| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Utrecht, 25 Junij 1869.
Schelling, de groote wijsgeer, heeft in zijn werk over de godsdiensten der oude volken, Egypte gekarakteriseerd als het volk zonder poësie. Behalve een enkel droef gezang en voorouderlijke liederen, waaraan, zooals Herodotus uitdrukkelijk zegt, geen nieuwe zangen ooit werden toegevoegd, is bij hen geen spoor van dichters te vinden. Geen der talrijke inschriften op Obelisken of tempelwanden, heeft zich als een gedicht doen kennen. Maar had Egypte dan ook geen scheppende, zich in allerlei vormen vrij bewegende en bewegelijke poësie: gedichten waren er toch, maar in een anderen vorm. In hun reusachtige bouwwerken, in hun kolossale beelden had zich die poësie versteend: een belichaamde phantasie, die op haar wijze gelijken rang hield met de melodieuse zangen der andere oude volken.
Eeuwen zijn sinds die dagen der oude wereld verloopen, en wederom is Egypte het tooneel van een der stoutste bouwwerken onzer eeuw. Naar die verre landschappen, waartusschen de Nijl zich slingert - landschappen in zulke eigenaardige gele en rozenroode tinten gekleurd - zal in den nazomer van dit jaar menigeen zijn blikken en schreden wenden, wanneer het Kanaal van Suez zal worden geopend. De onderkoning is deze weken op reis gegaan om persoonlijk de groote souvereinen van Europa uit te noodigen die opening bij te wonen, en men begint dus ook in Europa te begrijpen, dat men weldra voor een werkelijkheid, voor een feit zal staan. - Het is zulk een wonderlijk vorst, die onderkoning van Egypte! About heeft hem in zijn jongsten roman ons pogen te teekenen en ons opmerkzaam gemaakt op de perspectieven die zijn politiek najaagt. Men moge zich dan ook over die politiek vroolijk maken en lachen over die Egyptische tweede kamer waar
| |
| |
(dit stond vast) een droite en een gauche moest zijn even als in alle andere constitutioneele staten, maar waar nu niemand te bewegen was aan de linkerzijde te gaan zitten; men moge over al de invallen van dezen min of meer Parijschen sultan, opvolger der Pharaos, niet even gunstig denken: - zeker is het, dat Egypte onder het bestuur van Ismaïl-Pacha niet stil staat. En het zal de roem van Ismaïl in latere tijden wezen, dat hij op alle wijze bevorderd heeft de grootsche plannen van Lesseps, dat hij geen rust of duur heeft gekend, vóór dat de wateren der Middellandsche Zee zich met die van de Roode Zee konden vermengen. Grootsch idee voorwaar, en dat een geheel andere plooi aan de handelsbeweging van Europa kan geven, dat steden als Marseille tot den bloei van een New-York kan roepen en dat de sluimerende energie in plaatsen als Venetië en Genua weder kan opwekken tot daden als in het stout verleden!
Doch het is nog niet het oogenblik zich in die bespiegelingen te verdiepen: voorloopig teekenen wij slechts op, dat de Onderkoning deze laatste weken hof bij hof heeft bezocht, met het oog op de aanstaande groote gebeurtenis. Het wil ons toeschijnen alsof de Onderkoning, die met de mare van het blijde feit aankwam, overal zeer teleurgesteld moet zijn geweest over den indruk zijner boodschap. Want als wij alleen letten op de bladen en berichten, dan schijnt het alsof de kabinetten wel iets anders te doen hebben dan op de opening der landengte van Suez te letten. Heeft elk land bijna niet zijn eigen politieke questie? het eene volk zijn strijd tusschen kerk en staat, het andere zijn verkiezingsweeën, het derde zijn ministerieële crisis? en wegen niet al die politieke bezwaren ruim zoo zwaar als dat verre toekomstige maatschappelijke belang, de opening van een nieuwen handelsweg? De Onderkoning heeft ten minste op zijn reis bij de vorsten kunnen zien, dat elke staat zijn eigenaardige moeijelijkheden heeft.
De Fransche keizer heeft ze in volle mate. De herstemmingen zijn anders ook nu afgeloopen, zoodat de verkiezingen, waar men zoo lang als tegen op heeft gezien, reeds tot het verleden behooren. Zij leverden nog pikante bijzonderheden op. Opmerkelijk is het, dat te Parijs de herstemmingen in menig opzicht hebben getemperd de woeste drift, die de eerste aanloop der verkiezingen had genomen. Men weet het, Thiers en Favre waren bij de eerste stemming niet gekozen; zij moesten even als Garnier Pagès en
| |
| |
Ferry, aan wien Guéroult zijn plaats nu afstond, nog eens zich onderwerpen aan al de kansen van een volkskeus. Thiers, Favre en Garnier Pagès stonden elk tegenover een vertegenwoordiger der alleruiterste partijen, een omstandigheid, die vooral in het geval van Thiers veel bezwaren voor de liberale oppositie had, omdat in dit district de kandidaat der regeering, de Heer Devinck, groote kans van slagen had. Niettegenstaande dit wilde de kandidaat der socialisten, de oud-pair van Frankrijk, graaf d'Alton Shee, zich niet terugtrekken voor Thiers, evenmin als Rochefort zich terugtrok voor Favre, of Raspail voor Garnier Pagès. Het was vooral in het district van Thiers een woedende slag. Nog ééns spanden de zoogenaamde onverzoenlijken alle pogingen in, doch ditmaal behield het gezond verstand ten minste de bovenhand: Thiers en Favre en hun medestander werden gekozen. - Het scheen zelfs alsof die onverzoenlijken, die reeds gekozen waren, zelfs wat water in hun wijn begonnen te doen. Ten minste Gambetta, die als uiterste vertegenwoordiger te Parijs gekozen was, en die nu ook te Marseille nog in herstemming viel, vaardigde een circulaire uit, wier toon zeer voordeelig afstak bij die zijner eerste wilde elucubratiën. Hij trachtte in die circulaire goed te onderscheiden tusschen de democratie en de demagogie, en goed er op te drukken, dat de democratie wel degelijk het hoogste belang had bij het vestigen der orde. Geen anarchie mocht het wachtwoord zijn, neen, dévouement à l'ordre, principe fondamental des societés, et à la liberté, garantie indispensable aux mains de tous pour la protection, la dignité et les intérêts de chacun. Onder die leus werd hij dan ook te Marseille tegenover Lesseps gekozen. - Over het algemeen leed de regeering nog eenige nederlagen, en niet alleen in de personen der bepaalde oppositie, maar ook door 't triomfeeren van verschillende leden
der tiers-parti, die het ministerie op alle wijze wilde weren, zoo onder anderen Latour Dumoulin, Caley-Saint Paul, enz. De orleanisten en parlementaristen moesten ook dit keer weder overal het onderspit delven. De schrijvers van het Journal des Debats in het bijzonder. Prevost, Paradol en Leon Say waren reeds van het tooneel. Laboulaye moest zich maar vrijwillig onttrekken. Ernest Renan verloor het bij de herstemming. Tegenover publicisten als Granier de Cassagnac, Clement Duvernois, Dréolle, die reeds dadelijk verkozen waren, moesten zij vlag en wimpel strijken.
| |
| |
Het resultaat der verkiezingen zal wezen dat tegenover een 200tal officieele kandidaten zich bij sommige gelegenheden een oppositie van een 90tal onafhankelijke afgevaardigden kan stellen. Die ontwikkeling der oppositie wordt des te opmerkelijker, wanneer men let op de stemmen zelven die uitgebracht zijn. Terwijl bij de vorige verkiezing in 1863 zich nog 5,300,000 kiezers voor de officieele candidaturen verklaarden, tegenover 1,800,000 stemmen die op de onafhankelijke candidaten kwamen, bleven in 1869 slechts 4,000,000 kiezers getrouw aan de officieele kandidaten, terwijl 3,200,000 kiezers hun stem aan onafhankelijke leden gaven. De meerderheid van de regeering is dus teruggebracht tot slechts 800,000 stemmen; en wanneer men bedenkt dat hieronder nog de ambtenaren medetellen, dan ziet men dat het eigenlijk Napoleontisch systeem wel wat aan het dalen is. Het is dan ook niet onaardig na te gaan hoe langzamerhand de stemmen van een officieelen candidaat op een oppositie-candidaat zijn gevallen. Een gansche reeks van nuances is bij zulk een gelegenheid in eenige jaren doorloopen. Eerst ging men van den candidat officiel over op den candidat agréable, dan van den candidat agréable op den candidat indépendant, straks van den candidat indépendant op den candidat opposant, om tot den candidat radical te vervallen, en in sommige streken op den candidat irréconciliable. Er is een vaste loop, een vaste stroom bij al die verkiezingen, maar waarlijk niet ten gunste van het keizerlijk systeem.
De vraag is nu slechts voor Napoleon: wat te doen? Zal hij meer vrijheid geven? Zal hij het status-quo bevestigen? of zal hij misschien heil in een buitenlandsche diversie zoeken? - Voor het oogenblik schijnt het dat ten minste geen meer vrijheid zal worden gegeven. En in zekeren zin was de zaak van de vrijheid op het punt haar eigen spel te verliezen. Toen toch de keuzen der herstemmingen te Parijs bekend werden, toen het bleek dat de onverzoenlijken geslagen waren, zijn er door woelgeesten, waaraan het nooit ontbreekt, allerlei pogingen gedaan om te Parijs een soort van oproer te doen ontstaan. Hetzelfde had plaats te Nantes en te Bordeaux, waar de oppositie-kandidaat gevallen was ten gevolge van het gedwee voor de regeering stemmen der bewoners van het omringende platteland. Die onlusten, waarbij zich later voegden de ongeregeldheden, die te Saint Etienne door het arbeidersvolk tegen de industrieelen werden gepleegd, kregen een oogenblik zelfs een
| |
| |
onrustbarend karakter, vooral te Parijs. Doch de politie - en vooral de houding der burgerij zelve - wist spoedig daaraan een einde te maken, en de keizer kon weder vrijelijk overal in Parijs rondrijden. Nauwelijks waren echter die onlusten aan den gang, of Persigny schoot als het ware uit den hoek en gaf aan den keizer den raad om toch andere ministers te nemen, en vooral om een krachtig bestuur te doen gelden. Le gouvernement a semblé faible, irrésolu, pusillanime, et une partie du peuple l'a meprisée, daar zat de fout. De regeering moest resoluut te werk gaan. Nu eens sinds 19 Januarij 1867 de liberale ideeën gekozen zijn, moet men die ideeën ook goed volgen. In deze wereld zijn het alleen de ideeën die iets kunnen uitrichten. Dans ce monde il n'y a en realité de redoutable que le choc des idées, parceque les idées seules peuvent enfanter le dévouement, les sacrifices, l'héroisme des ames.... L'empereur n'a donc qu'à persévérer résolument dans les voies liberales qu'il a ouvertes, mais en appelant à lui toute une nouvelle génération jeune, forte, intelligante et surtout courageuse et convaincue. Met andere woorden: Persigny wijst op een ministerie waarin Ollivier zou kunnen plaats nemen; het status-quo, door Rouher verdedigd, wil hij tot elken prijs zien verdwijnen. - De keizer schijnt echter nog altijd niet overtuigd van het voordeel dat hierin voor zijne politiek gelegen is. Integendeel: hij acht Rouher en zijn stelsel nog altijd een groote kracht; hij heeft dus de gelegenheid te baat genomen om aan het volk van zijn zienswijze te doen blijken; in een brief aan den baron de Mackau, zoo even tot lid van het Wetgevend Ligchaam gekozen, schrijft hij de volgende woorden: les concessions de principes ou les sacrifices de personnes sont toujours inefficaces en présence des mouvements populaires: un gouvernement qui se
respecte ne doit cèder ni à la pression, ni à l'entrainement, ni à l'émeute. Met andere woorden: Napoléen laat Rouher niet los en zal het bestaande stelsel blijven handhaven. De Kamer is nu tegen 28 Junij bijeengeroepen, ten einde zich te constitueeren en de geloofsbrieven te onderzoeken. Reeds zijn de vroegere president Schneider en de oude vice-presidenten, ook de streng conservatieve Jerome David, weder herbenoemd, en geheel de oude regeeringstactiek wordt weder te berde gebracht. Het oude lied op een nieuwe melodie. Zoo even is zelfs het leger weder aangesproken met klinkende woorden die niets beteekenen.
| |
| |
In Berlijn is men eindelijk ook gereed gekomen met het parlementaire werk. Hoewel men de finantieele moeijelijkheid, waaronder de Noord-Duitsche Bond nu reeds gebukt gaat, niet uit den weg heeft weten te ruimen, heeft men echter in het Rijks-parlement eene zeer groote zaak verkregen, te weten de Gewerbe-Ordnung is nu afgehandeld. De Bondsraad heeft daaraan zijn goedkeuring gegeven, en waarschijnlijk zal reeds met 1o October van dit jaar deze belangrijke wet voor gansch Noord-Duitschland van kracht zijn. Het is een uiterst merkwaardige wet voor het geheele Duitsche maatschappelijke leven; de wet poogt den ganschen arbeid van het volk zoo mogelijk te regelen: en niet het minst belangrijk is zij om haar negatieve zijde. Al de verschillende beperkingen en belemmeringen, die nog in Duitschland op het punt van den arbeid bestonden, worden een voor een opgeheven. En een enkele lezing van deze wet kan ons doen zien, welk een heirleger van zulke beperkingen nog geldend was. Zoo moet nog uitdrukkelijk bepaald worden dat een ieder elk bedrijf kan uitoefenen; zoo wordt het onderscheid tusschen stad en land met betrekking tot de industrie, opgeheven. Gilden mogen niet langer anderen verhinderen het werk te doen. Het gelijktijdig uitoefenen van verschillende bedrijven, en evenzoo het gelijktijdig uitoefenen van hetzelfde bedrijf in verschillende plaatsen, is nu geoorloofd. Alle beperking voor de handwerkslieden betreffende het verkoopen van zelfvervaardigde waren is opgeheven. Het recht der molens, branderijen, brouwerijen om de verbruikers te dwingen slechts bij haar zich te voorzien van hun behoefte, wordt te-niet gedaan. De verschillende approbatiën van wege het staatsbestuur worden afgeschaft, enz. enz., en zoo gaat die wet voort regelende het kleinste en het geringste en tevens het meest gewichtige. Wij treffen er later de bepalingen in betreffende het werken door kinderen in de fabrieken; kinderen onder de twaalf jaren mogen niet tot
regelmatig werk in de fabrieken gebruikt worden. Voorts bepalingen betreffende de werkuren der arbeiders; de arbeidsuren mogen niet voor 6½ uur 's morgens beginnen, en niet tot na 8½ uur 's avonds duren. Voorts moeten de industrieelen hun arbeiders het loon in geld betalen. Hulp- en onderstandskassen moeten voor de arbeiders opgericht worden. Alle strafbepalingen tegen coalitiën der arbeiders worden opgeheven. Kortom deze wet zoekt en vindt het volk bij zijn arbeid, in zijn geheelen handel en
| |
| |
wandel en zal een gewichtigen socialen invloed op geheel Noord-Duitschland uitoefenen. Zulke wetten b.v. op Meckelenburg toegepast, zullen dáár schielijker de oude overblijfselen der feodale ridder-inrichting doen verdwijnen, dan wellicht een gewelddadige revolutie had kunnen doen.
Terwijl zoo het Rijksparlement werkte en kalm zijn arbeid voortzette, door niets gestoord dan door de knorrige uitvallen van Ewald, die, zoo even door de oppositie te Hannover gekozen, te pas en te onpas wilde verklaren hoe zeer de annexatie van Hannover aan het volk aldaar onaangenaam was, werd tegelijkertijd ook het Tolparlement te-zamen geroepen. Men weet dat het Tolparlement inderdaad niet anders is dan het Rijksparlement, waarbij zich dan de afgevaardigden uit Beijeren, Wurtemberg, Baden en Hessen-Darmstadt voegen. De vertegenwoordigers van over de Main kwamen en het Tolparlement werd geopend. Ditmaal ging het echter ook dáár in tegenoverstelling met verleden jaar zeer business-like toe. Niet de koning van Pruissen, zelfs niet Bismarck, neen slechts de president van het bondskanseliersministerie, de heer Delbrück, opende en leidde de discussiën. Een wet betreffende het heffen en innen der verschillende rechten en tollen werd goedgekeurd, doch van de eigenlijke hervorming van 't tarief van in- en uitgaande rechten kwam weder niets tot stand; de regeering had voorgesteld op de petroleum een hooger recht te heffen: het parlement weigerde die verhooging, om het genot van 't licht voor den armen man niet te duur te maken. Uit een politiek oogpunt was de zitting van dat Tolparlement alleen merkwaardig doordat de president-minister van Beijeren, de vorst von Hohenlohe, die er zitting nam, en even als ten vorige jare dadelijk tot vice-president werd verkozen, onmiddellijk weder van zijn nationaal-Duitsch gevoelen deed blijken, al was hij overtuigd dat zijn zienswijze in Beijeren zelf nog al tegenkanting vond.
En zoo was de tijd dáár, dat beide parlementen, zoowel het Rijks- als het Tolparlement, op den 21sten Junij zouden worden gesloten. De koning was juist van een reis door de geannexeerde gedeelten van Pruissen teruggekomen, en liet in de sluitingsrede dan ook weder eenige woorden over het nationale werk der meerderheid hooren. Die reis van den koning van Pruissen was in vele opzichten gewis niet onbelangrijk. Moge men niet al te veel
| |
| |
waarde hechten aan het schijnbaar weidsche onthaal in de stad Hannover zelf, zoo is de ontvangst in Bremen, Oost-Friesland en Westfalen waarlijk niet zonder beteekenis. Uit alle kleine teekenen en trekken komt altijd die ééne waarheid te voorschijn, dat Noord-Duitschland er trotsch op is thans iets te beteekenen in de rij der staten. De waardeering van het nationale éénheidswerk is een oprecht gevoel. Aardig is dat verblijf te Bremen, waar de koning gelegenheid vindt tegenwoordig te zijn bij het afvaren van de Duitsche Noordpool-expeditie, en waar hij den wakkeren kapitein Koldewey de hand drukt. Zinrijk is de ontvangst op de beurs te Bremen, als de handelstand hem en zijn minister Bismarck den dank aanbiedt voor het feit dat de Duitsche vlag ter zee weder iets gaat beteekenen, en daar de Duitscher zich geen feest kan denken zonder dat de poëzie haar geur en wijding aan dit alles geeft, zoo werd ook op de beurs (denk u dien toestand in, o Amsterdam!) de laurierkrans aan den koning aangeboden niet zonder gedicht. Een jonkvrouw sprak den koning op deze wijze namens den handelsstand toe:
Wir möchten gern - wir wissen nur nicht wie -
Dem König etwas recht Sinnvolles spenden:
Sprache der Blumen: Pflanzenpoesie -
Wenn die sich nur an unserer Börse fänden.
An Pflanzen freilich fehlts der Börse nie;
Sie treibt Botanik ja an allen Ende;
Ihr riesiges Herbarium enthält
Oft ganze Aernten einer halben Welt.
Was aber nützen heut ihr Strauch und Baum?
Was trockne Blätter und gedörrte Rinde?
Cuba's Gewächs schickt sich zum Strausse kaum,
Die Baumwollflocke kaum zum Kranzgewinde.
Reich sind die Güter, die für diesen Raum
Der Dampf daher führt und die weh'nden Winde,
Doch viel zu arm als Bild des Danks für Ihn,
Der uns der Güter Höchstes hat verliehn:
Ein Vaterland in neuem Hoffnungsglanze!
Die deutsche Flagge hoch am deutschen Mast!
Het was een echt-Duitsch poëtisch tafereel daar op de beurs te Bremen. De koning nam al die woorden en gaven recht dankbaar aan, doch tot zijn eer voegen wij er bij, dat hij geen enkele toespraak bijna beantwoordde, of hij wees allereerst op Bismarck, die
| |
| |
op zijn dringend bevel mede had moeten gaan. Vergeten wij niet dat op deze reis door het Noorden de koning de oorlogs-marinehaven aan de Jahde-boezem bij Heppens inwijdde, aan welke haven thans door den koning den naam van Wilhelmshaven werd gegeven. Het was een denkbeeld van Pruissen reeds vóórdat de Bond was geconstitueerd. De vorige koning had reeds het plan opgevat, sinds was men met Oldenburg gereed gekomen over den afstand van het terrein en thans kon de koning de haven, die een Duitsch Cherbourg hoopt te worden, als een kostbare gift aan den Noord-Duitschen Bond geven. De tocht van den koning ging door Oost-Friesland, waar hij met gejubel werd ontvangen, daar al de herinneringen van Frederik den Groote er wakker werden, en zoo kwam hij ten laatste, afdalende ook in Westfalen, te Osnabrück. Miquel, de wakkere burgemeester aldaar, tevens een der uitnemendste redenaars van de nationaal-liberale partij (hij zou ons Hollanders alleen reeds lief zijn om zijn broeder den Utrechtschen hoogleeraar), had hem daar het feest bereid in de oude zaal, waar weleer de vrede van het jaar 1648 gesloten was, die den dertigjarigen krijg voor Duitschland eindigde. Wat al herinneringen wekte dat feest in die zaal op! Toen was Duitschland zóó onmachtig, zóó verdeeld, nú zoo machtig en vast verbonden! Toen heerschte en beval de vreemdeling, thans behoort Duitschland gansch alleen aan de Duitschers. Men kan zich voorstellen welk een thema voor een scherpen geest deze antithesen aanboden, en Miquel wist ten volle dat historisch oogenblik te doen waardeeren. - En zoo kwam de koning, na door deze reis het nationaliteits-idee van Noord-Duitschland zoo mogelijk nog gesterkt te hebben, in Berlijn rustig terug om de parlementen te sluiten. Hetgeen hij deed.
Over het algemeen begint in Duitschland ééne zaak ook nog de gemoederen min of meer in beweging te brengen. Wij bedoelen de religieuse questie, en wel de op handen zijnde bijeenroeping van het algemeene concilie te Rome. Met eenige zorg beginnen enkele Duitsche regeeringen het feit gade te slaan, dat de Catholieke kerk zoo geheel dreigt te vallen in de handen der uiterst clericale richting, der ultramontanen. Bleef deze omstandigheid zich alleen in zuiver religieuse questiën openbaren, dan zou geen regeering zich het recht durven toekennen daarin mede te spreken, doch nu die richting in de kerk tevens aan de moderne maatschappelijke en
| |
| |
staatsorde den oorlog verklaart, kan men zich voorstellen dat enkele staten voor gevaarvolle questiën beginnen te vreezen. De Beijersche minister, de vorst von Hohenlohe, is begonnen, zonder zich over ed questie zelve nog uit te laten, de aandacht der Duitsche regeeringen op het feit te vestigen, en wil een gezamenlijken Duitschen stap provoceeren. Of het hem echter gelukken zal, is hoogst onzeker. Daarentegen is het zeker dat Oostenrijk thans vast te werk gaat tegen alle clericale pretentiën. De jongste weken hebben ons een feit bericht, dat vroeger in Oostenrijk ongeloofelijk zou hebben geschenen. Men heeft een bisschop, den bisschop van Linz, met geweld gedwongen voor de rechtbank te verschijnen. Het beginsel van algemeene gelijkheid is dus daar op de hooge geestelijkheid toegepast.
Dit beginsel der algemeene gelijkheid begint toch allengs overal door te dringen. Ook in Spanje is het nu een vaste wet geworden. Want de constitutie is gereed gekomen en door de afgevaardigden goedgekeurd. Het is de constitutie van een zeer democratisch ingerichten monarchalen staat. Een constitutioneele koning en twee kamers maken de wetgevende macht uit. Ten einde nu de moeijelijkheid te ontsnappen van dadelijk zich te moeten voorzien van een koning, heeft men voorloopig zich bepaald tot de keuze van een regent. Trouwens de edele Don Fernando van Portugal had juist practisch bewezen liever allerlei pirouettes zich te getroosten dan dien saut perilleux te wagen om den Spaanschen troon te beklimmen. Zacht rust hij dan ook in de armen der lieve danseres, die hij onder een baiser d'adieu aan Spanje tot zijn morganatische gemalin verheven heeft! De met allerlei deugden versierde Isabella zou op het punt van moraliteit zich wellicht anders met hem kunnen verzoenen. Maar Don Fernando is nu voor goed afgetreden. Men zal wel niet meer van hem hooren. Serrano heeft, ten einde alle moeijelijkheden voorloopig uit den weg te ruimen, zich laten welgevallen den titel van regent met de bijvoeging van Hoogheid aan te nemen. Het is in een zekere mate een soort van opoffering, want zooveel hij als hoofd zijner partij vermocht, zoo onbaatzuchtig en verzoenend als hij steeds te werk ging, zoo weinig zal hij als regent beteekenen, nu zijn partij haar leider van het parlement verloren heeft, en hij zelf slechts handelen kan door zijn ministerie, of liever eersten minister, tot welke betrekking hij den onvermijdelijken Prim heeft moeten benoemen. Serrano maakt min of meer het figuur
| |
| |
van een homme de paille om de plaats van den aanstaanden koning te bewaren. Een voorloopig vorst. Hoeden wij ons echter de kracht te verkleinen van dat woordje ‘voorloopig’ in onze eeuw. Meer en meer is alles voorloopig, en in ons land vooral duren voorloopige instellingen en wetten niet het minst lang. Niet te ontkennen echter is het, dat door deze solutie, die misschien door de omstandigheden dringend geboden was, eigenlijk de republikeinsche partij het vooreerst en in het wezen der zaak gewonnen heeft. Waarom toch zich zooveel moeite gegeven om een koning te zoeken, als men zich zelf regeeren kan? dus hebben de republikeinen nu maanden achtereen geroepen. En hun roepen is verhoord. De Spanjaarden helpen zich zelven voorloopig. En waarlijk de Spanjaarden hebben vooreerst meer noodig een goede administratie, een geregeld ordelijk bestuur dan juist een koning. Men citeerde in de Cortes het woord van een Castilliaanschen boer die zeide: ‘wij hebben meer behoefte aan water dan aan een koning,’ en het komt ons voor dat de man nog zoo onlogisch niet redeneerde. En men moet bekennen, dat reeds veel op dien weg is gedaan; Spanje is nu vooreerst in de maatschappelijke beweging der moderne wereld ingetrokken. De groote beginselen van vrijheid en gelijkheid zijn in de constitutie opgenomen, en tegen de geestelijke onverdraagzaamheid, die slechts tolerant is voor de liefhebbende Isabella, aan wie de kerk de roos der onschuld aanbood, is voor goed een dam opgeworpen. Dit wil echter niet zeggen, dat Spanje in eens het ideaal van vrijheid en gelijkheid heeft bereikt: neen, een paar gevangennemingen, zoo even ons gemeld, doen nog altijd zien, dat Spanje nog veel te leeren heeft, en dat het ver is van den Engelschen eerbied voor het individu.
Dat Engeland heeft deze weken zeker een der belangrijkste phasen van zijn constitutioneel bestaan doorleefd. Wij bedoelen de questie der behandeling van de wet over de Iersche kerk in het Hoogerhuis. De questie in hoeverre het oude traditioneele Engeland zich zou verzetten tegen de moderne wet van Gladstone. Aan den éénen kant het oude recht, de oude herinneringen, de vormen en kleuren van het verleden - aan den anderen kant de billijkheid, het beroep op de toekomst en de nivellementsgeest der tegenwoordige tijden. Men kan zulk een strijd, wanneer hij zich van tijd tot tijd in de geschiedenis voordoet, ruw voeren, zonder eerbied van wederzijdsche positie of beginselen, en men kan hem op edele wijze
| |
| |
voeren met onderlinge achting voor de door elke partij noodzakelijk ingenomen houding. Het komt ons voor, dat de strijd in Engeland in werkelijkheid zeer edel is gevoerd. Het lag voor de hand, dat het Huis der Lords niet voetstoots de nieuwe wet kon aannemen. De geheele inrichting van den historisch geworden Engelschen staat verzette zich tegen zulk een gave aanneming: en het Hoogerhuis, dat in zekeren zin de historie vertegenwoordigt, moest dus uit den aard der zaak protesteeren. Men heeft de Lords van Engeland zeer eigenaardig de levende archieven van het koningrijk genoemd, en die archieven wezen op andere gegevens dan het stelsel, hetwelk Gladstone had ontwikkeld. Het sterkst had zich die oude geest van het Hoogerhuis weder verpersoonlijkt in Derby, die ja, als minister en leider der partij, van het staatstooneel vrijwillig was afgetreden, maar die als machtige persoonlijkheid zijn invloed heeft blijven behouden. Hij heeft het Hoogerhuis pogen te beduiden, dat er geen verkeerder taktiek voor dat Huis kon zijn dan om den tijdstroom (zij het dan ook op eenigen afstand) steeds te volgen; de stroom van dat zelfde water zoude dan welhaast ook het Hoogerhuis zelf medeslepen. En waarlijk zijn woorden kregen een oogenblik klem. Want terwijl nog dat Hoogerhuis bezig was als het ware met zich zelf af te rekenen en te overwegen hoe het best de maatregel van Gladstone met de eischen van het verleden kon worden overeengebracht, brak daar eensklaps onder het volk een stem los, die zonder eerbied voor traditie of verleden, ruw en onbesuisd de volle waarheid sprak. Het was Bright. Hij kon zich maar niet voorstellen, dat al die Lords als bezig waren te hooren naar het tikken van hun eigen ouderwetsche verloopen horlogies, terwijl de wijzer van het werelduurwerk een gansch anderen tijd aanwees. ‘Wat zit gij onder elkander u te plukharen over dezen of genen kleinen maatregel? let op den geest des tijds en volgt dien. Het volk heeft bij zijn verkiezingen voor
het Lagerhuis klaar en duidelijk uitgesproken wat zijn meening is, de Iersche staatskerk moet afgeschaft worden.’ Dus luidden zijn woorden in een brief aan een meeting: en niet malsch was zijn oordeel over de Lords, ‘die niet zeer wijs zijn.’ Het was een onbesuisd woord, dat slechts olie in het vuur der hartstochten wierp: een woord te ongepaster, omdat Bright weder vergat dat hij minister was; als volkstribuun had hij zich zoo kunnen uiten, niet als lid der regeering. De kundige, tact- | |
| |
volle Earl Granville en de hoogst fatsoenlijke Lord Clarendon, hebben dan ook moeite genoeg gehad om de Lords te overtuigen, dat Bright zulke goede eigenschappen had, dat zij 't hem dit keer maar moesten vergeven, zich zoo lomp te hebben uitgelaten. En waarlijk, de Lords hadden dien uitval niet verdiend. Reeds hadden zich enkele van de anders zoo conservatieve Tories van Lord Derby afgescheiden, en hadden deze te kennen gegeven, dat zij, ja, wel is waar zeer tegen de wet gekant waren, maar dat over het beginsel zelf het volk reeds uitspraak had gedaan en dat het Hoogerhuis die uitspraak van het volk moest eerbiedigen. Het was in allen deele een schitterend tournooi, die driedaagsche discussie in het Hoogerhuis. Nieuwe argumenten werden wel niet bijgebracht, maar de strijd der verhoudingen, der positiën kwam zoo aardig aan het licht. Ook die aartsbisschoppen, die telkens tegenspraken, doch niet durfden tegenstemmen, kampten op een eigenaardige wijze. Het morgenlicht stroomde reeds door de gekleurde vensters der gothische zaal, toen de eindstemming op den 18den Junij werd gehouden. Met 179 tegen 146 stemmen keurde het Hoogerhuis in beginsel de wet van Gladstone goed.
Was het een grillig toeval van het lot, dat juist in die dagen werd onthuld en vóór het parlementsgebouw geplaatst het standbeeld van Lord Palmerston? Was het niet diens groote kunst geweest altijd geleidelijk den volksgeest te volgen? En sprak nog niet diens fijnbesneden mond, om welken een voortdurende glimlach zweefde, dat men zóó alleen zijn rang bleef behouden? De wezenlijke leiders des volks, de mannen die een nieuwen weg als met den vinger aanwijzen, zijn schaarsch; ééns in de honderd jaren komt zulk een persoon ter wereld, wien het gegeven is de gansche menigte terug te houden en ze te dwingen een andere richting in te slaan: maar in het dagelijksch staatsleven zijn die leiders hoogst zeldzaam; voorzichtig is het dus die schare in gewone tijden maar te volgen en steeds te zorgen, dat het eigen horloge steeds een kwartier vooruit is. Voor Lord Palmerston was het een woord uit het diepst der ziel gesneden, dat woord van den franschen democraat: j'étais leur chef, il fallait bien les suivre.
Dit alles en veel meer heeft de onderkoning van Egypte op zijn reis door Europa deze laatste weken kunnen zien. Van zijne opening van het Kanaal van Suez zal hij tot nu toe weinig gehoord
| |
| |
hebben. Alleen uit America kan een verre echo van zijn stout bedrijf hem weêrkaatst zijn. Want ook America heeft zich met bijna niets anders bezig gehouden dan met triumfzangen over het voleindigen van een wel niet zoo groot, maar toch zeer belangrijk middel van gemeenschap. Met andere woorden, de groote spoorweglijn, die dwars door de Vereenigde Staten heenloopende den Atlantischen Oceaan met de Stille Zuidzee zou vereenigen, de zoogenaamde Pacific-baan, is gereed gekomen. Het is een ontzettend werk geweest, en een groote stap voorwaarts voor America. De Vereenigde Staten zijn door dit communicatie-middel werkelijk een éénheid geworden. Het Westen en Oosten zijn vereenigd, en de schuilhoeken die de Vereenigde Staten nog hier en daar aanboden, waar de Staat zijn armen nog niet kon slaan, zullen moeten verdwijnen. Wij denken daarbij aan de arme Indianen. Nog voor eenige maanden (Johnson was toen nog president) hadden zij een deputatie naar Washington gezonden om ten minste met rust te worden gelaten. Zij kwamen met lange mantels en wonderlijk grillige veeren op het hoofd, vier in getal: hun namen alleen riepen gansch andere toestanden voor de verbeelding; verbeeld u den vreemden klank van deze namen: Keskuk, Wan-co-Mo, Mana-Toh-Wah en Quah-Quah-Lup-pe-Quah. Zij gaven bedaard te kennen, dat hun stam reeds zoozeer in getal verminderde. Toen hun vaders nog leefden telde hun stam 10,000 zielen; nu waren zij slechts 700 in getal. Zij leefden van de jacht, weidden buffels, doch werden nu voortdurend gekweld en bedrogen door de zonen der blanken. Zou dat niet kunnen ophouden? zoo vroegen zij zacht aan den President der Vereenigde Staten? Was het noodig, dat zij nooit recht konden krijgen en dat de blanke bevolking hen altijd mocht kwellen? Johnson ontving hen vriendelijk, doch een wezenlijk antwoord ontvingen zij niet.
Arme Quah-Quah-Lup-pe-Quah! weid niet langer uw buffels; werp uw boog en vergiftige pijlen weg! Wat kunt gij doen tegen de met reuzenschreden voortrollende beschaving! Hoor, daar gilt het gefluit der locomotief langs uw bosschen; het vuurspuwend monster spoedt zich vliegend voort, buig u neder en leg uw hoofd maar onder zijn raderen. Tegen die woedende godheid zijn de geheimzinnige geesten uwer wouden en prairieën niet bestand!
H.P.G. Quack.
|
|