| |
| |
| |
Parijsche photographiën.
Monsieur, Madame et Bébé, par Gustave Droz. Paris, J. Hetzel. 1867.
't Is letterlijk onbegrijpelijk, lieve Mevrouw! welk eene consumtie van boeken gij maakt! Gij eet ze, gij verslindt ze. Welk een benijdenswaardige digestieve capaciteit! En te zeggen , dat ge niet alleen een roman van vierhonderd bladzijdtjes op een avond, tusschen het theedrinken en het klaarzetten van den wijn en de London superior mixed milk-biscuits van Hill en Jones, uitleest, maar dat gij zelfs jaar en dag onthoudt, wat ge met zulk een stoomvermogen in u hebt opgenomen, waarlijk, beminnelijkste aller mevrouwen! dat passeert mij, dat ergert mij en maakt mij wrevelig. Wanneer ik mijne zwakheid vergelijk met uwe kracht, dan bevangt mij een gevoel van moedeloosheid, ik had haast gezegd van wanhoop; dan sta ik op het punt om nooit meer iets te lezen en voortaan liever mijn avonden te veromberen of te verwhisten. Ik heb, helaas! eene heele week, soms twee weken noodig om een bescheiden deeltje ligte litteratuur uit te lezen, en daarentegen heb ik nooit meer dan twee weken noodig om het weder geheel te vergeten. Tracht mij niet te troosten met het onderscheid van sexe; ik waardeer uwe vriendelijke bedoeling, maar ik mag er geen dupe van zijn. Zeer zeker, lieve vriendin! gij vrouwen zijt meer receptief dan wij; maar is dat nu voor mij een troostgrond om even langzaam ontvankelijk als weinig behoudend te zijn? Maar ik weet het; ik heb u verwend; er is nu niets meer aan te doen. Gij rekent er vast op - dank zij mijner zwakheid - dat: s'il n'y en a plus, il y en a encore. Welk eene onbeperkte, maar ik voeg er bij welk eene zoete
| |
| |
heerschappij is de uwe over uwen toegenegen slaaf! Door de kracht van u alles toe te staan ben ik niet meer in staat u iets te weigeren; - wilt gij het omkeeren, 't is mij ook wèl. Ik neem het met oorzaak en gevolg zoo naauw niet. Ziehier een boek, dat ik voor u bestemd en veertien dagen lang in mijn zak gehouden heb. Waarom? Ik zal de eer hebben het u te zeggen, overtuigd, dat de reden der vertraging mij niet anders dan in uwe goede gunsten kan doen winnen.
Een ongehuwd heer, dien ik hoop u bij gelegenheid eens voor te stellen, een jong heer heeft mij het boek met de grootste réserves ter leen gegeven. Ik mogt het lezen, maar mijne zedigheid moest er niet door verschrikt worden, en zoo zij het werd, was het zijne schuld niet en had ik geen verhaal op hem. Hij waarschuwde mij vooruit, dat het bij 't walletje langs was, dat er scabreuse tafereelen in geschilderd, épineuse geheimzinnigheden in ontboezemd werden; in één woord, dat ik hier te doen had met een boek voor heeren, liefst voor jonge heeren, voor bachelors van beroep, en dat ik mijne pruderie zou moeten overwinnen om het te kunnen doorworstelen. En nu, Mevrouw! ik heb die overwinning behaald, en ik moet bekennen, dat de strijd mij is meêgevallen. Deze duivel was niet zoo erg zwart en zeker een van de geestigste en geniaalste, dien ik in langen tijd in de letterkundige kringen heb ontmoet. In den roes der overwinning durf ik zelfs verder gaan. Als gij de ongehuwde uitzondert, geloof ik, dat het boek juist alleen door vrouwen kan worden beoordeeld en geschat, ja zelfs, dat vrouwelijke medewerking zich daarin onmisbaar vertoont. Het is niet mogelijk, dat de schranderste en vernuftigste, de meest talentvolle en ondervindingrijke mannelijke auteur zulk een boek kan schrijven, wanneer geene vrouwelijke openbaringen en vertrouwelijkheden hem daartoe in staat stellen. De natuur op heeterdaad te betrappen, daartoe zou eene fijne opmerkingsgave kunnen volstaan; maar der vrouwelijke natuur hare geheimen af te luisteren is zonder de eene of andere onbescheidenheid niet mogelijk. Alle psychologie is daartoe volstrekt onmagtig, en het is opmerkelijk, hoe zorgvuldig zich de meeste dames-auteurs van de analyse der roerselen van
het vrouwelijke gemoed trachten te onthouden. Zij lezen in de ziel van helden en staatsmannen, van Don Juan's en geleerden, maar zij zorgen er voor, dat men niet in hare eigene ziel leze. En dit nu, mijne lieve Mevrouw! is eene der
| |
| |
bekoorlijkheden van het boek, hetwelk ik nog altijd in mijn zak heb, dat het ons op toevallige, welligt op onbescheiden wijze, die geheimen openbaart. Wie zal nu over de juistheid dier openbaring in het hoogste beroep beter oordeelen dan gij en uwe zusteren?
Let, wat ik u bidden mag, wel op, dat ik de meisjes, de ongehuwde dames, op de strengste wijze uitzonder en buiten de afsluitingslijn terugwijs. Ik raad u de geheele lijn door maréchaussées zorgvuldig te doen bewaken; uwe verantwoordelijkheid, niet de mijne, zou groot zijn, indien mijn stellig voorschrift werd overschreden. - Die voorafgaande gemoedelijke lezing nu, waaraan ik het boek heb onderworpen, is de oorzaak geweest van het oponthoud; voor geen geld ter wereld zou ik gewaagd hebben het vleijende vertrouwen, dat gij in mij stelt, te verbeuren door u eene lectuur aan te prijzen, waarin gij dingen zoudt leeren kennen, die gij niet behoeft en niet behoort te weten. Maar in dit deeltje zult gij bijna niets vinden dan hetgeen gij reeds weet; geene verrassende ontdekkingen wachten u, maar aangename herinneringen, aangenaam, omdat ze de herinneringen zijn der jeugd. Op mijn leeftijd vooral, Mevrouw! niet op de uwe, want uwe lente is nog verre van den zomer, verjongen en verfrisschen zulke souvenirs het harte op weldadige wijs. De gouden tijd der eerste liefde, de schoone dagen van Aranjuëz, ziedaar verkwikkelijke geuren, die als het parfum der eerste jasmijnen ons uit het verledene toewaaijen. Voeg bij die geuren een schalkheid en een vernuft, een geestigheid en een opgewondenheid, die zelfs de oudste en diepste rimpelen van ons voorhoofd weten te vagen, en gij hebt een denkbeeld van den indruk, dien het boek, dat ik nog altoos in den zak heb, op een man van mijn leeftijd moet maken.
Zijt ge, na al mijne geruststellende verklaringen, nog huiverig om mijn boekje ter hand te nemen; laat mij u dan den raad herhalen, dien de schrijver in zijne opdragt aan u geeft:
- Si par hasard, en ouvrant ce volume, vous alliez vous heurter contre quelque... gaieté, ne vous hâtez pas trop, je vous en conjure, d'aller chercher la garde et de crier: Au feu!
- Dans les premières pages de mon livre, e'est un célibataire, qui parle, et je vous demande pour lui indulgence et pardon. Ne le condamnez pas trop vite, vous en seriez au regret; car, vers la centième page, ce garçon se marie, et
| |
| |
sur l'honneur, fait un mari charmant. Faut-il dire qu'il devient bientôt père et mérite alors toutes vos sympathies?...
Wat weet de schalk reeds vóor het ophalen der gordijn op uw gevoel te werken, want het is wel aan u, lieve Mevrouw! en aan niemand anders dat deze opdragt is gewijd. Mist gij nu nog den moed de lezing te beginnen? Inderdaad? - ziehier dan een middel, dat hij u ten overvloede - ik zeg ten overvloede - aan de hand geeft.
- Si parfois le recit s'anime un petit peu, fermez un oeil; c'est un moyen parfait pour ne lire qu'a moitié et ne se brouiller avec personne. -
Maar ook daartoe wilt gij niet overgaan? Gij wilt òf met uwe beide oogen, òf in 't geheel niet lezen? Vergun mij, Mevrouw! dat ik mij met eerbied neêrbuig voor uwe hollandsche opregtheid en cordaatheid, maar vergun mij tevens, dat ik u eene kleine transactie met uwe beginselen voorsla. Gij weet: wat ik u daar voorsla is niets ongewoons, is zelfs van goeden toon en poseert iemand volkomen. Men noemt dat met een fransch woord: independentie. Om het genot en de hooge waarde van independentie te beseffen, moet men in een tijd van annexatie en van vrees voor annexatie leven als de onze. Gij deelt met mij in dat voorregt, schoone vriendin! gij gevoelt dus al het gewigt der independentie en gij neemt met beide handen mijne beminnelijke kleine transactie aan. Want beminnelijk is ze, gelijk gij al aanstonds zien zult. Ik stel u voor, om het boek, dat ik in mijn zak heb, niet te lezen, maar u door mij te laten vertellen. Moest ik zeggen: doen vertellen? neen, laten drukt uw toestand beter uit en bewaart uwe houding veiliger. Geene bedenkingen van bescheidenheid, indien ik u bidden mag. Onnoodig u voor de... hoeveelste...? maal te zeggen, dat ik geene hoogere eerzucht heb dan uw gehoorzame dienaar te zijn; maar de opoffering van tijd van mijne zijde is daarbij ook zoo groot niet. Een man van de beurs kan in deze troebele dagen zijne belangen niet beter behartigen, dan door niets te doen en niet op de beurs te komen. En daarbij... en daarbij... gij weet, wat ik zou willen zeggen, indien ik sprak. -
Mijn hemel! wat is het moeijelijk te accoucheeren van een goed begin. Ongewoonte! glimlacht gij. Ik ontken het niet. En toch, er moet een begin zijn, hoe dan ook. Kent gij het begin, den voortgang en het einde van een hedendaagsch fransch
| |
| |
boek? Eene reeks van artikelen, eene serie bijdragen in dagbladen en tijdschriften, later tot een bundel vereenigd om, zoo mogelijk, aan den vroegen dood eener ephemere litteratuur te ontsnappen, vormen tegenwoordig de stof van hetgeen men in Frankrijk een boek noemt. Iets Camera-obscurastieks, iets Waarheid- en Droomachtigs, iets Verpoozingen op letterkundig gebiedmatigs is de familietrek der nieuwere fransche letterkunde. Ook het boek, dat ik nu uit mijn zak haal, is op dezelfde wijs ontstaan. In de Vie Parisienne, onder redactie van Marcelin uitgegeven, verscheen eene serie van schetsen van parijsche zeden en toestanden, wier vereeniging in éen band het boek vormt, dat ik u thans in de verte laat zien onder den titel van: ‘Monsieur, Madame et Bébé’ van Gustave Droz.
Denk niet, dat een deftige economist onder dien naam bij u wordt ingeleid. De goede Droz, wiens werken in de jaren '47 en '48 tot ons staathuishoudkundig menu behoorden, een menu, Mevrouw! waarvan gij gelukkig niet hebt behoeven te genieten, leeft niet meer, en als hij nog leefde, zou hij nooit in staat zijn geweest een Monsieur, een Madame, of zelfs een Bébé te...... schrijven. Ook met den beeldhouwer van den Genius des Kwaads hebt gij hier niet te doen. Gustave Droz is geen beeldhouwer, maar een letterkundig photograaf, die den Genius der Liefde heeft geteekend d'après nature, zoo natuurlijk mogelijk. Indien hij als kunstenaar iets geïdealiseerd heeft, dan is het niet Monsieur - dat was ondoenlijk; ook niet Madame - dat was volstrekt onnoodig; - maar Bébé, die eenigzins beschaafd en idyllisch uit zijne handen te voorschijn komt. Ik spreek natuurlijk niet van uwe kinderen, lieve vriendin! maar van die van anderen.
Mag ik u nu zeggen, wat in deze trilogie mij 't meest aantrekt en wat haar, naar mijne meening, gunstig onderscheidt? 't Is juist diezelfde Bébé, dat reine, lieve en onschuldige kind, dat hier de plaats inneemt van de gewone, of laat ik liever zeggen, alledaagsche derde persoon in de fransche romans van onzen tijd. Gij gist reeds, wat ik bedoel: die alledaagsche, die meer dan fâcheuse, die even onzedelijke als stuitende troisième is: l'Amant. Met een kieschheid en een kuischheid, die hem vereert, eindigt Gustave Droz zijne schetsen dáar, waar de meeste fransche auteurs ze bij voorkeur beginnen. Hij besluit zijn boek met de schildering van het gelukkige, intieme huwelijksleven, vrolijk beschenen door den glimlach van aan- | |
| |
vallige kinderen; met een tafereel, bekoorlijker in zijne reinheid en innigheid dan de weelderigste reproductie van den hevigsten hartstogt, in de meest verleidelijke vormen door den maëstro van het genre, door George Sand gegeven. Van daar, dat dit zeer geestige fransche boek op mij den indruk maakt van niet besmet te zijn van den franschen geest. De jeugdige célibataire moge niet onberispelijk streng van zeden zijn geweest; zijne tante en de overige dames zijner sociëteit - en zijne sociëteit is de meest aristocratische van Parijs - mogen eene overdreven gemakkelijkheid van beweging en wat veel wereldzin aan den dag leggen; in den grond der zaak is dit een zedelijk boek, waarin met eerbied en met warmte het heiligdom van het huwelijk wordt verdedigd. Die verdediging geschiedt niet door eene wijsgeerige of zedekundige argumentatie; zij geschiedt door de eenvoudige, de natuurlijke en tastbaar ware schildering van een gelukkigen huisselijken haard. Aan de praktijk
alleen ontleent hij zijne wapenen; hij laat ons zien en hooren en de getuigenis onzer oogen wordt zijn beste bewijsgrond. Gij zult dat ongetwijfeld toestemmen, Mevrouw! wanneer ik aan het einde van mijn verhaal ben. Nu ik pas aan het begin ben, veroorloof ik mij u nog op éene voortreffelijke eigenschap van mijn auteur opmerkzaam te maken. Hij is in-fatsoenlijk. Hij is een welopgevoed, een beschaafd man; een man van goede vormen en bevallige bewegingen; hij schrijft zoo als hij spreekt. Gij weet, Mevrouw! dat een poen of een kruidenier het tegenovergestelde doet, omdat hij vreest zijn poenigheid te verraden, als hij zijn gewone spreektaal gebruikt. Welk een aangename geur doortrekt dit boek! Geen patchouli of muskus, maar een geur van iris en van duizend bloemen. Onder ons, maar geheel onder ons: een aristocratisch parfum est une belle chose.
Meen daarom niet, dat Gustave Droz werkelijk een aristocraat is. Hij photographiëert slechts de aristocratie, maar in weêrwil van zijn humor en zijne satire, verschijnt ze ons met al hare kleine gebreken en groote dwaasheden, hare kinderachtige vooroordeelen en kinderlijke onwetendheid in een beminnelijk licht. Hier is een zeldzame tact om de waarheid te zeggen, zonder de eigenliefde te kwetsen en als zedemeester op te treden, zonder geheel het kleed van den hoveling af te leggen. Gelooft ge niet, dat men op deze wijze er te eerder toe gebragt wordt over zijne eigene tekortkomingen te lagchen en zich te beteren?
| |
| |
Indien ge nu zoo goed zoudt willen zijn mij nog een kopje thee te geven met veel suiker en weinig melk, zal ik mijn boek openslaan.
De drie eerste schetsen hadden , naar mijn inzien, in dezen bundel achterwege kunnen blijven; zij staan in niet den minsten zamenhang tot de overige. De eenheid der schildering van het leven der Parijsche groote wereld wordt er door verbroken. Voor u, Mevrouw! heeft bovenal het eerste tafereel: Mon Premier Réveillon, weinig waarde; gij zoudt het kunnen overslaan, als ge weêrstand kunt bieden aan de verve van den stijl. Onze achttienjarige herinnert daarin zijne eerste - berispelijke - liefde en een opgewonden souper ten huize van een ouderen vriend, waaraan hij en eenige andere jongelieden met eenige - berispelijke - dames deel namen. De vriend, die later regter van instructie wordt, is een type van den opgewonden franschen student; zijn meerdere leeftijd, zijn omgekrulde snorren en zijne groote gemakkelijkheid vervullen onzen novice met diep ontzag, Ik mag u niet beschrijven, wat de gastheer deed en zeide; hij spreidde een entraîn en een vrolijkheid ten toon, die iedereen bekoorde, behalve onzen achttienjarige. Het souper liep voor hem spoediger af dan hij zich vermoedelijk had voorgesteld; de drukte, de wijn en de zware cigaren bleken weldra te magtig voor zijne jeugdige zenuwen.
- Le lendemain matin, zoo besluit hij deze herinnering - j'éprouvai un véritable désespoir lorsque les truffes du juge d'instruction me revinrent en mémoire. J'eus un instant la vague résolution d'entrer dans les ordres..... mais le temps - vous savez ce que c'est! - calma cette tempête. Comment diable s'appelait-elle, la petite chérie? ...... ça finissait en ine..... Au fait, non; je crois que ça finissait en a. -
Als ik niet bang ware, dat gij er minder gunstige gevolgtrekkingen voor mij uit zoudt afleiden, zou ik u zeggen, dat ik vooral het gemis aan geheugen, ten opzigte van den naam dier zekere iemand, alleraardigst vind, vooral bij een man, die later de bewijzen geeft van eene zelfs indiscreete memorie. Is deze vergeetachtigheid niet eene openbaring van schaamte en eene negatieve hulde aan de deugd? Wanneer ik dan ook sprak van eene eerste liefde, heb ik mij versproken; ik bedoelde eene eerste liaison.
Waardeer nu een klein weinig, niet te veel - want ik heb een fonds van ijdelheid, dat gij niet moet vermeerderen - de
| |
| |
wijze, waarop ik u de kennisneming van dit boek gemakkelijk maak. Wat heb ik u nu eigenlijk van die eerste gedecolleteerde schets medegedeeld? Zoo goed als niets, en gij kunt gerust verzekeren, dat gij bij die kleine jongelui-orgie niet tegenwoordig zijt geweest. Later, als wij op een gebied gekomen zijn, dat gij kent of moogt kennen, beloof ik u mijne bescheidenheid te laten varen. Ik meen zelfs reeds bij het tweede tafereel: l'âme en peine, de gordijn eenigzins hooger te mogen ophalen. Wij hebben hier te doen met een anderen novice in de wereld; met een jong mensch, die pas het collegie der Jesuïten heeft verlaten, waar hij eene strenge en godsdienstige opvoeding heeft ontvangen, en die zijne eerste indrukken van de maatschappij in een brief aan zijn vriend Claude, seminarist te....., mededeelt. Die brief, Mevrouw! heeft mij uit een psychologisch oogpunt zeer getroffen; de dwaling, waarin die jongeheer verkeert omtrent den aard en de rigting zijner aspiraties; het grappige misverstand, dat voor hem zelven daaruit ontstaat; de verwarring, die hij begaat tusschen de zinnelijke motieven zijner zenuwachtige aandoeningen en de religieuse gemoedsbewegingen, die hij ten onregte veronderstelt; dat alles en nog veel meer is zóo aardig, zóo ondeugend en natuurlijk, dat de glimlach, waarmede men de lezing begint, zich stereotypeert tot het einde. Dergelijke vergissingen tusschen het geestelijke en het zinnelijke vertoonen zich meer in onze sociëteit, zelfs op rijperen leeftijd, en zij leeren ons, dat men niet te voorzigtig kan zijn met zijne aspiraties. Wij kennen beide de kleine kroniek te wèl, dan dat ik u voorbeelden zou behoeven te noemen. Met welk een zoeten weemoed herdenkt hij les longues causeries, les
pieux pélérinages au Calvaire du Père supérieur, les chères lectures, les élans de l'âme vers la source éternelle de toute grandeur et de toute bonté. Hoe gaarne ware ook hij, zoo als hij meent, seminarist geworden; maar zijn naam, zijne roeping, de wil zijns vaders bestemden hem tot krijgsman, en nu is hij gelogeerd op het bekoorlijke landgoed van zijne nicht, de Marquise de K. - Hij ziet niets dan wuftheid en ligtzinnigheid bij de mannen, coquetterie bij de vrouwen; hij hoort spreken over wetenschap en moraal op eene wijze, die middellijk schade doet aan het geloof en de godsdienst, en hoewel de zeden en gewoonten in de kringen, waarin hij zich beweegt, onmogelijk onzedelijk kunnen zijn, verraden zij toch eene stuitende luchthartigheid en gemakke- | |
| |
lijkheid. Men laat zich gaan; men stoort zich niet aan de eischen van den welstand; men is van een verschrikkelijk sans-gêne.
Niets heeft echter de zedigheid van den jongeling meer geschokt dan de gewoonte om gezamentlijk te baden in het heldere riviertje, dat in de nabijheid van het kasteel stroomt. Zoowel de heeren als de dames, die op het kasteel zijn gelogeerd, maken van dat verfrisschende bad gebruik. Een eenvoudig, dun en naauwsluitend kleed sluijert op onvolkomen wijze de zeer gewaagde zedigheid der dames. Maar ik doe beter den briefschrijver-zelven te doen spreken. Na een tijdlang weêrstand te hebben geboden aan deze gewoonte, wist de marquise haren jongen neef te dwingen om te doen, wat iedereen deed.
- Je sais, me dit ma cousine, en s'appuyant sur mon bras, un peu trop pour la bienséance, je sais que vous nagez fort bien; le bruit de vos talents est venu du collége jusqu'ici et vous allez m'apprendre à faire la planche, n'est-ce pas, Robert? -
- Je fais peu de cas, lui répondis-je, chère cousine, de ces petits avantages physiques. Je nage passablement, rien de plus.
Et je détournai la tête pour éviter une odeur extrêmement pénétrante dont ses cheveux étaient empreints. - Tu sais bien que je suis sujet aux névralgies.
- Mais, mon cher enfant, les avantages physiques ne sont pas non plus tant à dédaigner.
Ce cher enfant me déplut fort. Ma cousine a vingt-six ans, c'est vrai, mais je ne suis plus a proprement parler un cher enfant, et, d'ailleurs, il dénotait une familiarité que je n'avais point souhaitée. C'était de la part de la marquise une conséquence de cette frivolité d'esprit, de ce laisser-aller dans les paroles que j'avais remarqué, et rien de plus; mais enfin j'en fus choqué. -
Hoe natuurlijk is dat geteekend; welk eene aanschouwelijkheid in de strenge pruderie van den onontbolsterden schoolknaap! Gij ziet, hij hecht in zijne beleedigde onschuld een zin en eene bedoeling aan de woorden en handelingen der marquise, welke zij zelve er in de verste verte niet in leggen wil. En toch stuit hem ce cher enfant evenzeer, zoo niet meer tegen de borst dan de onbewuste avances, die hij van zijne vrolijke en levenslustige nicht meent te ontvangen.
| |
| |
Veroorloof mij, Mevrouw! dat ik aan land blijf staan. Het tooneel in het water dreigt door de schromelijke vergissing van het jonge mensch kant noch wal te raken. Wat hij voor verontwaardiging en schaamte aanziet, is eene bedwelming van anderen aard, die bedenkelijke gevolgen had kunnen hebben. Gelukkig komen de beide onvoorzigtigen behouden weder boven en ontwaakt Robert uit zijne bewusteloosheid.
Dat alles wordt ons beschreven met eene juistheid en waarheid, die ik u onmogelijk kan weêrgeven. Ik zou dit meer betreuren, wanneer het hier eene studie gold, die bijzonder onder het bereik uwer waardeering viel, maar deze behoort tot ons gebied. Ook de volgende schets wensch ik te annexeeren. Tout le reste de Madame de K. kan aan u, Mevrouw, slechts eene matige belangstelling inboezemen. Wanneer ik u mededeel, dat Madame de K. behoort tot die vrouwen, waarvan men niet zegt: ‘welk een lief gezigtje,’ maar: ‘welk eene mooije vrouw!’ dan raadt uwe schranderheid reeds den grondtoon van dit tafereel. 't Is ook een gesprek, door heeren gevoerd bij de koffij en de cigaren; 't is ook eene onbescheiden herinnering van jongelui, die ons hier wordt medegedeeld. Zoo gij mij echter wilt ontslaan van mijne betrekking van voorlezer en zelve mijn boek ter hand wilt nemen, kunt ge de détails der beschrijving genieten, zonder vrees dat ge berouw zoudt behoeven te gevoelen over uw waagstuk. Gij kent, lieve vriendin, onze onuitputtelijke bewondering voor al de deugden en bekoorlijkheden van uw geslacht, en 't zal u niet bevreemden, dat wij, heeren, zelfs in uwe afwezigheid geene betere en aangenamere stoffe van discours weten te vinden. Wat overigens de toevallige ontdekkingen van een der gasten betreft, zeer zeker zult gij daaruit niets vernemen dan hetgeen gij reeds veel beter weet.
Ik merk het, gij zijt niet tevreden met deze halve vertrouwelijkheid; gij begint mij, of liever mijn auteur te verdenken van eene niet zoo volkomene onschuld, als men u in den aanvang wilde doen gelooven. Ik blijf ten stelligste protesteeren tegen uwen twijfel, maar ik mag u herinneren, Mevrouw! welk een verstandig voorbehoud ik omtrent de drie eerste schetsen heb gemaakt.
Hier eerst heet ik u welkom op uw eigen gebied, maar hier eerst gevoel ik de moeijelijkheid een boek te willen vertellen, welks grootste bekoorlijkheid in zijn levendigen en
| |
| |
geestigen stijl, in zijne fijne ironie, in zijn natuurlijke dialoog schuilt. De karakters teekenen zich zelven, en daarom hebben wij hier te doen met photographiën, en daar gij, even als iedere fatsoenlijke vrouw, levendig belang stelt in de figuren van de hoofdstad der mode, uit welke gij uwe bevelen en lessen ontvangt, zoo stel ik u voor, als ik vertrokken ben, deze lichtbeelden nog eens aandachtig te bekijken. Ik zal straks het boekje neêrleggen op uw bureau, en ik zal u nooit vragen wat ge er mede gedaan hebt.
De Souvenirs de Carême geven, dunkt mij, het genre der vrouwelijke godsdienstigheid zóo naauwkeurig weder, dat ik stellig geloof, dat Gustave Droz geluisterd heeft achter een pilaar en achter een biechtstoel. Word niet boos, Mevrouw! wanneer ik spreek van het genre der vrouwelijke godsdienstigheid; ik wil even gaarne van haar karakter spreken; maar ik tart u, al zijt ge eene protestante, de juistheid dezer souvenirs te betwisten voor zooverre ze de predikatie betreffen. Over de biecht kunt gij natuurlijk niet oordeelen en ik laat ook de toevallige feiten op hun plaats; maar de geheele beschrijving, de opmerkingen en verstrooidheden, het geheele psychologisch proces draagt onmiskenbaar den stempel der natuur en overtuigt ons, dat de auteur ook hier - met behoud van zijn humor en kunstenaarsvermogen - als photograaph optreedt.
In de eerste schets wordt ons eene vasten-preek beschreven. De beroemde abt Gélon zal preken over de onthouding, en als de abt Gélon preekt, dan is het alsof Patti zingt. De geheele aristocratische faubourg heeft zich naar de kerk begeven en de wereldsche en godsdienstige gesprekken der dames vullen den tijd aan, die vóor het begin der predikatie verloopt.
- Bonjour, ma belle!
- Bonjour, mignonne. C'est toujours sur l'abstinence qu'il va prêcher? Avez-vous une place?
- Oui, oui, venez avec moi. - C'est le fameux chapeau?
- Oui, l'aimez-vous? - Un peu perroquet, pas vrai? Que de monde, bon Dieu! Où donc est votre mari?
- Comment, perroquet! il est ravissant..... Mon mari est dans le banc d'oeuvre; il est parti avant moi; ça devient du fanatisme chez lui; il parle de déjeuner avec des radis et des lentilles!
- Cela doit être une bien douce consolation pour vous!
| |
| |
- Ne m'en parlez pas....! Suivez-moi..... Tiens! voilà Ernestine et Louise. - Toujours son nez! cette pauvre Louise! qu'est-ce qui croirait qu'elle ne boit que de l'eau....
Et ces dames s'avancent au milieu des chaises, qu'elles renversent en passant avec une certaine noblesse. Une fois placées, elles s'affaissent sur leur prie-Dieu, jettent un regard d'adoration, regard voilé, profond, humide, sur le maître-autel, et cachent ensuite leur visage dans leur petite main gantée.
Durant deux minutes elles s'abîment gracieusement dans le Seigneur, s'assoient ensuite, façonnent coquettement l'énorme noeud de leur chapeau, puis à travers un petit lorgnon d'or qu'elles soutiennent en relevant le petit doigt, elles promènent sur l'assistance un regard clignotant et, tout en agaçant les plis satinés d'une jupe difficile à contenir, elles distribuent à droite et à gauche d'adorables petits bonjours, de délicieux petits sourires.
- Êtes-vous pas mal, mignonne?
- Parfaitement, merci. Voyez-vous, là-bas, entre lez deux cierges, Louise et Mme de C.....? Est-il permis de venir à l'église ainsi fagotée!
- Oh! je n'ai jamais eu grande confiance dans la piété de Mme de C...... Vous savez son histoire? l'histoire du paravent?....... Je vous raconterai cela plus tard. - Ah! voilàle bedeau.
Hoe vindt ge deze schildering. Herkent ge u, lieve Mevrouw, of herkent ge u niet? Ik vrees, dat ge uw portret zult verloochenen en mij zult noodzaken voor de eerste keer van mijn leven onbeleefd jegens u te zijn. Ik vind de gelijkenis treffend; diezelfde bevallige van-den-hak-op-den-tak springing, die delicieuse manier van redeneeren met een volstrekt gemis aan redeneering, dat alles, lieve vriendin, wat u zoo gunstig van ons onderscheidt en ons zoo magnetisch tot u trekt, vind ik in deze uitnemend-geslaagde photographie terug. Ik kan u niet zeggen, hoe prettig en amusant ik uwe gesprekken vind, en wat ge ook moogt willen beweeren, de beschrijving van Gustave Droz moet waar zijn, omdat ze op mij en mijns gelijken denzelfden prettigen indruk heeft gemaakt. Duizendmaal liever uw vernuft, uwe schalkheid en ondeugendheid, uwe levendige bewegelijkheid dan de strenglogische redeneertrant van de leelijke helft van het menschelijke geslacht. Gij zult niet ontkennen, Mevrouw! dat de
| |
| |
vrouwen tot ons geluk op de wereld zijn; waarom zoudt ge niet willen toegeven, dat ze er ook eenigermate tot ons genoegen zijn?
Ik zie u glimlagchen; - gij zijt ontwapend.
Maar de preêk is gedaan; de abt begeeft zich naar de sacristy.
- A-t-il été assez beau, mignonne?
- Adorable! quand il a dit: Que mes yeux se ferment à jamais, si..... vous vous souvenez?
- Superbe! et plus loin encore: Oui, mesdames, vous êtes coquettes! il nous a dit des duretés.... il parle admirablement.
- Admirablement. Il est divin.
Indien ik op deze wijze voortging, zou ik er toe komen u het geheele boek voor te lezen, en ik heb beloofd het u te vertellen. Stellig heb ik daar iets beloofd, wat ik niet houden kan. Vertel eens portretten als gij kunt! Ik heb u de gesprekken in de kerk voorgelezen, om u te doen oordeelen over den stijl, over den geest en de gelijkenis. Ik heb gekozen - zoo zeker ben ik van de overwinning - het hagchelijkste terrein, de moeijelijkste stelling, die ik vinden kon, en ik ben overtuigd, dat gij, na de eerste kleine opwelling van rancune, regt zult laten wedervaren aan het talent van den auteur, dien ik nu op genade en ongenade u overlever.
Lees in diezelfde Souvenirs de carême. de beschrijving der biecht bij den beminnelijken, eerbiedwaardigen en welopgevoeden abt, om wiens biechtstoel zich de bloem der vrouwelijke aristocratie verdringt. De abt Gélon maakt het zoo kort en zoo gemakkelijk; hij vermijdt alle nuttelooze bijzonderheden, hij komt den boetvaardigen zondaressen zoo liefderijk te gemoet. Hoe geheel anders is de voortreffelijke abt Brice! Hij is godvruchtig, zeer godvruchtig, maar hij riekt naar den ploeg; hij is een weinig republikeinsch en burgerlijk, is slecht gechausseerd, heeft onmogelijke nagels, draagt zelden handschoenen; hij snuift en als hij de biecht afneemt, is hij zoo uitvoerig, onderzoekt alles zoo haarfijn, overweegt en ondervraagt zoo naauwgezet, tot onbescheidenheid, tot onwelvoegelijkheid toe. Hij is een godvruchtig man, maar voor eene vrouw van de wereld is het toch pijnlijk hare kamenier of hare keukenmeid als vis-à-vis in de biechtcel te hebben. Welk een rijkdom van vertrouwelijke mededeelingen omtrent hare kleine fouten en de wijze, waarop zij ze belijden; omtrent de toenemende
| |
| |
ongodsdienstigheid harer echtgenooten en hun afkeer van het vasten ontvangen wij in deze souvenirs, alle uit het leven gegrepen en tastens-waar. Wat mij vooral in de vrouwelijke causeries bij den biechtstoel en aan het hoekje van den haard heeft bekoord, is de volkomen oplossing der modes in de godsdienst, of van de godsdienst in de modes. Er is in die schetsen eene mengeling van kerkelijke pligten en wereldsche verpligtingen; eene aristocratische heerschappij der vormen over de uitoefening van de uiterlijke godsdienst, een voortdurende ebbe en vloed van de kerk en de goede sociëteit, welke - ik zeg niet prijzenswaardig - maar zeer natuurlijk en zeer menschelijk zijn. Als fijne ironie mag ik u Un rêve aanbevelen. Het jonge vrouwtje, dat op aandoenelijk-naïeve wijze al de wanhopige pogingen belijdt, die zij aanwendt om haren man tot een strenger opvolgen der kerkelijke voorschriften te bekeeren; de beminnelijke, wereldschgezinde gravin, die bij het binnentreden van de biechtcel, geheel afgetrokken door het scheuren van haar kleed, de drie zonden vergeten heeft, die zij vóór tien minuten, bij het uitstijgen uit haar rijtuig, zich voorgenomen had te belijden, en die zich nu vergeefs alle moeite geeft om hare verbeelding te beteugelen en zich tot aandacht te stemmen; die sparteling en zenuwachtigheid, die kruising van profane en vrome gedachten; ziedaar psychologische miniatuurtjes, die men alleen naar waarde kan genieten, wanneer men al de fijne trekken van het beeld aanschouwt en door de lezing kennis maakt met die gedachten-zelven en haregeestige uitdrukking in dialoog en monoloog. Overheerlijk is de overwinning, door de gravin na het verlaten der kerk op eene harer kleine zonden behaald. De
palfrenier vraagt als naar gewoonte of Mevrouw naar den patissier zal gaan? Mevrouw bedenkt zich een oogenblik, maar antwoordt daarna met een vaste stem: ‘Neen, neen, dadelijk naar de rue de la Paix, naar de modiste.’ En zij voegt er in zich zelve bij: ‘Ik dank u, mijn God! ik ben een engel; laat mij mijne vleugelen niet bevlekken.’
Van geheel anderen aard, lieve Mevrouw! zijn de tooneelen, die ons in Un bal d'ambassade en in de daarmeê naauwverbondene Ma Tante en Venus worden geschetst. Hier voert de groote wereld onbeperkt gebied en hebben wij alleen te doen met het boudoir, en wel met het boudoir eener tante van vijfentwintig jaar. Het blijkt, Mevrouw! dat de tantes
| |
| |
in Frankrijk nooit ouder zijn dan in de twintig en de neven nooit jonger dan bij de twintig; daarbij - en ik betwijfel dit niet - zijn al de tantes lief en mooi en de jeugdige neven zijn beleefd en elegant en hebben veel op met hunne tantes. Ook dit getuigt wederom voor hun goeden smaak. Er is evenwel in het beroep der neven van Gustave Droz iets eentoonigs; zij zijn allen officier bij de lanciers; er is geen enkele diplomaat, geen enkele regtsgeleerde, schrijver of kunstenaar onder. Wat het type aan verscheidenheid mist, wint het ontegenzeggelijk aan naauwkeurigheid; het is niet mogelijk een kapitein van de lanciers met meer zorg en studie te teekenen dan in dit boek is geschied.
Voor mijn plezier, Mevrouw! zou ik deze beide tafereelen in extenso voor u ontrollen, maar uw tijd zou 't niet toelaten. Ik zal mij dus bepalen tot de quintessence. Er zal een gecostumeerd bal bij een der ambassades plaats hebben. De lieve tante zal er heengaan; zij heeft een toilet marquise Louis XVI gekozen; de neef Ernest mag haar en haren echtgenoot vergezellen. Belangrijke kwesties omtrent poeder en fard worden op den avond vóor het bal behandeld; Ernest heeft ze met groote zorg bestudeerd en de lieve tante kan aan de verzoeking geen weerstand bieden om in de verte die zekere dames na te bootsen, die eene verhoogde schoonheid aan haar gelaat weten te geven door wit en rood en blaauw en vinaigre en poeder. Wij zijn tegenwoordig bij het toilet, met de kameniers, de couturi&`re en den wetenschappelijken neef; wij glimlagchen om de gemakkelijkheid, waarmede tante om der wille van het historisch costuum over eenige gewaagdheden heenstapt; wij zien Ernest aan het werk met zijne verwen en potjes, zijne penseelen, hazenpootjes en doezelaars, in éen woord met het geheele arsenaal du maquillage. Tante is gereed en oom treedt binnen; beide zijn verrukt over elkanders.... verhoogde bekoorlijkheden.
Maar inderdaad dit dorre geraamte kan u zelfs geen onvolkomen beeld geven van het levendige en geestige tooneeltje, van de coquette nieuwsgierigheid der marquise en van de beminnelijke brutaliteit van Ernest. Nog levendiger en dwazer, nog coquetter en gemakkelijker is Ma Tante en Vénus. Ik geloof en ik wensch niet, Mevrouw! dat zulke tantes in Holland gevonden worden, maar eenmaal dit luchtige type gegeven zijnde, schijnt mij deze schets onovertrefbaar.
| |
| |
De tante, die ons hier wordt voorgesteld, is de baronne de B...., eene vrouw van de wereld, zeer elegant, zeer geestig, zeer schoon en zeer coquet. De neef is dezelfde of een andere Ernest, kapitein van de lanciers, pas uit Mexico teruggekeerd en doorkneed in al de geheimenissen van het toilet. Hij is eene specialiteit voor het blanc liquide en deze eigenschap opent hem de deur tot het boudoir zijner tante, die bezig is met eenige dames zich te kleeden voor een tableau vivant: ‘de uitspraak van Paris’, waarin zij de rol van Venus zal vervullen. Wanneer ik zeg: kleeden, Mevrouw! dan is dat slechts figuurlijk; ma tante en Vénus is gekleed très-superficiellement, gelijk haar karakter medebrengt. De nieuwsgierigheid van dezen modernen mexikaanschen vrijbuiter schijnt mij dan ook allezins verklaarbaar. Gij kunt u voorstellen, tot welke tooneelen en incidenten, tot welke bespottelijke gesprekken deze voorbereidende studiën tusschen de coulisses der groote wereld aanleiding geeft. Ik mag van uwe verbeelding meer vergen dan van mijne beschrijving en laat aan u over aan te vullen, wat voor een humoristisch auteur in zulke toestanden kan schuilen. Tot uwe geruststelling herinner ik u, dat de kapitein eigentlijk slechts het beroep van een tooneelkapper uitoefent en dat men van de overige actrices niets te zien krijgt. Dat men van de chère tantante welligt te veel ziet, mag ik - indien zulks uwe meening is - niet volstrekt tegenspreken.
Wij zijn nu tot de merkwaardige honderdste bladzijde genaderd en treden het huisgezin in. Even als een dilettant met een welgevallig knikje, na eindelooze variatiën, het thema begroet, zoo zult gij vermoedelijk uitroepen: welkom thuis! En gij hebt gelijk, schoone vriendin! In de coulissen van een liefhebberij-tooneel, in de toebereidselen tot een gecostumeerd bal is onze plaats niet, noch de uwe, noch de mijne. En tout bien, tout honneur kan men toch soms wonderlijke dingen zeggen en aanschouwen, en de wijze van voorstelling kan te wenschen overlaten uit het oogpunt dier ingetogenheid, waarop wij teregt zoo hoogen prijs stellen. Ik ben niet geheel gerust, dat ook hier de grenzen dier ingetogenheid streng zijn geëerbiedigd; ik heb een twijfel, of ook hier niet soms de voet gezet wordt op een gebied, dat aan 't oog des vreemden pleegt te worden onttrokken. Daar zijn sommige intimiteiten in het huwelijksleven, die geen profanen getuige dulden
| |
| |
en alles wat natuurlijk en lief is, valt daarom nog niet onder het bereik van de pen. Gustave Droz denkt daarover anders en zijne liefste en aantrekkelijkste confidences zijn juist die, welke men zou meenen dat nooit werden gedaan. Ik heb niets tegen zijne conférence d'introduction of tegen de Impressions de Madame over de huwelijksplegtigheid op het stadhuis en in de kerk. Zonder te verraden wat beter in eigen boezem besloten ware gebleven, kan de jonge vrouw den verschillenden indruk wedergeven, dien het burgerlijk en kerkelijk huwelijk op haar hebben gemaakt. Zij behoeft zich daarbij niet te schamen voor de onwillekeurige, voor de invallende dwaze gedachten, die zich te midden van den ernst der plegtigheid van haar meester maken tengevolge der prozaïsche bijzonderheden van het tooneel der handeling en van de menschelijke natuur. Maar of de mededeeling verder kan gaan dan tot den ochtend van den huwlijksdag - waaronder ik ook het déjeuner of het collation reken - ziedaar, wat op dezen oogenblik bij mij een punt uitmaakt van gezette overweging. Ik beslis niet; ik begin een vraagteeken. Ongetwijfeld zou ik het vraagteeken schrappen, wanneer een auteur den kring zijnerlezeressen en lezers kon kiezen en het stelsel van triage op hen mogt toepassen; maar zoolang dit niet het geval is, schrap ik niet. Van onzedelijkheid is hier geen sprake, maar van decorum. Een zeer aanschouwelijke en buitengewoon uitvoerige voorstelling van une nuit de noce, uit oorspronkelijke bescheiden van den jongen man en de jonggehuwde vrouw geput, beantwoordt niet aan onze denkbeelden van kieschheid en welvoegelijkheid. De glorificatie van het huwelijk zou zonder dit lever de rideau even boeijend en wegslepend hebben
kunnen zijn. Maar voor ons, Mevrouw! hebben dergelijke souvenirs naast hunne litteraire, ook eene andere waarde, en met de hand op het hart blijf ik u consequent aanbevelen deze herinneringen niet te versmaden.
Ik behoef minder periphrasen om u uit te noodigen kennis te maken met de wijze, waarop eene vrouw haren man weet over te halen tot hetgeen zij begeert. Ma femme va au bal zal u wel niets nieuws leeren, maar het is voor de praktijk niet onaardig de taktiek van andere vrouwen te bestudeeren, niet waar? Wilt ge nu mijn bescheiden meening weten omtrent de beste vrouwelijke taktiek? - Ik vind haar in Je soupe chez ma femme, een huisselijk tafereeltje, Mevrouw! dat
| |
| |
den meest-verstokten jonggezel moet bekeeren. Dat genoegelijk, dat zalig stilleventje is een meesterstuk, en Louise verstaat de kunst gelukkig te maken en gelukkig te zijn. Hebt gij onbewust er voor geposeerd?
Zoo zijn er meer in dit boek, bij voorbeeld de fil en aiguille, en zoo ik van bewondering vervuld ben voor dezen auteur, dan is het vooral om deze schetsen, waarin hij een gelukkig intérieur naar de natuur teekent. Omdat hij veel heeft liefgehad, moge hem veel vergeven worden, zelfs de flaauwe aardigheid, die hij ons in une fausse alerte opdischt. Ik neem de vrijheid u nogmaals als getuige op te roepen en u plegtig af te vragen, of het gesprek tusschen twee dames, door den schrijver afgeluisterd en woordelijk weergegeven in Un bout de causette, niet uit het leven gegrepen, niet algemeen-waar is? Mij dunkt, als vrouwen zulke onderwerpen behandelen moeten zij 't doen op de wijze als in deze schets is geschied, en als eene vrouw geen lust heeft, dat haar man dadelijk inslaapt, moet zij hem wakker maken zoo als.... Maar ik heb reeds half en half toegegeven, dat de gepastheid van mededeelingen als de laatstgenoemde met een vraagteeken behooren te worden in 't midden gelaten; zou ik echter zeer zwak schijnen in uwe oogen, wanneer ik - als litterator altijd - die beschrijving uitstekend geslaagd noem? Vermakelijk is de lectuur allezins.
De progressie van het leven is in deze parijsche photographiën naauwkeurig in acht genomen. Ernstiger en liefelijker, in spijt der zinnelijke wereldbeschouwing, is de beschrijving van het huwelijksleven dan de schets der veelbewogen jongelingsjaren. Men noemt ze veelbewogen, omdat ze veel beweging maken; het is niet het eenige voorbeeld, dat de slagtoffersmantel wordt omgehangen door hen, die veeleer als tirannen moeten worden beschouwd. Maar ernstiger nog en liefelijker, aantrekkelijker en reiner is de schildering van den huisselijken kring na de verschijning van het kind. Gustave Droz heeft deze serie zijner studiën ‘En famille’ genoemd en hij heeft gelijk. Bébé treedt nu als hoofdpersoon op en wordt, als in 't werkelijke leven, de spil, om welke alles wentelt; Monsieur et Madame trekken op den achtergrond terug en maken plaats voor petit père en maman.
Als gij 't vergunt, Mevrouw! kan ik hier mijn taak van verteller als geëindigd beschouwen. Plak, zoo gij wilt, de honderd, de twee honderd zestig eerste bladzijden toe; maar
| |
| |
laat vrijelijk de honderd twintig laatste open en bloot op uw bureau liggen. Maar gij zult niets toeplakken; eenige nieuwsgierigheid, eenig vertrouwen in uwen ouden vriend zullen u van die daad van wandalisme terughouden. Want het is wandalisme, lieve vriendin! een auteur te verminken. Neem hem geheel zoo als hij is; waardeer zijne verdienste, al voegt ge er de noodige réserves omtrent zijne moraliteit, of - zoo als welligt hier - omtrent zijne bescheidenheid aan toe; maar laat nooit uw oordeel over de litteraire of aesthetische waarde van een boek berusten op motieven, beide aan letterkunde of aesthetica vreemd.
Niet alleen de bébés en hunne ouders moet gij leeren kennen, maar gij moet ook de genetische ontwikkeling van den vader en de moeder in Monsieur en Madame aanschouwen. Zoo gij dat doet, zult gij zien, dat eene onstuimige jeugd, eene wereldschgezinde lente, door een ernstigen en liefelijken zomer kunnen worden gevolgd. Diezelfde kapitein der lanciers vindt in zijn harte de teederste toonen van het menschelijk gevoel, als hij u zijne vreugde beschrijft bij de geboorte van zijn kind, bij het gelukkige nieuwjaarsfeest, bij de schoentjes, bij de ziekte, bij het herstel van zijn zoon.
Er is evenwel in deze serie iets anders, dat zeker uwe aandacht niet zal ontgaan; ik bedoel: de geleidelijke metamorphose van den realist - en van den meest brutalen realist - in den zuiversten idealist. Ik weet niet, wie ik model-achtiger vind, de vaders of de bébés, maar beide zijn modellen van hun genre. Zulke jongens zijn prachtexemplaren, en zulke petits pères zijn....... beschamend. Ik heb voor mijne gekrenkte eigenliefde slechts éen troostgrond weten te vinden, namelijk, dat officieren in vredes-tijd in den regel weinig te doen hebben, en deze kapitein der lanciers in 't bijzonder niets anders omhanden heeft dan vader te zijn.
Reeds de dessert-biscuits en de wijn? Ik ben inderdaad verlegen over deze vertelling, infiniment trop longtemps prolongée. Adieu, Mevrouw! hier leg ik mijn boek neder. Uw glimlach zegt mij, dat uw vertrouwen op uwen ootmoedigen boekenleverancier niet geschokt is: ik ben gelukkig en beloof mij den slaap des regtvaardigen.
Bern. Koster Jr.
|
|