De Gids. Jaargang 35
(1871)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 321]
| |||||||||
Meisjes-telegrafisten.Bij de pogingen, die tegenwoordig ook in ons vaderland aangewend worden, om aan de meisjes een gunstiger stelling in de samenleving te verzekeren, dan nu het geval is, mag het stellig niet onbelangrijk geacht worden, te weten, wat er in het buitenland is gedaan, zoo vanwege de regeringen als bijzondere maatschappijen, om jonge meisjes of weduwen als ambtenaren bij de telegraafdienst op te leiden. Vooral in den laatsten tijd trekt dit verschijnsel onze aandacht. Immers door de achtereenvolgende tariefsverminderingen is aan den eenen kant de behoefte aan ambtenaren zeer toegenomen bij dezen tak van staatsbeheer, terwijl van den anderen kant meerdere bekwaamheden moesten geëischt worden van de aspiranten, omdat telkens meerdere rijken toetraden tot het europeesch telegraafnet en dus het taalgebied werd uitgebreid, waarop zich de telegraafbeambte zoo vrij mogelijk dient te kunnen bewegen. Ziedaar dus twee oorzaken van moeilijkheid in het verkrijgen van personeel, oorzaken, die ieder jaar steeds ernstiger en altijd als de Siameesche tweelingbroeders te voorschijn treden. Die europeesche telegraafbesturen, die ongaarne het beginsel prijsgeven, dat aan zulk een administratie bekwame personen moeten verbonden worden, gevoelden de moeilijkheid het meest en werden door genoemde verschijnselen het ergst bestookt. 't Zijn zulke besturen, die, getrouw aan gezegd beginsel, het laatst hebben uitgezien naar hulp buiten een flink personeel om, maar die, eenmaal het zijpad betreden hebbende, zich, met handhaving van hun strenge eischen, nu daarop beroemen. Menig hartelijk vriend van de verheffing der vrouw en de verzekering der toekomst van zooveel beschaafde en bekwame, maar geheel hulpelooze meisjes en weduwen, heeft zich over het gunstig resultaat der eerste proeven verblijd. Wij stellen er eer in, ons bij hen | |||||||||
[pagina 322]
| |||||||||
aan te sluiten, maar wij hebben tevens de verpligting gevoeld om na te gaan, welke bezwaren er aan verbonden zijn en op welke wijze men die te boven is gekomen. Want dat er nog altijd staten in Europa zijn, en geenszins de minstbeteekenenden, die den maatregel nog slechts ten halve of zelfs in 't geheel niet hebben beproefd, is in ons oog bewijs genoeg om de algemeene uitvoerbaarheid er van niet zoo onvoorwaardelijk aan te nemen. De meeste zaken, vooral de meeste veranderingen, worden dikwijls sneller beoordeeld dan grondig en onpartijdig onderzocht.
In ons werelddeel dan wordt de toelating van vrouwelijke ambtenaren bij de telegraafdienst op vierderlei wijze opgevat.
| |||||||||
I.In Griekenland, Nederland, Oostenrijk (behalve Hongarije), Portugal, Spanje en Turkije, benevens bij de maatschappijen voor Egypte en Engelsch-Indië, zijn nog geen vrouwen als ambtenaren bij de telegraafdienst toegelaten. | |||||||||
II.Hiertoe behooren Beieren, België en Noord-Duitschland. In eerstgenoemde staten is de hulp der vrouw in de telegraafdienst zeer beperkt; in een eigenlijk telegraafbureau is er zelfs geen spraak van; slechts op die kantoren, waar post- en telegraafdienst vereenigd zijn, wordt van hare hulp gebruik gemaakt. En dan nog op beperkte wijze. De verantwoordelijke direkteur van zulk een kantoor, magtiging verkregen hebbende om een | |||||||||
[pagina 323]
| |||||||||
lid van zijn gezin op het kantoor te nemen, kiest daartoe zijn vrouw of een dochter. Deze mag dan onder zijn toezigt en op zijn verantwoording daar werkzaam zijn. In Noord-Duitschland is het aandeel der vrouw in de dienst iets ruimer, in dien zin, dat zij ook helpen mag op kantoren die uitsluitend voor de telegraafdienst zijn ingerigt. Wel wordt in dit rijk het personeel voor de telegrafie uitsluitend samengesteld uit oudgedienden of invaliden, maar sinds 1 Januari '69 staat het den direkteuren van zulke kantoren, met volle dagdienst, vrij, tot hun hulp een der volwassenen uit hun gezin bij zich te nemen. De staat bespaart daardoor, wat anders een tweeden ambtenaar zou toegelegd moeten worden, bijna geheel, en beperkt te gelijk den direkteur in zijn keus niet. De titularis blijft aansprakelijk; hij voorziet in het onderrigt zijner helpster. Als vergoedingGa naar voetnoot1 voor haar arbeid ontvangt hij maandelijks ƒ 10.80, mits er een minimum van 840 telegrammen behandeld is. Met iedere 120 berigten boven dit minimum klimt de vergoeding met ƒ 3.60 op. Daar deze maatregel eerst onlangs is ingevoerd, zijn er nog slechts weinig zulke kantoren, maar het aantal neemt steeds toe, daar de noord-duitsche telegraafadministratie er het doeltreffende van erkent. | |||||||||
III.Vier telegraafbesturen laten de vrouwen als ambtenaren toe en geven haar een ruim aandeel in de dienst, nl. Frankrijk, Hongarije, Italië en Wurtemberg. In de eerstgenoemden staat werden de vrouwen reeds in '63 tot ambtenaren benoemd. Op de kantoren met volle dagdienst, waar zij haar man of vader ter zijde staan, geniet de verantwoordelijke direkteur daarvoor een jaarlijksche toelaag van 140 gulden. Het aantal van dergelijke bureau's is nooit aanzienlijk geweest en neemt nog af, daar op dien voet de vrouwelijke hulp ontoereikend is en steeds meer wordt door de toenemende | |||||||||
[pagina 324]
| |||||||||
drukte in het verkeer. Meer als verantwoordelijk direkteur neemt in Frankrijk de vrouw aan de telegraafdienst deel. Overeenkomstig de tegenwoordige organisatie kunnen alle telegraafkantoren, mits niet in hoofdplaatsen van prefektures gelegen, en niet van bijzondere technische beteekenis zijnde voor de dienst, bij eenvoudige beschikking van den direkteur-generaal toevertrouwd worden aan oudgedienden, die minstens 7 jaar trouwe dienst tellen of binnen dien termijn in de dienst invalide geworden zijn, of aan hun vrouw, dochter of zuster. Tot deze benoeming wordt vereischt, dat de kandidaten tusschen 20 en 35 jaar oud zijn. Zij moeten een jaarlijksch inkomen bezitten van minstens 230 gulden en een lid des gezins kunnen aanwijzen, waardoor vervanging bij ziekte of afwezigheid vooraf verzekerd is. Kunnen zij hieraan voldoen, dan bepaalt zich de direkteur-generaal er toe, hun examen af te nemen in lezen en zuiver schrijven van fransch. Valt deze proef bevredigend uit, dan worden de kandidaten gemagtigd om zich op een aangewezen bureau (in den regel dat van de plaats hunner inwoning) te laten onderrigten in de dienst. Gedurende dezen leertijd, die hoogstens 3 maanden duurt, ontvangen zij geen belooning, maar terstond na hun bepaalde toelating ontvangen zij, onder den titel van aides of hulpambtenaren, kosteloos verblijf in het kantoorgebouw, een jaarlijksche bezoldiging van 200 gulden (zonder korting voor pensioen, waarop zij dus ook geen aanspraak hebben), die tot 400 gulden klimmen kan, en een premie van 5 cent voor ieder overgeseind en opgenomen partikulier telegram; voorts de gewone vergoeding voor kantoorbehoeften en van reis- en verblijfkosten, in geval van verplaatsing, ten behoeve der dienst. Daarentegen moeten zij den zelfden borgtogt stellen als de vaste ambtenaren en zorg dragen voor de bestelling van ontvangen telegrammen. Sedert de organisatie op dien voet zijn pl. m. 200 kantoren op die wijze bezet en werden tot heden, dus 7 jaar lang, gewenschte resultaten verkregen. De administratie schat het voordeel voor het rijk op 1000 francs voor ieder kantoor. In Hongarije is het evenzoo ingerigt. Deels wordt daar de vrouwelijke ambtenaar gebezigd als assistent op groote kantoren, deels als zelfstandig tot het beheer van kantoren van minderen rang optredende. Het hongaarsch telegraafbestuur is voornemens de kleinere kantoren op zekere voorwaarden, bij wederzijdsch kontrakt bepaald, door bijzondere personen te laten | |||||||||
[pagina 325]
| |||||||||
beheeren. Deze behoeven dus niet in de administratie te worden opgenome. nmaar kunnen aan haar huishouden verbonden blijven, terwijl zij de dienst waarnemen. Dit is meer of min op de leest der zoogenoemde invaricati in Italië. In Italië nl. bestaat het personeel, dat werkelijk met de uitoefening van de telegraafdienst belast is, uit drieërlei ambtenaren: ufficiali, commessi, incaricati; wij zouden zeggen: hoofdambtenaren, kommiezen, surnumerairs. Deze laatsten zijn geen eigenlijke staatsbeambten, maar gewone burgers, die, terwijl zij aan hun beroepsbezigheden blijven, de dienst op kleine bureau's waarnemen bij inschrijving; zij nemen het kantoor aan voor zoo of zooveel. De gewone vergoeding bedraagt ¼ gulden per afgezonden telegram. De voorwaarden, waarop zij mogen mededingen, zijn: Italiaan of genaturaliseerd als zoodanig; goed gedrag; voldoende kennis van de beginselen der taal, rekenkunde, aardrijkskunde, theoretische en praktische telegrafie. Maar alvorens zich aan te melden, moeten de gegadigden eerst eenigen tijd op een kantoor geweest zijn om zich in de praktijk te bekwamen. Alleen tot deze laatste kategorie behooren de vrouwen, die in Italië tot de telegraafdienst toegelaten worden. Het telegraafbestuur erkent, dat dit stelsel goede vruchten oplevert, maar voegt er bij, dat het tot heden het monopolie der mannen gebleven is. Nog slechts één vrouw heeft er zich voor aangemeld en deze heeft de dienst om bijzondere redenen verlaten; haar werk was goed en haar pligtsbetrachting liet niets te wenschen over. Volgens deze berigten is het derhalve een feit, dat in Italië de gelegenheid voor meisjes opengesteld is om aan de telegraafdienst deel te nemen en dat er geen gebruik van gemaakt wordt. In Wurtemberg, waar spoorwegen, post en telegrafie onder het zelfde hoofdbestuur staan, zijn de vrouwen tot nu toe alleen op die bureau's toegelaten, waar de telegrafie met post- of spoorwegdienst vereenigd is. Zij zijn daar werkzaam deels op den voet der aides in Frankrijk, deels met het zelfstandig beheer van zulk een vereenigde dienst belast. Is zij lid des gezins van den direkteur, wien zij als hulpambtenaar ter zijde staat, dan wordt daarvoor een jaarlijksche vergoeding toegelegd, die de som van honderd gulden niet te boven gaat. Maar als verant- | |||||||||
[pagina 326]
| |||||||||
woordelijke directrice van een beperkt kantoor is haar positie veel gunstiger. Zij moet daartoe tusschen 16 en 30 jaar oud, ongehuwd of weduwe zonder kinderen, wettig gedomicilieerd in de plaats harer inwoning en degelijk van gedrag zijn; ook moet zij een borgtogt kunnen stellen van 100 tot 500 gulden. Ieder jaar vóór 1 Mei zenden gegadigden hare stukken bij het telegraafbestuur in; opgeroepen zijnde, doen zij op 1 Juli daaraanvolgende mondeling en schriftelijk examen in:
Kennis van fransch en engelsch is aanbeveling. Degenen, die hierna toegelaten worden, wonen gedurende omstreeks 2 maanden een kursus bij in de toegepaste telegrafie; het komt er niet op aan, voor welk gedeelte der dienst zij bestemd zijn. Na afloop van dezen kursus beslist de telegraafinspekteur, wie van haar als ambtenaar bruikbaar is. De gekozenen worden beëedigd, stellen een borgtogt en zijn voortaan in rijksdienst. Aanspraak op pensioen wordt haar niet verleend, zoodat zij daarvoor niet behoeven te storten; evenmin mogen zij bijdragen tot het fonds van wederzijdsch hulpbetoon, dat voor de mannelijke hulpambtenaren is opgerigt. Zij ontvangen in den regel ⅔ van het traktement, dat de mannelijke ambtenaren genieten voor de zelfde werkzaamheden; het bedraagt in het begin 80 cent daags en kan tot ƒ 1 klimmen. Bovendien ontvangen zij de gebruikelijke premie voor iedere behandeling van een telegram, terwijl haar loon op ƒ 1.20 wordt gesteld in geval zij persoonlijke geldelijke verantwoording hebben. Het Wurtembergsche telegraafbestuur handhaaft haar slechts dan in haar funktiën, als zij geen aanleiding tot klagten geven, zoo in de uitoefening van de dienst als ten opzigte van haar zedelijkheid; haar gedrag moet onberispelijk zijn, anders worden zij op staanden voet ontslagen. Wil een vrouwelijke beambte haar ontslag nemen, dan moet zij hiervan een maand te voren aanzegging doen, en zij zijn verpligt om ontslag te vragen (behoudens zeldzame uitzonderingen), zoodra zij in het huwelijk treden. Voorts roemt dit bestuur de resultaten dezer instelling; het | |||||||||
[pagina 327]
| |||||||||
stelt den arbeid der vrouwen in geen opzigt beneden dien der mannen, terwijl ook de verkregen bezuiniging aanzienlijk is, omdat het maximum der bezoldiging van de vrouwelijke ambtenaren nooit meer bedraagt dan het minimum van die der mannen. | |||||||||
IV.De overige europeesche staten hebben, op enkele ondergeschikte bepalingen na, de mededinging der vrouwen voor de telegraafdienst gelijk gesteld met iedere andere, en haar dus toegelaten tot de dienst in haar geheelen omvang. Om met het Noorden te beginnen, in Denemarken heeft de maatregel om de vrouw als ambtenaar toe te laten tot alles wat de dienst omvat, nog geen zeer groote uitbreiding erlangd. Sommige telegraafkantoren worden daar nog bestuurd door postmeesters en dergelijke aan de telegrafie oorspronkelijk vreemde personen, op de enkele voorwaarde, dat zij zorgen voor den goeden gang der dienst. Op andere bureau's van minder beteekenis voert een eigenlijk telegrafist het beheer. In beide gevallen worden die direkteuren geheel vrijgelaten in het kiezen van adsistenten, behoudens goedkeuring van den direkteur-generaal; meestal dus zijn die hulpambtenaren de vrouw of dochter van den titularis, en in voorkomende gevallen worden deze vrouwen met het zelfstandig beheer van kleine kantoren belast. Op de groote kantoren worden de vrouwen op den zelfden voet bij de dienst toegelaten als de mannen; zij moeten daarom ook vooraf de zelfde proeven van bekwaamheid afleggen. Hoezeer nu in alle verschillende funktiën der dienst de vrouw zeer voldoet, en sommigen van haar, o.a. in het overseinen van berigten, zelfs buitengewoon vlug zijn, zoo is toch het deensch telegraafbestuur niet voornemens het getal der vrouwelijke ambtenaren van belang te vergrooten. Het ziet er dáárom weinig voordeel in, omdat het tot heden nog geen moeilijkheden heeft ondervonden in het vinden van geschikte jonge mannen tegen een bezoldiging van ƒ 200 à ƒ 250. Dit is al het minste dat een meisje kan worden toegelegd; het moet al dadelijk verhoogd worden zoodra zij de dienst buiten haar woning moet gaan uitoefenen, terwijl daarentegen de jongeling zich overal schik- | |||||||||
[pagina 328]
| |||||||||
ken en voor weinig geld overal teregt komen kan. Bovendien meent het bestuur min of meer in zijn vrijheid van handelen belemmerd te zijn met dit personeel, dat uit den aard der dienst nog al eens van standplaats verwisselen moet. Ook gaat het niet altijd even gemakkelijk, haar op groote kantoren een geschikte plaats te geven, terwijl zij, door elkander genomen, de bekwaamste onder haar niet uitgezonderd, ver bij de mannelijke ambtenaren moeten onderdoen in vlugheid en volharding. Het noorweegsche telegraafbestuur, schoon veel meer uitbreiding aan de instelling gegeven hebbende dan het deensche, komt tot geheel andere beschouwingen. Reeds sinds '58 worden in Noorwegen vrouwelijke telegrafisten aangesteld onder vrij strenge voorwaarden. Zij moeten tusschen 20 en 30 jaar oud, goed gezond zijn en een opvoeding genoten hebben als de gouvernantes. Behalve goed schrijven en rekenen, moeten zij fransch, engelsch en duitsch op dictée kunnen schrijven. Hieraan bij examen voldaan hebbende, wonen zij gedurende 3 à 4 maanden een kursus bij in de praktijk en de theorie der telegrafie. Zoodra zij blijken voldoende bekwaamheid in de dienst te hebben verkregen, worden zij als leerlingen-telegrafist tegen een jaarlijksche bezoldiging van ƒ 275, op verschillende kantoren in het land geplaatst tot hulp en verdere oefening. Naar gelang van behoefte en van haar bekwaamheid worden zij als vast ambtenaar aangesteld op een traktement van ƒ 400. Dit kan bij wel volbragten diensttijd spoedig tot ƒ 540 klimmen, hetzij zij gewoon ambtenaar blijven, of aan het hoofd van een kantoor worden geplaatst. Thans bestaat de helft van het personeel der telegraafdienst in Noorwegen uit vrouwelijke ambtenaren; van nachtdienst zijn zij vrij, en als zij huwen, verlaten zij de dienst. Het noorsch telegraafbestuur is over de uitkomsten zeer tevreden. In tegenstelling met het deensch bestuur, stelt het de vrouw als ambtenaar boven den man; de vrouw, zoo redeneert de administratie daar, heeft minder behoeften dan de man, en komt dus beter rond. Er worden veel gemakkelijker bekwame vrouwen dan bekwame mannen gevonden, vooral in den beschaafden stand, die gaarne zijn dochters aan de staatsdienst afstaat. ‘In ons land,’ dus laat het zich over dit hoogst belangrijk onderwerp uit, ‘zooals trouwens ook in andere landen naar wij vermoeden, doen de meeste ambtenaren en de met hen gelijk staande partikulieren, hun best om aan hun dochters een goede opvoe- | |||||||||
[pagina 329]
| |||||||||
ding te laten geven, daar zij haar geen geld kunnen nalaten. Zulke ouders achten zich gelukkig, dat zij hun meisjes kunnen plaatsen onder de hoede van den staat. Dit is dan ook de oorzaak, dat gedistingueerde jonge dames in de telegraafdienst treden, waardoor deze zeer zijst in de openbare meening.’ Maar zij deelt ook haar bezwaren mede. Volgens haar kan de vrouw niet zoo goed tegen de vermoeienissen der dienst als de man. De administratie gevoelt zich ook daar, gelijk in Denemarken, belemmerd in de vrijheid van handelen, van beschikken over het personeel overeenkomstig de behoefte der dienst. Zij moet allerlei bij haar benoemingen in acht nemen, vooral de meerdere afhankelijkheid der vrouw van haar familie, waardoor haar wensch om in de nabijheid daarvan te blijven, te natuurlijk is om dien geheel buiten rekening te laten. Nogtans beschouwt zij de vrouwelijke ambtenaren als uitnemend geschikt voor de telegrafieGa naar voetnoot1. En wat de maatschappelijke stelling der vrouw betreft, acht zij het van het hoogste belang voor de samenleving, dat de regeringen de vrouw toelaten bij al die takken van staatsbeheer, waarin zij van dienst kan zijn. Hierin heeft de zweedsche volksvertegenwoordiging in 1863 het initiatief genomen. De voorwaarden, waarop voortaan vrouwelijke ambtenaren zouden aangesteld worden, werden bij koninklijk besluit bepaald. Zij zijn van de zelfde soort als in Noorwegen; er werd alleen nog bijgevoegd, dat minderjarige meisjes schriftelijke toestemming moeten toonen van haar ouders of voogden. Bij toelating worden zij streng beëedigd, waarna de inspekteur-generaal de kantoren aanwijst, waar zij zich in de dienst kunnen bekwamen. Nog steeds mist Zweden een centrale inrigting van onderwijs voor dit doel. Na dezen oefentijd moeten zij bewijzen overleggen, door haar instrukteur afgegeven, dat zij den kursus in magnetisme, electriciteit, meteorologie, toesteldienst, samenstelling van batterijen, den loop der geleidingen door al de in Zweden gebruikelijke soorten van telegraaftoestellen, het opsporen en wegnemen van storingoorzaken, en eindelijk de verkeersvoorschriften voldoende hebben meêgemaakt. | |||||||||
[pagina 330]
| |||||||||
Van het begin af waren de aanvragen van meisjes om toegelaten te worden, zoo menigvuldig, dat de oproepingen tijdelijk moesten gestaakt worden. Er zijn nu in Zweden 37 kantoren (23 van den staat en 14 van de gemeenten) door vrouwen bezet voor 2/3 der bezoldiging van mannelijke ambtenaren van den zelfden diensttijd, althans op de rijkskantoren; op de gemeentelijke kantoren hangt de belooning van de vrijgevigheid der besturen af. Wanneer er voorzien moet worden in het beheer van een kantoor van niet al te groot gewigt, stelt het zweedsch telegraafbestuur daartoe bij voorkeur een vrouw aan, niet enkel tot bezuiniging, maar ook omdat zij beter haar ledigen tijd kan besteden zonder haar toestel te verlaten. In het algemeen betuigt ook deze administratie haar tevredenheid over de wijze waarop de dienst door de vrouwen wordt waargenomen. Bijna gelijktijdig met Zweden, nam Baden vrouwelijke ambtenaren voor de telegraafdienst aan, maar betrekkelijk veel meer. Na benoeming, op de zelfde voorwaarden als meermalen opgenoemd werden, tot vast ambtenaar, krijgt zij een jaarlijksch traktement van ƒ 400, benevens een premie van een cent voor ieder overgeseind of ontvangen telegram. Deze premie bedraagt somtijds ƒ 100 in het jaar. Wat haar aanspraak op pensioen aangaat, hierin heeft het badensch telegraafbestuur nog geen beslissing genomen, maar het vraagstuk aan een ernstig onderzoek onderworpen. Het badensch telegraafbestuur draagt aan de vrouwelijke ambtenaren niet alleen de toesteldienst en het rekenpligtig beheer op, maar ook het toezigt over de batterijen, het bestuur van het kantoor en het onderwijs van de aspirantes. Behoudens gevallen, waarin grondige technische kennis vereischt wordt, wordt haar de dienst in alle bijzonderheden opgedragen. De regering verblijdt er zich in, den maatregel te hebben genomen, zoowel uit het oogpunt van pligtsvervulling, als van bezuiniging. In Zwitserland heeft de vrouw aan de telegraafdienst deelgenomen, zoolang deze bestaat. De wijze echter waarop daar vrouwelijke ambtenaren gebezigd worden, wijkt genoeg af van die in andere staten, om ze hier te vermelden:
| |||||||||
[pagina 331]
| |||||||||
| |||||||||
[pagina 332]
| |||||||||
In al deze stellingen voldoet de vrouwelijke beambte zeer goed, zoodat het zwitsersch telegraafbestuur zich beijvert om het getal te vermeerderen. Het ziet er zich door in staat gesteld om nieuwe kantoren te openen, zonder dat de exploitatie veel geld kost, en in de drukste saizoenen de dienst onvertraagd te doen doorgaan, zonder in den winter met overtollig personeel opgescheept te zijn. In 1869 bedroeg de som van den arbeid, door 52 tijdelijke helpsters geleverd, pl. m. 6900 arbeidsdagen. Behalve het geriefelijke, dat er uit den aard der zaak in gelegen is, is het een groote bezuiniging, die niet anders dan toenemen kan met de uitbreiding van het stelsel. Naar de berekening der zwitsersche administratie kan die bezuiniging spoedig tot een som van 10 à 12000 francs 's jaars stijgen, zijnde 25 pCt. der gelden, die jaarlijks voor dit deel der dienst worden uitgetrokken. Wat Grootbrittanje betreft, daar nam de vrouwelijke beambte bij de telegraafdienst, toen deze nog niet door de regering van de maatschappijen was overgenomen, een aanzienlijke plaats in. Op de drukste stations in Londen waren zij in grooten getale werkzaam. Terwijl de mannelijke telegrafisten in afzonderlijke seinzalen de internationale toestellen bedienden, waren de binnenlandsche door de vrouwen bezet, onder toezigt eener directrice. De oogenblikken van rust besteedden zij aan vrouwelijke handwerken. Juist omdat de vrouw zoo gemakkelijk eenige andere bezigheid kan terhandnemen, als de toestel in rust is, werden zij door de maatschappijen een groote aanwinst voor de dienst gerekend in lokalen, waar de toesteldienst niet aanhoudend doorgaat. Er zijn moeilijkheden van allerlei aard aan verbonden, om op een groot kantoor de draden te bezetten, die uit naburige plaatsjes daarop uitloopen. Aan iederen toestel een ambtenaar te plaatsen, zou veel te kostbaar zijn; veel zulke toestellen onder éen ambtenaar te kombineren, zou groote vertraging doen ontstaan, die door den korten afstand nog erger is dan elk ander oponthoud. Deze bezwaren zijn uit den weg geruimd door het plaatsen van vrouwelijke telegrafisten, daar zij ook de ledige uren zoo goed kunnen besteden zonder nadeel voor de dienst. Rusland had in het begin zijner telegrafie geen gemeenschap | |||||||||
[pagina 333]
| |||||||||
met het buitenland en slechts in zijn eigen taal. Ondergeschikte militairen, signalisten, waren er mede belast. Maar zoodra het in '54 een traktaat met Pruissen sloot om telegrafische gemeenschap te voeren, toen werd het geheele rijk in het europeesch telegraafnet opgenomen en dus het bestuur verpligt zijn korps ambtenaren aanzienlijker gehalte te geven en sterk te vermeerderen. Het stelde een afzonderlijk korps samen voor de buitenlandsche korrespondentie. Eerst handhaafde het nog de oude wet, volgens welke het in de keuze van rijksambtenaren niet buiten een zekere klasse mogt gaan. Maar reeds in '59 was de behoefte aan telegrafisten zoo groot door het toenemend verkeer, dat het personen van alle rangen en standen tot de telegrafie toeliet. In '69 bleek ook deze maatregel ontoereikend te zijn en werden er, het eerst in Finland, vrouwen tot ambtenaren benoemd, ook gehuwd, mits met een telegrafist. Zij zijn behulpzaam in den geheelen omvang der administratie; alleen worden zij niet met het zelfstandig beheer van een kantoor belast. Thans is het russisch personeel bij de administratie der telegrafen voor 32 pCt. van het schoone geslacht. Dit personeel wordt zeer geprezen en bewijst uitmuntende diensten, vooral bij de Hughes-toestellen, waarop meerendeels de buitenlandsche correspondentie gevoerd wordt.
Deze reis door Europa hebben wij, aan de hand van het journal télégraphique de Berne, voornamelijk gedaan ten gevalle van onze meisjes. Ben ik een dolend ridder? Ik ben overtuigd, dat geen enkele hollandsche moeder, die het doel mijner reize gevoelt, op deze vraag ja zal zeggen. 't Is een belangrijk vraagstuk, de toekomst der meisjes, en zelfs wel een vergeefsche reis waard. Toch is zij dit niet, al wagen wij het niet, gevolgtrekkingen te maken voor Nederland. Wij weten nu, wat er in dezen tak van beheer overal elders gedaan wordt, hoe bezwaarlijk hier, hoe gemakkelijk daar! Maar hier geldt geen algemeene regel. Wat in Engeland ten opzigte van vrouwelijke ambtenaren vlot, is in Turkije onmogelijk, en de reden waarom het stelsel in Skandinavië zoo goed werkt, kan de zelfde zijn, waardoor het in Iberië mislukt. Is er één algemeenheid bij op te merken, dan zou 't deze zijn: dat de telegraafbesturen, die het stelsel onbeperkt hebben ingevoerd, er met den meesten lof van spreken. Baden, Frankrijk, Skandinavië, Wurtemberg en Zwitserland | |||||||||
[pagina 334]
| |||||||||
passen den maatregel wel is waar verschillend toe, maar onbeperkt, en zij zijn éénsluidend in hun betuiging van tevredenheid. En wat den wensch der jonge dames zelven betreft, welke strenge eischen stelt o.a. het noordsch telegraafbestuur niet, en hoe talrijk zijn de aanvragen nogtans! Dit zou, meen ik, in ons land ook volstrekt geen bezwaar zijn. Het kan dus beproefd worden. Wat in andere staten geschiedt, al is 't met succes, is voor ons geenszins verbindend, maar zeer zeker wekt het tot ernstige overweging, daarna tot proefneming op. Ik voor mij zie er heil in, gelijk wij in 't algemeen heil mogen verwachten van werkzamer aandeel, dan tot nu toe, van de zijde der vrouwen in staatsbeheer en wetenschappen. Es ist ein altes Mährchen, und es will mir nicht aus dem Sinn, zei Heine altoos, maar zoo kan ik maar niet vergeten die Portia van Shakespeare. In Amerika treden hoe langer zoo meer vrouwen als advokaat op; dat hebben zij van Shakespeare. Ik ga 't hier nog eens vertellen, op gevaar af van voor enkelen ouderwetsch te schijnen, en in 't oog van anderen van mijn thema afgedwaald te zijn. De doge van Venetië wist geen wettig middel om Antonio te redden van de foltering, die Shylock hem mogt aandoen, krachtens een kontrakt, waaraan Antonio niet op den vervaldag had kunnen voldoen. De doge ontbood een beroemd regtsgeleerde uit Padua, maar deze was ziek en zond zijn bediende aan den doge met een brief aan een vermaard advokaat te Rome. Deze verscheen. Hij zag er bevallig, jong en schrander uit; geen wonder: het was Portia, de schoone beminde van Antonio's besten vriend, van den man, ten wiens gevalle hij in dezen benarden toestand geraakt was. Deze advokaat liet zich door den doge op de hoogte der zaak brengen (schoon hij alles wist) en zeide: ‘Shylock zal regt geschieden!’ Shylock prees den jongen advokaat als een anderen Daniël, en stond nu sterker dan ooit op de nakoming der verbindtenis, schoon de advokaat hem 6000 dukaten aanbood en hem afschrikte van dat pond menschenvleesch, dat hij - zoo luidde het kontrakt - uit Antonio's lijf mogt snijden. ‘Shylock's eisch moet voldaan worden!’ sprak Portia op zijn weigering. ‘O, heerlijk jong advokaat, o Daniël!’ riep Shylock in verrukking, in hebreeuwsche aanbidding. ‘Jood,’ sprak de advokaat, ‘gij moet het pond vleesch heb- | |||||||||
[pagina 335]
| |||||||||
ben, 't komt u toe, maar neem niet meer; laat de weegschaal zelfs geen hair overslaan; ook is er geen bloed bij bedongen, dus zonder bloed. Snijd nu, daar is de snijder, hier is de weegschaal; Antonio! ontbloot uw borst! Shylock is in zijn regt - het kontrakt moet stipt nageleefd worden, de wet luidt niet anders.’ Shylock aarzelde. Een spotter uit de bank der getuigen zuchtte: ‘o, heerlijk jong advokaat! o Daniël!’ ‘Geef liever het geld!’ sprak Shylock, ‘zóó kan ik dat niet doen, en ik wil barmhartig zijn.’ ‘O neen!’ sprak Portia, ‘daar staat geschreven dat elk vreemdeling (en dat is de jood in Venetië), die het op het leven eens venetiaanschen burgers toelegt, de helft zijner goederen moet afstaan aan zijn slagtoffer en de andere helft aan den staat.’ Shylock verbleekte en bezwoer, dat hij met niets tevreden was, - vergeefs. Hij werd gestraft en Antonio losgelaten. ‘O, heerlijk jong advokaat!’ herhalen wij. Die regtsgeleerde was een vrouw uit de ijzeren eeuw, - de dichter uit het tijdperk onzer worsteling tegen Spanje. Ze is dus reeds oud, die beteekenis, die hier gehecht wordt aan het aandeel der vrouw in de wetenschappen, - aan haar scherpzinnigheid, aan haar regtsgevoel. Er ligt werkelijk in deze nog akkergrond braak, niet alleen ten onzent, maar allerwege. Het aantal vrouwen neemt toe met iederen dag; het aantal mannen neemt nog sterker af, vooral in dit moorddadig 1870. Wat al vrouwen en dochters onverzorgd! Wat ontzettend aantal gedurende minstens 20 jaar! ‘Verhuizen,’ zegt gij, - maar dat is wreed, mijnheer! En in geen geval moogt gij dit bevelen, hoogstens begunstigen. Edeler is een aanstelling in het eigen vaderland. Behalve dat haar werkzaamheid, ordelievendheid, geschiktheid in zoovele opzigten geprezen worden, wijl de vrouw den staat tot voordeel gedijdt door die goede eigenschappen, verheerlijkt zulk een maatregel den staat van het zedelijk standpunt. In meer dan één opzigt worden vele meisjes inderdaad door de regering gered. Wel is waar is de staat geen asyl, maar wij hopen ons niet te vergissen, als wij gelooven, dat hij er niet minder om zou zijn. Daar heerscht, ook in ons land, een schrikkelijke epidemie in de vrouwenzeden in druk bevolkte plaatsen; de aanvoer van | |||||||||
[pagina 336]
| |||||||||
individuen vermeerdert in verhouding van het cijfer onzer vrouwelijke bevolking, en daarmede stijgt het cijfer der slagtoffers in een voor iedere edele regering ontrustende mate. Welke middelen haar door filantropen mogten voorgeslagen zijn, - welken weg tot verbetering dezen reeds mogten ingeslagen hebben, daar ligt één middel bij de hand, daar ligt één pad zeker voor ons open: het is die instelling: een korps van vrouwelijke ambtenaren. De epidemie zal er niet door ophouden, maar zeer zeker in felheid afnemen en dáár althans geen slagtoffers meer vinden, waar de staat zijn beschermende hand heeft uitgestrekt. De regering doet dit reeds op voorbeeldige wijze door subsidiën aan meisjesscholen en door bevordering van onderwijs aan meisjes, het gansche land door. Dit is nogtans slechts halverwege den magtigen arm uitstrekken, als zij niet tevens op een doelwit wijst voor de onderwezen, ontwikkelde jonge vrouwen. Dat doel is een zelfstandig bestaan. Welnu, zij verbinde die welonderwezenen aan haar departementen en zoo plukt zij de vruchten mede van haar goede daad. Men wil de postdienst met de telegrafie vereenigen. Zeer wel. In een afzonderlijk artikel willen wij dit hoogst belangrijk vraagstuk van nabij beschouwen, maar stellig slechts om tot het besluit te komen, dat die vereeniging zonder vrouwelijke ambtenaren onuitvoerbaar is ons land. Maar juist daarom zouden wij, ondanks evengenoemde konklusie, die vereeniging gaarne tot stand zien komen, wijl het ons toeschijnt, dat hierin terstond de dringende noodzakelijkheid zal blijken, meisjes en vrouwen in de staatsdienst, in casu de telegraaf- en post-administratie, op te nemen. Hoeveel het gehalte der ambtenaren, wel verre van af te nemen, daarbij winnen kan, dat heeft ons o.a. het voorbeeld van Noorwegen kunnen leeren.
Hoek van Holland, 10 Nov. 70. Aart Admiraal. |
|