De Gids. Jaargang 36
(1872)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verkrijgen van grondeigendom in Amerika.De vrijgevigheid, waarmede in de Republiek der Vereenigde Staten grondeigendom in ieders bereik gesteld wordt, wekt van al de verschillende Amerikaansche toestanden wel de grootste bewondering op, althans bij een Europeaan, die niet anders dan tot hooge prijzen grondeigendom heeft zien verkrijgen. De Amerikanen zelven zijn daarentegen zoo gewoon aan die vrijgevigheid, dat hun de bewondering van den Europeaan bevreemdt en zij haast vreezen, dat hij onvatbaar is voor den gezegenden invloed hunner ‘free institutions,’ waarin zij den hoeksteen van hun voorspoed erkennen. Aan zijn landelijk stelsel echter heeft Amerika ontegenzeggelijk het grootste gedeelte van zijn rijkdom en ontwikkeling te danken. Het best kan men zich daarvan overtuigen, wanneer men in Amerika zelf de werking van het landelijk stelsel gadeslaat en met eigen oogen ziet, hoe te midden van onontgonnen doch vruchtbare streken de boerderijen als paddestoelen uit den grond rijzen en hoe voortdurend meer landbouwers zich daar vestigen. Eerst zijn zij verspreid en verliezen zij zich als het ware op de vlakte, maar langzamerhand sluiten zij zich meer en meer aan en worden de aanvankelijk opengelaten plekken gronds bevolkt. Als de tirailleurs van het groote leger der ontginning komen de ‘pioneers in the far west,’ de mannen, die de eenzaamheid zoeken doch door het achter hen met onweerstaanbaren drang oprukkende gros des legers voortgestuwd worden. In het eerste gelid daarvan de landontginners, die telkens nieuwe boerderijen gaan stichten met het doel om die met voordeel over te doen aan anderen, minder tot ontberingen bereid. Dan volgt spoedig de groote massa der eigenlijke landbouwers, wier rijen voortdurend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
versterkt worden door nieuwe lichtingen. Deze laatsten worden voornamelijk gerecruteerd uit de europeesche immigranten, terwijl de vóórgaanden bijna uitsluitend bestaan uit Amerikanen of Duitschers, die reeds lang in Amerika verblijf gehouden hebben en Amerikanen niet alleen volgens de wet maar met hart en ziel geworden zijn. Doch reeds lang voor dat men uit oud-Amerika - de oostelijke Staten - het jeugdige krachtvolle westen bereikt heeft, heeft men de teekenen van die landverhuizing bespeurd. Terwijl uw sneltrein eenige weinige minuten stil houdt aan een der hoofdstations - b.v. op den weg van New-York naar Chicago - om u een der drie dagelijksche maaltijden te verzekeren, waarop elke Amerikaan aanspraak maakt, hebt ge gelegenheid een trein met immigranten op te merken. Die moet wachten - want ook in Amerika maken de spoorwegmaatschappijen verschil in de behandeling der passagiers, naarmate deze betalen; het bestaan van slechts éene klasse op de spoorwegen is niet zonder uitzonderingen gebleven. Immigranten worden tegen verlaagde prijzen vervoerd en moeten zich dus het welbehagen der maatschappijen laten welgevallen. Dikwijls worden zij zelfs gedwongen geheele dagen op de hoofdstations te blijven wachten; zij moeten zich op die hun onbekende plaatsen voorzien van levensmiddelen, dáar hun geld verteren en overnachten in een waggon tweede klasse. Hun odyssee wordt onnoodig en tot hunne groote schade gerekt. Medelijden is het eenige wat de voorbijsnellende Europeesche tourist hun schenken kan; zelfs de President der Vereenigde Staten bepaalt zich tot dergelijke betuiging, want hij meent geen middelen te bezitten om aan die mishandeling een einde te makenGa naar voetnoot1. Er is daarentegen iets verfrisschends in het schouwspel, dat op den landweg het bivouac van eene immigranten-familie oplevert. Tegen het einde van den namiddag bereikt zij eene beek of meertje; daar wordt halt gehouden, de paarden of ossen worden afgespannen, gedrenkt en losgelaten, opdat zij zelven hun voedsel zoeken. De paarden drenken doet de zoon - stel u een 14jarigen knaap voor - terwijl de vader moeder en kinderen uit den wagen helpt. Wat droog hout wordt bijeengezocht en een vuur aangelegd. Eene dochter - een 12-jarig meisje - schept wat water, en nu wordt het avondeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bereid en thee gedronken - want de nieuwelingen hebben zich reeds naar 's lands wijze leeren schikken en beginnen door den nationalen drank zich reeds te nationaliseeren. De inrichting der slaapplaatsen voor den nacht is hoogst eenvoudig. Wat aan kussens of bedden wordt medegevoerd is spoedig uitgespreid; zij die daarvan geen deel kunnen bekomen, weten zich te behelpen en rusten op den harden grond van de vele vermoeienissen des daags. Het vuur wordt aangehouden en de familie groepeert zich daaromheen. 's Morgens voor dag en dauw staat de vader weder op, hij stookt het vuur nog wat op, zoekt de paarden of ossen bij elkander, schouwt tuig en wagen, smeert de assen, helpt eindelijk moeder en kinderen den boedel weder redderen. Deze, achtereenvolgens ontwaakt, hebben spoedig hun eenvoudig toilet voltooid. De moeder heeft in ongeloofelijk korten tijd een ontbijt voor echtgenoot en kinderen gereed en voedt zelve den onvermijdelijken zuigeling. Daarna wordt spoedig alles bijeengepakt en weder een dag begonnen, die door een tien- of twintigtal gevolgd zal worden, tot eindelijk de bestemmingsplaats wordt bereikt. Doch de moeilijkheden schijnen dan eerst recht aan te vangen. Het huis moet gebouwd en kan eerst in verschillende stadiën voltooid worden; het voorloopige is ook daarbij soms van langen duur, en bij gebrek aan vensters temperen dan lappen tapijt de doorstrooming der lucht. Het land moet omheind en ontgonnen worden, dag aan dag moet in het zweet des aanschijns de geheele familie zwoegen, tot eindelijk een vredig bezit aangevangen en de eerste oogst binnengehaald kan worden. De dagen van welvaart zijn echter nog verre en zullen eerst na verloop van vele jaren bereikt kunnen worden. Dan zijn de man en de vrouw oud, maar de kinderen zijn tot krachtige menschen volwassen; gezondheid en voorspoed zijn hun deel. Welke moeilijkheden zij ook te doorworstelen hadden - gebrek hebben zij van den eersten dag af aan niet meer gekend. Voor de zonen bestaat dan misschien gelegenheid eene hoeve naast die des vaders te ontginnen, of anders maakt het gezin zich weder reisvaardig, verkoopt de vader zijne bezitting en begeeft zich daarheen, waar aller handen voldoenden arbeid kunnen vinden, doch nu toegerust met kapitaal en ondervinding, zoodat van ontberen haast geen sprake kan zijnGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe langer men in de westelijke Staten van Amerika reist, hoe meer men dergelijke voorbeelden aantreft en de levendige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beweging der landverhuizing met eigen oog zien kan. In enkele streken ontwaart men als het ware den stroom der immigratie, vooral langs de lijnen van nieuwe of nog in aanbouw zijnde spoorwegen. Langs deze - en ook die vooruitloopende - ziet men dikwijls reeksen van wagens met immigranten, die zich spoeden om voordeelig gelegen gronden bijtijds in bezit te nemen. De cijfers der algemeene immigratie geven geen maatstaf om die beweging te beoordeelen. Het is alsof de stroom der landverhuizing wast en onderweg meerderen medesleept, hoe dieper hij in 't binnenland doordringt. Niet de vreemde maar de binnenlandsche landverhuizing is de belangrijksteGa naar voetnoot1 en heeft ontzaglijke proportiën aangenomen, voor Europeanen haast onbegrijpelijk. De 400,000 vreemdelingen, die gemiddeldGa naar voetnoot2 elk jaar zich in de Vereenigde Staten komen vestigen, maken dan ook betrekkelijk het kleinst gedeelte uit der landontginners. Moet men de beweging zien om hare beteekenis volkomen te beseffen en kunnen schetsen, toch kan men zich eenig begrip daarvan vormen, wanneer men de bescheiden raadpleegt. We willen trachtén althans van de uitbreiding van den grondeigendom door eenige cijfers een denkbeeld te geven en tevens daarvan de grondslagen aantoonen. Het land dat in Amerika te kust en te keur voor een uiterst lagen prijs, ja zelfs voor niet te verkrijgen is, wordt eigendom of door private entry, of door preëmption, of door homestead. Deze zijn de 3 voornaamste wijzen van eigendomsverkrijging, die in sommige gevallen en voor bepaalde doeleinden wijzigingen ondergaan. Men weet dat de Unie den eigendom heeft van alle gronden in de nieuwe Staten en Territoriën (buiten de 13 oorspronkelijke Staten, Vermont, Maine, Kentucky, Tennessee en Texas), met uitzondering van die gronden, waarop anderen rechten hadden of beweerden. Zij heeft indertijd met groote vrijgevigheid dergelijke aanspraken (als b.v. die van Virginia, dat bijna ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heel Illinois reclameerde) geregeld en is dus uitsluitend eigenaar van alle onontgonnen gronden geworden. Zij is dadelijk begonnen met die te doen opmeten en kadastreeren, welke werkzaamheid in 1812 werd gesteld onder directie van het General Land-officeGa naar voetnoot1. Men weet dat het in Amerika gebruikelijke stelsel van landmeting bestaat in de verdeeling van den grond in quadraten, townships genaamd, van 6 Eng. miles in het vierkant, bevattende 23,040 acres. Deze worden onderverdeeld in 36 sections elk van 1 vierkante Engelsche mile of 640 acres, terwijl elke section weder in half- of quarter-sections kan worden verdeeld. Bij de inbezitneming is men aan die verdeeling gehouden en moet zich daarnaar richtenGa naar voetnoot2. Deze wijze van kadastreering wordt zeer geroemd, omdat het daardoor mogelijk is op de kaart terstond het terrein aan te wijzen, indien men de nummers van het township enz. kent. Maar voor den immigrant levert zij groote moeilijkheden op. Wanneer deze een stuk grond heeft uitgezocht, weet hij het niet aan te duiden; de teekens toch door de landmeters gesteld, en bestaande in een grooten kei of in een paar kerven in een boom of een staak, kent hij niet of kan hij niet vinden. Hij behoeft dus hulp en wordt dikwijls door de helpers geëxploiteerd, zoodat hij liever besluit een stuk gronds van dezen of genen of van eene spoorwegmaatschappij te koopen. Heeft die opmeting plaats gevonden, dan wordt de grond - voor zooverre deze niet is in bezit genomen - in publieke veiling gebracht en verkocht tegen een minimumprijs van $ 1.25 per acre (circa ƒ 7 per hectare),Ga naar voetnoot3 of anders tot dien prijs opgehouden om daarna voortdurend te koop te blijven voor dien prijs. Zij die dan den grond koopen, doen zulks door private entry. Nu is het echter mogelijk dat reeds lang voor de opmeting - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of zelfs daarna, mits vóór de publieke veiling - hier en daar land is in bezit genomen en ontgonnen. Dergelijk land heeft natuurlijk hoogere waarde en iedereen zou het dus gaarne voor dien prijs overnemen. Tot die overname is echter alleen de bezitter gerechtigd, mits hij den minimumprijs betale en van zijn voornemen om dit te doen bijtijds heeft doen blijken aan het kantoor van het kadaster of, zooals dit in Amerika heet, aan het landoffice. Deze wijze heet de preëmption en is bij de wet van 4 September 1841 bekrachtigdGa naar voetnoot1. Met die wet is eigenlijk het vrijgevige landelijk stelsel ingevoerd, want vroeger kon alleen land verkregen worden door private entry en betaling hetzij à contant, hetzij in 5 jaarlijksche termijnen tegen een prijs in 1785 op $ 1, in 1800 op $ 2Ga naar voetnoot2 en in 1820 op $ 1¼ (mits contant) per acre bepaald, welke laatste prijs sedert regel is gebleven. Doch voor 1841 werd een ieder die zich had gevestigd vóór de opmeting, als een indringer beschouwd en werden zijne rechten of aanspraken niet erkend. De immigranten uit de oostelijke Staten konden echter niet wachten tot de Republiek met hare opmetingen gereed was; de drang naar het westen werd onwederstaanbaar en volgens billijkheid moest de regeering telkens en telkens bij afzonderlijke wettenGa naar voetnoot3 de toestanden erkennen, die zij niet gewenscht had maar niet verhinderen kon. Dergelijke bills of indemnity verhieven de uitzondering haast tot regel. De onhoudbaarheid der toenmalige wijze van handelen werd in 1841 erkend en toen werd elke bezitter ter goeder trouw toegelaten om zijn bezit volkomen te maken en eigenaar te wordenGa naar voetnoot4. Maar nu volgde in 1862 een nieuwe maatregel - de bekrooning van het geheele landelijk stelsel, te weten: de toekenning van landeigendom door homestead. Ieder huisvader kan van de landerijen, die tot den publieken eigendom behooren, eene hoeveelheid van hoogstens 160 acres (64 hectaren) in bezit nemen en wordt daarvan eigenaar, mits hij 1o. Amerikaansch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burger zij of worde; 2o. zijn land ontginne, althans voor het grootste gedeelte, dit omheine, enz.; 3o. hierop vijf jaren achtereenvolgens wone. Heeft hij het feit der inbezitneming aan het landoffice doen aanteekenen of registreerenGa naar voetnoot1 en aan de andere voorwaarden voldaan, dan wordt hem na afloop van die 5 jaren een bewijs van eigendom uitgereiktGa naar voetnoot2. Zijn titel is dan volkomen. De man vroeger zonder middelen, misschien zelfs arm, is grondeigenaar en heeft eene zekere mate van welvaart bereikt in verhouding tot den voorspoed, dien hij ondervonden, en tot de vlijt, die hij aan zijne ontginning besteed heeft. Doch hoe aanlokkelijk deze wijze van eigendomsverkrijging ook schijne, zij levert een groot bezwaar voor den Amerikaan op: zij werkt langzaam. Vijf jaren, dat is haast eene eenwigheid voor hem; in dien tijd bouwt hij een Pacificspoorweg van een 2000 miles. Hoe zou hij vijf jaren op een eigendomsbewijs kunnen wachten. Het Amerikaansche ongeduld is dan ook zoo aanstekelijk, dat zelfs Europeesche immigranten, na een homestead aangevangen te hebben, er spoedig genoeg toe overgaan hun bezit onder een anderen titel over te brengen en voort te zetten. Zij nemen dan de preëmption te baat, indien hun land nog niet begrepen is geweest in publieke veiling, en laten eene verklaring registreeren, dat zij door preëmption den eigendom willen verkrijgen, of anders betalen zij dadelijk den minimumkoopprijs, hetgeen zij reeds bij de eerste inbezitneming hadden kunnen doen, indien zij toen het geld hadden bezeten. De preëmption, vroeger alleen toepasselijk bij land, dat opgemeten was, is later ook uitgestrekt tot niet-opgemeten land, en wel het eerst in Californië (bij act van 2 Maart 1853)Ga naar voetnoot3, en vervolgens in andere Staten en Territoriën, tot eindelijk (bij act van 2 Juni 1862) die bepaling algemeen is gemaakt. Homestead is alleen van toepassing bij opgemeten land. De preëmption en homestead hebben dus veel overeenkomst. De vereischten toch zijn voor beide, dat men zij of worde Amerikaansch burger, dat men zich vestige op het land, dit ontginne, verklare | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkelijk en voor zich zelven eigenaar te willen worden, een zuiveringseed doe omtrent elke neiging tot speculatie met den verlangden grond, voor de eerste maal die wijze van eigendomsverkrijging te baat neme, enz.Ga naar voetnoot1. De preëmptor mag niet meer dan 320 acres in eenigen Staat of Territorium bezitten; hij moet zijne verklaring afleggen, voor land dat reeds in veiling is aangeboden geweest, binnen 30 dagen na zijne vestiging en 1 jaar daarna 't bewijs leveren van ontgonnen te hebben, maar voor land dat nog niet opgemeten is, zijn die termijnen 3 en 33 maanden nadat de goedgekeurde kaarten van opmeting bij het landoffice terug zijn ontvangen. Eerst sedert Juli 1870 is de preëmptor verplicht geworden uiterlijk binnen twee jaar den koopprijs te betalenGa naar voetnoot2. De preëmptor moet betalen, maar kan dadelijk over zijn eigendom beschikken. De homesteadbezitter moet vijf jaar wachten alvorens daarover te kunnen beschikkenGa naar voetnoot3. Ziedaar het groote practische verschil. Wij zullen de bijzonderheden waarop bij de toepassing dier wetten gelet moet worden niet nader ontwikkelen. Ontelbaar zijn de verbeterings- of aanvullingswetten en de beslissingen van den chef van het Landdepartement tot regeling van verschillende gevallen. Genoeg zij het te vermelden, dat daarbij in ruimen zin gehandeld wordt. De weduwe of de kinderen zetten b.v. als erfgenamen het bezit van den huisvader voort, en worden eigenaars, alsof hij zelf alle vereischten vervuld had. Tijdelijke afwezigheid wordt verschoond; vergissingen in de keuze van het land of in de omschrijving worden zooveel mogelijk goedgemaakt, enz. Alleen aan de hoofdvoorwaarde: voortdurende vestigingGa naar voetnoot4 en ontginning, wordt streng vastgehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn nog andere wijzen van eigendomsverkrijging, die vermelding verdienen. Vooreerst de schenking van land aan elken militair (ook aan officieren, veldpredikers, koetsiers der militaire transporten, enz), die voor de Unie gestreden heeft - al diende hij maar 14 dagen of zelfs korter, indien hij aan een of ander gevecht heeft deelgenomenGa naar voetnoot1. Die gunst, eerst na den onafhankelijkheidsoorlog verleend, is achtereenvolgens na elken oorlog der Unie op nieuw toegekend, tot een bedrag van 160 acres aan elken militair. Zeer vele gronden zijn op die wijze verkregen, te meer omdat dit recht ook op de weduwen of minderjarige kinderen dier militairen overging. Eene andere schenking is die ten voordeele der Indianen en der half breeds (kinderen van blanken en Indiaansche vrouwen) toegekend, indien zij zich op den landbouw willen toeleggen en zich dus op een bepaald stuk land vestigen. Deze beide schenkingen verdienen voornamelijk vermelding om het misbruik, dat daarvan is gemaakt. Aan die militairen en Indianen toch wordt op hun verzoek een bewijs uitgereikt, waaruit hun recht blijkt, en dit is voor overdracht vatbaar. Nu zijn fluks de speculanten gekomen en kochten die bewijzen - military warrants, Indian- of halfbreed-scrip - in massa's op voor een appel en een ei, meestal wat whiskey enz. Zij lieten dan die bewijzen registreeren voor bepaalde stukken gronds, om hiermede te speculeeren. Wel werden later aan die speculatiën moeilijkheden in den weg gelegd, maar toch in de meeste gevallen te laat; geheel onmogelijk zijn zij zelfs nu nog niet. Bij haren grooten rijkdom in gronden heeft de Republiek daardoor niet veel schade geleden. Maar daaruit sproot toch een indirect nadeel voort. Het streven om den grond te stellen in handen van de landbouwers, werd gedeeltelijk daardoor verijdeld en de speculatie verkreeg toch vasten voet, juist daar, waar zij uitgesloten had moeten worden. Het is het lot van alle strenge bepalingen tegen speculatie, om toch door den vindingrijken menschelijken geest - althans voor een deel - verijdeld te worden. Willen b.v. in Amerika eenige speculanten eene groote uitgestrektheid gronds in bezit nemen, - vóór de opmeting en vóór den publieken verkoop, want anders kunnen zij elke verlangde hoeveelheid koopen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen den minimumprijs - willen zij dus voorkomen, dat anderen zich van dien grond meester maken, dan koopen zij military warrants op en laten die registreeren voor het verlangde land. Of liever nog, zij koopen Indian- of half breedscrip, laten dit registreeren ten name van een Indian of halfbreed en voeren hunne speculatie uit. Is die afgeloopen en hebben zij zich den grond verzekerd, dan laten zij dien Indian of halfbreed aan het Landoffice verklaren, dat hij niet langer daar kan blijven wonen, omdat de streek hem te veel bevolkt wordt - eene aannemelijke reden - en dat hij dus verhuist. Zijn scrip wordt overgeschreven voor een nieuw grondbezit - 't geen genaamd wordt to float the scrip - en de speculatie wordt krachtens dezelfde scrip op eene andere plaats op nieuw op touw gezet, om later nog eens of meer herhaald te worden. Zulk een scrip is evenwel duur, want daarvan bestaat niet veel, omdat slechts in enkele Staten, als b.v. Minnesota, land voor Indians (Chippewas) of half breeds is gereserveerd tot eene bepaalde hoeveelheid acres. Amerika is groot, en het nadeel door dergelijke speculantenopkoopers aan de werking van het landelijk stelsel gedaan, blijft gering. Schadelijker inbreuk zou, volgens eenige AmerikanenGa naar voetnoot1 - eene minderheid echter - een andere maatregel hebben kunnen maken, omdat daardoor hoogst belangrijke uitgestrektheden aan het bijzonder landbezit worden onttrokken. Wij bedoelen de schenkingen van land aan spoor- en andere wegen, kanalen, enz. Doch juist de groote massa van die schenkingen brengt haar natuurlijk correctief mede; zij scheppen geen monopolies. In totaal toch zijn reeds 190 millioen acres aan spoorwegen en 8 millioen acres aan kanalen en gewone rijwegen beloofd. Daarvan is nog pas een betrekkelijk klein gedeelte - circa 26 millioen, dus ⅛ - in het bezit dier maatschappijen, en wordt het overige eerst langzamerhand toegewezen, nadat het land is opgemeten, naarmate de spoorweg wordt voltooid, enz. Bovendien zijn die circa 200 millioenGa naar voetnoot2 acres over de geheele Unie verspreid en behooren aan verschillende maatschappijen, die elkander onderling eene scherpe concurrentie aandoen. Allen wenschen spoedig haar land bevolkt te zien, opdat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het verkeer op haar spoorweg gevoed worde. Dit toonen zij door de groote moeite, welke zij zich geven om immigranten naar hare gronden te lokken. Niet alleen dat zij in grooten getale strooibiljetten en brochures verspreiden, die eene gedetailleerde - niet onopgesmukte, maar intrinsiek niet onware - beschrijving van al de gronden geven, welke zij te koop bieden; maar ook zenden zij allerlei agenten uit, die op stoombooten en spoorwegen in Amerika zelf zich met de immigranten in verbinding stellen, of ook met dat doel Europa rondreizen. Ook zijn de dollars, welke dat land kan opbrengen, verre van onverschillig. Eerst later, wanneer het gros van het land verkocht is, ontstaat het gevaar, dat de spoorwegmaatschappij met het haar geschonken land ga speculeeren, en dit, door een hoogen prijs te vorderen, buiten het bereik der immigranten stelle. De spoorwegmaatschappijen verkoopen allen op lange credieten en betaling in termijnen b.v. van 6, 7 of 8 jaren, met vergoeding van 7 pet. rente. Hare prijzen zijn echter nog al hoog, gemiddeld $ 5 per acre. De Illinois-CentralGa naar voetnoot1 heeft daarvan een voorbeeld geleverd, hetgeen dan ook als schrikbeeld dient bij alle voorstellen tot nieuwe landschenkingen in het Congres. De oppositie vergeet echter de ontzaglijke voordeelen, welke die ruime landschenkingen aan de Amerikaansche spoorwegen hebben aangebracht en die bij de geschiedenis der toename van die spoorwegen een hoofdmoment uitmaken. De oppositie vergeet ook, dat de Unie hare schenkingen aldus inricht, dat zij de helft van het langs den spoorweg gelegen land (tot eene zekere grens) geeft, en de andere helft voor zich behoudt, zoodat zij de meerdere waarde, welke de grond door den spoorweg verkrijgt, ook geniet. Ook hare gronden worden in het bereik gebracht en kunnen dus spoediger en voordeeliger verkocht worden. Deze overtuiging heeft dan ook geleid tot den maatregel, dat de minimumprijs van land langs de spoorwegen en tusschen de landschenking van die spoorwegen gelegen verdubbeld is tot $ 2.50 per acre. Homestead wordt daar voor hoogstens 80 acres - dus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de helft van elders - verleend. Ook mogen de spoorwegen niet beneden dien prijs verkoopen. Men zou nog andere concurrenten der Unie kunnen noemen in de verschillende Staten en Territoriën. Trouwens deze ontleenen hun land aan dezelfde bron en ontvingen voor verschillende doeleinden ruime schenkingen. Zoo zijn hun toegekend alle moerassige gronden, uit overweging dat zij beter dan de Unie bij machte zijn die voor ontginning geschikt te maken of te doen maken. Maar verreweg de belangrijkste is de schenking ten behoeve van het openbaar onderwijs. Sedert 1785 wordt aan elken Staat bij zijne opname in de Unie een deel van zijne oppervlakte afgestaan, om uit den verkoop van dezen grond de kosten van het lager onderwijs te bestrijden. Toen werd dit deel op 1/36 bepaald (te weten 1 section van elke township, en wel section 16)Ga naar voetnoot1, doch in 1848, toen Oregon als territorium werd gevormd, is die hoeveelheid verdubbeld en wordt buitendien ook de 36ste section voor het lager onderwijs gereserveerd. Het totaal van het aldus voor het lager onderwijs in de geheele Unie geschonken land bedraagt ongeveer 68 millioen acres. Ook voor landbouw- en middelbaar onderwijs, voorts voor de stichting van openbare gebouwen, worden in het bijzonder schenkingen gedaan. Die gronden moeten alle verkocht worden, maar hoe belangrijk de uitgestrekheid daarvan ook zij, de concurrentie uit dien hoofde doet der Unie geene schade, te minder daar in vele Staten de verkoop van een klein gedeelte reeds toereikende in de eerste behoefte van het lager onderwijs voorziet. Die schoolgronden worden dus op prijs gehouden en niet alle te gelijk aan de markt gebracht. Ze brengen hier en daar, b.v. in Minnesota, goede prijzen op. Doch welke af breuk zouden spoorwegen en schoolfondsen kunnen doen bij die overgroote hoeveelheid land, welke nog ter beschikking der Unie is? Op het einde van Juni 1871 bedroeg die hoeveelheid ruim 1 milliard acres - zonder Alaska, wat we, dunkt mij, veilig buiten rekening kunnen laten. In de 4 laatste jaren werden 33 millioen acres toegewezen en in bezit genomen, zoodat, al blijft de jaarlijksche verkoop gelijken tred houden, de voorraad nog een tal van jaren kan strekken. Men houde daarbij in het oog, dat na eenige jaren de toewijzing van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gronden aan spoorwegmaatschappijen zal verminderen, daar het congres geene nieuwe landschenkingen aan spoorwegen meer wil doen en zeker daarmede spaarzamer te werk zal gaan. Op het laatst zullen dus alleen de verkoopen à contant en de homestead als de voorname wijze van eigendomsverkrijging overblijvenGa naar voetnoot1. De volgende tabelGa naar voetnoot2 geeft een overzicht van de verschillende wijzen, waarop de landen zijn in bezit genomen in elk der 3 laatste jaren (eindigende 30 Juni):
Men ontwaart hieruit dat nog vele militairen aanspraken doen gelden en dat telken jare de hoeveelheid, door de spoorwegen in bezit genomen op grond hunner concessiën, uitgebreider wordt. Maar het opmerkelijkst is de vermeerdering van de homestead en de vermindering van den verkoop à contant. De laatste wijze levert in de verschillende jaren sterk afwisselende resultaten. Toen in 1800 (bij act v. 10 Mei)Ga naar voetnoot3 het stelsel van verkoopen uitgebreid werd, zoodat voortaan de landen na de publieke veiling ook uit de hand verkocht werden, waren pas 121,000 acres verkocht. In de 10 volgende jaren (tot 1o. Juli 1810) waren 3,386,000 acres verkocht, dus gemiddeld 300,000 per jaar en daarna tot 20 September 1817 10,160,000, dus ruim 960,000 per jaar. Doch 1817 zelf was een bijzonder gunstig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar, want alleen daarin werden ruim 2 millioen acres verkocht, een resultaat bijna gelijk aan dat van een der laatste jarenGa naar voetnoot1. Een ander getuigenis omtrent dat fluctueeren in de verschillende jaren levert de opgave van de opbrengst der landverkoopen, die op gemiddeld $ 1 à 2 millioen per jaar geschat wordt, soms 6, 8 en 14 millioen, ja eens (1836) 24 millioen opleverdeGa naar voetnoot2. Doch in de laatste jaren kon die opbrengst niet meer bereikt worden, daar de schenkingen en homestead nog meer land absorbeeren dan de verkoopen en dus aan de kas der Unie, althans voor het tegenwoordige, eenige af breuk doen; terwijl toch in totaal 162 millioen acres door de Unie verkocht zijn, heeft zij 296 millioen weggeschonken, enz. Van deze gingen 20 millioen aan homesteads (in 9 jaren) en daarvan het grootste deel, t.w. 3,630,000 acres in Minnesota, verder in Nebraska, Kansas, Missouri, Michigan, Wisconsin en Arkansas elk tusschen de 2,800,000 en 1,200,000 acres. Van de 62 millioen door of namens militairen in bezit genomen, zijn in Jowa ruim 14 millioen (⅖ van den Staat), in Illinois 9½ millioen (ca. ¼), in Missouri 6⅘ millioen (⅙), in Wisconsin 6⅓ millioen (⅕), in Minnesota 6 millioen (1/9) acres gelegen. Dien loop van zaken verklaart eenigszins de geschiedenis van de politiek der Unie omtrent den afstand van hare gronden. Eerst gold het preëmptie-systeem met de schenkingen aan militairen als veiligheidsklep en daarom zijn voor dezen in de oudere westelijke staten zoovele gronden in bezit genomen. Later is de homestead als veiligheidsklep ingevoerd en heeft voornamelijk in jongere staten als Minnesota, enz. zijne toepassing gevonden. In Ohio, Indiana en Illinois zijn geene openbare gronden meer beschikbaar; de geheele oppervlakte van die Staten - te zamen ruim 82½ millioen acres - is in bezit genomen. Van Missouri - alleen bijna 42 millioen acres groot - zijn slechts 100,000 over. Jowa heeft van zijn 35 millioen nog 1,000,000 acres beschikbaar, Michigan van 36 millioen nog 3 millioen, Wisconsin van 34½ millioen nog 7¾ millioen, enz. Nu werden de eerste opmetingen in Illinois, Michigan, enz. georganiseerd in 1816 en heeft men in het algemeen in het oog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te houden, dat de belangrijke toeneming der bevolking in Ohio, Illinois en Indiana eigenlijk een aanvang heeft genomen tusschen 1810 en 1820, die in Michigan tusschen 1830 en 1840, die in Jowa en Wisconsin tusschen 1840 en 1850 en die in Minnesota tusschen 1850 en 1860. Ook Californië is pas sedert een 20 tal jaren in exploitatie gekomen. Nu kan men op die jaartallen moeilijk peil trekken, maar toch geven zij eenig denkbeeld van de snelle ontwikkeling, wanneer men er op let dat in die 20 jaren zoowel in Californië als in Minnesota ruim 20 millioen acres zijn in bezit genomen, hetgeen van de oppervlakte van den eersten Staat ⅙, van den tweeden ⅖ uitmaakt. Er blijft dus ook daar nog land genoeg zelfs voor een weinig langer dan de eerste jaren. Californië's vrije 5/6 bedragen 100 millioen acres en al neemt men aan, dat daarvan een groot deel - stel ⅓ - als bergen, onvruchtbare grond, enz. onbebouwbaar is, dan is de voorraad nog ontzaglijk. De statistiek van het laatst bekende jaar (1o. Juli 1870, 30 Juni 1871) geeft een voorbeeld van de wijze van inbezitname van het land en van de verhoudingen tusschen de verschillende wijzen. Daarin ontwaart men, dat de grootste hoeveelheden (d.i. tusschen 1,200,000 en 200,000 acres) homestead zijn genomen in Kansas, Nebraska, Minnesota, Arkansas, Missouri, en CaliforniëGa naar voetnoot1, en de grootste hoeveelheden acres gekocht werden in Californië, Nebraska en Wisconsin. In Nebraska en Kansas werd als homestead en in koop te zamen genomen meer dan ⅓ van het totaal in dat jaar in de geheele Unie aldus in eigendom genomen. Ten slotte nog eene bijzonderheid, nl. de gemiddelde grootte der landbouwhoeven. Terwijl in den regel een maximum van 160 acres is toegestaan voor de verschillende schenkingen, homestead enz., is het opmerkelijk, dat die gemiddelde grootte zoo verre beneden dat maximum blijft. In Ohio en Indiana b.v. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kwam bij de telling in 1860 voor elke farm gemiddeld 114 en 124 acres, waarvan 70 en 62 ontgonnen. Die verhoudingen waren gunstiger dan in 1850, want het gemiddelde cijfer der bebouwde acres voor elke farm was toegenomen, hoewel de gemiddelde grootte van elke farm kleiner geworden was. De nieuwe homesteads in 1869 genomen, waren gemiddeld 120 acres per farm: die in 1870, in Kansas en Nebraska door 15,367 personen genomen gemiddeld 124 acres per farm. In andere opgaven dalen de gemiddelde cijfers der grootte tot 75, 64, ja tot 50 acres per farm. In Minnesota telde men:
De hoeven zijn dus niet groot, maar het land wordt waarlijk in cultuur gebracht, en bij de hooge loonen en het gebrek aan arbeiders moet elk landbouwer zijn bezit begrenzen naarmate van de hoeveelheid arbeid, die hij daaraan besteden kan.
N.J. den Tex. |
|