De Gids. Jaargang 40
(1876)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 331]
| |
Onze Hollandsche broeders in Zuid-Afrika.De Transvaal-Republiek en de Hollandsche Boeren. Vrij naar het Hoogduitsch van Merensky, Jeppe, Mauch e.a. voor Nederlanders bewerkt. Amsterdam, Seyffardts Boekhandel.Toen in het jaar 1795 de Engelschen zich hadden meester gemaakt van onze bezittingen op Afrika's zuidkust, en daarop het continentaalstelsel alle gemeenschap met Nederland gedurende een reeks van jaren had afgesneden; toen later die koloniën in het voortdurend bezit der Engelschen bleven, was ook de band der nederlandsche kolonisten met het moederland voor goed gebroken. Met de gedwongen opheffing der factorij van de ‘Compagnie’ hielden eveneens alle handelsbetrekkingen met Holland op; en wat men nog van onze hollandsche broeders aan de Kaap vernam, werd ontleend aan enkele particuliere brieven of engelsche nieuwsbladen. Het is van algemeene bekendheid dat het grootste gedeelte der kaapsche bevolking, wars van het denkbeeld om een vreemd juk te dragen, naar het binnenland trok en te Zwellendam in de nabijheid der Kaapstad de Republiek uitriep. De kracht der engelsche bajonetten deed evenwel die poging om zich vrij te maken mislukken, en leidde voor de hollandsche boeren tot geen ander resultaat, dan tot een volksverhuizing op groote schaal naar het onbekende binnenland. Na jarenlangen strijd met de oorspronkelijke bewoners, Hottentotten en Kaffers, steeds op den voet gevolgd door de Engelschen, die telkens hun gezag lieten gelden wanneer men waande in het onbetwist bezit van een vruchtbare landstreek geraakt te zijn, trokken de eerste afdeelingen boeren in 1835 de Vaal-rivier (circa 28o N.B.) over. Nu eens de hand reikende aan Negerstammen die hen | |
[pagina 332]
| |
vriendschappelijk bejegenden, dan weder met de wapens in de vuist zich een weg banende door vijandelijke stammen; hier kampende met ongeloofdelijke terrein-hindernissen, dáár met de kalmte van den onverschrokken jager, den leeuw en den olifant te gemoet tredende, bereikten zij de portugeesche koloniën aan de Delagoa-baai. Andere afdeelingen drongen het rijk van Soeloe binnen, ontmoetten daar een hevigen weerstand, en streden met afwisselend geluk. Herhaaldelijk versterkt door nieuwe afdeelingen Boeren die hun spoor volgden, werd de strijd telkens hervat, met dat gevolg, dat in 1840 de wensch om in een schoon land (Natal) een zelfstandige Republiek te stichten op het punt stond verwezenlijkt te worden, - toen andermaal de Engelschen kwamen, troepen en grof geschut ontscheepten, en met geweld de Boeren uit hunne nederzetting te Maritzburg verdreven. Verdreven, maar niet overwonnen; voor de overmacht wijkende, maar minder dan ooit tot onderwerping geneigd, togen onze dappere broeders andermaal het binnenland in, en vonden eindelijk aan de overzijde der Vaal een prachtig land, waarvan het bezit hen niet meer werd betwist. Zoo ontstond de Transvaalsche Republiek. Nadat de onafhankelijkheid van die Republiek in 1852 door de engelsche regeering erkend, en tot President gekozen was de zoon van den boerengeneraal Pretorius, die zich in den oorlog tegen de Soeloe's bijzonder had onderscheiden; nadat dus een einde gekomen was aan het nomadenleven, dat reeds meer dan een halve eeuw geduurd had, was ook de kiem van een spoedige ontwikkeling en bloei gelegd. Op het schoone bergplat, dat zich van Pretoria tot aan het hooge gebergte nabij de grenzen van de portugeesche bezitting Mozambique uitstrekt, verrezen overal woningen, weldra omringd door rijkbeladen vruchtboomen, door stevige heggen en door uitgestrekte weilanden, waarop talrijke kudden vee gedurende het geheele jaar overloed van voedsel vonden. Met ongewone snelheid zag men hier en daar dorpen ontstaan, waarvan er enkelen spoedig den naam van steden droegen; en toen in het jaar 1872 de President Pretorius was afgetreden, waren de bezwaren, onvermijdelijk aan het overgangstijdperk verbonden, reeds voor het grootste gedeelte overwonnen, en kon de Republiek rijp geacht worden om zich krachtiger te ontwikkelen, bijaldien de teugels van het bewind in goede handen overgingen. | |
[pagina 333]
| |
Er bestaan nog weinig geschriften over de Transvaalsche of Zuid-Afrikaansche republiek. Toen dus dezer dagen te Amsterdam (Seyffardt's Boekhandel) een brochure het licht zag, getiteld: ‘De Transvaalsche Republiek en de Hollandsche boeren’, vond zij bij het belangstellend nederlandsch publiek een goede ontvangst. Samengesteld uit de mededeelingen van drie personen, doch voornamelijk van den zendeling Merensky, bevat die brochure een tal van bijzonderheden betreffende de verschillende staten van Z.O. Afrika, den rijkdom des bodems, en de geschiedenis der Boeren. Het ligt niet in ons plan den inhoud van dit geschrift aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen; met behulp der ‘Original Map of the Transvaal or South-African-Republick, by Merensky’Ga naar voetnoot1. verkrijgt de lezer een algemeen begrip van deze hoogst belangrijke en tot nu toe zoo weinig bekende streken. Behalve eenige onjuistheden en verkeerde beoordeelingen, lichtelijk te verklaren uit het eenzijdig standpunt of uit persoonlijke opvattingen en indrukken van de schrijvers, valt het meest het totaal gemis in 't oog van een beschrijving van den tegenwoordigen toestand. Tot aanvulling zullen wij hieronder laten volgen hetgeen ons daarvan bekend is. De Transvaalsche of Zuid-Afrikaansche Republiek, gelegen tusschen 22o-28o Z.B. en 26o-32.5o O.L. en ruim 8 maal meer oppervlakte dan Nederland beslaande, grenst ten Z. aan de Oranje Vrijstaat en Natal, ten O. aan de portugeesche kolonie Mosambique, en wordt ten N. door de Limpopo- of Krokodil-rivier en ten W. door de Mariko- en Hartrivier omvat. De Mariko is een tak van de Limpopo, de Hart een tak van de Vaal-rivier. Het voornaamste gedeelte des lands bestaat uit een uitgestrekt, met tallooze rivieren doorsneden, vruchtbaar bergplat, dat zich van Pretoria (3000') langzaam en golvend verheft tot aan het Drakengebergte, en bij Klipstapel reeds een hoogte van 7000' bereikt. Dat gebergte steekt hier en daar zijne meer dan 10,000' hooge en vaak met sneeuw bedekte toppen in de wolken, en vormt in het oostelijk distrikt Leydenburg (waar zich de rijke goudvelden bevinden) een aantal diepe dalen en steile bergwanden. Nog noordelijker, in de distrikten Zoutpansberg en Waterberg, daalt | |
[pagina 334]
| |
het terrein voortdurend tot aan de oevers der Krokodil-rivier. Deze laatste distrikten zijn bekend onder den naam van Laaglanden. Voor weinige jaren nog in den oorspronkelijken ruwen staat, aan iedere eerste nederzetting eigen, is die Republiek van lieverlede georganiseerd en, vooral onder het bestuur van den tegenwoordigen president, de onmisbare maatschappelijke orde deelachtig geworden. De republiek is verdeeld in 12 districtenGa naar voetnoot1. Uit elk distrikt worden door de grondbezitters leden voor den tijd van vier jaren naar den Volksraad afgevaardigd. Bovendien zenden de vier hoofdsteden, Potchefstroom, Pretoria, Rustenburg en Leydenburg, elk nog één afgevaardigde naar den Volksraad; zoodat deze uit 40 leden bestaatGa naar voetnoot2. waarvan de helft om de twee jaren aftreedt. Het uitvoerend bewind bestaat uit vier raadsleden, waarvan het eene lid, de Staatssecretaris, voor vier jaren, en de drie andere leden voor drie jaren door den Volksraad worden benoemd. De Staatspresident wordt door alle stemgerechtigde burgers voor vijf jaren gekozen en is voorzitter van het uitvoerend bewind. Hij heeft recht om de zittingen van den Volksraad bij te wonen, aldaar het woord te voeren, en zelfs in spoedvereischende gevallen wetten in te dienen, zonder die vooraf aan de goedkeuring van het Uitvoerend Bewind te onderwerpen. Hij moet zich evenwel van de stemming onthouden. In den regel behoort elk voorstel van wet drie maanden vooraf in de staats-courant gepubliceerd te worden. Ook de leden van het uitvoerend bewind kunnen de vergaderingen van den Volksraad bijwonen, zonder echter deel te nemen aan de stemming. Tot het Algemeen Bestuur behooren verder een aantal ambtenaren, onder de titels van: Staatsklerken, Staatsprocureur, Auditeur-generaal, Registrateur, Thesaurier-generaal, Postmeestergeneraal, Landmeter-generaal, Zegeluitdeeler, Superintendent van het Onderwijs, enz.: ieder distrikt heeft verder voor het inwendig bestuur: 1 Landdrost, 2 Klerken, 1 Baljuw, gemiddeld 5 Veldcornetten, een aantal Policiedienaren, 1 Waterfiskaal, Predikant, Marktmeester, Onderwijzers, enz.; terwijl eindelijk in de meeste steden reeds stedelijke (gemeente) raden zijn ingesteld. | |
[pagina 335]
| |
Nadat de president Pretorius tegen het einde van het jaar 1871 was afgetreden, werd tot zijn opvolger gekozen Thomas François Burgers, Kaapenaar van geboorte en sedert eenige jaren predikant te Hanover in de Kaapkolonie. Op grond der vriendschappelijke betrekkingen van genoemden president met den schrijver van deze bijdrage, betrekkingen, die reeds dagteekenen van den tijd waarin Burgers zijne studiën aan de Utrechtsche hoogeschool volbracht, wordt het minder voegzaam geacht, omtrent zijn karakter, richting, kennis en tact in bijzonderheden te treden. Zijne benoeming tot president getuigt trouwens voldoende voor den goeden naam dien hij zich reeds in Z.-Afrika had verworven. Laten wij hem liever aan den arbeid zien. Er viel veel te doen in die nieuwe republiek, wier vreedzame en eenvoudige bevolking, met de zoo duur gekochte vrijheid tevreden, zich niet veel bekreunde over de bezwaren die hare verdere ontwikkeling in den weg stonden. De nieuwe republiek verkeerde in een staat van slaperigheid; men bewustte in de vexatiën der Engelschen, die tot 200 pCt. belasting hieven voor het invoeren van sommige handelsartikelen. Men hoedde zijn vee, men oogstte zijn graan, men zamelde zijn vruchten in, doch rijker werd men niet. En niet alleen door hare ligging, afgesneden van de kust der wereldzee en omringd door lastige naburen, maar ook door den ongunstigen toestand van hare financiën, werd de republiek belemmerd hare vleugels uit te spreiden. In hetzelfde land, waar van enkele distrikten om zoo te zeggen iedere voet gronds een zekere hoeveelheid goud bevat, heerschte een volkomen gebrek aan harde munt. Als betaalmiddel bezat men slechts papierengeld, dat circuleerde voor ¼ der waarde, waarvoor de regeering het had uitgegeven. Burgers begreep dat vóór alles dit euvel hersteld moest worden. Vertrouwende op zijn persoonlijken invloed, begaf hij zich aanstonds naar de Kaapstad, en slaagde er zonder moeite in een leening te sluiten van £ 63,000 tegen 6 pCt. rente, in halfjaarlijksche termijnen te voldoen, en met een jaarlijksche aflossing van 5 pCt. Uitgegeven tegen 95 pCt., klommen de aandeelen dezer leening in 14 dagen tot 104 pCt. Door die operatie en door een aantal administratieve wijzigingen in de staathuishouding, was Burgers in staat het volgende jaar den volksraad voor te stellen, al het circuleerend papier tegen de | |
[pagina 336]
| |
volle waarde in te koopen en te vernietigen. De regeering, meende hij, mocht zich niet verrijken ten koste der houders van papierengeld; de regeering was zedelijk verplicht het papier terug te nemen tegen de waarde waarvoor zij het had uitgegeven. Ter eere van het transvaalsche volk zij gezegd, dat de Volksraad het voorstel met acclamatie aannam. (Van die eerlijkheid hadden sommige finantie-mannen van Zuid-Afrika geen begrip.) Het budget, dat in 1872 £ 33,000 papier bedroeg, klom in 1874 reeds tot £ 80,000 goud! In anderhalfjaar tijds reisde Burgers zonder eenig hem omringend gevolg twee malen het geheele land rond, hier het inwendige bestuur regelende, dáár de grenzen bepalende of den bodem onderzoekende, elders tractaten sluitende met zijne zwarte naburen. Wie zich een juist denkbeeld wil vormen van de moeielijkheden waarmede deze reizen gepaard gingen, behoeft zich slechts te herinneren dat, uitgezonderd de hoofdverbindingen, van ‘wegen’ in sommige grensdistrikten nog geen sprake was, en dat de president - die zich tot taak gesteld had zijn land te kennen en te organizeeren - menigen nacht onder den blooten hemel sliep, beurtelings aàn den invloed der fijue berglucht en van de afmattende hitte der Laaglanden blootgesteld. Maar de inspanning die hij zich getroostte was niet te vergeefs. De schoonste verwachtingen van den onschatbaren rijkdom des lands werden nog door de werkelijkheid overtroffen. De Transvaal scheen hem een waar paradijs toe. Dáár aanschouwde hij alles wat de aarde kan opleveren: een voortdurende afwisseling der prachtigste natuurtooneelen en voortbrengselen uit alle luchtstreken; uitgestrekte graan- en maïs-velden met gebogen halmen, den last der talrijke groote korrels met moeite torschende: onafzienbare weilanden door ontelbare runderen, schapen en geiten bevolkt; suikerriet en koffieboomen; aanplantingen van tabak, zóó uitmuntend van qualiteit, dat geheel Z. Afrika zich van dat artikel uit de Transvaal voorziet; schilderachtige dorpen, gelegen aan heldere stroomen met welig begroeide oevers; keur van vruchtboomen, gebukt onder den zwaren oogst, hier perziken, appelen en peren, dáár de wijnstok, elders den oranje-, granaat-, den pisang-boom en zoo vele andere tropische voortbrengselen; trotsche wouden, die alle houtsoorten bevatten; oorden waar olifanten, zebra's, antilopen, buffels, springbokken en struisvogels in kudden leven; afgelegen streken, waar de leeuw heerscht en de hyena rondsluipt. | |
[pagina 337]
| |
En onder dat prachtige eeuwengroene kleed, dat den bodem bedekt, schuilen nog de grootste schatten. Dáár liggen onmetelijke steenkolenvelden bijna gelijk met de oppervlakte, terwijl ook in het gebergte die kostbare brandstof tot de bovenste lagen behoort; men heeft de kolen slechts af te stooten en in de voertuigen op te vangen voor het transport, terwijl zij in deugdzaamheid de beste engelsche soorten evenaren. Goud ligt schier overal in den bodem verborgen; soms vindt men het in klompen; en uit Leydenburg wordt minstens voor £ 25,000 's maands uitgevoerd. Zilverhoudend lood is er in onbegrensde hoeveelheden, en de nieuwe smelterijen in Mariko brengen reeds meer op dan voor de Transvaal benoodigd is; kobalt in genoegzame hoeveelheid om de geheele wereld te voorzien (de prijs in Engeland is tegenwoordig £ 200 à 300 per ton). Al die schatten liggen daar, voor 't grootste gedeelte onbenuttigd door de geringe bevolking, die slechts bestaat uit 300,000 inboorlingen en ongeveer 50,000 blanken.
De krachtige hand der nieuwe regeering had in het jaar 1874 reeds zóó veel uitgewerkt, dat de Transvaal uit haren dommel was ontwaakt, en' de energie van den president zich aan het geheele bestuur scheen medegedeeld te hebben. Tal van wetten en bepalingen werden in het leven geroepen en, hetgeen vroeger niet altijd het geval was, ook in uitvoering gebracht. Men kreeg eerbied voor de wet. De inwendige rust wordt thans gehandhaafd door een goede policie, zoo noodig door de burgers ondersteund. Moet een overmoedige negerstam, die de grenzen overschrijdt of de traktaten schendt, tot zijn plicht gebracht worden, of worden de rechten der republiek aangerand, dan is volgens de wet ieder burger soldaat en schaart zich onder de veldcornetten en kommandanten van zijn distrikt; dan, in oorlogstijd, wordt er een generaal benoemd die het geheel aanvoert. De artillerie is het eenige korps, waarvan een gedeelte (6 officieren, en 1 man per stuk) permanent in dienst is; de overige artilleristen gaan na afloop der oefeningen weder naar huis. Te Rustenburg en te Utrecht zijn daarenboven nog vrijwillige korpsen kavallerie opgericht. De snel toenemende bloei der republiek, in weerwil van de belemmeringen, van engelsche zijde den handel in den weg | |
[pagina 338]
| |
gelegd; de ontdekking der goudvelden, die zoo veel vreemdelingen in het land hadden gelokt, en de goede gezindheid der bevolking, die blijken gaf, met haar onvermoeiden president gaarne te willen medewerken, hadden Burgers reeds het plan doen beramen, om een nieuwen weg te banen, waarlangs de handelsprodukten met minder verlies uit- en ingevoerd konden worden. Om twee redenen echter werd de uitvoering van dat plan vertraagd: door een ernstige ziekte - een gevolg van bovenmatige inspanning - en door een kwestie met Sir Barkly, gouverneur van de Kaap. De president Pretorius had namelijk in 1871 de onhandigheid gehad den engelschen gouverneur als scheidsman in te roepen in een geschil tusschen de transvaalsche Republiek en eenige negerstammen. Sir Barkly's uitspraak - of juister die van zijn gemagtigde, den gouverneur van Natal, Mr. Keate - was ten gunste der inboorlingen geweest, doch de volksraad nam daarmede geen genoegen. De oud-president was zijne macht te buiten gegaan; er waren informaliteiten gepleegd, en het was zeer waarschijnlijk dat de Engelschman zelf een begeerig oog op die grenslanden had laten vallenGa naar voetnoot1. Burgers achtte het van belang eerst die kwestie uit den weg te ruimen, en hoewel zeer lijdende, meende hij die taak aan geen ander te moeten opdragen. Hij richtte een nota tot de engelsche regeering, zette de kwestie daarin zóó duidelijk uiteen, toonde zóó zonneklaar aan, dat het recht aan de zijde der Republiek was, dat alle wederleggingen onmogelijk werden; en de engelsche regeering, hoewel verwonderd over de stoutheid van taal in die nota gesproken, vatte hoogachting op voor en bracht hulde aan een president, die de belangen van zijn volk zoo waardig wist te verdedigen.
Nog slechts ten halve hersteld, maar meer dan ooit overtuigd van de noodzakelijkheid om zijne grootsche plannen in het belang der republiek den volke bekend te maken, besprak Burgers die in de eerstvolgende vergadering van den Volksraad. Nooit zouden de produkten van het land naar waarde betaald | |
[pagina 339]
| |
worden, zoolang men verplicht was die over engelsch grondgebied te voeren. Nooit zou de handelswereld weten, dat kaapsche huiden, kaapsche wol, kaapsche granen, vruchten, tabak, enz. grootendeels transvaalsche huiden, transvaalsche wol, enz. waren. Daar leefde in het Westen een handeldrijvend volk, dat dezelfde taal sprak als door de transvaalsche burgers werd gesproken, dat dezelfde godsdienst beleed, een volk waarvan de Transvalen afstamden; en met dat broedervolk hield de republiek zelfs niet de minste betrekking aan! En wat zou het anders kunnen zijn, wanneer de volbeladen wagens eens niet meer, ten koste van zooveel tijd, van zooveel trekvee, en van zooveel transito-rechten, door het hooge gebergte naar Natal, of langs den honderde mijlen langen weg naar de Kaapstad behoefden gedreven te worden; maar wanneer een andere, even goede, neen! veel betere weg gevonden werd, die niet over het engelsch grondgebied liep. Hoe zou het zijn, wanneer eens de gemeenschap met de Delagoa-baai werd geopend, en wanneer ook de Transvaal gebruik ging maken van de versnelde vervoermiddelen, van ijzeren spoorwegen! Bestond er één terreinhindernis, die den aanleg van een spoorweg van Pretoria over het hoogland naar LotitiGa naar voetnoot1 in den weg stond? Er behoefde immers geen enkel kunstwerk gemaakt, geen enkele rivier overbrugd te worden? En zou Portugal het niet in zijn belang achten ons tegemoet te komen, en zich tevreden stellen met een matige belasting op hetgeen door en voor de Transvaal uit- en ingevoerd wordt? Wat baat het of de Transvaal schatten bevat, als die niet op de wereldmarkt kunnen gebracht worden; wat baat het of de ‘Boer’ werkt en oogst, als het produkt van zijn arbeid hem ver beneden de waarde betaald wordt. Kost het transport van den uitvoer den staat niet £ 50,000 's jaars, en zou voor dat geld geen spoorweg kunnen onderhouden worden? En ligt eenmaal die weg, is het land daardoor vrij van alle knellende banden waaronder het thans zucht, zullen dan onze broeders in Europa de hand van vriendschap weigeren, die wij hun aanbieden? Mochten de banden des bloeds niet meer spreken, ons schoone land, de gelegenheid om hier schatten te vergaderen, althans uit de eerste hand onze uitstekende produkten | |
[pagina 340]
| |
op te koopen, om de voortbrengselen van eigen, nederlandsche, nijverheid hier - waar ze zoo welkom zijn - aan de markt te brengen, - dit alles zal onze broeders ginds nopen de aangeboden hand niet te weigeren. Is het verkeer met Nederland hersteld, dat zoo lange reeks van jaren werd afgebroken; is de lijn van Pretoria naar Delagoa gereed, hoe spoedig zal die over zee van Delagoa naar Aden verlengd zijn. Immers nu reeds stoomen wekelijks de nederlandsche mailbooten door de Roode Zee naar het zooveel verder verwijderde Oosten; en hoeveel korter zal de weg van Aden naar Delagoa dan zijn! Kan men niet met grond voorspellen, dat onze broeders uit Europa, als eenmaal de Transvaal meer bekend is geworden, verkiezen zullen zich hier in een gezond, opwekkend klimaat te komen vestigen, boven een verblijf te houden in het verzengde klimaat van Indië? Hier liggen toch, behalve zoovele duizende ‘plaatseu’ in den beginne aan particulieren uitgegeven, nog de 2000 ‘plaatsen’Ga naar voetnoot1, die de Staat bezit en die voor een luttele som gelds te koop zijn, nagenoeg alle nog braak. Hier is bovendien nog genoeg terrein beschikbaar om een derde duizendtal, ‘plaatsen’ af te bakenen. Hier vindt ieder onzer broeders uit het Westen gelegenheid, zijn fortuin te maken, zijn gezonheid te herstellen, zijn lust te voldoen; hier is plaats voor natuuren werktuigkundigen, voor koop- en handwerkslieden, voor landbouwers en jachtliefhebbers. De handen dus aan 't werk geslagen! De Zuid-Afrikaansche Republiek kan een groot, machtig rijk worden, wanneer zij de nauwe betrekking met het moederland weder herstelt, wanneer zij de verscheurde banden weder aaneenhecht. ‘De Republiek alléén, afgesloten van de zee, zal onbeduidend blijven; Nederland, nauw vereenigd met de Republiek, zal zijn vroegere grootheid kunnen herkrijgen. Geen tijd dus verloren: dat de Volksraad twee harer leden aanwijze, die naar Europa gaan om overeenkomstig de hier ontwikkelde plannen te handelen, en traktaten met Nederland, Portugal en andere handeldrijvende naties te sluiten.’ Het zal onnoodig zijn hierbij te voegen, dat het voorstel van den president met geestdrift werd aangenomen. Geen lid van | |
[pagina 341]
| |
den Volksraad dat niet de overtuiging had, dat de president niet alleen het goede wilde, maar ook door zijn meerdere kennis en door zijne volharding, beter dan één hunner, in Europa het belang der Republiek kon bevorderen. Daarom verzocht de Volksraad met eenparige stemmen den president, om zelf die gewichtige zending op zich te willen nemen; als iemand, meende men, in staat was om de sympathie voor de transvaalsche broeders in het moederland op te wekken, om vriendschapsbanden te hechten, dan kon de president Burgers dit doen. Dat Burgers het inderdaad heeft kunnen doen, dat hij de stem des bloeds of der vriendschap bij het nederlandsche volk heeft laten spreken, wellicht omdat die bij hem zelf zoo luide sprak; dat hij de algemeene achting heeft weten te verwerven door het echt-hollandsche, ware en degelijke van zijn karakter; dat hij de sympathie heeft weten op te wekken voor een volk, waarvan hij alle deugden in zijn persoon vertegenwoordigt, zal wel onnoodig zijn hier te herhalen. De eersten des lands hebben zich beijverd hulde te brengen aan den Z.-Afrikaanschen burger, die zich vrijwillig de taak had opgelegd, om door de kracht van ‘het woord,’ den steun van het oude Holland voor zijn jeugdig volk in te roepen. Reeds zijn een aantal Nederlanders op weg naar de Transvaal, om overtuigd te worden, dat de berichten, betreffende het heerlijke keerkringsklimaat en den rijkdom des bodems, niet overdreven zijn; om daar landen te ontginnen, werken van algemeen nut te maken, of de transvaalsche jeugd onderwijs te geven. Intusschen heeft Burgers zich eenige dagen aan den vriendschappelijken omgang zijner hollandsche broeders onttrokken, ten einde in persoon te Lissabon de belangen der Transvaal te behartigen. Hoe volkomen hij daarin slaagde, kan blijken uit het volgende uittreksel van het traktaat, dat een week na zijn aankomst aldaar door den koning van Portugal en door hem gesloten werd. ‘De doorvoer van de produkten van den grond en der nijverheid van de Z.-Afrikaansche Republiek door het portugeesche grondgebied, zoowel als de doorvoer door datzelfde grondgebied van koopwaren, van welken oorsprong of nationaliteit ook, ingevoerd door de haven van Lorenço Marques met bestemming naar genoemde Republiek, zal in beginsel geheel en al vrij zijn van rechten, van welken aard ook. | |
[pagina 342]
| |
Zijne Majesteit de Koning van Portugal behoudt zich het recht voor, den in- en doorvoer van wapenen en oorlogsmunitie te verbieden of aan bijzondere bepalingen te onderwerpen, met dien verstande, dat hij zich verbindt den doorvoer van wapenen en munitie toe te staan, wanneer die bestemd zijn voor of opgeëischt worden door het gouvernement der Zuid-Afrikaansche Republiek. De produkten van den grond en der nijverheid van de Z.-Afrikaansche Republiek, die door de haven van Lorenço Marquez uitgevoerd worden, zullen vrij zijn van rechten van welken aard ook. Zij blijven echter onderworpen, even als de voortbrengselen van portugeeschen oorsprong, aan de kaai-, baken- en havengelden, die daar zijn vastgesteld. Zoolang de opbrengst van den spoorweg niet voldoende is om de kosten van havenwerken, enz. te dekken, kunnen koopwaren, van welken oorsprong of nationaliteit ook, die met bestemming naar de Z.-Afrikaansche Republiek door de haven van Lorenço Marquez zullen worden ingevoerd, worden onderworpen aan een recht van invoer van 3 pCt. Mocht de opbrengst dezer rechten niet voldoende zijn, om garantie te geven voor de betaling van interest en amortisatie van het kapitaal, benoodigd voor de subsidie van een spoorweg van Lorenço Marquez naar de grens der Z.-A. republiek en voor de realisatie van andere verbeteringen, die ten voordeele strekken voor den handel van beide landen, dan zal Z.M. de Koning van Portugal dit recht van 3 pCt. tot 6 pCt. kunnen verhoogen. Wanneer daarentegen het bedoelde kapitaal geamortiseerd is, zal het invoerrecht van goederen, bestemd voor de Z.-A. republiek, verminderd worden tot 1 ½ pCt. Vrij van invoerrechten zijn de volgende koopwaren: Levende dieren van alle soorten; huiden, meel van tarwe, maïs, gerst, rogge en haver; zaden; versche vruchten; groenten van alle soorten; steenkolen en coke; ijs; guano en andere mestsoorten; betumen (hars); kalk; bouwsteen, leien of steenen voor daken van huizen; pannen van alle soorten; gereedschappen voor ambachten, kunsten, landbouw en mijnwerken; boeken, gebonden en gebrocheerd en drukwerken in welke taal ook; muziek en muziekinstrumenten; typographische persen en letters; geografische kaarten en plannen; alle soorten van voorwerpen voor musea, exemplaren voor wetenschappelijke verzamelingen en voor alle kunstverzamelingen niet voor den handel bestemd; | |
[pagina 343]
| |
vreemd geld in goud of zilver; portugeesch geld in zilver en koper uit portugeesche havens; schepen van welke soort en in welken toestand ook; stoombooten.’ De onderteekening van dit traktaat ging gepaard met een overeenkomst, die een uitvloeisel was van den gemeenschappelijken wensch der hoofden van Portugal en de Z.-A. Republiek, om de handelsbetrekkingen en de ontwikkeling van den publieken rijkdom van beide landen te bevorderen. Bij die overeenkomst werd bepaald: dat de koning van Portugal zal bijdragen tot het maken van een spoorweg, te beginnen bij de haven van Lorenço Marquez, of bij een punt op den rechteroever van de rivier van denzelfden naam, waar de bevaarbaarheid ophoudt, tot aan de Z.-A. Republiek; dat hij tot dat einde aan de onderneming of maatschappij, die zich tot dat doel zal vormen, concedeert: 1o. een subsidie, die aequivalent zal zijn aan de helft van de kosten der werken; 2o. de terreinen aan den staat behoorende en noodig voor den bouw en de exploitatie van genoemden spoorweg; 3o. vrijen invoer gedurende 15 jaren van al het vast en rollend materieel voor den bouw en exploitatie; 4o. de voorkeur voor den aanleg der vertakking en van den spoorweg, die later geprojecteerd mochten worden; 5o. de exclusieve exploitatie van dien spoorweg en der respectieve electrische telegraaf gedurende 99 jaren; bovendien veroorlooft de koning van Portugal den invoer, vrij van rechten, van al het vast en rollend materieel, bestemd voor den bouw en exploitatie van het vervolg van genoemden spoorweg op het gebied der Z.-A. Republiek; van haren kant neemt het gouvernement der Z.-A. Republiek op zich, den spoorweg door te trekken tot aan een centrum van productie en consumptie, die de ontwikkeling van den internationalen handel kan verzekeren; verder om alle faciliteiten te verschaffen aan de onderneming of maatschappij, aan wie de bouw van het portugeesch gedeelte wordt toegestaan - ingeval de bouw van het Z.-A. gedeelte van den spoorweg aan dezelfde onderneming of maatschappij geconcedeerd wordt, en wel met name: 1o. vrije beschikking der benoodigde terreinen, 2o. garantie van 5 pCt. over het geleende kapitaal, of, indien dit mocht vereischt worden, een subsidie overeenstemmende met die, welke door de regeering van Portugal gegeven wordt; ten slotte wordt overeengekomen, dat indien een en dezelfde | |
[pagina 344]
| |
maatschappij de concessie der twee gedeelten van den spoorweg verkrijgt, de regeering der Z.-A. Republiek en 't gouvernement van Z.M. den koning van Portugal in overeenstemming met elkaar de middelen zullen aanwenden, gepast en geschikt om die maatschappij te noodzaken de overeengekomen verplichtingen na te komen; en eindelijk om van beide zijden niets te verzuimen wat de spoedige voltooiing kan verzekeren van een werk van zoo groot belang voor beide landen.
Bij de opening der Cortes op den 23 Januari jl. besprak de koning van Portugal het tractaat, gesloten met de Z.A. Republiek; en nagenoeg gelijktijdig werd, met het oog op den gunstigen staat der schatkist, de minister van Koloniën gemachtigd een leening te sluiten, ten einde nieuwe spoorwegen, bruggen telegraaflijnen en vuurtorens in de koloniën te kunnen maken. Ook in Nederland zal dezer dagen het prospectus verschijnen van een leening ten behoeve van de Z.A. Republiek. Hoewel de Londensche beurs, naar wij vernemen, bereid is die leening te sluiten, acht de president Burgers het vooralsnog niet raadzaam daarvan gebruik te maken. En te recht; want engelsch geld, hoe goed ook, is niet populair in de Transvaal; engelsch geld bevordert engelsche belangen, en de Transvalen willen hunne en nederlandsche belangen bevorderen. Na al hetgeen hierboven reeds van het produktief vermogen der Z.A. Republiek gezegd is, bestaan er veel gegevens om op de soliditeit dezer nieuwe geldbelegging te vertrouwen. Laat ons de garanties nog eens opsommen. a. De invoerrechten, totnogtoe in de Transvaal geheven, bedroegen in 1874 slechts £ 6360, 1o omdat de heffing van rechten in een ongenoegzaam bevolkt en van alle zijden toegankelijk land zeer moeielijk en onregelmatig geschiedt; 2o omdat er ten gevolge der hooge transito-rechten weinig is ingevoerd. Ligt er een spoorweg waarlangs de voornaamste handelsprodukten, zonder transito-rechten, tegen het bestaande invoerrecht (de helft lager dan er in de britsche havens wordt geheven) ingevoerd worden, dan zal die belasting alleen reeds meer dan £ 24,000 bedragen. Deze som is bestemd om de rente en amortisatie der leening te dekken. | |
[pagina 345]
| |
b. Het tranvaalsche gouvernement bezit 2000 ‘plaatsen’ van 3 à 4000 morgen elk. Hiervan zijn er 500 uitgezocht, om als waarborg der leening te worden verbonden. Volgens een zeer matige schatting zijn van bedoelde 500 plaatsen, 200 elk £ 800, 100 elk £ 500, en 200 elk £ 200 waard; te samen dus een waarde van 3 millioen guldens representeerende. Na de voltooiing van den spoorweg kunnen die plaatsen geacht worden minstens het dubbele waard te zijn. c. Het enorme verlies aan trekbeesten en materieel tot nog toe in gebruik, een verlies dat jaarlijks op £ 50,000 geschat wordt, zal ophouden als de uitvoer lang den spoorweg kan geschieden. Dat geld zal dus tot andere doeleinden kunnen gebezigd worden. d. De uitvoer van wol, die in 1874 ruim 20,000 balen bedroeg, tegen 4500 balen in 1870; van 40,000 mud meel, van 30,000 mud maïs, en van 20,000 mud diverse granen tegen hooge prijzen ten behoeve der werklieden aan de diamantvelden, waarvan vóór dien tijd geen sprake was; van 4000 slacht- en 6000 trekossen tot hetzelfde doel - bewijzen den toenemenden bloei der Republiek in spijt van de bestaande belemmeringen. In het bezit van een spoorweg, kan men dus verwachten dat de uitvoer verbazend zal toenemen. Onder zulke omstandigheden gelooven wij niet, dat de poging van den president Burgers, om hier de middelen te vinden ten einde ginds een spoorweg aan te leggen, schipbreuk zal lijden. Èn de sympathie, èn het welbegrepen belang zijner hollandsche broeders staan hem daarvoor borg. Thans weet men in Nederland, dat het zaad in de Transvaal gezaaid goede vruchten zal dragen; thans weet men, dat als eenmaal het schrille geluid der stoomfluit over de hoogvlakte van Z.A. Republiek weêrgalmt, en dikke rookwolken opstijgen van de volgeladen nederlandsche stoomschepen, die in de schoone haven der Delagoabaai aan- en afvaren, - dit de onmiskenbare teekenen zullen zijn van den voorspoed van twee broedervolken, die nauw verbonden een schitterende toekomst tegemoet gaan.
den Haag, 14 Januari 1876. W.A. van Rees. |
|