerste sectie de uniforme nomenclatuur in de statistiek. Het belang daarvan werd uitgesproken, en tevens het verlangen, dat de gouvernementen zich over goede definities der termen mochten verstaan. De tweede sectie, die der topografie, zou onder presidium van Pepoli vraagstukken gaan behandelen uit de metereologie en de hydrografie. Wat het eerste punt betreft, de metereologie, zoo waren er velen, die, zooals Engel en Wolowski, meenden dat men dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderwerp buiten de eigenlijke statistiek moest houden. Farr was echter van oordeel, dat de metereologie niet van het terrein der statistiek kon verbannen worden; ‘bijna al de factoren, die de statistiek omvat, regelen zich - zoo sprak hij - naar koude, warmte en regens, en zoo wij er geen kennis van nemen, zullen wij een werkelijke leemte in onze wetenschap laten’. Het congres was op voorstel van Cantoni van hetzelfde gevoelen en nam dus aan, dat de directeuren der metereologische inrichting zich in verbinding moesten stellen, om een gezamenlijk werk tot stand te brengen. - Wat de hydrografie betreft, zoo werden hieromtrent, overeenkomstig het rapport van den markies Pareto, belangrijke besluiten genomen. Men erkende dat een studie noodig was van alle bassins in een land, zoowel der nuttige als der schadelijke wateren. Men moest die wateren bestudeeren, zoowel met het oog op het nut, dat men daarvan kon trekken, als met het oog op de hygiène en het gebruik voor het dierlijk leven en den dienst voor industrie en handel. Men moest een studie maken zoowel der wateren voor huiselijk gebruik als voor de fabrieken, der minerale en medicinale wateren, het water der goten, enz. Men moest de onder en boven de oppervlakte der aarde vloeiende wateren nagaan, ook de moerassen, meeren en vijvers. Vooral moest men niet verwaarloozen het oogpunt der navigatie, der irrigatie en dat van de beweegkracht van het water (dit laatste was vooral van belang, wanneer eens de steenkolen mochten komen te ontbreken). Het nadeel dat wateren toebrengen zou men nagaan, hetzij zij vloeiend, hetzij stilstaand zijn. Alle afmetingen enz. zouden in decimale metrieke maten gegeven worden. De derde sectie hield zich, onder presidium van Rabbini, bezig (en zeer goed bezig) met de statistiek der agrarische questiën. Als zoodanig werd in de eerste plaats behandeld de schatting en waardeering van de netto-opbrengst der cultures en van de waarde der producten. Men nam aan, dat men, om de netto-opbrengst te vinden, twee categorieën van kosten van de bruto-opbrengst moest aftrekken. De ééne categorie zou de uitgaven van de bebouwing omvatten, zijnde: de loonen, het onderhoud en de vernieuwing van het werkvee, de werktuigen en gereedschappen, de herstelling aan de gebouwen, de irrigatie, de bemesting, de buitengewone toelagen boven het loon, de drainage, de assurantie-premie tegen brand, hagel, enz. en de administratiekosten van het personeel. De tweede categorie zou de nadeelen, toegebracht door regen of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
droogte, hagel of ijsgang, overstrooming en dergelijke ongevallen, omvatten. - In de tweede plaats zou deze sectie zich bezighouden met de economie van het grondcrediet; Wolowski, die rapporteur van deze questie was, wist de voordeelen van een goed ingericht stelsel van grond-crediet zeer levendig uitéén te zetten, en deed door het congres een reeks van vragen vaststellen, betreffende de hypothecaire wetgeving, de wettelijke onteigening en de hypotheekbanken; de geheele questie van het crédit agricole in zijn ganschen omvang werd aan een volgend congres opgedragen. Onder de rubriek der derde sectie behoorden ook de beraadslagingen over de kadastrale statistiek, waaromtrent een programma werd vastgesteld, dat mede aan het volgend congres ter bewerking werd overgeleverd. - Eindelijk werd in deze sectie de questie der telling van het vee ter hand genomen. De heer Lampertico bracht daarover een rapport uit, en deed enkele besluiten aannemen. Men kwam overeen, dat zulk een telling minstens om de tien jaren moest geschieden, het liefst samenvallende met de telling der bevolking. Biljetten moesten later gegeven worden aan ieder eigenaar van vee, om die in te vullen. Voor den eersten keer was het voldoende, als de gemeente zulks deed. De telling moest omvatten paarden, koeien, varkens, schapen en geiten; wel was het wenschelijk ze ook tot andere dieren uit te strekken, bijv. tot bijenkorven; doch het essentieele ging voor. Men moest ook opteekenen de instellingen tot verbetering en veredeling van het ras; voorts de dispositiën voor de veeziekte. Eindelijk moesten de hoeveelheden vee absoluut en relatief worden opgegeven, relatief in verhouding tot het terrein en de bevolking die er van profiteerde. De vierde sectie bewerkte, onder Correnti als voorzitter, de communale statistiek. Een uitgebreide en uitstekende studie was door Correnti over die gemeentelijke statistiek ontworpen, waarin bij niet alleen de gewone bouwstoffen der administratieve statistiek, maar alle groepeeringen van bevolking had pogen samen te vatten. Alle levens-elementen van een gemeente-bevolking waren hier weêrgegeven, en het congres nam dit dankbaar aan. De vijfde sectie behandelde, onder eere-voorzitting van Scialoia, de munt- en credietpapier-circulatie. Ook de maten en gewichten kwamen hier weder ter sprake; het congres beval weder de eenheid daarvan aan, op den grondslag van het decimale metrieke stelsel; nationale vereenigingen moesten in elk land helpen. Hetzelfde (en Allievi, prefect van Verona, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had over dit alles verslag uitgebracht) gold natuurlijk ook voor de munten; Wolowski wees er op, hoe met opzet in het midden van het Parijsche tentoonstellings-gebouw van 1867 een collectie van alle verschillende munten, maten en gewichten der geheele wereld was geplaatst, om symbolisch een overzicht te geven van alle middelen, waardoor de natiën het meest met elkander in betrekking komen, en uit den aanblik van dat schouwspel een overweldigenden drang bij alle volken te doen ontstaan, om juist in die middelen éénheid te brengenGa naar voetnoot1. Wolowski bracht nu verder ter sprake zijn ideën over munt-éénheid, over het mogelijke behoud van den dubbelen standaard en over een aansluiting aan de latijnsche munt-unie van 23 December 1865. Het congres volgde hem op het laatste terrein, na een rapport gehoord te hebben van Pascal Duprat, en sprak, in weerwil van Leone Levi's verzet, wenschen naar zulk een aansluiting uit. - Dezelfde sectie zou ook ter hand nemen de questie der crediet-instellingen en der ‘circulation fiduciaire’. Wolowski stond ook hier weder dapper op de bres om zijn denkbeeld te verdedigen, dat men goed de vrijheid der werking van de banken af moest scheiden van het recht van emissie. Hij las een brief van Cavour van 1861 voor, waarin ook deze staatsman voor Italië het recht van emissie van credietpapier aan één bank wilde centraliseeren. Na het rapport van Max Wirth aangehoord te hebben, stelde het congres vast, dat een periodieke enquête in vaste vormen over geheel de ‘fiduciaire circulatie’ zou gehouden worden. - Zich aansluitende aan de werkzaamheden van deze sectie, hadden onze von Baumhauer en de officieele vertegenwoordiger van Denemarken, de heer David, van het congres verkregen, dat het den wensch uitsprak, dat de chefs der statistiek van de verschillende natiën voor het volgend congres een tabel der maten, gewichten en munten van al hun respectieve landen gereed zouden maken, met een herleiding in de maten, gewichten en munten bij de voornaamste volken in gebruik. De zesde sectie zou, onder presidium van Guerrieri Gonzaga, zich bezig houden met de moreele en juridieke statistiek. - Als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoodanig hield deze sectie zich het eerst onledig met de ‘classes misérables’. Het onderwerp door Maëstri opgegeven scheen echter te uitgebreid; men bewerkte dus alleen den toestand der gevangenen, uit het penitentiaire oogpunt. Overeenkomstig het rapport van Albert Errera werd de wensch geuit, dat men in die statistiek zou opnemen òf en welke commissiën van ‘patronage’ er voor hen waren, enz. enz. - Daaraan sloot zich dan aan het tweede onderwerp: de oorzaken van de infracties tegen de wet. Op het rapport van Yvernès van Parijs werden die oorzaken en beweegredenen in 14 rubrieken verdeeld, en wel op de volgende wijze: 1o. eigen behoud en dat van anderen (eer, vrijheid, leven, goederen), 2o. bijgeloof of vooroordeelen, 3o. godsdienstige haat, 4o. staatkundige hartstochten, 5o. economische of maatschappelijke geschillen, 6o. liefde, geoorloofd of ongeoorloofd, 7o. drift en dronkenschap, 8o. haat en wraak, 9o. begeerlijkheid, 10o. brutaliteit, 11o. middelen om andere misdaden gemakkelijk of ongestraft te maken, 12o. huiselijke twisten, 13o. gebrek, 14o. diverse of onbekende oorzaken. Het congres vroeg ook nog, op voorstel van Pierantoni, een statistiek der gevallen, waarin de bekentenis van den beklaagde afgelegd was. De zevende sectie behandelde, onder leiding van (ditmaal een vreemdeling, een Engelschman) Thomas Graham Balfour, de medische statistiek van het leger. Na een rapport van Baroffio werden eenige regelen daarover, zich aansluitende aan die van het congres van Berlijn, aangenomen. De achtste sectie eindelijk hield zich, onder leiding van Falconcini, bezig met onderwijs en opvoeding. Men gaf tabellen van een statistiek voor de scholen van schoone kunsten, voor de archieven, voor de bibliotheken en musea. Het was alsof het kunstrijk Italië hier voor het overige Europa zijn schatten wilde inventariseeren. Werkelijke statistieke waarde had dit alles niet. Wij vermelden, dat op dit congres nevens de Fransche taal het Italiaansch bijna regel was, en voorts Duitsch en Engelsch werd gesproken. De statistieke mededeelingen der gedelegeerden werden voortdurend weder gedaan. Onder al die mededeelingen trok echter bijzonder de aandacht Quetelets bijdrage, die thans aan het congres een eerste werk, voortvloeiende uit de opdracht te Londen aangenomen, overhandigen kon. Het was een eerste deel van een Algemeene Internationale Statistiek, en behandelde de bevolking. Het was door hem en Heuschling bewerkt met medewerking der officieele statistici en was in 1865 te Brussel verschenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo scheen alles vooruit te gaan bij de congressen, Toch begon de booze vraag meer en meer te hinderen, of de gouvernementen wel zuiver de hand hielden aan de verwerkelijking der besluiten van de congressen, en op zittingen, die zoo dikwijls het grensgebied der statistiek waren overschreden, als die te Florence, gevoelde de strenge logische statisticus zich niet altijd gerust. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.In den Haag werd in September 1869 het zevende congres gehouden. De heer von Baumhauer, die op alle congressen Nederland was komen vertegenwoordigen, kreeg van den minister Fock de opdracht het congres te organiseeren, en hij deed dit op een eenvoudige en goede wijze. Naast hem droeg Vissering den last der werkzaamheden, en allen, die in ons land iets aan statistiek deden, hielpen den arbeid van het congres gelukken. Wij noemen alleen de namen van de Bruyn Kops, de Bosch Kemper, dr. A. Vrolik, Bachiene, Heemskerk Az., P.N. Muller, Buys, Gevers Deynoot, Egeling, Jacobi, Baert, Jolles, Asser, Verkerk Pistorius, Veth, Bleeker, Sloet en Obreen. Het getal deelnemers was 488, waaronder 116 vreemdelingen. De zittingen van het congres hadden plaats in de (helaas zoo slecht!) gerestaureerde Ridderzaal op het Binnenhof, zoodat al de buitenlanders in het hart van onze Hollandsche herinneringen en traditiën zich bevonden. In de redevoeringen der vreemdelingen hoorde men dan ook van tijd tot tijd echo's der indrukken, die dat den Haag, met het schoone bosch en de nabijheid aan zee, hun gaf. Het geheele karakter der bijeenkomst in den Haag droeg het merk van een gezellig samenzijn in een welvarenden staat van den tweeden rang, in een omgeving, die geen politieke bijoogmerken, geen bezorgdheid en vooral weinig klink-klank toeliet. Allereerst werd de aandacht der vreemdelingen en andere officiëele gedelegeerden bezig gehouden door de zitting van het zoogenaamde ‘Vóór-congres’ op 4 en 5 September. Men was vol verlangen de questie der eventueele reconstructie en reorganisatie van het congres zelf wat verder te brengen. Het viel toch niet te ontkennen, dat de samenstelling der congressen niet altijd de noodige waarborgen meer aanbood voor het gehalte der besluiten, zoodat dan ook de regeeringen zich juist niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
altijd gebonden achtten de besluiten in hun staten in te voeren. In het begin waren de algemeene vergaderingen veel meer geweest samenkomsten van eigenlijke geleerden en hoofd-ambtenaren, die zich met de statistiek bezig hielden. Doch de luister en de feesten hadden belangstellenden van allerlei aard doen samenvloeien. De grijze David uit Denemarken had op het vorige congres te Florence (in de zitting van het ‘avant-congrès’) dat feit niet onaardig in 't licht gesteld. ‘Souvenez vous, Messieurs - zoo sprak hij - du fait que M. Engel nous a révélé. Il nous a dit qu'à Vienne, lorsqu'il a été connu que les membres du congrès de statistique devaient faire, aux frais du gouvernement autrichien, une excursion au Semmering, plus de cent statisticiens avaient subitement surgi en une seule nuit’Ga naar voetnoot1. Natuurlijk waren de besluiten van zulke vergaderingen geen bindende richtsnoer voor de gouvernementen. De heer David deed dus toen het voorstel, dat de officieele gedelegeerden telkens na de zitting de besluiten aan een revisie zouden onderwerpen, of anders, dat men de algemeene vergaderingen niet liet stemmen en dit aan de officieele gedelegeerden na de vergadering overliet. Het voorstel scheen enkelen nu te-meer noodig, omdat men in den Haag wederom den toegang tot het congres zeer gemakkelijk en aanlokkelijk had gemaakt. Het ‘vóór-congres’ in den Haag, dat onder presidium van Quetelet vergaderde, en de gewone questies van het reglement (voorlezing der zoogenaamde statistieke mededeelingen werd nu verboden) en van de post-vrijheid besprak, hield zich met deze questie en met David's voorstel nauwgezet en ernstig bezig. Fransche en Belgische afgevaardigden hadden niet veel sympathie voor David's denkbeeld en vooral de Italiaan Maëstri verklaarde er zich fel tegen. Die oppositie ging uit van het denkbeeld, dat het zoogenaamd vrije element aan het congres de levendigheid en kleur had gegeven; het voorstel van David zou dat vrije element dooden, was in dien zin ‘liberticide’, en had de strekking de algemeene vergadering zelve tot nul te reduceeren. Men kon het wederom niet ééns worden. Allerlei meeningen en voorstellen werden nog geuit - de heer Ruggles uit Amerika wilde aan elke natie slechts ééne stem geven, de heer Heuschling wilde elke statistieke questie, één voor één, aan de goede zorgen der diplo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
matie verbinden -: en de heer Engel, ziende dat men zich niet kon verstaan, stelde dus maar voor, dit jaar wederom de zaak in statu-quo te laten, hetgeen werd aangenomen. Hij zou pogen de gansche questie op een anderen boeg te wenden, en weldra weêrklonk in de eerste sectie zijn voorstel, dat aan het congres van-zelf een andere plooi zou geven. Zien wij thans kortelijk de werkzaamheid der sectiën. Het congres, dat van 7-12 September duurde, was verdeeld in vijf sectiën. De eerste behandelde de theorie der statistiek en de toepassing der statistieke gegevens; de tweede de statistiek der burgerlijke en handelsrechtspleging; de derde de financiën; de vierde de visscherijen en de handels-statistiek; de vijfde de statistiek der Overzeesche Europeesche bezittingen. Wat de eerste sectie betreft, zij hield zich volgens het programma bezig met vijf onderwerpen. Allereerst deed een fijn en licht gesteld opstel van den heer Vissering ‘over de grenzen van de statistiek’ dit onderwerp behandelen, dat uit den aard der zaak tot geen conclusiën aanleiding gafGa naar voetnoot1. - De heer Baumhauer deed door zijn opwekking enkele vragen van methodologie ter hand nemen, die tot besluiten van het congres zouden leiden. Die besluiten betroffen: de wijze waarop statistieke enquêtes moesten worden gehouden, den nauwen band, die tusschen de ambtenaren der statistiek moest bestaan, de behoefte om het onderwijs der statistiek op alle (hooge, middelbare en lagere) scholen te brengen, de wenschelijkheid dat elk statistiek document moest voorafgegaan worden door de korte uitéénzetting der daarop betrekkelijke wetgeving, de keuze der taal dezer inleidingen, het belang van in alle tabellen de berekening per honderd of duizend aan te nemen, het raadzame, dat zoowel het gehalte als het getal der waarnemingen werd opgegeven, dat daarom de afwijkingen (les écarts) behoorlijk werden aangeteekend, en bij het berekenen der gemiddelden alle schommelingen (oscillaties) goed werden aangewezen; eindelijk het wenschelijke om de statistieke bescheiden te doen vergezellen van kaarten en diagrammen (waarover men op het volgende congres een memorie wilde hebben). - Dan werd verder de wensch geformuleerd, dat in elke geboorte-acte de ouderdom van de moeder en bij de wettige kinderen ook die van den vader werd opge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teekend. - Voorts werden enkele bepalingen over de ‘doodgeborenen’ genomen, vooral strekkende, om den dood bij de geboorte te onderscheiden van den dood vóór de aangifte van de geboorte; daarbij werd dan verklaard dat een doodgeboren kind minstens 6 maanden foetaal leven moest gehad hebben. - Ten slotte werd bepaald, dat elk land, dat officieele sterftetabellen uitgeeft, in het vervolg de methode moest doen kennen, waarnaar ze berekend waren, en dat op die sterftelijsten niet alleen de ouderdom, maar ook het geboortejaar der gestorvenen werd aangeteekend (iets dat tot nu toe slechts in Nederland, Leipzig en Oldenburg geschiedt). - Toen nu al dit werk in de eerste sectie was verricht, deed in diezelfde sectie de heer Engel het voorstel, waarop wij boven (bij het bespreken van het ‘avant-congrès’) doelden. Hij deed namelijk het voorstel, dat het congres zou gaan bewerken een ‘vergelijkende Internationale Statistiek’. Hij bedoelde echter geen voortzetting van het plan, dat Quetelet op het congres te Londen had ontwikkeld, volgens 'twelk al het werk als het ware bij één bureau werd gecentraliseerd en door dat bureau achteréénvolgens zou afgeleverd worden, een plan dat geleid had tot de uitgave in 1865 door Quetelet en Heuschling van het boekdeel over de bevolking: - neen, hij wilde dat door het congres de economische regel der arbeidsverdeeling werd toegepast, dat elk land een of meer deelen van een vooraf beraamd geheel als taak zou verkrijgen, en dat de gansche arbeid min of meer gelijktijdig werd ondernomen en ten uitvoer gebracht. De officiëele gedelegeerden zouden elk een boekdeel op zich nemen, en zouden allen vaste gelijke regelen voor de bewerking volgen. De heer Engel wist dat plan en deze regelen door de sectie en het congres te doen beamen, en de officiëele gedelegeerden besloten, na afloop van het congres, ten behoeve van dat plan nog ééns samen te komen, de verdeeling van het werk dàn te regelen, en alles zóó in te richten, dat de arbeid van stapel kon loopen. De tweede sectie behandelde de onderwerpen der burgerlijke en handels-rechtspleging. Eerst werden vragen vastgesteld om een statistiek op te maken van den pro-deo rechts-bijstand voor de armen, enz.; de heer Yvernès leverde hierover het rapport in. - Dan werd een vrij hartstochtelijke discussie gehouden over de instellingen der doode hand, en werden, op voorstel van den heer Hugenpoth, vergelijkende tabellen hierover met aandrang gevraagd. - Dan werden enkele nieuwe kolommen vastgesteld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor een statistiek der faillissementen. - Voorts werd een statistiek gevraagd der naamlooze vennootschappen en overeenkomstig het rapport van den heer Asser een breede aanwijzing voor zulk een statistiek gedaan. - Op derechterlijke organisatie en het belang om vóór elke statistiek van burgerlijk en handelsrecht van die organisatie een korte uiteenzetting te geven, werd de aandacht gevestigd. - Eindelijk deed de heer Visschers het gewone voorstel, om de gouvernementen aan te sporen de questie der éénheid van maten, gewichten en munten ter harte te nemen. De derde sectie hield zich bezig met het vraagstuk der financiën. - Zij behandelde allereerst de kadastrale statistiek. De heer Bachiene had (onder gebruikmaking der gegevens van onze Nederlandsche hypotheek-bewaarders) hierover een uitgebreid en belangrijk plan uitgewerkt; het behelsde, in zeven afdeelingen verdeeld, allerlei wijzigingen en verbeteringen op het stelsel in het congres van Florence ontwikkeld. De verschillende wijzigingen werden, na een discussie, waaraan de heeren Newmarch, Wolowski, Ruggles, Max Wirth, Mayr (uit Beijeren), de Buschen (uit Rusland) deelnamen, aangenomen. De wensch omtrent het tot stand komen van een statistiek van het ‘crédit foncier’ werd weder aan de orde gesteld van een volgend congres. - De sectie ging vervolgens de questie behandelen van het jaarlijksch inkomen der natie. Op grond der discussiën leverde de heer dr. A. Vrolik hierover een helder rapport, dat reeds een soort van enquête over het onderwerp vormde. Het rapport toonde aan, dat men een poging moest wagen, om tot zulk een berekening van het volksinkomen te komen, hetzij volgens de personeele methode, welke het individueel inkomen der bewoners van een land schatte, hetzij volgens de reëele methode, welke op collectieve wijze de onderscheidens takken der productie zocht te waardeeren. De secties en het congres vereenigden zich met die conclusies. - De sectie hield zich voorts nog bezig met een statistiek der belastingen in het algemeen; met een statistiek der budgetten en rekeningen van gemeenten, territoriale districten, heerlijkheden, corporatiën, enz., waarover de heer Jacobi een uitgewerkt verslag had ingediend; en eindelijk met het aanbevelen van een statistiek der banken, die billetten uitgeven en andere inrichtingen van het handels-crediet. Over het laatste punt bracht namens de sectie de heer Clement Juglar het verslag uit. De verschillende conclusies werden aangenomen. De vierde sectie zou de statistiek der visscherijen en van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den buitenlandschen handel behandelen. Wenschen werden geformuleerd over het noodzakelijke om jaarlijksche verslagen te hebben over de vischvangst in rivieren en meeren, en omtrent de wijze waarop die visscherij geschiedde; ook over jaarlijksche verslagen der zeevisscherijen, en over de noodzakelijkheid om zulke verslagen niet te-lang na de vischvangst zelve te doen uitkomen, werden besluiten genomen. - Betreffende de statistiek van den buitenlandschen handel, en de behoefte om een gelijkvormige nomenclatuur en classificatie der artikelen in de handels-tabellen te brengen, en in het algemeen de handels-statistiek te verbeteren, werd het één en ander in het midden gebracht, dat aanleiding tot besluiten en tot den wensch gaf, dat een volgend congres zich ook met dat onderwerp zou bezig-houden. De vijfde sectie, die de statistiek der overzeesche bezittingen behandelde, gaf omtrent dit speciale punt enkele wenken, die het congres overnam. De werkzaamheden van het congres, dat op zijn drie zittingen beurtelings door den voorzitter minister Fock, en door den ondervoorzitter Vissering, werd gepresideerd, waren hiermede afgeloopen. - De aandacht verdienen nog: a. een voorstel van den heer Ruggles uit New-York aan de officiëele gedelegeerden, om voor het volgende congres statistieke gegevens te verschaffen over de landbouwproducten van hun landen over de drie jaren vóór de zitting van het congres: hij wilde die opgaven hebben liever in gewicht dan in hoeveelheids-maat; b. een denkbeeld van den heer Edwin Chadwick uit Londen, om de questie der militaire uitgaven op het tapijt te brengen, ten einde op die uitgaven besparing te brengen; middelen van besparing zouden (volgens den voorsteller) kunnen bestaan in de militaire opleiding gedurende de eerste inproductieve levensjaren, of ook wel in een richting om de militairen voor burgerlijke betrekkingen te gebruiken. Eindelijk was opmerkelijk bij het Haagsche congres de verzameling van statistieke bescheiden, met de uiterst merkwaardige tentoonstelling van statistieke kaarten, diagrammen, enz., een eerste proeve die algemeen zeer gewaardeerd werd. En nu - nadat het congres geëindigd was, vereenigden zich nog eens vertrouwelijk, onder Baumhauer's presidium, de officieele gedelegeerden om zich over het uit te geven werk van de internationale vergelijkende statistiek te beraden. Zij hadden zich dadelijk na het vernemen van Engel's voorstel verstaan, en, toen het congres aan dit plan zijn goedkeuring had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschonken, het werk eenigszins onderling verdeeld. Ditmaal bespraken zij nog eens de verschillende punten van het voorstel en stelden zij de verdeeling voor goed vast. Het werd nu goed begrepen, dat men in alle verschillende staten tegelijk aan het werk zou gaan. Elke staat zou zijn aandeel - zijn boekwerken - bekostigen en leveren. Men berekende zoo een geheel van 30 deelen te verkrijgen. Het gansche uitgebreide gebied der Internationale vergelijkende statistiek zou zich nu uitstrekken over 24 rubrieken (enkele met onder-verdeelingen), en deze rubrieken zouden aldus tusschen al de medewerkende staten ter bewerking verdeeld worden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts werden, omtrent de bewerking en uitgave, deze regelen (reeds door het congres gehoord) voor geldend verklaard: 1o. dat deze boeken der Internationale vergelijkende statistiek in het fransch zouden geschreven worden; 2o. dat alle maten en gewichten die van het metrieke stelsel zouden wezen; 3o. dat de munt-éénheid de frank zou zijnGa naar voetnoot1; 4o. dat het punt van uitgang der vergelijkingen (wat den tijd betreft) zoo mogelijk niet vroeger zou genomen worden, dan het tijdstip van de stichting van het congres van statistiek, dat is het jaar 1853 of daaromtrent; 5o. dat die vergelijkingen zich tot den jongsten tijd zouden uitstrekken, en wat de territoriale omschrijving aangaat, aan het goed oordeel der medewerkers moesten overgelaten worden; 6o. dat ieder medewerker zich moest verbinden, op aanvraag, de noodige mededeelingen aan zijn collega's te geven; 7o. dat het getal te drukken exemplaren van deze uitgaven op een minimum van twee duizend zou worden gesteld, waarvan ten naasten bij duizend ter beschikking van het gouvernement of het bureau dat het werk deed; 8o, dat men zich dadelijk aan het werk zou zetten, opdat men aan het volgend congres een serie van deze uitgaven der Internationale vergelijkende statistiek kon aanbieden; 9o. dat het formaat en de drukletter zouden genomen worden naar het model van het eerste deel van Internationale statistiek, dat in 1865 door Quetelet en Heuschling was bewerktGa naar voetnoot2. Dit alles werd nu door de officieële gedelegeerden nader gepreciseerd en geregeld. Enkelen wilden nog meer doen; de heer Maëstri sprak er van een jaarlijkschen internationalen almanak | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het licht te doen zien; de heer Engel wilde ook de bibliografie over elk onderwerp bij het boekdeel voegen. Doch dit verdere werd aan den tijd overgelaten. Thans was men slechts tevreden een geheel nieuwe taak op touw gezet te hebben, en aardig was zelfs het enthousiasme van Quetelet. Zeer zeker zou een ander in zijn geval het wel een weinig betreurd hebben, dat zijn vroeger denkbeeld der algemeene statistiek thans zoo op zijde werd gezet; maar hij, Quetelet, dacht niet aan die kleine teleurstelling. ‘Messieurs - zoo riep hij uit - sur la proposition de notre confrère M. Engel, nous allons entreprendre un beau travail, un travail qui fera honneur à ce congrès. Jusqu'ici nous avions fait des choses utiles, mais je crois qu'à dater de ce joúr notre association internationale prend une existence réelle.... Il s'agit de ne plus séparer les nations, il faut qu'elles marchent toutes ensemble. Le plus grand bonheur, que je puisse éprouver, c'est de voir, à la fin de mes jours, tous les hommes marquants, qui s'occupent de la statistique en Europe et même en Amérique, se réunir ici et délibérer en commun’Ga naar voetnoot1. Dit alles geschiedde met meer of minder illusie op het Haagsche congres van 1869. De aard van het congres zou nu van-zelf zich wel wat wijzigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.Het achtste congres werd in Augustus 1872 te St. Petersburg gehouden. Alles, voorbereiding, programma, werkzaamheden, feesten, luister, nam hier een groot en grootsch karakter aan. Het was alsof de verhoudingen zich gingen verbreeden tot uitgestrekter evenredigheden, toen men de statistieke vergadering, met haar afgepaste staketsels en afbakeningen, ging brengen naar het ongekende en in zijn perspectieven onmetelijke Russische rijk. Daarbij kwam dat geheel Europa, sinds het jaar 1870 en den Fransch - Duitschen oorlog, een andere plooi en wending had gekregen. Frankrijk, dat in de laatste veertig jaren den toon in het vasteland van Europa had aangegeven, was vernederd, en daarentegen had Pruisen, onder Ruslands goedkeuring, zijn plannen doorgezet en het grootste deel van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duitschland tot een verbazende militaire mogendheid omgesmeed, die nu vooreerst vast aanleunde tegen de schouders van datzelfde Rusland. Het zwaartepunt van Europa was van Parijs verlegd naar de richting van Berlijn en St. Petersburg. De gezichtspunten, waaruit men enkele levensbetrekkingen gewoon was geweest te beschouwen, waren dus niet meer dezelfde als vroeger. Op alles in Europa oefende die wending een directen of indirecten invloed. De atmosfeer was iets guurder geworden. Zelfs de wensch om éénheid van munt te hebben was verstomd. Ook de samenstelling van het statistiek congres in St. Petersburg was iets anders dan in den laatsten tijd. Het personeel der Fransche gedelegeerden was veranderd, sinds de toon-gevende Legoyt als Bonapartist niet meer verscheen. Duitschland was ook op het gebied der statistiek gecentraliseerd, en zond nu vertegenwoordigers der rijks-statistiek. Gelukkig echter bleven de voornaamste staten van Duitschland toch den rijkdom van hun wetenschappelijke krachten officiëel naar het congres afzenden: Pruisen bleef zoo vertegenwoordigd door den genialen Engel, Beijeren door Mayr. Amerikanen waren thans in grooter getal dan vroeger gekomen, en voorts deed zich het opmerkelijk feit voor, dat vier gemeenten zich officieel lieten vertegenwoordigen: Weenen door Ficker, Pesth door Körösi, Praag door Erben en Berlijn door Schwabe. Rusland deed ongeloofelijke moeite om ook op wetenschappelijke wijze zijn gasten goed te ontvangen. De broeder des keizers, grootvorst Constantijn, beloofde zelf met een rede het congres te openen. De begaafde onvermoeide statisticus Semenow zou voorts alles ordenen. Hem stond ter zijde een commissie, waarvan vorst Lobanow-Rostovsky en de generaal Greigh (tweede ministers van binnenlandsche zaken en financiën) aan het hoofd stonden, en waarin o.a. Buschen, Veschniakow, Jahnson, Jossa, Lamansky, Thörner, Tagantzew, Wilson, Andreïew, Koulomzine, Poggenpohl en Wreden plaats namen. Zij stelden te zamen een rijk-gevuld en toch goedinternationaal programma vast, dat, wat veelsoortigheid van studiën betreft, niets te wenschen overliet. Het eigenlijke congres werd voorafgegaan door het ‘Avant-congrès’ of de samenkomst der officieele gedelegeerden. Na de warme debatten en gewichtige voornemens, die in den Haag, op die vergadering van gedelegeerden, zich hadden doen hooren, sprak het van-zelf dat ook ditmaal de discussie belangrijk zou worden. De taak, die men toen op zich genomen en onder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ling had verdeeld, om een verzamel-werk van Internationale vergelijkende statistiek te bewerken, zou - men begreep het toen reeds - natuurlijk dringen tot strenger en straffer band der gedelegeerden, ook in den tusschentijd dat er geen congres werd gehouden, en zou dus nu van-zelf tot een oplossing van de questie der reorganisatie voeren. Het Russische comité van het congres had dit ook zoo begrepen, en stelde dus, naast de bespreking over het verzamelwerk der internationale en vergelijkende statistiek, een vast plan van organisatie van het congres aan de orde. Nadat het vóór-congres zich op 19 Augustus had geconstitueerd onder het voorzitterschap van Semenow (de 77jarige aanwezige Quetelet was tot eere-voorzitter gekozen) en het reglement van het congres als gewoonlijk vastgesteld was (waarbij natuurlijk werd bepaald dat ook Russisch kon gesproken worden), werd de zaak van het verzamelwerk van de internationale vergelijkende statistiek dadelijk ter tafel gebracht. In den Haag had men, na de verdeeling van den arbeid geregeld te hebben, vastgesteld, dat men onmiddellijk aan het werk zou gaan, opdat men reeds aan het volgend congres een reeks van uitgaven kon aanbieden. Een ieder zag in zijn verbeelding zijn boekdeel reeds gereed. Nu was het volgend congres gekomen; doch ziedaar (o ongeluk!) niemand had iets af. De oorlog van 1870/1871 droeg voor een deel de schuld daarvan, doch er waren andere en meer 't hart der zaak rakende oorzaken. Semenow en Engel gingen nu de redenen van deze teleurstellingen uitéénzetten. Het bleek toch, dat, toen men aan 't werk wilde gaan, men eerst recht ernstig al de moeielijkheden van de taak was gaan gevoelen. Entre la coupe et les lèvres il reste encore de la place pour un malheur. De ramp was deze geweest, dat de bouwstoffen voor het eenvoudigste internationale werk er òf niet waren, òf in elk land op de meest verschillende wijze waren bewerkt; men kon de weêrspannige grondstof niet onder één vorm kneden. Het was een bittere ervaring, de proef op de som van het resultaat der internationale statistieke congressen. In de meeste landen waren voor de meeste onderwerpen de besluiten der congressen niet nageleefd; de weinige statistici, die zich niet hadden laten afschrikken en toch aan het verzamelen en cijferen waren gegaan, liepen gevaar elk een eigen methode te volgen; deze (Engel) wilde slechts gedrukte stukken tot bouwstof gebruiken; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een ander wilde ook uit de archieven de geschreven documenten aanwenden; een derde (Semenow) wilde in elk land voor elk onderwerp nieuwe volgens een goed plan begonnen onderzoekingen en enquêtes doen instellen; kortom, het bleek zonneklaar, dat men verzuimd had nog eenige nadere vast bindende regelen voor de wijze van arbeiden van alle medewerkers te bepalen. Deze werden dan ook nu vastgesteld en luidden (na eene verklaring, dat men het besluit om de internationale statistiek uit te geven handhaafde) aldus: 1o. de medewerkers werden uitgenoodigd, om overal, zooveel mogelijk, de vroeger door het congres aangenomen formulieren te gebruiken; slechts mochten zij ze wijzigen, wanneer de aard der hun ter beschikking staande bouwstoffen het gebiedend eischte; 2o. de medewerkers zouden, in de eerste plaats, van de bestaande gedrukte statistieke uitgaven zich moeten bedienen; 3o. zij zouden aan de statistieke bureaux der andere landen een plan of programma van het werk, waarmede zij belast waren, alsmede een opgave der gedrukte stukken, die zij ter hunner beschikking hadden, toezenden; in een reeks van vragen (‘un questionnaire’) moesten zij de leemten en gapingen in deze bouwstoffen aanwijzen; 4o. de verschillende statistieke bureaux zouden dan die leemten trachten aan te vullen, door het toezenden van voorhanden gedrukte uitgaven en door het doen toekomen van uittreksels uit de geschreven documenten, en voorts zouden zij, zoo noodig, de gegevens zoeken volledig te maken door het uitvaardigen van speciale onderzoekingen of enquêtes. Ten slotte werd dan nog bepaald, dat onder gedrukte uitgaven niet alleen de officieele werken werden verstaan, maar ook andere gedrukte boeken, mits de bronnen goed vermeld waren. - Op voorstel van den gedelegeerde uit Noorwegen, Kïaer, werd tevens, ten einde éénheid in alle overzichten over de verschillende landen te bekomen, een rang-orde vastgesteld, waarin de landen van Europa en van de wereld zouden worden behandeld; volgens die indeeling begint men, wat Europa betreft, met het noordwestelijk deel (Groot-Brittanje, Denemarken, Noorwegen en Zweden), gaat dan naar het oostelijk deel (Rusland), voorts naar midden-Europa (Oostenrijk, Duitschland, Nederland, Luxemburg, België en Frankrijk), om met het zuidelijk deel (Portugal, Spanje, Italië, Griekenland, Turkije, Montenegro, Servië en Roumanië) te eindigen. Dan volgen Noord-America, Zuid-America, Africa, Azië en Oceanië. - Op het einde van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
congres (en wel den 29sten Augustus) kwamen de gedelegeerden voor het laatst wederom bij elkander, om den geheelen stand van het werk, vóórdat men uit elkander ging, nogmaals na te gaan en te kunnen overzien. Bij die gelegenheid werden nog enkele kleine wijzigingen in de schikking gebracht. Er werd o.a. goedgevonden, dat de statistiek der levensverzekeringen, die aan Pruisen en aan Thuringen was opgedragen, thans aan den heer William Barnes uit de Vereenigde Staten van Noord-America ter bewerking zou worden gegeven; evenzoo trad Roumanië in de plaats van Frankrijk voor de bewerking der landbouw-assuranties. De statistiek van het leger, die aan Baden was gegeven, werd thans toegedeeld aan den Oostenrijkschen kolonel Weikard. Eindelijk werd een nieuwe (XXVe) rubriek van het werk der internationale vergelijkende statistiek vastgesteld, namelijk de statistiek der groote steden, en als bewerkers daarvan werden aangewezen de heeren Körösi uit Pesth en Schwabe uit Berlijn. Zoo als wij reeds opmerkten, zouden nu die overleggingen van zelve voeren tot een reörganisatie van het congres, in zooverre ook voor de bewerking van dat verzamel-werk de behoefte zich deed gevoelen aan een zeker middelpunt en leiding, aan continuïteit vooral tijdens de jaren dat het congres zich niet vereenigde. De Russische commissie had thans de oplossing van dit probleem der constitutie van het congres (waarmede men zich nu, sinds Engel het 't eerst op het congres te Berlijn opwierp, steeds had bezig gehouden) gevonden, door het voorstel van een permamente commissie te benoemen. De stemming was thans gunstiger voor het in het leven roepen van zulk een instelling dan ooit te voren. Wel was er nog zeer veel geharrewar vóór men de lijnen goed trok, wel waren enkele Fransche leden (Maurice Block) nog niet met het plan ingenomen, maar eindelijk verstond men zich toch en werd men het er over ééns, het volgend voorstel aan het congres te doen: Er zou zijn een permanente commissie van het internationale statistieke congres. Die commissie zou bestaan uit de leden, aan wie de bewerking van het plan der internationale vergelijkende statistiek was opgedragen: de landen, die niet in deze indeeling van de internationale vergelijkende statistiek waren opgenomen, zouden het recht hebben hun gedelegeerden in die permanente commissie te benoemenGa naar voetnoot1. President van die commissie was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het ééne congres op het andere de organisateur van het laatste congres. Die commissie moest minstens ééns tusschen twee zittingen van het congres vergaderen. Haar taak was: het oog te houden op de uitvoering der besluiten van het congres in de verschillende landen, en te onderzoeken of de moeielijkheden, die een uitvoering in den weg stonden, ook een revisie der aangenomen besluiten wenschelijk maakten: de assimileering der statistieke uitgaven in de verschillende landen, met het oog op de internationale statistiek, te bevorderen: de aandacht der organiseerende commissies van een congres te vestigen op de vraagstukken, die op zulk een congres aan de orde moesten worden gesteld, en dus aan het programma mede te werken: internationale enquêtes te doen houden in de landen over al de onderwerpen, die, volgens zulk een programma, op het congres moesten worden behandeld: collectieve internationale werken uit te voeren als het verzamel-werk, waartoe het Haagsche congres had besloten: ten slotte aan het congres de definitieve redactie der concept-besluiten van een zitting aan te bieden. En hiermede had het ‘vóór-congres’, dat ditmaal zes zittingen had gehouden, zijn taak volbracht. - Wij begeven ons thans naar het congres, dat door 488 leden (juist evenveel als zij die het Haagsche congres bezochten) werd bijgewoond, waaronder 128 niet-Russen, en dat van 22 tot 30 Augustus zijn zittingen hield. Het was in vijf sectiën verdeeld. De eerste sectie zou zich bezig houden met de methodologie van de statistiek en met de volkstellingen; de tweede met bevolkingsregisters en de beweging der bevolking; de derde met de statistiek der industrie en der mijnen; de vierde met de statistiek van den handel en der post-relaties; de vijfde met de strafrechts-statistiek. Grootvorst Constantijn opende het congres met een rede, waarin hij, met een beeld aan het zeemansleven ontleend - de grootvorst staat aan het hoofd der marine - de stelling betoogde dat de statistiek vuurtorens ontsteekt, die hun hel stralend licht werpen over de stroomende, wentelende en zwellende golven der maatschappelijke toestanden en instellingen. Ook hij roemde Quetelet als den man, die, met zijn scherpziend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oog, in de diepten der cijfer-massaas der statistiek de regelmatige lijnen van het samenstel der menschelijke maatschappij had gezien en aangetoond. En thans gingen de secties aan het werk. De eerste sectie constitueerde zich onder presidium van Semenow. Zij nam nu aan (en het congres bevestigde die goedkeuring) de instelling en werkkring van de permanente commissie, zoo als die door de officieele gedelegeerden werd voorgedragen. - Wat verder de punten uit de methodologie betreft, die deze sectie thans te behandelen had, zoo benoemde zij daarvoor een onder-sectie voor de grafische en één voor de geografische methode. Over de questie der kaarten en diagrammen (waarover op het Haagsche congres reeds eenige voorloopige besluiten waren genomen) openbaarde zich nog al veel verschil van meening. De heer Schwabe maakte als rapporteur eindelijk een verslag namens de sectie op, waarin hij voorstelde, op de Haagsche besluiten betreffende de toepassing der grafische methode in de statistiek terug te komen. Het congres nam echter later, op aandrang van Semenow, Forsch en Engel, dit voorstel niet aan en bevestigde eenigermate het vroeger aangenomene, al erkende men, dat de tijd nog niet gekomen was de questie uniform te regelen; voorts droeg het congres de geheele materie dier kaarten en diagrammen over aan de nu vastgestelde permanente commissie. - Wat de geographische methode betreft, zoo werd, bij de bewerking van statistieke documenten, deze geographische groepeering der speciale feiten ten sterkste aanbevolen. - De geheele eerste sectie ging zich nu bezig houden met de volkstellingen. De sectie, en later het congres, besliste dat men hier goed zou onderscheiden tusschen a. de feitelijke of aanwezige bevolking, b. de bevolking van het gewone verblijf of de gedomicilieerde, in de gangbare beteekenis van het begrip domicilie, en c. de wettelijke bevolking. De volkstellingen moesten nominatief geschieden en zich baseeren op de feitelijke bevolking. Voorts werden dan, na nog andere regelingen, de inlichtingen vastgesteld, die men verkrijgen wilde; zij werden verdeeld in essentieele en facultatieve: onder de verplichte opgaven rangschikte men de aanwijzing der ‘langue parlée’. - De physieke toestand der bevolking, die, volgens het programma, door de eerste sectie moest worden behandeld, werd aan een onder-sectie over de sanitaire en medicale questies ter bewerking toegewezen. Deze kwam tot de volgende besluiten, die dan ook door het con- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gres werden aangenomen. Zij stelde vast, dat de physieke toestand der bevolking het onderwerp uitmaakte der biologische statistiek van den mensch, welke biologische statistiek zich verdeelde in vier deelen: a. de somatologische statistiek, die ten doel heeft gegevens over de physieke kracht en den algemeenen gezondheids-toestand van de bevolking te verzamelen, b. de nosologische statistiek, die den invloed der sporadische en epidemische ziekten op de bevolking nagaat, c. de hygiènische statistiek, die de betrekkingen ontleedt tusschen den gezondheids-toestand van een bevolking en de natuurlijke economische en andere voorwaarden en omstandigheden, waaronder zij leeft, om maatregelen te kunnen aanwenden, waardoor de verderfelijke invloed van sommige dier voorwaarden of omstandigheden kan worden voorkomen, en d. de statistiek van den medischen dienst. Men was het er nu over ééns, dat de somatologische statistiek nog in het geheel niet op de hoogte van haar roeping was. Men ging dus een registreering der gegevens voorschrijven, waaruit men de physieke ontwikkeling van den mensch kon opmaken. Kaarten voor alle personen moesten daarvoor door een vast personeel worden ingevuld, betreffende lengte der gestalte, gewicht, breedte der schouders, enz. enz.. Voor pas geboren kinderen wenschte men het reeds te doen. Aan alle inrichtingen van kinderen moest het geven van deze inlichtingen worden opgelegd. Met alle gymnastie-vereenigingen, enz. moest men zich in betrekking stellen; kortom, de meest uitgebreide voorschriften werden gegeven, om, overeenkomstig Quetelets ideeën (uit zijn boek ‘Anthropométrie’), een vitaliteits-statistiek te verkrijgen, gelijk men reeds een mortaliteits- en morbiliteits-statistiek bezat. - Dezelfde onder-sectie voor sanitaire en medicale questiën behandelde nog het vraagstuk der epidemieën, dat ook reeds op het congres van Weenen ter sprake was gebracht, en meer bepaald de twee onderwerpen van de cholera en de syphilis. Wat de cholera betreft, beval zij die questie, met al de reeds in de sectie gevoerde besprekingen, waaronder vooral de belangwekkende mededeelingen van den heer Mouat uit zijn lange ondervinding in Indië geput, aan het volgende congres aan. Voor de questie der statistiek van de syphilis werden regelen gesteld. - Eindelijk bracht in de eerste sectie de heer Quetelet ter sprake een questie, die hij reeds even in het ‘avant-congrès’ had aangeroerd, namelijk om een denkbeeld van ‘commodore’ Maury te ondersteunen, te weten om over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de aarde een groot net van metereologische waarnemingspunten te organiseeren, en die observaties te combineeren met maandelijksche verslagen over den staat van de oogst; ‘crop-reporters’ zouden dit laatste moeten doen; alles voor het land op dezelfde wijze, als voor de studie der zeeën is aangenomen, zoodat de studie van land en zee geheel en al hier moesten samengaanGa naar voetnoot1. De opmerkzaamheid der regeeringen en geleerde genootschappen werd op dit denkbeeld door het congres gevestigd. De tweede sectie hield zich, onder leiding van Buschen, bezig met de bevolkings-registers en met de beweging der bevolking. - Wat de bevolkings-registers betreft, zoo werd door deze sectie (en het congres nam dit alles over) de aandacht der regeeringen gevestigd op de praktijk der methode, die in Holland en België in gebruik is, als de eenvoudigste en doeltreffendste manier van werken in deze zaak. Zulke bevolkings-registers door de gemeenten te honden, werden aan alle staten aanbevolen. Wat zij op iedere bladzijde voor elk huisgezin moesten bevatten werd voorgeschreven. De eerste grondslag werd natuurlijk gevormd door de uitkomsten der volkstelling. - Behalve met die uit den census voortvloeiende bevolkings-registers, die op elk tijdstip den stand der bevolking van een gemeente doen zien, hield de tweede sectie zich in het algemeen uitvoerig bezig met de opteekening en de uitgave der feiten betrekkelijk de beweging der bevolking. In den burgerlijken stand moesten al de daarvoor vereischte gegevens opgenomen worden. Opmerking verdient het, dat als onvermijdelijke en verplichte opgaven werden beschouwd: a. bij sterfgevallen, het beroep van den overledene volgens een eenvormige classificatie (die der volkstellingen), b. bij huwelijken, de graad van bloedverwantschap, die tusschen de gehuwden bestaat, en wel in vier rubrieken verdeeld: schoonzusters en schoonbroeders, ooms en nichten, tantes en neven, volle nichten en neven. Enkele wenschen werden verder daarbij geformuleerd: voor de landen, waar een gemengde nationaliteit is, wilde men de nationaliteit der moeder hebben, enz. Voorts verlangde men al zulke feiten nog bijzonder te constateeren (behalve in het overige gedeelte der bevolking) voor steden van meer dan 20,000 inwoners; voor alle grootere steden, waar een medicaal onderzoek der dooden bestond, wenschte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men gegevens over de ligging van het huis, de talrijkheid der bewoning van het huis, en den graad van welvaart van den gestorvenen, volgens de biljetten in de stad Pesth in gebruik. - Eindelijk hield deze sectie zich bezig met speciale registers te ontwerpen van de prostitutie, die dan ook, met en benevens de vragen betreffende de publieke vrouwen, door het congres werden aangenomen. De derde sectie hield zich, onder presidium van Veschniakow, bezig met de statistiek der industrie en der mijnen. - Een allerbelangrijkst boek was over de algemeene statistiek der industrie door Engel bewerkt, onder den titel van: die Reform der Gewerbe-Statistik im deutschen Reiche, en, in aansluiting aan diens wenschen, werden de besluiten over deze materie (na een rapport van Andreïew) genomen. Het waren voor een goed deel vereenvoudigingen en beperkingen der in 1857 te Weenen aangenomen besluiten. De opname en telling zou van tweederlei aard zijn: een zeer uitvoerige om de tien jaren, en een algemeene voorloopige telken jare. Voor beide categorieën werd nu vastgesteld, welke vragen op de aan de inrichtingen rond te deelen biljetten moesten voorkomen. Wat de classificatie der industrieën aanbetreft, nam het congres diegene aan, welke door professor Andreïew was bewerkt; men zou haar echter ook onderwerpen aan het oordeel van de Jury der tentoonstelling van Weenen in 1873. Al deze besluiten moesten echter niet vertragen het bewerken van 't daarop betrekkelijk deel van het werk der internationale vergelijkende statistiek, want reeds uit het minder volledig materieel kon een opmerkelijke studie gemaakt worden. - Voor de questie der statistiek van de mijnen- en berg-industrie (usines) was door deze sectie een onder-sectie ingesteld. Voor geheel deze statistiek werden toen regelen gesteld, waarbij dadelijk grenzen werden getrokken, en o.a. voorgeschreven dat de munt-fabrikatie niet onder de statistiek der mijnen en bergwerken behoorde. Wel wenschte men, dat de toestand der werklieden hier in deze rubriek vooral een punt van onderzoek zou uitmaken en dat de ongevallen behoorlijk werden gecontroleerd. Over het algemeen ging men toch ruim ver met 't uitzetten der grenzen van dezen tak der statistiek. Men nam ook het ‘Hüttenwesen’ er bij op, hoewel dit eigenlijk tot de statistiek der gewone industrie (Gewerbe-statistik) behoorde. De wensch werd uitgesproken, dat Groot-Brittanje in deze aangelegenheid der mijnen en berg-industrie zich vooral zou houden aan de besluiten der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vorige congressen; men verlangde dringend, dat in de verslagen der koloniën en ook der Hispano-Americaansche republieken de statistiek over deze materie wat geregelder werd bijgewerkt; en men gaf eindelijk de gansche zaak over aan de Permanente commissie. De vierde sectie behandelde, onder Lamansky als voorzitter, de statistiek van den handel en der post-betrekkingen. - Allereerst hield men zich bezig met de statistiek van den buitenlandschen handel. Men had in het programma zeer goede uitéénzettingen daarover van Thörner, en het opmaken der besluiten werd dus vergemakkelijkt. Om een goede vergelijkende statistiek van den buitenlandschen handel te hebben, werd verlangd, dat de berekening en waardeering van de hoeveelheid der in- en uitgaande koopmansgoederen naar het gewicht zou geschieden, behalve in negen categorieën (levende en andere dieren, constructie hout, dranken, kleederen enz., horloges, wagens en rijtuigen, schepen en kunstvoorwerpen); dit gewicht moest het netto-gewicht zijn; voorts moest goed de richting der transporten der goederen worden bepaald; overal, waar de goederen ad valorem waren geclassificeerd, moest de waarde volgens het systeem der gemiddelde prijzen worden geschat; locale studiën waren echter voor die schatting noodig; wat de classificatie betrof, moest men niet de alfabetische orde volgen, maar een rationeele orde. De aanname van gelijke maat en gelijk gewicht voor alle natiën zou - men herinnerde er even aan - den handel zeer bevorderen. Eindelijk stelde het congres een lijst van 103 artikelen in acht talen vast, die den grondslag en het minimum der internationale handels-statistiek moest vormen; deze lijst zou echter slechts als een eerste proef mogen beschouwd worden, en een revisie daarvan reeds dadelijk in uitzicht worden gesteld. - Voor de statistiek der post-relaties werd een onder-sectie opgericht. Ook in deze materie werd het programma der voorbereidings-commissie geheel gevolgd. De onderwerpen van het post-verkeer werden in drie afdeelingen gesplitst: a. de post-inrichting zelve, b. de dienst daarvan en daarop, en c. de financieele resultaten; breede tabellen en formulieren werden voor al die drie deelen vastgesteld. De vijfde sectie, over de strafrechts-statistiek, werd bij uitzondering geplaatst onder de leiding van een niet-Rus, en wel van onzen von Baumhauer. Men hield zich daar vooreerst bezig met de ‘casiers judiciaires’, en het congres sprak wederom de wenschelijkheid uit, om in ieder land zulke ‘casiers’ of pe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
riodieke registers te hebben, ter wille van het constateeren der ‘recidive’. Men bepaalde, dat de documenten zóó zouden worden ingericht, dat men daardoor de studie van de recidive in verband kon brengen met het onderzoek van het penitentiaire stelsel. De ‘casiers judiciaires’ moesten als het ware een kadaster worden van allen in een land strafbaar erkende personen: in twee woorden: ‘het zwarte boek’. Het congres sprak zich nog niet uit over de questie wat te verkiezen was: òf het Fransche systeem, verzameling hoofdzakelijk bij de hoven en rechtbanken en mededeeling alleen langs ambtelijken weg, òf het zoo even in allerijl ingevoerde Russische stelsel, concentratie van al die feiten en data bij het ministerie van justitie en openbaarmaking der namen in periodiek gedrukte lijsten. - In de tweede plaats hield de sectie zich bezig met de statistieke opname der gegevens van de strafrechtspleging. De beste wijze was een nominatieve opname. Er moesten opgemaakt worden: a. bulletins voor elke zaak, en b. nominatieve bulletins voor elken aangeklaagde: modellen daarvan werden opgegeven. - Eindelijk werd een vergelijkende nomenclatuur van alle zware inbreuken op de wet gemaakt. Wenken werden daarvoor gegeven, en besloten de zaak nog eerst aan het onderzoek van specialiteiten te onderwerpen, om later daarop te kunnen beslissen. Als proeve wilde men dan beginnen met een statistiek onderzoek over de in het jaar 1872 voorgekomen moorden. Buiten het programma om besloot het congres, op voorstel van eenige leden der vierde sectie, waaronder de heer Vissering, de questie van de statistiek der spoorwegen aan de bijzondere aandacht der voorbereidings-commissie van het negende congres aan te bevelen. En zoo volbracht het congres te St. Petersburg zijn taak. Een zaak zou echter nu voortaan veranderen. Overeenkomstig de nieuwe organisatie werd het zwaartepunt van den werkkring van het congres verlegd naar de permanente commissie. Het congres zou nu in het vervolg meer in het algemeen het wenschelijke gaan bepalen, de permanente commissie de al of niet uitvoerbaarheid van dat wenschelijke nader uitspreken. Om de spil van die permanente commissie zou voortaan de loopbaan der statistieke congressen zich dienen te wentelen. Ten minste men sprak die hoop te St. Petersburg uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.Het negende congres werd te Buda-Pesth gehouden. Bij vorige congressen was het de taak uitsluitend van de voorbereidings-commissie geweest, om alles voor zulk een congres in orde te maken. Thans had echter ook de permanente commissie voor het eerst een groot aandeel in het opstellen en gereed maken van het programma. Dat programma moest nu voortvloeien uit de samenwerking van de permanente en de voorbereidingscommissie. Wij moeten dus vooraf kortelijk nagaan wat de permanente commissie, onder het presidium van Semenow, deed. De permanente commissie hield, in den tusschentijd tusschen het congres van St. Petersburg en dat van Pesth, twee, of laten wij zeggen drie zittingen. De eerste dier zittingen had in Augustus 1873 te Weenen plaats, tijdens de algemeene internationale tentoonstelling van industrie dáár ter plaatse. De verschillende landen, die vroeger aan de congressen hadden deelgenomen, waren voor het meerendeel ook tot de permanente commissie toegetreden. Men behandelde hoofdzakelijk drie punten: a. de onderwerpen, die op vorige congressen waren ter sprake gebracht, doch welker uitwerking voor later was voorbehouden, alsmede de questies die speciaal aan de permanente commissie waren opgedragenGa naar voetnoot1, b. den stand en gang van het werk der internationale vergelijkende statistiek, en c. alles wat betrekking had tot het volgende congres, de aanwijzing der plaats waar het zou worden gehouden, en de zaken die daarop zouden moeten worden behandeld. - Terwijl nu de onderwerpen sub a. in handen van rapporteurs werden gesteld, ging de permanente commissie dadelijk met zorg na, wat gedaan was aan den arbeid der internationale vergelijkende statistiek. Het bleek werkelijk dat alles nu in een staat van wording was gekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De programma's van de verschillende boekdeelen werden door de onderscheidene bewerkers besproken. Over questies uit die programma's werd van gedachten gewisseld. Aan het geheele plan van het werk werden nog twee toevoegingen gemaakt en voorts enkele nadere schikkingen onderling goedgekeurd. De twee toevoegingen waren de volgende: op voorstel van Engel werd namelijk nog een XXVIe hoofdstuk in de reeks der indeelingen opgenomen, en wel de internationale vergelijkende statistiek der ‘maatschappijen op actiën’, hetgeen aan Engel zelven ter bearbeiding werd opgedragen. Voorts werd (eveneens op Engel's voorstel) een nieuwe onderafdeeling aan het IIe hoofdstuk (bevolking) gehecht, en wel de statistiek ‘der emigraties en immigraties’ (Ein- und Auswanderung), d.i. de beweging der bevolking van land tot land, namelijk in de richting van Europa naar de andere deelen der aarde; de bewerking van dat onderdeel werd opgedragen aan den heer Nessmann (Hamburg). Wat de nadere schikkingen betreft, zij betroffen de verdeeling van het werk onder de bewerkers, bijv. dat het werk aan hoofdstak XII b. (de rivier-scheepvaart) en hoofdstuk XIII c. (rivieren en kanalen) aldus zou worden bewerkt, dat Rusland de cijfers der oostelijke en Duitschland de cijfers der westelijke staten van Europa daarvan zou behandelen; en dat bij hoofdstuk XV de heer Bodio uit Italië in plaats van den heer Kummer uit Zwitserland trad. Opmerkelijk was het dat België zich van het werk begon terug te trekken, en toeliet dat de beweging der bevolking (II. c.) aan den heer Becker (Duitsche rijk) werd overgedragen. Ook Hessen onttrok zich aan den arbeid der spoorwegstatistiek (XIII. b.). Overigens werd in 't algemeen aangenomen dat ieder bewerker van een deel voor het hem opgedragen gedeelte zou nagaan, welke besluiten der congressen misschien een revisie noodig hadden, en daaromtrent later een voorstel zou doen. - Zoo kon de permanente commissie overgaan tot het programma van het volgend congres. Het bleek dat Buda-Pesth de plaats zou zijn, waar dit congres zou worden gehouden. Met het oog daarop werd aan den heer Kéleti - den chef van het Hongaarsche bureau van statistiek - de opdracht gegeven een programma voor te stellen. Het behandelen van dit programma, het daarvan verwijderen van sommige punten, het wijzigen van andere, en het daaraan toevoegen van nieuwe, was nu de arbeid, waarmede de permanente commissie zich in de derde plaats bezig hield. - Deze arbeid werd (nevens het toezicht op het werk der internationale ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijkende statistiek) voortgezet op de tweede zitting der permanente commissie, die van 27 Augustus tot 5 September 1874 te Stockholm (de vaderstad van Wargentin) werd gehouden. De permanente commissie bewerkte toen vooral de groote lijnen van het geheele programma, benoemde geleerden, die memories over enkele punten zouden opstellen, en wees tevens de rapporteurs aan, die over zulke onderwerpen concept-besluiten aan het congres zouden aanbieden. Vooral deed de permanente commissie haar best, om enkele onderwerpen, die nog niet rijp waren voor een beslissing, van de orde van het eventueele programma af te voeren. Zóó werden van de discussies van het toekomstig congres geëcarteerd: a. de bespreking der grafische en geografische methode, b. de organisatie der statistiek, c. de vraag naar het nationaal inkomen, d. de questie der militaire statistiek (van Chadwick) en e. het vraagstuk der nationaliteit met betrekking tot de taal. Een reeks van overige questies - zoo oude als nieuwe - werd op het programma gebracht. Uitdrukkelijk werd echter door de permanente commissie erkend, dat de voorbereidings-commissie van haar kant ook het recht zou hebben nog nieuwe questies op het programma te stellen, zulke questies nog door andere geleerden te laten bewerken, of nieuwe rapporteurs te benoemen, als de aangewezenen niet met het werk gereed konden komen. - Dat alles werd nog nader besproken en geconstateerd op een vertrouwelijke conferentie, die de meeste leden der permanente commissie in Augustus 1875 te Parijs (tijdens het congres voor de geografie) hielden; en, terwijl de Hongaarsche voorbereidings-commissie van haar kant ook niet stil zat, kwam zóó het programma met al wat daartoe behoorde tot stand. De vereenigde arbeid van permanente en voorbereidende commissie had uitgewerkt, dat ditmaal een bij uitstek goed en volledig internationaal programma (het boekdeel telde ongeveer 2000 bladzijden 4to.) was tot stand gekomen. En nu, tegen het eind van de maand Augustus 1876, ging men naar Pesth. Tooverachtig schoon ligt aan de beide oevers van den Donau de hoofdstad van Hongarije. Terwijl aan de rechterzijde van de rivier op en langs de bergrotsen de huizen van het oude Ofen en Buda zich op elkander schijnen te stapelen of in de diepten neêrzinken, spreidt aan den linkerkant op een vlak terrein, slechts in de verte door heuvelen gedekt, het moderne en weidsch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebouwde Pesth zich breed en gelijkmatig uit. Drie stout geslagen bruggen overspannen de bruisende golven en verbinden oud en nieuw, rotsen en vlakte, scherp gekanten hoek en zachte glooiing tot een evenredig geheel. Dat geheel wordt een schoon harmonisch beeld en hult zich in een lichtend waas van poëzie. Het is alsof een doorschijnende Oostersche sluier over alles losweg is heêngeworpen: men denkt er niet aan de verschillende fragmenten in bijzonderheden na te gaan, men verliest zich slechts in den éénen indruk, den eersten aanblik. Gij zijt nog nauw op den Donau het Margaretha-eiland voorbijgevaren, of reeds heeft zekere bekooring zich van u meester gemaakt; iets opbruisends, iets wilds tintelt door de aderen, de oogen die u aanzien schitteren van een vreemd doordringend vuur, het glas met den fonkelenden zwaren wijn ziet gij u toedrinken, de echt Hongaarsche dans omgeeft u, gij zijt reeds in de stemming om alle kalmte en zelfbeheersching te vergeten bij het hooren der Zigeuner-muziek. De muziek der Zigeuners was in veel opzichten het gevaar en de verleiding van Hongarije; en waarschijnlijk met het loffelijke doel om het land voor goed tot positieve denkbeelden te leiden, hadden de Hongaarsche staatslieden het besluit opgevat het internationale statistieke congres in Buda-Pesth te ontvangen. Het congres moest dan dáár vooral de roeping hebben om de belangstelling in de statistiek in groote kringen te verbreiden en wakker te houden. Allen in Hongarije stemden met dien wensch in. De palatijn, aartshertog Josef, wilde eere-voorzitter wezen; het ministerie, vooral de ministers Trefort en von Wenckheim, was onvermoeid om de eer van het land bij het congres op te houden; de hooge geestelijkheid - en innemender figuur is haast niet denkbaar dan de fijnbeschaafde ridderlijke aartsbisschop van Kalocsa - knikte gunstig toe; het gemeentebestuur van Pesth steunde alles krachtig; en de dienaren der staatswetenschap in Hongarije gingen alles organiseeren. De directeur der Hongaarsche statistiek, Kéleti, was berekend om alles goed te doen loopen. Hem hielpen allen die in Hongarije de wetenschap van staat en maatschappij beoefenden; ik noem slechts de namen van Konek, Hunfalvy, Lewin, Körösi, Joseph Borsi, Karl Galgoczy, Kaucz, Beöthy, Bela Weisz, Herich, Zlinszky, Rupp, Kerkapolyi, Bedö, Matlekovics, Dechy, enz. Zoo kon de arbeid beginnen. De permanente commissie hield eerst voorafgaande zittingen om te constateeren hoe ver | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men gevorderd was met het boekwerk der internationale vergelijkende statistiek. Werkelijk was thans iets verkregen. De vertegenwoordiger van Zweden (de heer Sidenblath) bood een boekdeel aan over den staat van de bevolking (II. a.); een vertegenwoordiger van Frankrijk (de heer Yvernès) een uitgebreid werk over de statistiek van de burgerlijke en handelsrechtspleging (XX. a,); een vertegenwoordiger van Italië (de heer Bodio) een deel over de spaarbanken (XVI. a.): de vertegenwoordiger der stad Pesth (de heer Körösi) het eerste gedeelte van de statistiek der groote steden, en wel de beweging der bevolking daarin (XXV.); de directeur der Hongaarsche statistiek (de heer Kéleti) het eerste deel van de statistiek van den wijnbouw (VI). Andere gedelegeerden boden memories over de hun opgedragen taak aan; weder anderen gaven inlichtingen; kortom, het bleek dat de arbeid in gang was. Men bezat nu alvast de eerste deelen en dus een tastbaar resultaat!Ga naar voetnoot1. Het congres splitste zich nu, na de opening door den aartshertog Josef zelven, in zes sectiën. - De eerste sectie zou, onder leiding van den heer Semenow, het onderwijs der statistiek, de questie der sterfte-tabellen, en eenige punten uit de statistiek der groote steden behandelen. - Wat het onderwijs der statistiek aangaat, zoo waren daarover werkelijk schoone opstellen in het programma opgenomen van Konek, Levasseur en Jahnson uit Petersburg. De discussie in de sectie liep vooral over de vraag, of het raadzaam kon wezen de statistiek reeds onder eenigerlei vorm op de lagere scholen te brengen, ten einde zich op die wijze later bij het volk (als die kinderen der scholen mannen en vrouwen waren geworden) medewerking bij het vragen en ontvangen van inlichtingen over de statistiek te verzekeren; en voorts over de questie of bij het hooger onderwijs in de statistiek practische oefeningen in de statistiek niet een noodzakelijk bestanddeel moest vormen. Na een warme discussie, waaraan Ficker en Engel ook deelnamen, werd besloten, dat het directe onderwijs in de statistiek tegenwoordig niet mogelijk scheen in het lager onderwijs, dat echter enkele noties uit de statistiek, vooral betrekking hebbende op het vaderland, haar plaats | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
konden vinden bij het aanleeren der elementaire aardrijkskunde: kaarten, diagrammen en een bepaald daarvoor opgesteld handboekje moesten dan helpen. De onderwijzers intusschen moesten de statistiek kennen. Bij het hooger onderwijs (en professor Hildebrand uit Jena, een uitnemend bevoegde, gaf hier zijn gewaardeerd advies) moesten practische oefeningen een plaats innemen; aan elken leerstoel moesten daarvoor bibliotheken van statistieke werken zijn toegevoegd, terwijl de ambtelijke bureaux van statistiek zoo mogelijk met de hoogleeraren in betrekking moesten worden gesteld. - Wat de sterfte-tabellen betreft, zoo nam de sectie (en het congres beaamde later dit alles) in hoofdzaak de denkbeelden van de heeren Lewin en Becker (uit Berlijn) aan. Men beval namelijk, zonder daarom den staf te breken over eigenaardige berekeningen als die van Farr, een zuiver wetenschappelijke methode van bewerking aan; te weten een bepaling der verhouding tusschen het getal gestorvenen en de totaliteit der ‘equi-agés’, waaruit die dooden uitsluitend en geheel en al voortkwamen. De mortaliteit moest dan jaar op jaar berekend worden, en voor de eerste week van het leven per dag, voor het eerste halfjaar van het leven per maand, en voor het tweede halfjaar en het tweede jaar per kwartaal. De storende invloed der migraties moest dan zooveel mogelijk worden geëlimineerd. Ten einde nu die berekeningen te kunnen uitvoeren, werden de aan de bevolkingen te richten vragen geformuleerd; op de beantwoording dier vragen moest natuurlijk alles neêrkomen. - Voor de statistiek der groote steden was uit den boezem der eerste sectie een onder-afdeeling benoemd, onder leiding van den heer Körösi. Deze onder-afdeeling nam besluiten over het opmaken der sterfteverhouding in de steden, die geheel en al op de feitelijke mortaliteit moest gebaseerd worden; over het vervaardigen van een periodieke statistiek van den gezondheids-toestand en der bevolkings-beweging in de steden (waarbij men geheel en al Farr's denkbeelden overnam): en over het opmaken van een stedelijke finantiëele statistiek. De eerste sectie nam dit alles over, en beaamde ook een wensch, dat in het vervolg de statistiek der groote steden in een bijzondere sectie van het congres zou worden behandeld, een wensch waaraan de permanente commissie haar zegel hechtte. De tweede sectie behandelde, onder leiding van Yvernès, de questies der recidive, van het penitentiaire stelsel en der ‘casiers judiciaires’. Yvernès zelf had een uitstekende enquête over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze questies in het programma geleverd, terwijl Jacques Outine uit St Petersburg kortelijk de resultaten van het Russische stelsel der ‘casiers’, dat op het congres van St. Petersburg slechts 18 maanden oud was, doch nu sinds zes jaren bestond, had opgeteekend. Het was bij gelegenheid van deze discussie over de ‘casiers’, dat Gneist zijn voorkeur uitsprak voor het Russische boven het Fransche stelsel. Men nam in het algemeen besluiten, waarbij de ‘casiers’ aanbevolen bleven en het onderzoek en de constateering der recidieve zou worden vergemakkelijkt. - Diezelfde tweede sectie had ook ter behandeling gekregen de questie der grond- en hypothecaire registers. De Hongaar Zlinszky had daarover in het programma een breede studie geleverd, die een duidelijk overzicht der daarop betrekkelijke stelsels bij de verschillende volken gaf. De heer Schmierer, mede uit Hongarije, had nu met behulp van dit onderzoek enkele conclusies geformuleerd, die grootendeels in haar geheel werden overgenomen. Een bepaalde groepeering der onderwerpen in zeven rubrieken werd voor zulke tabellen voorgeschreven; zij betroffen a. ‘le corps de propriété’ (getal en waarde), b. de overdrachten in openbare boeken (gevolg van eigen wil, van gerechtelijke executie of van erfopvolging), c. de hypothecaire lasten (hypothecaire inschrijving, inschrijving van onder-hypotheken, cessies), d. de doorhalingen, e. de totale som der ingeschreven hypothecaire lasten, f. de gespecificeerde interest, g. verdeeling van alles naar de sommen (onder de 500 francs, van 500 tot 1000 francs, van 1000 tot 10,000, van 10,000 tot 100,000 enz., enz.). De derde sectie besprak, onder leiding van den Hongaarschen professor Rupp, drie onderwerpen: de internationale statistiek der epidemische ziekten, de statistiek van de cholera, en de statistiek der baden en minerale wateren. - Wat het eerste onderwerp betreft, zoo had een goed opstel van Josef Fodor te dien aanzien betoogd, dat, zoo ergens, hier sprake moest zijn van internationale maatregelen en internationale statistiek; dàn alleen waren groote epidemiën te bedwingen, wijl men haar naderen en haar veld-winnen leerde kennen. Een voorstel tot het organiseeren eener internationale statistiek daarover werd dus door hem gedaan. Een practisch geneesheer uit Weenen, de heer Nusser, had dit alles ondersteund, doch wilde eigenlijk de opgaven enkel en alleen bij de hospitalen verzamelen. Men trad in de derde sectie over het algemeen in de denkbeelden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Fodor, en daar de maatregelen tegen de cholera toch bij alle epidemiën het scherpst moesten en konden zijn, verbond men aan de discussie over de epidemiën het debat over de cholera, zooals het reeds in het programma door Koranyi en gedeeltelijk ook door Pettenkofer was ingeleid. In die discussie deden zich vooral hooren de reeds in Petersburg gewaardeerde Engelsche geneesheer uit Indië, Mouat, en voorts Dr. Hirsch uit Berlijn. Het plan van een internationale statistiek over al die aanstekelijke ziekten werd toen aangenomen, lijnen voor zulk een statistiek getrokken, en aan een commissie opgedragen dat denkbeeld te helpen verwezenlijken. - Dezelfde sectie hield zich ook bezig met een statistiek der baden en minerale wateren, welk onderwerp natuurlijk nog niet dadelijk kon worden uitgeput, maar welks internationale belangrijkheid (na het rapport van Hunfalvy) bij besluit werd erkend. De vierde sectie vergaderde onder het presidium van Levasseur. Zij zou de landbouw-statistiek, de bosch-statistiek, en de ‘metereologie agricole’ behandelen. Wat de landbouw-statistiek aangaat, Keleti zelf had daarover in het programa een zeer verdienstelijke studie geschreven, waarin hij vooral aandrong op het maat houden in het vragen van inlichtingen, en waarin hij tevens het belang uitéénzette van een algemeene statistiek der oogsten van alle landbouw-produkten, waardoor tevens een schatting van de jaarlijksche consumptie van menschen en dieren zou kunnen verkregen worden. Kéleti vroeg in zekeren zin een aansluiting aan de besluiten genomen op het landbouw-congres van Weenen in 1873, en men formuleerde (overeenkomstig een rapport van den heer Neumann) zijne vragen in even zoovele eenigszins algemeen gestelde beslissingen. - Voor de statistiek der ‘Sylviculture’ hadden Meitzen uit Berlijn en de Hongaar Adalbert Bedö bijdragen in het programma geleverd. Meitzen had vooral in het licht gesteld dat de ‘Forstwirtschaft’ niet met den landbouw op een lijn was te stellen: de planten der boschcultuur rijpen eerst in 60 of 100 jaren, en een zeer kunstige berekening, die nooit zuiver kan wezen, maar die altijd bij benadering moet voortgaan, is noodig om hier tot schattingen te komen. Het was echter zaak de elementen dier waardeering voor de verschillende landen op gelijkmatige wijze te gebruiken. Meitzen bepleitte in zijn stuk vooral de aansluiting aan een rapport uitgebracht aan den Duitschen Bondsraad. In het algemeen werden Meitzens denkbeelden aange- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen, in zooverre zij strekten om den weg te banen tot een internationale bosch-statistiek. Er werd besloten, dat men een tienjarige opname zou voorschrijven, die alle details zou omvatten, en dan jaarlijksche meer oppervlakkige overzichten zou volvoeren, die het bedrag van het gekapte en gevelde hout, den prijs van het hout en de dagloonen der arbeiders zouden aanwijzen. - Het derde onderwerp dezer sectie, de ‘metereologie agricole’ was een legaat van Maury († Februari 1873) en van Quetelet († Februari 1874). Te St. Petersburg het eerst ter sprake gebracht, had het onderwerp sinds vele geleerden bezig gehouden. De sectie, en later het congres, nam nu op voorstel van Semenow besluiten, waarbij de bepalingen van het congres van St. Petersburg werden verscherpt en uitgebreid. De gouvernementen werden o.a. ook uitgenoodigd, waarnemingen te doen om den invloed der vernietiging der bosschen op het klimaat te constateeren, enz.; voorts werd de permanente commissie verzocht zich in betrekking te stellen met het metereologisch congres, dat in 1877 te Rome zou plaats hebben. De vijfde sectie behandelde, onder voorzitterschap van Bouschen en van Engel, de questies van de nijverheid. Allereerst de statistiek der huis-industrie. De heeren Max Wirth, Kerkapolyi en Herich hadden daarover studiën in het programma geleverd. Zij verstonden daaronder den arbeid die te-huis verricht wordt, hetzij als bijkomende arbeid van een landbouwende bevolking, hetzij als werk dat te-huis wordt gedaan door werkelijk industrieele arbeiders die voor een ondernemer of fabrikant-handelaar werken. Bij de discussie meende Bouschen dat men zich voorloopig tot de eerste categorie (de bijkomende bezigheid van een landbouw-bevolking) moest bepalen, terwijl ook Engel de zienswijze uitsprak, dat monografiën over de verschillende landen de punten der tweede categorie eerst moesten ophelderen. Zeer algemeen gestelde vragen werden over geheel deze materie (volgens het rapport van Herich) aangenomen. - In de tweede plaats hield deze sectie zich bezig met de statistiek der ziekten en der mortaliteit bij de industrieele arbeiders, alsmede met de verzekeringen tegen ongevallen en invaliditeit bij die klasse van menschen. Engel had daarover in het programma een van die rapporten gechreven, die overal den greep des meesters doen zien. Hij stelde voor, dat de gouvernementen uitgenoodigd zouden worden om alle over dit onderwerp door hem opgenoemde gegevens aan de permanente | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
commissie te doen toekomen, en dat die commissie aan een volgend congres de gansche questie zou onderwerpen. Men had niets beters te doen dan deze wenschen van den heer Engel met enkele wijzigingen aan te nemen. - Voorts nam deze sectie ter hand de statistiek der in de groote industrie ten gunste der arbeidende klassen getroffen inrichtingen, een onderwerp, waarover de heer Mayr in het programma een bijdrage had geleverd. Een eenigszins breede statistiek werd hierover voorgeschreven, met zeer in détails gaande vragen, die aan enkele leden, bijv. den heer Victor Böhmert (den bekenden redacteur van ‘der Arbeiterfreund’), toch nog niet geheel voldoende toeschenen. - Nog hield deze vijfde sectie een gecombineerde vergadering met de tweede sectie, over een internationale statistiek der actie-maatschappijen, die zich met handel en industrie bezig houden, en inzonderheid over de naamlooze en commanditaire vennootschappen. Ook over dit onderwerp had de heer Engel in het programma een voortreffelijke en bijna geniale studie geleverd, een studie, die over de ontwikkeling en verwikkeling der actie-maatschappijen in Duitschland sinds 1870 sterksprekende cijfers mededeelde. Naar aanleiding van zijn statistieke berekeningen, die overal ook buiten het congres diepen indruk maakten, werden besluiten genomen, die den stoot moeten geven om in alle landen nauwkeurige enquêtes over den toestand en de uitbreiding dier maatschappijen, een der levens-questies onzer tegenwoordige samenleving, te doen houden. - Vergeten wij niet dat, wat de industrie betrof, de commissie, die ingevolge het besluit van het St. Petersburgsch congres (zie blz. 88) door de Jury der wereldtentoonstelling van Weenen in 1873 was benoemd, met haar indeeling en classificatie der industrieën was gereed gekomen. Brachelli uit Weenen kon namens haar een classificatie in 3 categorieën, 17 groepen, 80 classen en 561 secties overleggen, welke classificatie in alle opzichten hun, die zich met de statistiek der industrie bezig houden, het werk vergemakkelijkt. De zesde sectie eindelijk behandelde, onder voorzitterschap van Brachelli en Perl uit Petersburg, de questies der statistiek van handel en van vervoer. - Vermelden wij dadelijk dat in deze sectie overgelegd werd, en wel door Nessmann, de voor het eerst gerevideerde lijst der handelsartikelen, die het minimum zouden moeten uitmaken van een internationale handels-statistiek (zie blz. 89). Thans werd deze nomenclatuur uitgebreid tot 112 artikelen, in afwachting dat later nog wel eens toevoegingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zullen worden gemaakt. - Aan de orde werd nu allereerst gesteld de questie van een voor alle naties gelijkvormige handelsbalans en van de statistiek van den buitenlandschen handel. De heeren Becker uit Berlijn, Caignon uit Parijs, Nessmann uit Hamburg, Neumann-Spallard uit Weenen, Alfred Schmidt uit St. Petersburg, Giffen uit Londen en Matlekovicz uit Pesth, hadden hierover in het programma bijdragen geleverd. Overeenkomstig die adviezen werden na breede discussies, waaraan ook Leone Levi deelnam, eenige niet altijd eenvoudige lijnen getrokken, voornamelijk met het doel om juist te formuleeren wat invoer, wat uitvoer en wat transiet was. Voor den invoer werden 5 onderverdeelingen, voor den uitvoer 4 onderverdeelingen vastgesteld. Op voorstel van den heer Weisz werd daarbij aangenomen, dat de regeeringen zouden uitgenoodigd worden om als grondslag van elke douane-periode het kalenderjaar van 1 Januari tot 31 December te nemen. Voorts werd aangedrongen, om de handelsbeweging op groote routes (zee, rivieren en spoorwegen) en op zijwegen afzonderlijk te groepeeren, verzendingen van goud en zilver af te scheiden, en overigens de lijst der 112 artikelen in toepassing te brengen. Vermelden wij dat onder deze rubriek ook de wensch aangenomen werd, dat in landen, waar slechts op weinig koopwaren rechten van inen uitvoer bestonden, een wet den handel zou verplichten om ter wille der statistiek toch de noodige aangiften te doen. Men ziet dat de heeren statistici zich niet laten afschrikken! - In de tweede plaats hield deze zesde sectie zich bezig met een internationale statistiek van het vervoer op de spoorwegen. In het programma waren daaromtrent opstellen van Giffen, Bela Weisz, Toth en Brachelli opgenomen. Na veel discussie werd besloten, dat het congres die questie in handen zou stellen van een commissie van ‘experts’ (deskundigen), die zich bij de permanente commissie ad hoc zou voegen. En zoo waren de werkzaamheden afgeloopen. De permanente commissie kreeg thans tot voorzitter den heer Kéleti. De algemeene zittingen van het congres namen natuurlijk de besluiten der secties over, en zouden daardoor zelfs iets vervelends hebben gekregen, wanneer niet Engel op een daarvan zijn schoone lofrede op den sedert het congres van St. Petersburg overleden Quetelet had voorgedragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De naam van Quetelet voert ons terug tot de beschouwingen waarmede wij dit ons opstel openden. De weinige lezers, die het geduld hebben gehad dezen langdradigen en vermoeienden catalogus van onderwerpen te doorloopen, zullen wellicht eenigzins verbijsterd mij vragen, of ik nu werkelijk geloof dat het doel, hetwelk Quetelet zich stelde, door deze congressen is bereikt. Hij wilde voor de stroomingen in de maatschappij doen, wat Maury voor de golvingen der zee had gedaan. Ach - zeggen zij - de wateren in hun pijlsnelle, vliedende, wisselende en voorbijgaande vaart laten zich meten en bedwingen, maar de fluctuaties der maatschappij onttrekken zich nog aan den knellenden handgreep. Waar het aanwenden en toepassen van identieke en geheel gelijke inlichtings- en verzamelings-formulieren een volstrekt vereischte was, daar hebben de enkele landen rekening moeten houden met particuliere eigenaardigheden van volk, wetgeving en administratie: - en het gevolg is geweest dat de besluiten van al deze negen congressen geen wetboek van bindende regelen vormen, maar grootendeels vrome wenschen (pia desideria) alléén van de wetenschap! Doch geduld! Is direct niet alles verkregen, indirect is het resultaat lang niet verwerpelijk. Ik reken daartoe in de eerste plaats, dat deze congressen den stoot hebben gegeven tot zeer omvattende empirische studiën op het geheel der maatschappij. Tot nu toe had eigenlijk elk land voor zich alleen elk statistiek onderzoek ondernomen. Dit was iets waard, zelfs veel waard, maar toch nog slechts het halve werk. Wezenlijke resultaten kan de statistiek slechts geven door zeer groote getallen, door cijfers opgenomen op een zeer uitgebreid veld. Dan eerst komt de met wit krijt getrokken lijn (waarvan Quetelet steeds sprak) te voorschijn. Bij studiën op een enkel land (vooral wanneer het land niet groot is) ziet men nog slechts fragmenten en soms bizarre wild dooréénloopende stippen, die zich kruisen, over en tegen elkander springen en zich opdringen: de richting der regelmatig loopende lijn valt nog niet in 't oog. Toch moet men die ‘latente’ lijn kennen. De congressen hebben nu steeds naar het zoeken van die lijn gewezen. Zij hebben op die wijze, daar zij elk land tot medewerking op dien ontdekkings-tocht opriepen, voelbaar het bewustzijn bij elk land verlevendigd, dat men tot een geheel, tot een groote gemeenschap, behoorde. Denkt u slechts den ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weldigen omkeer in het voorstellings-vermogen der menschen, nu men, door de hulp van die statistieke studiën, leert inzien, dat de donkere en treurige cijfers niet enkel het nadeel van het betrokken land of gewest verkondigen, maar ook tegelijk schaduwstrepen van het geheel zijn! En onder het zoeken van zulke algemeene wetten - hoe verborgen en bedolven zij ook waren door de dwarreling der maatschappij - bij het turen op die zee van wisselende verschijnselen en feiten, heeft men werkelijk hier en daar verrassende inzichten in donker gewaande plekken verkregen. Kostbare bijdragen leveren de onderzoekingen dezer congressen voor het gebouw der sociologie, dat onze eeuw misschien zal zien oprijzen, wanneer geduld en volharding ons geslacht blijven bezielen, en wanneer wij maar niet in de fout vervallen van te schielijk de begrippen van coïncidentie en causaliteit met elkander te willen gelijk stellen. In de tweede plaats hebben deze congressen gewerkt om de onverschilligheid in de statistiek bij het publiek te bestrijden. De statistiek - de wetenschap, die zoo laag bij den grond schuift, en wier objekt en waarneming met elke minuut tot het verledene en voorbijgegane behoort - heeft uit den aard der zaak bij het groote publiek niet veel bewonderaars. De statisticus zou daarin gaarne berusten, indien de statistiek niet juist de medewerking van het publiek noodig had, om haar inlichtingen te verkrijgen. Vandaar dat onverschilligheid van de zijde van het publiek voor de statistiek iets doodends is. De statisticus kan zich niet tevreden stellen met het mandaat, dat de eerzame nachtwachts van Dogberry kregen: ‘poogt ze te vangen, en als zij zich niet willen laten pakken, laat ze dan maar loopen’. Neen, de statisticus moet ze pakken, en wel op niet al te moeielijke of bezwaarlijke wijze: want men kan (Lüder zeide het reeds) toch niet de ééne helft der menschheid gebruiken, om de andere helft te controleeren. Het publiek moet dus belang stellen in de onderzoekingen van de statistiek, het verleeren de statistiek te beschouwen als een mixtum compositum van dít en dát. En zulk een belangstelling van de meest uitgebreide kringen is werkelijk door die congressen, in de verschillende landen waar zij gehouden zijn, opgewekt. Er dringt zich bij zulk een congres wel soms veel naar voren, wat eigenlijk tehuis behoort op ‘de kermis der ijdelheid’; er zijn voor een opmerker kluchtige contrasten te zien tusschen de fijnere vormen der hooge standen en de trouwhartige plompe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
manieren van sommige geleerden - ‘très instruits mais sans éducation -: maar voor elk land is toch zulk een congres een welkome aanleiding, om zich eens met de borst op die wetenschap toe te leggen, en de wetenschap trekt haar profijt uit dit alles. En zelfs, wanneer dit alles eens door lieden van het geslacht Nurks werd geloochend, dan nog zouden die congressen het aan hun bestede geld verdiend hebben door de uitgaaf der programma's en verslagen die zij hebben doen drukken. De verslagen der negen congressen, waarbij men thans kan voegen de rapporten der permanente commissie (op het congres van Pesth legde deze commissie een boekdeel over van 918 bladzijden), vormen tegenwoordig de groote schatkamer voor de wetenschap der statistiek. Elk professor, elk student moet dáár het grootste deel zijner statistieke kennis putten. Het zijn voor de beoefenaars der staatswetenschappen de côdes der statistiek met al de jurisprudentie. En onze overzichten, hoe vervelend overigens, moeten dit feit ten minste duidelijk in het licht hebben gesteld. Want verbazend groot is het aantal onderwerpen, dat grondig in die lijvige kwartijnen is behandeld. De gansche beweging der maatschappij, met al haar golvingen en vorm-veranderingen, is telkens in die boeken te bespieden. Men zou in die boeken telkens den invloed der heerschende ideeën, van wat men den tijdgeest noemt, kunnen opmerken. Elk nieuw congres bracht frissche nieuwe inlichtingen, daar elke statistieke opgave niet anders dan het resultaat van een opzettelijke waarneming is. Het contact met het leven wordt dus in die bladeren steeds gevoeld; waar de dorre theorie op het punt was tot mufheid te vervallen, blies de forsche wind van het groene leven stof en spinnewebben weg. En daar statistiek tegelijk materieel en toetssteen der economie is, kan de economie eerst waarlijk vooruitschieten wanneer vlijtig deze mijn der congressen wordt geëxploiteerd. Wij spreken er nu niet eens van, hoe de kunst van de statistiek, de eigenlijke techniek, meesterlijk uit deze verslagen met hun tallooze formulieren en vraagpunten en tabellen kan worden geleerd; die ontelbare rubrieken omslaande en overglippende krijgt men soms zelfs haast den indruk alsof hier, op het gebied der statistiek, de kunst om de kunst werd beoefend. Geen nood. Na de proefnemingen en experimenten komt men tot de wezenlijk practische uitvoeringen. En het zijn ware verrichtingen die boekdeelen der Vergelijkende internationale statistiek, waarvan de eerste deelen op het congres van Pesth zijn aangeboden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo hebben dus tot nu toe deze congressen niet zonder nut gewerkt. Op hun wijze werkende om de menschheid tot éénheid te brengen, hebben de leden daarvan echter juist het omgekeerde gedaan van die oude torenbouwers van Babel. Deze stapelden steen op steen in de hoogte en verwarden zich in hun veelsoortige spraken; de statistici blijven zoo dicht mogelijk bij de aarde, in de laagte, en vinden in de cijfers een voor allen verstaanbare internationale taal. Of de congressen na Quetelet's dood een toekomst hebben, en of zij er in slagen zullen de landen te dwingen de besluiten der wetenschap als bindende regels aan te nemen, blijft een geoorloofde twijfel, zelfs na de instelling der permanente commissie. Zeker is het, dat commissies niet alles kunnen doen, en dat de wereld der statistiek, om voorwaarts te kunnen gaan, een wetenschappelijken leider steeds noodig zal hebben. De wetenschap der statistiek zou er misschien het best bij varen, wanneer de koninklijke mantel van Quetelet mocht blijken voor goed gevallen te zijn op Engel's schouderen.
20 September 1876. H.P.G. Quack. |
|