| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Utrecht, 25 November 1869.
Wij zijn in de eeuw der industrie. Het kanaal van Suez is zoo even geopend. De spoorweg van New-York naar San Francisco ziet, langs haar ijzeren sporen, de wagens van den Atlantischen Oceaan naar de Stille Zuidzee vliegen: en reeds liggen op de schrijftafels der mannen onzer eeuw projecten voor de doorgraving der landengte van Panama, projecten van een spoorweg die gansch Siberië zou doorsnijden, en alzoo Europa aan die Stille Zuidzee zou verbinden. Het ijzeren werktuig, door stoom gedreven, vermenigvuldigt op duizenderlei wijze den vroeger moeitevol volbrachten arbeid, en daar is bijna geen werken meer denkbaar dan in het groote atelier in de groote fabriek. Soms doet zelfs het zwoegen der politiek denken aan zulk een massale werkplaats. Wat anders toch is de beweging van het algemeen stemrecht, dan de werking van een ontzaggelijke machine, waardoor de blokken ijzer tot staven worden gewenteld? Treed een werkplaats binnen. Gij waant u verplaatst te midden van Titanen; de machines en werktuigen, die gij aan alle kanten ziet oprijzen en stampen en buigen en zich vooruitstrekken, zijn niet geëvenredigd aan de ledematen en de kracht van het individu, niet aan uw spieren of gestalte. Niet menschen, maar reuzen als Briareus moesten dáár verkeeren. Het gedruisch der stoomhamers, het dreunen der telkens nederploffende gewichten, het knallen van het vuur, het sissen van den stoom, wordt voortdurend vervaarlijker: de roode vlammen kleuren alles in fantastischen gloed, en ondertusschen valt uw oog als van zelf op het enorme ijzeren blok, dat daar in den oven wordt geworpen en na eenigen tijd in helwitten gloed, sissend en verschrikkelijk, daaruit wordt gelicht om nu in het knellend dwangjuk der walsmachine
| |
| |
zijn massale brutale kracht en verpletterenden omvang en zwaarte te verliezen en weldra in tamelijk dunne staven zich te verdeelen. Waar is die compacte niet te verduwen massa gebleven? Het inerte blok, zoo onhandelbaar daareven, is nu voor goed van het tooneel en wij hebben te doen met de zeer goed te hanteeren bouten, die wij op zijn tijd als zoovele wapens kunnen gebruiken.
Niet anders is Parijs deze laatste weken werkzaam geweest. Onder luidruchtig geraas is het volk, samengeroepen door het algemeen stemrecht, weder bezig geweest met zich te transformeeren tot enkele figuren, volksvertegenwoordigers bij uitnemendheid. Parijs moest vier afgevaardigden kiezen, wier zetels opengevallen waren, omdat de gekozenen, elders ook benoemd, de keuzen der provinciën hadden aangenomen, ten einde Parijs in de gelegenheid te stellen zich nogmaals over de politiek van Napoleon III te verklaren. En Parijs heeft weder getoond bij zulk een keuze exceptioneel, uniek te werk te gaan. Het spreekt nu eenmaal van zelf - hoe treurig het ook zij - dat op waarlijk politiek geschikte mannen niet eens meer de aandacht mag vallen. Een Prevost-Paradol, een Laboulaye, zij mogen bij de keuze van het algemeen stemrecht in Parijs niet eens genoemd worden: het is maar goed dat een Eugène Forcade zoo even gestorven is; daar was toch geen sterveling in Parijs die zulk een man - een persoon aan wien de Britsche ministers allereerst dachten als zij nieuwe wetten voorstelden - toch, al ware hij weder geheel gezond geworden, ooit op het kiesbriefje zou hebben vermeld! Neen, Parijs heeft andere figuren noodig: de overgeblevenen der oude garde van de revolutie van 1848: voorts een excentrieken ouden man, wiens eenig politiek bedrijf is geweest, niet zeer snedige interrupties telkens te vocifereeren; en eindelijk....... goede Hemel! een figuur, die het best te vergelijken is met een dier kunstige mechanieke popjens, waarmede bij het naderend St. Nicolaasfeest de kinderen onder schaterende pret zich laten foppen. Gij ziet hen reeds de geheimzinnige doos openen: boum, daar vliegt het zwarte mannetje, zoover de ijzeren draden reiken, uit de doos en steekt zeer
oneerbiedig de tong voor hen uit. Dit was de lieve verrassing, die de goede stad Parijs aan Napoleon III dacht te bezorgen door het kiezen van Rochefort. En het is een ontzettend werk geweest, wel der moeite waard. Want het leepe impromptu werd serieus
| |
| |
ingestudeerd en zwaarwichtig opgevoerd. Het is niet zulk een gemakkelijke taak om aan zulk een bedrijf een politieke portée te geven: zoo iets vordert van de leiders veel inspanning en veel peinzens en veel zwoegens.
Gaan wij een oogenblik den loop dezer verkiezing na en de gebeurtenissen die haar hebben begeleid. De 26ste October was in rust voorbijgegaan; niemand had zich bespottelijk gemaakt dan de oude Gagne, arme monomaan, die aan den voet der obelisk op het Concorde-plein zijn eentoonig gedicht over de Uneteïde had willen voordragen, maar uitgenoodigd was door den agent van policie om zich te verwijderen. Alle helden der oppositie, die het luidst geroepen hadden om dien dag in het paleis van het Wetgevend Lichaam te verschijnen (fussé-je-seul), en daar den eed van de zaal van het kaatsspel te hernieuwen, waren wijselijk thuis gebleven. Nu de regering aldus op wettelijke wijze meester van het terrein was gelaten, dacht men, dat die regering thans een stap tot toenadering zou doen. Er was ja bepaald, dat het Wetgevend Lichaam eerst 29 November zou bijeenkomen: maar was het niet mogelijk dat ten minste vóór dien tijd de nog steeds niet goedgekeurde verkiezingen alreeds zouden worden behandeld? Daardoor had dan het Wetgevend Lichaam later geheel en al ongestoord den tijd zich aan de meer politieke hervormingen te wijden. Ten tweede: nu de regering niets te vreezen had van volksmanifestatiën, en het volk aldus had te kennen gegeven, steeds den wettigen weg te zullen bewandelen, was het dan niet gepast dat ook de regering, of liever de keizer, deed wat het stelsel van vrijheid medebracht, namelijk dat hij uit zijn ministerie verwijderde den minister van binnenlandsche zaken, die de vorige dwang-verkiezingen had geleid, en in het algemeen zijn ministerie meer met de wenschen van het volk in samenhang bracht? Eindelijk, sprak het na al het gebeurde als niet van zelf, dat sommige prefecten nu verplaatst of gecongedieerd werden? - Dat
waren de daden, die de oppositie van de regering wenschte. De keizer deed echter niets van dat alles. Hij liet de kamer niet bijeenroepen, ten einde de nog openstaande keuzen goed of af te keuren: hij wijzigde zijn ministerie niet: en verplaatsing van prefecten op groote schaal had niet plaats. Toch deed hij iets: hij bleef volharden in zijn systeem om thans de drukpers geheel vrij te laten, en hij riep
| |
| |
de kiezers van Parijs tegen 21 en 22 November op om vier afgevaardigden tot de vertegenwoordiging te benoemen.
Het waren de eerste verkiezingen, nadat het bekende senatus-consult was uitgevaardigd, waarbij aan het volk zulke belangrijke concessies zijn gedaan. Het zou nu blijken in hoeverre Parijs zich ook voegen wilde naar dat nieuwe systeem. Het resultaat is geweest, dat Parijs getoond heeft niet te willen veranderen. Blijft Napoleon III dezelfde of verandert hij, het is om het even: Parijs blijft het oude Parijs, de stad waarin nu eenmaal de zuurdeesem van het revolutie-tijdvak van 1792 en 1793 woelt en gist: de avontureus-radicale stad, waar onwillekeurig elke vroolijke deun der gamins van zelf een krijgsmarsch wordt: als in ééns sluiten zich de rangen inéén: een trom is snel gevonden: de kogels fluiten reeds..........
Vraag dan ook niet aan Parijs waarlijk beleidvolle keuzen; geen doctrinair zal ooit vrede kunnen hebben met den minst geavanceerden der Parijsche vertegenwoordigers; doch, al verlangt ook niemand dat van Parijs, men heeft toch het recht andere benoemingen te vragen dan die in de laatste dagen zijn geschied. Met den eersten November begon het verkiezingswerk. Men weet, dat gedurende veertien dagen zich vrij gelijk de politieke vergaderingen kunnen bewegen, om dan gedurende de laatste acht dagen vóór de verkiezing als openbare vergaderingen tot stilzwijgen te zijn gedoemd. Het zijn dus de eerste veertien dagen van November vooral, waarop de aandacht valt. De radicale republikeinsche partij in Parijs dacht nu een meesterstuk te doen, door voor de vier opengevallen plaatsen in de kamer voor te stellen: Rochefort, Felix Pyat, Ledru-Rollin en Barbès. De drie laatsten hadden den eed niet gedaan, waartoe elk kandidaat verplicht is, en zouden dien eed nimmer doen, en de eerste vertegenwoordigde meer bepaald, hetzij hij al of niet den eed deed, een beleediging aan Napoleon. Men dacht door deze vier keuzen zeer zeker het meest den keizer te grieven, want dat was het eenig politiek beleid. Zonderling was het echter, dat men daarvoor juist de drie laatste personen koos, want deze drie heeren waren niet door Napoleon als keizer veroordeeld, maar elk van hen droeg of had gedragen een condemnatie van de republiek van 1848 zelve. De eigen republiek had hen toen uitgestooten: Napoleon was tamelijk onschuldig aan al hun ongeluk- | |
| |
ken. Misschien zou dan ook geheel die toeleg niet dat dramatisch effect hebben verkregen, wanneer niet Rochefort zelf naar Parijs was overgekomen. Hij had nog een correctioneel vonnis ten zijnen laste, maar hij waagde het over
de grenzen te gaan, en werd... niet gevangen genomen. Het martelaarschap dat hij moest ondergaan, bestond in het wachten gedurende 4 uur op het grensstation, waar de overheid in allerijl de regering seinde, hoe zij handelen moest. Daardoor miste hij een trein; want snel kwam het antwoord van Napoleon dat men hem vrij moest laten, en Rochefort ijlde met den volgenden trein naar Parijs. Dáar was in de electorale vergaderingen reeds alles in rep en roer bij het gerucht, dat de groote man zou komen. Een student had reeds onder groot misbaar, bleek en ontdaan, de mare medegedeeld, dat Rochefort gevangen was genomen; twee radicale candidaten, de heeren Laurier en Cantagrel, hadden daarop dadelijk verklaard af te zien van de candidatuur, iets waarover zij naderhand te-laat berouw hadden, toen hij in ééns voor hen allen stond, en ging oreeren. Dit laatste echter viel onzen Rochefort niet al te gemakkelijk. Iets anders is het een luchtige vaudeville in elkander te zetten, en de photographiën van een keizerlijke familie te bederven, door hier een langen neus, daar een scheeven trek aan het gelaat te voegen, - of wel voor een vergadering een vasten weg voor politieken gang met beleid te teekenen. Rochefort heeft dan ook, wat dit laatste betreft, een vrij povere figuur gemaakt. Het eenige excuus was, dat het bijna voor hem overbodig was over politiek te spreken. Zijn gehoor, voor het grootste deel een arbeidersgehoor, vergaapte zich aan zijn uiterlijk, aan zijn manieren. Rochefort was de afgod, de eenige: men wilde nu eenmaal niets hooren of zien dan Rochefort. Doch zelfs onder die conditiën heeft Rochefort het er bijster slecht afgebracht. Volgen wij hem - het is hier waarlijk een bladzijde der politieke ontwikkeling van de meest beschaafde en
ontwikkeldste stad der XIXde eeuw - op de zeven of acht avonden, dat hij als politiek redenaar is opgetreden. Op den eersten avond was de emotie hem te kras. Een eigenlijke rede kon hij niet uitspreken. Hij verontschuldigde zich echter, dat hij den eed had afgelegd als candidaat; het was in het belang van de democratie. Hij excuseerde zich ook, dat hij nog niet genoeg wist van de sociale économie, maar hij zou goed gaan werken en het wel
| |
| |
aanleeren; hij had nu reeds een studie over de mijnen begonnen: voorts was hij geheel en al ter beschikking van zijn kiezers; als die niet meer tevreden waren over zijn gedrag, na afloop van een termijn door hen vast te stellen, zou hij zijn ontslag nemen. Deze geloofsbelijdenis, met horten en stooten uitgesproken, op herhaalde vragen verkregen, zette het gehoor in één vervoering. Dat was dan toch iets anders dan de phrases van Jules Favre of van Thiers: - en zeer zeker, het was anders. Den tweeden avond stond hij weder voor de kiezers; hij had eerst 's ochtends in de dagbladen de regering uitgescholden, omdat zij hem vrijliet van zijn vonnis gedurende den verkiezingstijd, en nu begon hij ook meer zijn bedoeling te teekenen. Eerst kwam weêr de fameuse emotie, maar toen ontglipte hem allengs een woord, dat zijn waar karakter aan den dag bracht: ‘ik zal,’ zoo sprak hij, ‘getrouw doen wat mijn kiezers willen, maar zoo het Wetgevend Ligchaam mijn raad niet hooren wil; zoo, met één woord, de omstandigheden mij zouden verplichten om mijn mandaat van het Wetgevend Ligchaam op straat over te brengen, hoop ik dat gij niet aarzelen zult mij te volgen dáár, waar ik u leiden zal.’ Er was dus vooruitgang. En de vooruitgang was vooral ook zichtbaar bij het auditorium. Want het is een hoogst onvolledige zaak Rochefort alléén op zich zelven staande te teekenen. Het is hier geen rede, geen monoloog; neen, het is voortdurend een dialoog. De een is een echo van den ander. Men vult elkander aan. En wat men niet kan zeggen, omdat de commissaris van policie er bij zit, dat zegt men nu, door eenvoudig elkander toe te roepen: nous ferons ce que vous savez. En een ieder weet wat dat
beduidt. Toch, bij dit zoo dankbare gehoor, kwamen er enkele scrupulen, enkele gewetensbezwaren. Hoe was het mogelijk, dat Rochefort met de hem bekende gevoelens den eed als candidaat aan den keizer had gedaan? Het kwam vooral op den derden avond uit, hoe Rochefort dit verstond. Rochefort beduidde zijn kiezers, dat hij wel den eed gedaan had, maar dat het even zoo goed was alsof hij den eed niet gedaan had; hij kon dus gerust zijn candidatuur stellen nevens die der HH. Ledru-Rollin, Pyat en Barbès. Voorts verklaarde hij, dat hij nooit iets zou zeggen in de Kamer, nooit stemmen, zonder eerst vooraf zijn kiezers geraadpleegd te hebben ten minste ééns in de week. Daarvoor zou hij een zaal huren. En het publiek verstond dit alles
| |
| |
uitnemend. Ce qu'il nous faut c'est un commissionaire. Nadat hij aldus deze twee fameuse theoriën had ontwikkeld over den eed, die geen eed was, en voorts over het mandat imperatif, dat den deputé toekwam, was het volk letterlijk op hem verzot geworden. Geen eind kwam er aan de oploopen om hem te zien: was hij in een zaal, geen enkel spreker mocht gehoord worden: kon hij met moeite ontsnappen naar een andere vergadering, de geheele schaar volgde hem: hij was nu de knecht van het volk: hij sprak, ja zoolang en wat dit volk wilde. Een fiere rol was het niet: maar eigenwaarde en noblesse zijn ook qualiteiten van de onderdrukkers van het volk. Natuurlijk werd dit alles nog meer geaccentueerd op den vierden avond. Toen begon hij eens wat meer over de politiek in 't algemeen te spreken. Het woord der politiek was volgens hem zich te ontdoen van wat ons hinderde. ‘Ik zal dus,’ zoo ging hij voort, ‘allereerst de belasting weigeren te betalen, en ik zal al mijn kiezers aanraden hetzelfde te doen. Daar ik niet catholiek ben, vind ik het potsierlijk gedwongen te zijn de dienaars van een ander geloof dan het mijne te betalen en aan te kleeden. Voorts, daar ik het er voor houd, dat alle burgers zeer best hun vaderland kunnen verdedigen, als het aangevallen wordt, erken ik de noodzakelijkheid niet van die zorg toe te vertrouwen aan 600,000 bajonetten. Waarom dan millioenen te betalen om een staand leger te onderhouden en wapens te koopen, die bijna altijd dienen om de arbeiders te fusilleeren? Na welk geval wij altijd nog verplicht zijn om inteekeninglijsten te teekenen om hun vrouwen en kinderen te onderhouden.’ Na deze ontboezeming sloot de kommissaris van politie de zaal. Rochefort toog dus naar een andere vereeniging. Aldaar
ontwikkelde hij het idee, dat hij tegen de geheele begrooting zou stemmen, en vervolgens toch zijn tractement van 12,000 francs als député zou aannemen, want anders zou een arbeider, als die verkozen werd, dezen post niet kunnen aanvaarden. Bovendien zíjn tractement zou dienen om de armen goed te doen. Uit een democratisch beginsel nam hij dus het tractement aan. - Eindelijk kwam in een derde vergadering ter sprake de eed, dien hij zou moeten doen aan den keizer, als hij eens gekozen was. Hij verklaarde, dat hij ook bereid was dien tweeden eed te doen, ‘bien sur que je rachêterais cette faiblesse par un devouement sans bornes à la cause commune, à la cause de la Revolution.’
| |
| |
Tot dusverre was de electorale campagne door Rochefort gevoerd. Daar kwam in Parijs geen einde aan het enthousiasme over zulk een candidaat. Zulke nieuwe ideeën over staatsrechtelijke beginselen lieten al de vroegere coryphaeën in de schaduw. Wat beteekende een Benjamin Constant, een Royer Collard, een Laboulaye, als men deze schitterende analyse der politieke rechten en plichten hoorde? Een eed, geen eed, ook goed. Geen belasting, geen begrooting, wel een tractement uit die begrooting, wel zeker. Eerst een redevoering in de Kamer om te overtuigen: wil men daarnaar niet luisteren, dan op straat: zoo moet het gaan. Voorts heeft het volk slechts te bevelen: gij zijt vóór een wet - neen, roepen de arbeiders, er tegen: flink, men stemt er dadelijk tegen. Dat is een andere catechismus dan tot nu toe is verkondigd; laat Rochefort vrijelijk zijn studiën over économie sociale voortzetten; de vroegere geschriften zullen hem niets meer leeren: hij zelf komt met een nieuw evangelie. - De leiders echter die hem tot nu toe hadden vooruitgeschoven, begonnen echter hier en daar soms bedenkelijk het hoofd te schudden. Het viel niet te ontkennen dat bij nadere kennismaking de heer Rochefort aan diegenen, die iets meer dan het a.b.c. wisten, neit medeviel. Zijn oratorische gave was ook letterlijk nul. Hem in een Kamer te plaatsen, zou zeer zeker de zaak zelve, waarvoor hij moest optreden, niet zeer bevorderen. Zij besloten dus tot een stap die niet onhandig was. Zoo even had Ledru-Rollin zijn proclamatie uitgevaardigd, waarbij hij goedvond dat men hem, hoewel hij den eed niet zou doen, ging stemmen; het zou een geweldige élan aan de gansche beweging geven, als die Ledru-Rollin te bewegen was zelf ook in Parijs te komen. Het is waar, hem
drukte nog altijd de politieke veroordeeling ook ter zake van de modeplichtigheid aan den beruchten moord van Orsini, maar nu Rochefort vrijgelaten was, zou misschien ook Ledru-Rollin wel onaantastbaar blijken. En dan, door de opdracht der uitnoodiging om in Parijs te komen aan Rochefort te geven, had men het voordeel dat men dezen candidaat eenige rust gaf, hem voorloopig verwijderde van die vergaderingen, waar hij zich hoe langer hoe meer tot allerlei ongerijmdheden verbond. Dit werd bedacht en volvoerd. Rochefort toog naar Londen, naar Ledru-Rollin. Het was een ontzettende teleurstelling voor de kiezers te Parijs; een soort van gejammer ontstond, toen de geliefde held daar niet meer op de tribune stond;
| |
| |
men wilde niemand, volstrekt niemand meer hooren; wat beteekende welsprekendheid? wat waren oratorische gaven? Niemand had zooveel liefde getoond dat hij zich als een hansworst had aangesteld, en het volk slechts liet trekken aan de koorden, om fluks de beweging met mond en gebaren te volgen. Het was een groot genie. En ondertusschen was de begroeting die Ledru-Rollin te Londen voor hem over had, minder enthousiast; na een korte conversatie stond Ledru-Rollin, die in allen gevalle een krachtige figuur is, verstomd over deze politieke inzichten. Hij bedankte voor de eer om in Parijs onmiddellijk door den keizer te worden gearresteerd. ‘Welk een wonderlijk idee - riep hij tegen zijn vrienden uit - om dezen gamin de Paris mij toe te zenden.’ Het doel zelf was dus niet bereikt, maar ondertusschen waren er eenige dagen verloopen, eenige dagen waarin Rochefort weder nieuwe gekheid had kunnen zeggen.
En dat die voorzorg niet geheel ijdel was geweest, bleek weldra. Daar waren dan toch nog andere republikeinen in Parijs. Daar waren zeer velen, die ja een man hadden willen kiezen onaangenaam aan den keizer, maar die in allen geval een serieuse persoonlijkheid hiervoor wilden benoemen. Politiek is nog iets anders dan overal de glazen in te gooijen. Daarbij het spreken en beleidvol optreden in een Kamer is nog niet ieders werk. Daartoe behoort een groote tact, wil men een zeker doel bereiken. Zij begrepen dus dat men beter deed in de gegeven omstandigheden den candidaat terug te nemen, die vroeger het kiesdistrict had vertegenwoordigd, maar dien men verworpen had, omdat er te weinig vuur en leven in hem stak. Maar dat vuur, al was het weinig, was toch in alleen geval heilig vuur; - en tegenover deze chineesche lantaarn werd het weder door velen gewaardeerd; een deel der republeinsche partij stelde dus tegenover Rochefort, al was het dan ook laat, Carnot.
Doch nu kwam Rochefort ijlings terug, en het rumoer in de vergaderingen begon op nieuw. Den 12den November was hij er weder, en het enthousiasme was bij het volk zoo mogelijk nog grooter. Daar waren een paar eenvoudige arbeiders, die ditmaal in den loop der vergadering ook een enkel woord ten gunste van Carnot wilden doen hooren; zij werden tot zwijgen gebracht en buiten de deur gezet. ‘Pardon, Monsieur!’ roept er een. ‘Pas de Mon- | |
| |
sieur!’ klinkt het van alle kanten; ‘men kent hier slechts citoyens; weg met die onderscheidingen van stand en rang.’ Men wil voorts alleen Rochefort hooren. Deze liet zich niet wachten. Hij verklaart nogmaals dat hij alle belasting zou weigeren. Hij was Ledru-Rollin gaan halen; deze zou hebben doen gelukken... ce que vous savez. Ledru-Rollin had echter geweigerd te komen, hij wilde niet de aanleiding van een opstand wezen. Hij verdedigde zich voorts, dat hij soms de keizerin had aangevallen. Het was niet tegen de vrouw gericht, maar tegen de rol van keizerin die zij dan bekleedde. Sinds Pharamond - Rochefort luchtte hier eens zijn historische kennis - was er de Salische wet in Frankrijk en vrouwen hadden dus met de regering niets te maken. - Dat alles werd iets sterker door hem op den volgenden avond - den zesden avond dat hij optrad - ontwikkeld. In het algemeen kan men getuigen dat hij iets beter begon te spreken; hij kreeg door de oefening het talent niet van redenaar, maar van ten minste zijn denkbeelden mede te kunnen deelen. Hij ontwikkelde toen zijn meening dat men zijn best moest doen om thans een opstand te verhoeden, en wel in de eerste plaats omdat het gouvernement zulk een opstand scheen te wenschen. Wat Ledru-Rollin betrof, zoo was deze hem zeer
tegengevallen. J'ai vu que cet homme n'était pas à la hauteur de la mission qu'on voulait lui confier. Na dezen ongeloofelijken zin over een revolutie-man, die zijn sporen in dat bedrijf toch had verdiend, ging hij over tot een nadere ontwikkeling van zijn plan om een zaal te huren, waarin hij zijn kiezers steeds bij elkander zou roepen. Hij zou voorts een nieuw blad oprichten en stelselmatig de oppositie blijven voeren. Op de vraag of hij dan beter zou doen dan Gambetta of Baneel, antwoordde hij eenvoudig dat die vraag niet te pas kwam, want hij zou altijd zijn kiezers oproepen, en deze zouden hem steeds zeggen wat hij doen moest. Stelt u voor dat dit alles door het publiek als in opgetogenheid werd aangehoord, dat geen enkele aanwezige werd toegelaten tot verdediging van Carnot, dat een vloed van invectiven een ieder begroette die slechts de minste opmerking tegen Rochefort waagde. C'est un provocateur! klonk het dan hier. C'est un paillasse, riep men daar. C'est Melingne. Enlevez lui sa perruque, weergalmde het. A la porte le Pietri, was het algemeene woord. Ziedaar het recht der vrije openbare vergaderingen. Wij zijn genaderd tot de laatste, waarop het publiek Rochefort zou kunnen hooren.
| |
| |
Ditmaal verontschuldigde hij zich een weinig over zijn uitingen betreffende Ledru-Rollin, doch begon hij met des te meer gulheid andere bijzonderheden omtrent den gang zijner ideeën mede te deelen. Hij was beschuldigd de parrain te zijn van een kleinzoon van Victor Hugo; het is waar, hij had dat misschien moeten weigeren, omdat het met den doop in verband stond; wat hem betrof, hij had een zoon van acht jaar: die was niet gedoopt en zou het nooit zijn; dat waren zijn overtuigingen. Dit was ongeveer het laatste wat hij goed vond op de openbare politieke meetings mede te deelen. De kiezers waren nu ingelicht, en hadden nu een systeem van politiek uit den mond van Rochefort kunnen vernemen.
Ondertusschen was de candidatuur der onbeëedigden niet gevlot. Felix Pyat sprak wel in Parijs met oratorisch talent, maar Ledru-Rollin had toch geaarzeld, Barbès kon niet komen, en het publiek was ook in die drie andere districten niet geheel hetzelfde publiek, dat Rochefort steeds voor zich zag. Men wilde wel republikeinen, wel de meest geavanceerde radicalen, maar de voorgestelde onbeëedigde candidaten vertegenwoordigden toch eigenlijk meer het oproer dan de republiek. Zij trokken zich dus langzamerhand terug, gaven manifesten uit, waarbij zij de kiezers verzochten een ander liever te stemmen; zij begrepen dat hun kans hier voorbij was. Zoo kwamen in die andere districten allengs op den voorgrond de candidaten in den geest van Carnot. Wel is waar, beduidden die candidaturen ook een afwijzing der hand; die de keizer in Julij het volk had aangeboden, maar deze candidaten wilden geen van allen opstand, hadden elk een roemrijk verleden, waren geen gamins. In het achtste kiesdisdrict (het eerste was dat van Rochefort) kwam zeer in aanmerking de zoon van den beroemden sterrekundige Arago, Emmanuel Arago, die reeds als gezant te Berlijn en als afgevaardigde met glans de republiek had gediend: hij vond nog als mededingers Gent, een gedeporteerde en voorstander van den opstand, en Herold, doch serieus werd hij op het laatst niet meer bestreden. In het derde kiesdistrict was Cremieux, de reeds hoogbejaarde oud-minister van justitie, vroeger lid van het uitvoerend bewind in 1848, de candidaat. Een oogenblik moest deze kampen met Ledru-Rollin, en zich verwonderen, dat een deel van de republikeinsche partij zijn verdienste zoo min- | |
| |
achtte tegenover die van Ledru-Rollin; maar weldra week deze en vond hij zich alleen geplaatst tegenover Pouyer
Quertier, die door de protectionistische bourgeoisie was gesteld: Cremieux's overwinning scheen echter zeker. Eindelijk, in het vierde kiesdistrict, was een bonte mengeling van candidaten. Het was het minst radicale district en aldaar was dan ook plaats voor meer gematigde candidaten, wanneer het woord gematigdheid bij dat alles niet belachelijk was. De verschillende nuances konden zich hier doen gelden. De waarlijk constitutioneele partij zou het liefst Allou, deken van de orde der advocaten, hebben zien benoemen; hij was bij voorbeeld de candidaat van het Journal des Debats. Die iets verder gingen, de Temps, Michelet, Littré, enz., zouden liever de voorkeur hebben gegeven aan Brisson. Eindelijk zij, die meer rechtstreeks negatieve oppositie bedoelden, hadden geen hooger eisch dan om Glais-Bizoin, het oud-lid der Kamer, dat ten gevolge van de nieuwe indeeling der kiesdistricten door de regering in Bretagne in Julij het onderspit had moeten delven, te verkiezen.
Zoo stond het tusschen de candidaten. De verkiezingsdag naderde, en de resultaten zijn thans bekend. Rochefort is in het eerste kiesdistrict gekozen: hij kreeg 17,922 stemmen, doch Carnot had in allen gevalle ook 13,391 kiezers. In het derde kiesdistrict werd Cremieux met 20,781 stemmen gekozen; Pouyer-Quertier behaalde er slechts 9,675. In het achtste kiesdistrict werd E. Arago gekozen met 21,681 stemmen; Gent behaalde slechts 5,273 stemmen. Eindelijk moet er in het vierde kiesdistrict een overstemming zijn, waarin echter Glais-Bizoin wel de zegepraal zal behalen. Glais-Bizoin had toch 13,353, Allou 7,816 en Brisson 6,210 stemmen. Doch het groote feit is dit, dat Rochefort is gekozen, en dat de keizer zeker zal glimlachen.
Wij hebben de Odyssee dezer verkiezing iets breeder behandeld. De toekomstige politiek van Napoleon kan niet begrepen worden, wanneer men niet deze gegevens eerst heeft geanalyseerd. In het algemeen krijgt elke politieke daad nu in Frankrijk tegen zulk een achtergrond eerst zijn beteekenis. Het manifest toch, dat zoo even de linkerzijde der Kamer heeft uitgevaardigd, zou zeker geheel anders luiden, wanneer Rochefort's verkiezing zich anders had toegedragen. Nu bepaalde men zich bij die linkerzijde tot een minimum van eischen. O, die onverzoenlijke Gambetta was in ééns als door een too- | |
| |
verslag getemd: Bartholo in de Barbier de Seville kon niet verschrikter staan.
Il peut a peine respirer!
Die Gambetta, hij zou alles omverwerpen, Jules Favre was een ellendeling, een povere bloodaard... voor eenige weken; thans teekent hij zeer onderdanig met Jules Favre een stuk, waarin de geheele politiek, zooals zij tot dusverre door Favre is geleid, haar bekrooning vindt. Allerlei gematigde eischen worden gedaan en slechts tegen één zaak wordt heftig te velde getrokken, en dat ééne punt, het behoort niet tot de politiek van den keizer, neen, slechts tot de elucubratiën van Rochefort. On a essayé - zoo zegt het manifest, dat door de onverzoenlijken, behalve door Raspail, geteekend is - de réhabiliter la théorie du mandat imperatif: on a répété que le député, mandataire de ses électeurs, leur restait incessament subordonné, et qu'il devait les consulter sur ses dessins et sur ses votes. On a même ajouté qu'il était leur justiciable; que, cité devant eux, il pouvait y être jugé et condamné. Les députés soussignés repoussent cette prétention comme fausse et dangereuse, et ne pouvant conduire, si jamais elle s'accréditait, qu'à la tyrannie des minorités. Ils sont décidés à la combattre resolûment. - Wacht maar! totdat Rochefort zijn zaal in gereedheid heeft.
Napoleon kan zich gelukwenschen. Hij heeft hun een koord toegeworpen; zij beginnen nu elkander daarmede op te hangen.
De Romaansche volken zijn in het algemeen tegenwoordig niet gelukkig, als zij op eigen krachten en op eigen hulpbronnen zijn aangewezen tot consolideering van den staat. Ziet bij voorbeeld Spanje. Men is daar na het bedwingen der Republikeinen weder ééns zoo hard zich gaan vermoeijen om uit te vinden, welken koningskop men zal plaatsen op den nieuwen Frank (de Pezeta), dien men gaat slaan. En toch, wat al vergeefsche moeite! Als men het luidruchtigst uitroept, dat het niet langer kan gaan, dat men nu een stap moet doen, dan doet men het treffendst denken aan die koren uit de opera, waar het gansche personeel met alle macht van longen uitroept: sortons, marchons! maar niettegenstaande al dien aanloop toch niet van de plaats komt. Prim scheen in 't begin bijna
| |
| |
klaar te zijn. Hoe onmogelijk de candidatuur van koning Thomas, den minderjarigen hertog van Genua, ook toescheen; nu men niemand anders kon krijgen, was dat dan ten minste nog het beste. Prim is met al de leden der Cortes aan het onderhandelen gegaan, en elken dag berichtte de telegraaf triomfantelijk, dat weder een paar stemmen door Prim waren verkregen. Het was een stoute optelsom, die alzoo samengesteld werd. Helaas! Prim is nog bezig aan de additie; de cijfers zijn nog niet onder elkander gezet. Wat al moeijelijkheden ook! Topete, de wakkerste man van het bewind en de vertegenwoordiger der Unionisten, is maar niet te overtuigen geweest, dat de minderjarige hertog van Genua een beter koning zou zijn dan de hertog van Montpensier: en Topete is op zijn stuk blijven staan en heeft zijn ministerie neêrgelegd. De onverschrokken Prim heeft zich niet laten ontmoedigen; hij heeft weder eenige cijfers weten te bewerken, en ziedaar, nu hij bijna de streep er onder zou hebben kunnen halen, komt de tijding, dat de familie van den hertog voor de eer voorloopig schijnt te bedanken. En dat alles bewijst slechts hoe dom de republikeinen zijn geweest, en hoe zij slechts met de armen over elkander hadden moeten blijven zitten. Alles voerde de fortuin hun toe.
En de derde Romaansche staat, ltalië, heeft ook tegenwoordig zijn eigenaardige moeijelijkheden. Wel is waar is het koningschap tamelijk hecht geworteld, zelfs geliefd, maar toch, aan de organisatie van den staat ontbreekt iets. Het is niet Rome, dat alles tegenhoudt: men zou zich volledig kunnen ontwikkelen buiten Rome om: maar telkens hapert het ergens. De koning doet niets: het wordt hem zelfs als hoogste verdienste toegekend, dat hij niets doet, en slechts als er oorlog is zijn persoonlijkheid op den voorgrond zet: de staatspartijen hebben dus terrein en gelegenheid plannen voor de toekomst te ontwerpen, indien zij zich slechts wilden verstaan. Doch de eendracht onder de staatspartijen, zelfs onder hen die niet zoover van elkander staan, ontbreekt. Niettegenstaande een beroep op eensgezindheid door den koning gedaan, heeft zoo even de Kamer weder het ministerie Menbrea in de onmogelijkheid geplaatst om voort te gaan; de presidentskeus van de Kamer viel op een antiministerieel, den heer Lanza; en het ministerie heeft dus zijn ontslag aangeboden. Het is een ongeluk, dat het koninklijk beroep op eensgezindheid niet is gevolgd. Er was
| |
| |
ditmaal daarvoor een aanleiding, daar de koning een zware ziekte juist had doorgestaan, en men algemeen voor zijn dood had gevreesd. Want is er veel op Victor Emmanuel aan te merken, zijn zoon prins Humbert schijnt weinig bemind.
Terwijl de meer Romaansche staten van Europa in moeijelijkheden zijn gewikkeld, die op leemten in de staatsorganisatie wijzen, ontwikkelen zich de meer Germaansche staten (om bij de eenigzins vage onderscheiding te blijven) ook niet zonder horten en stooten. Oostenrijk vooral heeft menige wond. Een opstand in Dalmatië uitgebroken, bewijst hoe weinig er noodig is om aan een rijk, uit zooveel nationaliteiten bestaande, nieuwe moeijelijkheden te bezorgen. De opstand is thans gelocaliseerd tot de bergen en bergpassen. Montenegro is gedwongen zich onzijdig te houden, en de opstand, welks aanleiding het toepassen der conscriptie op die bergbewoners was, zal zeker weldra zijn bedwongen. In dien tusschentijd is de heer van Beust met den keizer teruggekomen van het openen der landengte van Suez, en kan hij dan geleidelijk aan zijn werk arbeiden. - Ook Pruissen beleeft soms kritieke oogenblikken. Het conflict tusschen het eigenlijk gezegd Pruissen en de breedere eischen die de Noord-Duitsche Bond stelt, is daar het punt hetwelk de bezwaren oplevert. De ministers hadden meestal de partij van het specifiek Pruissich element op zich genomen, en daar de koning hun niet het ontslag wilde geven, wijl zij hem zoo trouw tot op het jaar 1866 hadden bijgestaan, toen het gansche volk zich van de regering had afgewend, schoot er voor Bismarck niet veel anders over dan zich zelven eenigzins tijdelijk terug te trekken. De ministers waren zoodoende aan zich zelven overgelaten en stonden nu alleen tegenover de Kamer, zonder zijn machtige hulp. Reeds had de minister van justitie, de graaf Zur Lippe, zich ten vorigen jare eindelijk laten ontslaan; wellicht zou thans de Kamer hetzelfde weten te verkrijgen voor von der Heydt, von Mühler en Eulenberg. En waarlijk de eerste November
was nog niet aangebroken, of de heer von der Heydt had zijn ontslag, en tot zijn opvolger is benoemd de alt-liberaal Camphausen. De ruil is uit een politiek oogpunt een aanwinst. Uit een zuiver administratief oogpunt moet men niet laag op den heer von der Heydt neêrzien. Hij is een uitstekend minister van financiën geweest. Van huis uit bankier, heeft hij bijna onafgebroken sinds 1848, eerst als minister van openbare werken,
| |
| |
later als minister van financiën, als een practisch man van zaken de financiën van den staat geleid. Tegen uitgaven zag hij niet op, mits zij slechts productieve uitgaven waren, en het is een groot geluk in Pruissen geweest, dat deze staat, juist toen de groote beweging der industrie en der spoorwegen begon, zulk een minister had, die zoo weinig zich stoorde om de ambtelijke traditiën der rontine. Vergeten wij ook niet dat hij, in 1863 afgetreden, er niet tegen opzag de portefeuille in 1866 weder op te nemen, toen von Bodelschwing bang werd, en deze aan von Bismarck, die den oorlog tegen Oostenrijk bedoelde, geen goede financiën meer durfde waarborgen. De heer von der Heydt was toen onmiddellijk weder op zijn plaats en bezorgde goede financiën. Doch von der Heydt had weinig op met al die Duitsche politiek. Zijn bedoeling was geweest Pruissen alléén machtig te maken; toen Bismarck verder wilde gaan en Pruissen min of meer ondergeschikt aan Noord-Duitschland wilde doen zijn, zette von der Heydt zich dwars daartegen in, en thans heeft hij het terrein verlaten. - De heer Camphausen, broeder van den bekenden president-minister in 1848, is nu juist de man om tusschen de Bondspolitiek en de Pruissische politiek ook financieel samenhang te brengen. Zijn beste vriend is Delbrück, de eigenlijke leider van het bondskanselierschap, en men stelt zich veel voor van zijn optreden. - Thans is het de benrt aan den heer von Mühler, den minister van eeredienst. Op dezen heer, weleer de vrolijke dichter van het bekende studentenlied: ‘Grad aus dem Wirthshaus, Nun kom' ich heraus’, heeft men het bijzonder gemunt, omdat hij in onbuigzame onverschilligheid ten eenenmale het bestaan van Kamer of
vertegenwoordiging of Duitsche politiek ignoreert. Hij gaat naar de Kamer, plaatst zich in den stoel der ministers, doch zeer zelden verwaardigt hij zich een antwoord te geven. Hij heeft nu een wetsontwerp aangeboden, dat het onderwijs in zijn geheelen omvang - hooger, middelbaar en lager - meent te regelen; het is geheel gebaseerd op kerkelijken grondslag, en ontmoet unaniemen tegenstand: hij echter blijft kalm zitten. - De heer von Eulenberg, de minister van binnenlandsche zaken, kampt daarentegen wel voor het aannemen van zijn Kreis-Ordnung, doch is tot hiertoe niet zeer gelukkig.
En ondertusschen retrancheert de specifiek Pruissische partij zich in het Heerenhuis en heeft de dappere graaf Zur Lippe, thans een- | |
| |
voudig-weg lid van dat Heerenhuis, zich tot verdediger van de bedreigde Pruissische belangen opgeworpen. Hij, vroeger zoo stil en zoo zwijgend, interpelleert thans ieder oogenblik zijn vroegere collegaas, en vooral zijn opvolger, den heer Leonhardt. Telkens valt hij elke nieuwe wet omtrent de justitie uit het oogpunt der oude Pruissische traditiën aan. Laatst greep hij zeer onzacht de samenstelling van een commissie ter bewerking van een nieuwe wet aan. De graaf betoogde zeer nijdig dat het Pruissisch element bij die benoeming miskend was. De Heer Leonhardt antwoordde eenvoudig met de mededeeling dat de graaf zur Lippe die commissie zelf samengesteld had, toen hij nog minister was. De geheele wereld lachte, maar de graaf werd nog boozer. De houding der nationaal-liberale partij is bij dat alles zeer opmerkelijk. Zij moet niet alleen het ministerie bestrijden en toch de terugkomst van von Bismarck mogelijk maken, maar tegelijkertijd de eigenlijke Fortschrittspartij bestrijden. De Fortschrittspartij toch voert een stelselmatige oppositie en wil altijd terugkeeren tot de houding, die de partij vóór den oorlog van 1866 had ingenomen. Deze weken was men getuige van het behandelen eener motie van Virchow, waarbij deze op een soort van ontwapening aandrong. De Heer Lasker, met Miquèl wel de leider der Nationaal-liberalen, wist echter in de gegevene omstandigheden de motie te doen ecarteeren. Het zou ook nergens toe dienen dan om het geheele werk van 1866 weêr in gevaar te stellen.
Een min of meer germaansche staat is Engeland en ook Engeland heeft zijn wond in de Iersche questie. Soms is Gladstone werkelijk thans mismoedig over die questie. Hij heeft reeds iets verkregen, de afschaffing der staatskerk; doch het zwaarste werk blijft over. En dat zware werk is de Agrarische wet, die noodzakelijkerwijze voor Ierland zal moeten worden voorgesteld. De verdeeling van het land is in Ierland, ten gevolge van allerlei omstandigheden, in zulk een slechte verhouding, dat de bevolking tot den ondergang als gedoemd blijft, indien in de verdeeling van den grond niet ingrijpende veranderingen worden gemaakt. Het is echter uit den aard der zaak het allermoeijelijkste vraagstuk, omdat het samenhangt met het beginsel van het particulier eigendom. Toen tegen het jaar 1848 het beroemde boek van John Stuart Mill over de beginselen der staathuishoudkunde in de publieke opinie begon door te dringen, heeft men zich zeer spoedig van het vraagstuk, dat
| |
| |
daar reeds in al zijn veelzijdigheid door Mill werd opgenomen, afgemaakt. Mill was op dit punt socialist, was de gewone tegenwerping. Toch ziet men thans hoe zijn hoofdstuk On Cottiers, waar hij het Iersche landsysteem behandelt, een redmiddel tegelijk aanwees, want al die middelen die men thans ter hand wil nemen - geen eigendunkelijke opzegging der pacht, vergoeding aan den pachter voor de verbeteringen die hij aan het land heeft aangewend - al die maatregelen zij werden daar reeds aangegeven. Wij kennen haast geen belangwekkender studie op dit oogenblik dan die Iersche questie, en een geluk voor Engeland is het dat de zoo uitstekende staatsman die het land thans regeert, niet alleen een practisch politicus als Palmerston, maar tegelijk een theoretisch geleerde is.
Hier is een bepaalde arbeid, een taak die voor geen andere der groote industrie onzer eeuw behoeft onder te doen.
H.P.G. Quack. |
|