Eene rectificatie.
In de recensie van het werkje van Luitenant van Braam Houckgeest, over de expeditie naar de kust van Guinea, voorkomende in het Februarinummer van dit tijdschrift, wordt het voorgesteld alsof de officieren van die expeditie, geraadpleegd over de uitvoerbaarheid van den meer besproken tocht naar Kwassie-krom, zonder onderscheid, tegen die onderneming zouden zijn geweest.
Meer bepaald zegt de Recensent, dat iedereen in dien tocht te veel moeielijkheden zag, dat elkeen dien te gewaagd vond.
Daar dit, vooral in veroand met de beschouwingen die daaraan worden vastgeknoopt, niet zou pleiten voor die officieren, wenschen wij de onjuistheid van het beweerde aan te toonen.
Een paar woorden mogen daartoe voldoende zijn.
Vooreerst kunnen wij verzekeren, dat noch door middel van een krijgsraad, noch op eenige andere wijze ooit het gevoelen der officieren is gevraagd, wat in deze trouwens ook niet noodig was.
Ook het beweren dat elkeen den tocht te gewaagd vond is niet minder onjuist. 't Is mogelijk dat zulks het gevoelen van enkelen was, zeker was het niet dat van allen.
Toen de Gouverneur Nagtglas, Kolonel Commissaris voor de zaken ter kuste van Guinea, na de ontvangst van de rapporten betreffende de verovering van Anoema Atjim, had geschreven dat de vermeestering van den hoofdzetel der Commandeezen, uit een politiek oogpunt, hoogst wenschelijk werd geacht en de kroon zou zetten op het werk reeds door de