| |
| |
| |
Londens straatgewoel.
Wie kent Londen niet, het groote Babel onzer dagen? Ik hoop een ieder mijner landgenooten, die maar even tijd en geld genoeg heeft om zich nu en dan eens voor eene enkele veertien dagen los te rukken van den zoo doodenden slentergang van het dagelijksche leven. Tijd en geld alleen noem ik als de vereischten van zulk een uitstapje, want de lust daartoe zal, hoop ik, wel bij niemand ontbreken. Immers het bezoeken van eene wereldstad als Londen, geeft niet alleen de verkwikkende afwisseling die elke reis, vooral in den vreemde, voor den man van ijver en arbeid oplevert, maar het verrijkt ook zijne kennis en verruimt zijnen blik. Daarenboven heeft een uitstapje naar Engeland dit voor boven een toertje naar de bekoorlijke streken van het nog altijd maar niet eenige Duitschland, dat men, behalve het doorkruisen van de grootste stad der wereld, tevens het genot heeft eener natuur, die waarlijk, in bevalligheid en trotschheid tevens, niet voor de fraaiste Duitsche partijen behoeft onder te doen. Weinige uren sporens van Londen brengen u naar Wales of naar de meeren van Cumberland en Westmoreland, of wel naar dat juweeltje van afwisselend liefelijke en trotsche natuur, het heerlijke eiland Wight. Hij die de drukke straten en sombere huizen der stad zijner inwoning voor een poos ontvlugten wil, om eens naar hartelust te dolen in de bosschen of te klauteren over de bergen, menige streek van Engeland of anders het Schotsche Hoogland, zal hem ten volle bevrediging schenken. En dubbel aangenaam voorzeker zullen de herinneringen van zijn uitstapje zijn, wanneer hij daarenboven kennis heeft gemaakt met de eerste stad der wereld. Want Rome moge klassieker zijn, Seville pittoresker, Parijs amusanter, Weenen lustiger, Berlijn nieuwer, Londen troont hoog boven al die steden, door het waarlijk imponerende van zijne grootte en door het belangrijke van zijne veel- | |
| |
zijdigheid. De stad die bijna zoo vele inwoners telt als ons geheele koningrijk, levert niet alleen door hare
reusachtige uitgestrektheid, maar ook door de ongekende drukte en het rusteloos gewoel in hare straten een aanblik op voor den vreemdeling, dien hij niet ligt vergeet.
Die drukte is waarlijk ongeloofelijk voor hem die er zich nooit in gewaagd heeft. Of ge koopman zijt of niet, toch trekken Tower en Tunnel en wat niet al, u naar de bij dag zoo overbevolkte, maar bij nacht als verlatene City. Maar wanneer ge dan de breede London-bridge overgaat of den zetel der municipale magt, het sombere Mansionhouse voorbijwandelt, ge zult verlegen staan hoe ge heelshuids eenvoudig de overzijde der straat bereiken kunt. Want terwijl de stroom van voetgangers - die zich scherp links en regts afscheidt voor de op- en afgaanden, even als overal elders de rijtuigen alleen - u belet stil te staan, verhindert eene ettelijke malen dubbele rij van voertuigen van den meest verschillenden aard u de straat over te steken. Zoodra ge echter aan het einde der straat gekomen zijt, of wel aan een zijstraat die aan de overzijde doorloopt, dan ziet ge halve bedelaars, soms arme Indianen, druk met een bezem in de weer, om een pad over den rijweg naar de overzijde voor u schoon te vegen. Maar aarzel geen oogenblik wanneer ge van dien overgang, door de Engelschen crossing genaamd, wilt gebruik maken. Want ge zult op dien rijweg hier voor de uitmuntend bespannen omnibus, daar voor de half hollende Hansomcab, elders voor het naauwelijks te bedwingen tweespan van den rijken bankier, ginder weder voor de Vlaamsche kolossen der zware vrachtwagens moeten wijken. Wee u, wanneer de moed u begeeft te midden van dien maalstroom van ongeduldige paarden en onbesuisde voerlui; want zonder sterke zenuwen en vastberaden tred loopt ge groot gevaar het slagtoffer van uw vreemdelingschap in dien waren rosmolen te worden. Gelukkig dat op die plaatsen waar verschillende straten uitloopen, de verhevenheid, waarop de groote gaslantaarn in het midden van den weg geplaatst is, eene veilige schuilplaats voor den links en regts door rijtuigen als vervolgden voetganger oplevert, want anders ware zijn leven niet zeker. Trouwens, wanneer de geboren Londenaar, de cockney van
ouder tot ouder, dikwijls ten einde raad is in dat gewoel, dan zal de overtogt der straat voor den vreemdeling althans niet gemakkelijk zijn.
| |
| |
Reeds die drukte der straten van Londen is een aanblik die den vreemdeling telkenmale op nieuw treft, hoe dikwijls hij de metropolis ook al doorwandeld heeft. En daargelaten nog al het interessante wat Londen letterlijk op elk gebied van kunst en wetenschap, van arbeid en beschaving voor den vreemdeling oplevert, reeds dat eenvoudig zich vermengen, dat zich verloren gevoelen in die drukte, waarvan alleen hij zich eene voorstelling kan maken die ze bij ervaring kent, en dat zich toch terzelfder tijd deel en werkend lid erkennen van die rusteloos woelende en jagende menschenmassa, zal bij den man van onze zooveel kleiner en stiller steden gewaarwordingen van leven en beweging opwekken, welke zijnen blik verruimen en den kring zijner denkbeelden uitbreiden. Dat gevolg alleen zou al heil zaam voor ons wezen. Want zullen wij krachtig blijven, krachtig genoeg om onze kleine natie te handhaven in het midden der steeds groeijende magten rondom ons, dan moeten wij althans gelijken tred houden met die zooveel grooter naburen in hunne zoo wetenschappelijke als nijvere ontwikkeling, en dus boven alles, volkomen op de hoogte zijn van hunne toestanden. Nu is er zeker geen moeijelijker op te lossen probleem voor den vreemdeling dan zich rekenschap te geven, hoe eene zoo groote bevolking als die van Londen in haar onderhoud kan voorzien niet alleen, maar nog daarenboven de middelen weet te vinden om op werkelijk reusachtige wijze kunsten en wetenschappen te bevorderen, ouden en gebrekkigen te steunen, armen en ongelukkigen te helpen, heidenen te onderwijzen en te bekeeren en de stad harer inwoning te maken tot een centrum van beschaving en genoegen tevens. Want waarlijk, ook in gelegenheid tot uitspanning kan Londen met Parijs wedijveren, al moge de meer soliede Engelschman niet zulk een opgeruimd en joviaal aanzien kunnen geven aan zijne straten en wandelingen en plaatsen van bijeenkomst als de luchtige Parijzenaar, die reeds door zijne vrolijkheid alleen aan zijne stad zulk
een aantrekkelijk karakter bijzet. Het dolen door de hoofdstraten van Londen geeft dadelijk den indruk van een ontzaggelijke vereeniging van nijvere menschen, en de drukte die er heerscht, van hunnen rusteloozen ijver, van hunne onverpoosde arbeidzaamheid. Die geheele reeksen van winkels, die naauwelijks in de eene straat en aan deze zijde van de stad geëindigd zijn of ze beginnen weêr aan de andere zijde, doen ons besluiten tot een verbruik en tot eene magt van koopen, waartoe niet anders
| |
| |
dan een enorme arbeidskracht de middelen kan verschaffen. Naauwelijks hebt ge den eenen winkel van manufacturen of van kramerijen, en het eene magazijn van goud- en zilverwerken of van gemaakte kleêren bewonderd, of eene gelijksoortige maar nog rijkere uitstalling verbaast u enkele stappen verder op nieuw. De kruidenier heeft winkels die wel pakhuizen gelijken, zoo groot en ruim zijn ze, en de visch- en fruitverkoopers hebben artikelen uitgestald, waarvan ge de gelijken op het vaste land nooit gezien hebt. Wat moet de arbeidende klasse schatten gelds verdienen, om zulke paleizen van kroegen te kunnen onderhouden, en welke groote kapitalen moeten er in handen zijn van hen, die de prachtige clubgebouwen in het Westeinde der stad enkel voor hunne ontspanning hebben opgerigt. Alles spreekt in Londen van geld, alles getuigt van ruimte van middelen, van eene onbekrompenheid in het goede zoowel als in het kwade. Luchtig en los gaat de gegoede Engelschman met zijne sovereigns om, en zijne onbezorgdheid in het verteren moet wel voortspruiten uit eene zekere gemakkelijkheid die hij ondervindt om ze ook te verdienen. Tuk op uitspanning, waarvoor hij dan geen geld spaart, is hij even tuk op goede winsten, waarvoor geen arbeid hem te zwaar of te moeijelijk valt. En wanneer de vreemdeling zich verbaast over de weelde en den overdaad die hij in Londen ziet, en niet altijd even aangenaam verrast wordt door de hooge prijzen waarmeê hij alles betalen moet, dan zal de drukte om hem heen duidelijker voor hem worden, omdat ze het noodzakelijk uitvloeisel is van veel arbeid die veel moet opleveren, om weêr zooveel te kunnen uitgeven. Londen zal hem op nieuw leeren dat arbeid welvaart geeft. En wie de bedrijvigheid in de wereldstad met een oplettend oog gadeslaat, hij zal moeten erkennen dat het oude gezegde waarheid bevat: het goud ligt op de straten van Londen.
Geen wonder dan ook dat die drukte in Londens hoofdstraten eene zaak is van groot gewigt, en dat Municipaliteit en 's lands Regering zelfs onafgebroken het oog daarop gevestigd houden, opdat alle mogelijkheid van stoornis tijdig voorkomen worde. De talrijke en goed gedisciplineerde schaar van policiebeambten moet dagelijks een aanzienlijk gedeelte afstaan, alleen om het vrije verkeer in Londens straten te handhaven. Met eene beleefdheid, waaraan hunne Hollandsche confraters wel een voorbeeld mogen nemen, helpen zij den verlegene op de straten te regt, of nemen vrouwen en kinderen die in het gedrang zijn ge- | |
| |
raakt, dadelijk in bescherming, terwijl zij tevens met krachtigen arm elk geschil dat gedurig tusschen die duizende voerlieden ontstaat, in een oogenblik weten uit te maken. De naauwelijks menschelijke kolos die naast zijn twee- of vierspan - altijd voor elkander loopende - dat de reusachtige vrachtwagens of bierkarren trekt, meer waggelt dan gaat, heeft er altijd lust in om de ligte rijtuigen die hem ontmoeten, in de klem te brengen. Want behalve bier en genever, schijnen die logge gevaarten geen ander genot te kennen dan ruzie en misbaar. Maar de gespierde arm van den schijnbaar zoo veel tengerder policeman heeft hem al spoedig doen wijken, en als een lam is die barre knaap zoodra de policie hem gebiedt. Dat ware modèl van ruwen toon en onbeschoftheid, de koetsier van den uitmuntend bespannen maar ook zwaar beladen omnibus, snapt zoo gaarne van den mededinger de reizigers, die dikwijls in hunne haast de verkeerde route nemen. En met het onverschilligste gezigt van de wereld draait hij dan met zijn alles verpletterend rijtuig tusschen de andere voertuigen in, en bekommert zich niet om de kreten van angst die rondom hem opgaan. Alleen op de enkele vingerwijzing van den policeman bestuurt hij echter zijn wakker span weer naar de andere zijde der straat, al kan hij ook niet altijd nalaten nog even het fijne wiel van dat keurig gelakte rijtuig
duchtig te schaven, van welks hoogen bok de verwaten collega in prachtige liverei zich niet eens verwaardigt hem aan te zien. Onbezonnen rent de Hansomcab door den digten drom van rijtuigen heen, en de koetsier die achter de kap van die tilbury gezeten is op zijn verheven kratje, stoort zich niet aan wat naast of voor hem rijdt, omdat zijne beide hooge wielen alle gevaar van tuimelen voor hem onmogelijk maken. Hoe gedwee heeft hij daar echter eensklaps zijn snuivenden rosinant ingehouden, omdat hij wel weet, dat er met gindschen dienaar der openbare magt geen schertsen is. De gewone fiacre of cab heeft wel zijn vaste standplaatsen en mag dáár alleen passagiers lokken; maar wanneer hij leeg van een verren toer naar zijn stand terugkeert, staat hij toch voortdurend op den bok met opgeheven zweep de voorbijgangers uit te noodigen, om van zijn verweloos en haveloos rijtuig gebruik te maken. Naauwelijks echter heeft de policeman hem het bevel tot huiswaarts keeren gegeven, of oogenblikkelijk rijdt de man zijns weegs, die anders voor vaste gewoonte heeft met al zijne passagiers te kibbelen, met dezen omdat zij hem te weinig naar zijn
| |
| |
zin hebben gegeven, en met genen, omdat de te hooge vracht die hem dadelijk betaald is, hem doet onderstellen, dat hij van zulk een dwaas met eenig misbaar nog wel wat meer kan halen. Alleen de gepoederde en fraai uitgedoste menner van het eigen span is minder onder het bedwang van den policeman; maar gewoonlijk is hij ook te bang om zich diep in dat net van allerlei rijen voertuigen te mengen, terwijl de heerschap, die zijn eigen beestjes bestuurt, dikwijls genoeg zijn sovereign moet betalen. omdat hij gemeend had boven de bevelen van dien man in landskleedij te staan.
Maar de drukte in Londens straten werd zelfs den Londenaar te bar. Op vele plaatsen was er geen doorkomen meer mogelijk. Gedurig rezen er klagten op van hen die slagtoffers waren geweest van wat zij den moedwil scholden van voerlui, maar telkens bewees het dadelijk ingestelde strenge onderzoek, dat de opeenhooping van menschen en voertuigen de eenige reden der ongelukken was. Gedurig werd menig bedaard en voorzigtig koetsier door dien drang van alle zijden, onmagtig om zijn span nog te besturen. In de dagbladen volgden op die klagten wel duizende raadgevingen waardoor aan het kwaad in eens een einde zou komen, maar de ervaring heeft die eminente stuurlui aan wal genoeg doen kennen, om over de waardij hunner redmiddelen te kunnen oordeelen. Het reeds zoo aanzienlijk aantal policiebeambten werd alweer met onbekrompen hand vergroot, maar niets baatte. Nieuwe wegen van vervoer werden beraamd en, met die eigenaardige geestkracht der Engelschen, ook dadelijk geopend, ja onder den beganen grond werd de spoorweg aangelegd waar langs de menigte zou vervoerd worden om daardoor althans op de straten het aantal van openbare rijtuigen en van voetgangers te doen verminderen, maar juist het tegenovergestelde was het gevolg. Naarmate de gelegenheden om de City te bereiken vermeerderden, nam ook de massa toe welke dagelijks die grootste werkplaats der wereld bezocht. En eindelijk geen raad meer wetende hoe den openbaren weg in Londen vrij te laten, zonder voetganger en voertuig in gevaar te brengen, riep men ten slotte de hulp van het Parlement in, wijsheid wachtende van dien hoogsten wetgever des lands.
Wel is dat een bewijs van de groote ingenomenheid van het Britsche volk met zijne vertegenwoordiging. Trouwens, wanneer het geheele volk telkenmale zulk eene warme belangstel- | |
| |
ling toont in elke verkiezing van leden van het Lagerhuis, - bij ons kunnen alleen religieuse kwestiën en ministeriële drijfjagten de kiezers voor een oogenblik wakker schudden, - en wanneer wij den wensch tot eene hervorming van het kiesstelsel aanleiding zien geven tot tooneelen zoo als Engeland thans, niet altijd tot zijne eer, oplevert, dan voorzeker is het allezins verklaarbaar dat de Brit voor alle zijne klagten hulp en troost zoekt bij hen die hij zelf tot zijne wetgevers verkozen heeft. Hoe zeer die wetgevers trachten in den geest van het volk te handelen, blijkt uit de wijze waarop zij hun arbeid verrigten. Zoodra toch een vraagstuk ter hunner beslissing gesteld wordt waarvan zij vollediger kennis aan het groote publiek toeschrijven dan aan hen zelven, - een geval dat nog niet zoo gansch en al ondenkbaar is, - dan is de enquête dadelijk hun toevlugt. Eenige uit hun midden vormen een bureau waarvoor dan die mannen geroepen worden, wier speciale kennis van de zaak die hangende is, onbetwistbaar mag genoemd worden. Hen uit te hooren, is dan het doel der commissie. Met werkelijk bewonderenswaardigen tact en met groote scherpzinnigheid weten dan de leden van de commissie hunne vragen zoo in te rigten, dat het antwoord onvermijdelijk een heldere en duidelijke voorstelling der zaak inhoudt. En zoodra tracht niet deze of gene der ondervraagden een ontwijkend antwoord te geven, waartoe eigenbelang zoo ligt verleiden kan, of met eene gevatheid die werkelijk aardig is om te zien, heeft de voorzitter of een der leden dadelijk zijn doel gemerkt en hem onmiddellijk eene vraag voorgelegd die zoo geheel en al tot in het hart der zaak doordringt, dat de zijsprong nutteloos geweest is en alleen het karakter van den vlugtende heeft benadeeld. Maar ook de antwoorden
zijn gewoonlijk zeer goed. De meer ontwikkelde publieke geest der Engelschen heeft hun eene gemakkelijkheid gegeven om voor de vuist te spreken en hunne meening juist en duidelijk weer te geven, onverschillig of het aantal hoorders groot of klein zij, die voor zulke enquêtes veel beter succes in Engeland waarborgt dan elders. Want èn vrager èn ondervraagde moeten in de gymnastiek der tong meester zijn, zullen zulke verhooren beknopt en toch degelijk uitvallen. Voor de waarheid der getuigenissen is op de best mogelijke wijze gezorgd door namelijk de zittingen in het openbaar te doen plaats hebben en onmiddellijk de vragen en antwoorden te doen drukken en voor een kleinen prijs verkrijgbaar te stellen. Zoo verkrijgen niet alleen de leden van
| |
| |
het Parlement, maar verkrijgt ook het groote publiek een volledig overzigt van het gewigtige punt van den dag, dat eene enquête heeft uitgelokt. Wie de drie dikke folianten kent waarin het verslag der enquête is opgenomen, welke tijdens de voordragt tot opheffing der Engelsche scheepvaartwetten gehouden werd over den toestand der Britsche koopvaardijvloot, of het enkele deel, dat van eene enquête over den scheepsbouw, weinig tijds vroeger, uitgegeven werd, hij zal met mij niet dan hoogen lof over hebben voor zulke uitgaven. Geen schrijver, hoe bekwaam ook en volledig bekend met het onderwerp dat hij behandelt, kan zulk een naauwkeurige en heldere voorstelling daarvan geven als geleverd wordt in het oordeel van eene menigte personen, die allen, door veeljarige ondervinding, volkomen vertrouwd zijn met alle schakeringen van de zaak die in behandeling is. Nog heden te dage zou ik geene betere handleiding weten te noemen om tot eene juiste kennis van de Britsche scheepvaartbelangen te komen, dan die verslagen.
Zulke enquêtes verspreiden een weldadig licht over vele sociale vraagstukken waarover het algemeen oordeel onjuist is, alleen door gebrek aan de noodige kennis. De vertegenwoordigers der belangen van het publiek kunnen niet van alle zaken verstand hebben waarin zij toch moeten beslissen; en zulk eene enquête waarborgt dan eene juister regeling der zaak. De enkele mededeeling van den man van het vak doet dikwijls menige zaak in een geheel ander licht verschijnen dan waarin ze vroeger stond voor de oogen van hen, die toch ambtshalve het vonnis er in moeten wijzen. En niet gering mag men het voordeel achten dat de wet, die het bewijs in zich draagt de vrucht te zijn van zulk een voorafgaand onderzoek, eene veel welkomer ontvangst geniet bij het publiek, hetwelk de inroeping van zijne voorlichting, in zaken waarin zijne kennis natuurlijk grooter is, hoogelijk waardeert. Enquêtes maken een groot deel uit van de zoo geliefkoosde zelfregering des nieuwen staatsburgers. Het volk gevoelt zich dan meer vleesch en been met zijne wetten en volgt ze liever dan het gekunstelde pronkstuk der studeerkamer.
Jammer dat dit stelsel van enquêtes niet meer wortel vat bij ons te lande, ook bij de gemeenteraden der groote steden. Onze alleen politieke enquêtes brengen de zaak eer in minachting. Hoe meer toch allerlei werken van openbaar nut worden gemaakt, waarbij de belangen der burgers naauw zijn
| |
| |
betrokken, hoe grooter de behoefte is aan overeenstemming en zamenwerking van regeerder en geregeerde. De rigting van spoorwegen, de plaatsing van stations, de aaneensluiting van lijnen, het graven van kanalen, het aanleggen van dokken, het verbreeden van straten, het maken van nieuwe doorgangen, de regeling van het openbaar verkeer, hoe vele duizende zaken van dien aard zouden veel beter geregeld worden wanneer niet de veelzijdigheid alleen van den regeerder, maar ook de eenzijdigheid van den geregeerde daarbij gehoord ware. Het geheele publiek zou dan ook meer op de hoogte worden gebragt van de kwestiën van den dag, en sociale toestanden, ook wat kennis aangaat, zouden meer publiek domein worden. De belangstelling in de handelingen der openbare magten zou toenemen en die handelingen zouden zeker in degelijkheid winnen, door dien voortdurenden toets aan het publiek oordeel.
Zoodra de klagt over de drukte in Londens straten dan ook eene algemeene was geworden, werd ze door het Lagerhuis dadelijk tot het onderwerp eener enquête gemaakt. Het verslag daarvan ligt voor mij en is waarlijk aardig om te lezen. De zeven leden die het Huis benoemd had voor de enquête, maakten dadelijk gebruik van hun regt zich vijf andere leden toe te voegen en vergaderden 13, 14, 20, 23 Maart en 13 April van dit jaar, gedurende welke vijf dagen zij vier personen ondervroegen. De beide hoofden van de policie, van de metropolis en van de City, en de opzigter der openbare wegen, werden door de commissie opgeroepen, terwijl de chef van het vervoer op den South Eastern spoorweg zelf verzocht toegelaten te worden, wat hem natuurlijk gereedelijk werd toegestaan. Hun eindoordeel was, dat de verordeningen die het verkeer in de City regelden, dezelfde moesten zijn als die, welke gelden voor de daarom liggende metropolis. Maar dat antwoord van wettelijken aard is ons natuurlijk onverschillig. Alleen enkele punten uit de enquête wenschte ik te releveren, om daardoor een duidelijker denkbeeld te kunnen geven van de kolossale beweging die voortdurend in Londens straten heerscht. Want die onverpoosde drukte is het gevolg van onophoudelijken arbeid, en het is die arbeid waaruit de millioenen die Londen bevolken, de middelen putten, om in hunne onbegrensde behoeften te voorzien. Sta versteld over de grootschheid van Londen; wees verbaasd over de weelde die ge er ziet, maar bewonder dan ook den ijver die zoo veel vermag en waarvan de beweging rondom u het gevolg is.
| |
| |
Dat eene stad die ruim drie millioen inwoners telt, te vergeefs hare wedergade in uitgebreidheid, zelfs in de fabelachtige overleveringen van het lang verleden zoekt, daaraan twijfelt wel niemand. En evenmin, dat de afstanden tusschen de woningen dier bevolking zoo groot zijn, dat de viervoet gedurig het beenenpaar moet te hulp komen om de bestemmingsplaats te bereiken. Daarenboven hebben de eischen der gezondheidsleer, waarop in Engeland angstvallig gelet wordt, in de laatste jaren menige naauwe buurt doen wegruimen, terwijl breede straten getrokken zijn door digt bevolkte gangen en stegen, waardoor het aantal huizen alweer is toegenomen en de grenzen der stad dus al verder zijn uitgezet. Wanneer men nagaat dat in een tijdsverloop van weinige jaren 46,878 huizen in Londen op nieuw genommerd zijn, om regelmaat te houden in de verdeeling der stad, dan blijkt reeds daaruit dat de aanbouw van nieuwe woningen er aanzienlijk geweest is. En wanneer men verder ziet dat de namen van 2110 straten zijn vervallen, en maar 824 straten nieuw gedoopt zijn, dan behoeft het bewijs waarlijk niet meer geleverd te worden, dat menige naauwe straat en steeg vervangen is door nieuwe, breede en frissche heerbanen. Wijselijk heeft men tevens van die nieuwe regeling gebruik gemaakt om allerlei herhalingen van namen, die onvermijdelijk aanleiding gaven tot allerlei misverstand en veel ongerijf, voor goed af te schaffen en door nieuwe te vervangen, en alleen dat aantal bereikte alweer het cijfer van 1200. Welk eene massa straten en lanen en terrassen vond men niet die alle prijkten met de namen van Victoria, Albert, Royal, Crown, King, George, Mary, Park, Prospect en dergelijke, zoodat er dikwijls twee en drie bijvoegingen noodig waren, eer het adres van een dier woningen ook maar zelfs verstaanbaar was. Oost en West-, Zuid- en Noord-Londen hadden alle gelijkluidende namen van straten en terrassen, en wee den vreemdeling die meende op dien enkelen naam gerustelijk zijn togt te kunnen
aanvaarden.
Dan heeft Londen nog dit eigenaardige, dat de handelsman een geheel gedeelte der stad alleen voor zijne werkplaats gebruikt. In de City komt ieder koopman alle dagen; niemand echter die er woont. Tot de winkeliers en de eigenaars der tallooze eethuizen toe, gaan allen er des morgens vroeg heen om er hun bedrijf uit te oefenen, maar zij wonen in de omstreken der stad, die natuurschoonheden opleveren, zoo als maar
| |
| |
weinige landen kunnen aantoonen. Dat was geheel anders voor een paar eeuwen, toen de rijke kooplui bij voorkeur daar hunne paleizen bouwden; thans echter zijn die paleizen de zetels van tal van kantoren. Bij dag ziet men voortdurend mannen met bezige aangezigten de overal openstaande deuren in- en uitsnellen, maar des avonds daarentegen gelijkt de nog pas zoo overbevolkte straat wel een kerkhof, want geen levendige ziel vertoont er zich. Dan is de City het groote hofje, waarin ouden van dagen en beschermelingen van kooplui hun restje levens als huisbewaarders stil doorbrengen; want te bewaken valt er niets, omdat ieder Engelschman zijn kas heeft bij zijn bankier of in wissels, die alleen door zijne eigenhandige teekening van scheurpapier tot den evenknie van bankbiljet hervormd worden. Elken morgen komt die geheele vlottende bevolking tusschen acht en tien uur in de City en verlaat die weer omstreeks vier uur en later. Ruim een millioen personen rekent men dat de City dagelijks in- en uitgaan, en daar velen op verre afstanden wonen, is het natuurlijk dat menig rijtuig vereischt wordt om dien stroom van komenden en gaanden voortdurend te vervoeren. In het jaar 1860 telde men op een enkelen dag in Mei 706,621 personen die de City van verschillende kanten binnenkwamen, en het aantal rijtuigen, alleen voor het vervoer van menschen gebruikt, bedroeg op dien dag 57,765. Nu is de drukte in de City in de laatste jaren nog ontzaggelijk toegenomen, vooral sedert het bankwezen en het spel in aandeelen van allerlei soort en allooi zoo kolossaal vermeerderd is, en sedert de Joint Stock-Banken, door het rentevergoeden op gelden in depôt gegeven, dagelijks eene menigte menschen daarheen lokken, die vroeger nooit in die groote handelwerkplaats kwamen. En naarmate de vrachten op de omnibussen verlaagd zijn, en de ondergrondspoorwegen de menschen voor enkele stuivers in weinige minuten van het verste einde der stad tot in het hart der City verplaatsen, neemt de
toevloed der dagelijksche bezoekers van dat vroeger zoo uitsluitend handelskwartier ontzaggelijk toe. De volgende getallen van de vermeerdering van dat verkeer zijn nog al sprekend. Toen de ondergrondspoorwegen geopend werden, bedroeg het aantal reizigers in de
eerste zes maanden van 1863..4,823,437. |
Opbrengst £ |
53,058, |
eerste zes maanden van 1864..5,207,355. |
|
|
eerste zes maanden van 1865..7,462,823. |
|
|
eerste zes maanden van 1866.10,303,395. |
Opbrengst £ |
102,947, |
| |
| |
en dat toch bij vrachten van 5, 15 en 30 centen. Nu zou men alligt denken dat daardoor dan ook het aantal rijtuigen van en naar de City aanzienlijk zou verminderd zijn, maar juist het omgekeerde was het geval. Want een naauwkeurig onderzoek heeft bewezen dat b.v. de omnibussen, die men natuurlijk onderstellen zou het meeste onder de concurrentie van dat nieuwer en sneller middel van vervoer te hebben geleden, in 1865 637,362 personen meer hadden vervoerd dan in 1864. Het dividend van de London General Omnibus-Company was dan ook dat jaar grooter dan ooit te voren. Nu moet men daarbij rekenen dat de vee- en vleesch- en gevogelte- en vischmarkten alle in de City gelegen zijn, en sedert de veeziekte den aanvoer van geslagt vee aanzienlijk heeft doen toenemen, zijn er op een enkelen dag een millioen Nederlandsche ponden vleesch in ruim 1000 karren op Leadenhallmarket aangebragt, die natuurlijk weer vandaar per as over de geheele stad moesten verspreid worden. Vroeger werd de visch altijd te water aan Billingsgatemarket gebragt, maar tegenwoordig geschiedt die aanvoer meest per spoorweg; en alweer zijn wagens van allerlei soort noodig om die kolossale hoeveelheden over de geheele metropolis te verdeelen. Tegelijkertijd zijn de invoeren der groote handelsartikelen evenzeer vermeerderd, en geheele treinen van wagens en karren worden vereischt om die van en naar de in de City gelegene magazijnen of van en naar de stations der spoorwegen te vervoeren. Dan die zware kolenwagens en die lange karren met wijn- en biervaten, terwijl de kelders gewoonlijk uitkomen op de trottoirs, hetgeen gedurig versperringen veroorzaakt voor rijtuigen en voetgangers. In één woord, de drukte is verbazend in de City, en reeds de hierboven genoemde cijfers bewijzen dat voldoende. Daarbij moet men niet vergeten, dat de City wel 440 straten telt, maar dat 101 daarvan doodloopen. In niet meer dan 111 straten is de ruimte even toereikende voor eene enkele reeks rijtuigen, en maar in
101 straten kunnen twee rijtuigen elkander voorbijgaan. Eigenlijk zijn er maar 70 straten in de geheele City, waarin over de geheele lengte meer dan twee rijen voertuigen naast elkander kunnen rijden. En nu loopen bij het Mansion-house zeven straten op elkander uit, langs welke voortdurend 35 verschillende lijnen van vervoer in beweging zijn. Een enkele kar die aan het trottoir lost of laadt, een enkel rijtuig dat vastzit, een enkele omnibus die een ligt wagentje heeft omver- | |
| |
gereden, of, wat nog erger is, een enkele koppel vee die van of naar de markt vervoerd wordt en waarvan ook maar een enkel beest verschrikt tegen dat gerij inrent, en dadelijk ontstaat eene opstopping die op straten en straten ver alle vervoer stremt, omdat bij ieder uiteinde der menigte straten altijd rijtuig op rijtuig volgt en het eene afhankelijk is van de beweging van zijn voor- of buurman. Geen wonder dat zelfs de 92 agenten van policie, die uitsluitend belast zijn met het toezigt op het verkeer langs de straten, nog niet eens vol doende in aantal zijn om overal de orde te bewaren en de menigte ongelukken te voorkomen, die letterlijk dagelijks in de City voorvallen.
En die ongelukken zijn dikwijls van zeer ernstigen aard. Wanneer men toch uit de officiëele policieopgaven ziet dat gedurende het jaar 1865 in de straten van Londen 1707 personen door straatgewoel gewond en 140 personen overreden en gedood zijn en dat het aantal dooden door dezelfde oorzaak in de twee eerste maanden van 1866 al reeds 23 bedroeg, dan voorzeker erlangt dat geheele vraagstuk van de behoorlijke regeling van het verkeer langs de straten der metropolis nog meer beteekenis in de oogen van het publiek. In de City alleen werden van Januarij 1865 tot einde Februarij 1866 niet minder dan 17 personen gedood en 237 zwaar gewond, enkel door rijtuigen en karren. Nu zijn daarbij nog niet in aanmerking genomen degenen die wel gekwetst waren maar toch nog zonder hulp hunne woning konden bereiken, en natuurlijk is dat aantal zeer groot, wanneer men eenvoudig oordeelt naar de menigte gevallen die van zoo ernstigen aard waren, dat de openbare magt zich verpligt voelde daarvan aanteekening te houden. En dat die van zoo weinige gevallen mogelijk in hare verslagen melding maakt, is natuurlijk, omdat het publiek alligt geneigd is juist hen van nalatigheid te beschuldigen, wier eenige pligt is alle mogelijke ongelukken en stremmingen in het verkeer te voorkomen. Dat zij echter wel degelijk naauwkeurig nagaan waardoor de stremmingen in het verkeer ontstaan en wie de ongelukken veroorzaakt, bewijst de andere opgaaf der policie. In 1865 alleen toch werden 3958 personen door de policie gedagvaard, omdat zij het verkeer langs den openbaren weg in Londen hadden belemmerd, en daarvan werden niet minder dan 199 personen beschuldigd, door woest of onvoorzigtig rijden ongelukken te hebben veroorzaakt. De boeten
| |
| |
waartoe zij veroordeeld werden, liepen van £ 6 tot 1 schelling, en onderscheidenen werden gestraft met eene gevangenis van drie dagen tot een vol jaar. De zeer uitvoerige tabellen die daarvan bij de enquête overgelegd werden, zal ik hier niet meêdeelen, omdat ze alleen belang inboezemen voor den Londenaar, die daaruit juist kan nagaan in welke buurten de meeste ongelukken en versperringen voorkomen. Voor ons is dat enkele cijfer van dagvaardingen voldoende, vooral wanneer de aanmerking er bijgevoegd wordt, dat bijna geen enkele vrijstelling voorkwam. Dat zou weer bewijzen hoe noode de policie tot werkelijke bestraffing overgaat. Evenwel, het aantal vonnissen is voorzeker groot genoeg, om toch een heilzamen schrik onder de voerlui levendig te houden.
Allerlei middelen zijn al beraamd om aan dien steeds dreigender toestand van het verkeer langs Londens straten een einde te maken, maar tot nog toe heeft men alleen kleine, weinig afdoende redmiddelen kunnen vinden. En natuurlijk ook. Want de geheele zaak komt eenvoudig daarop neêr, dat de stad te groot wordt, te uitgestrekt vooral, zoodat het al meer en meer onmogelijk wordt voor den inwoner, de plaatsen zijner bestemming te voet te bereiken. Een grooter aantal rijtuigen is dus onmisbaar, en naarmate de ondergrondsspoorwegen en stoombootjes langs den Theems het vervoer van personen en goederen naar alle einden der stad gemakkelijker, goedkooper en sneller maken, bewegen de inwoners zich ook meer en neemt dus in waarheid de drukte op de straten juist toe door die middelen van vervoer, welke men aanvankelijk hoopte dat de straten van hare te groote beweging zouden ontlasten. Daarenboven staat de wijdte van alle straten in geenerlei verhouding tot het tegenwoordig verkeer, en al maakt men nu ook hier en daar met reusachtige kosten breede wegen van een aantal smalle doorgangen, de huizen en de magazijnen en de kelders moeten toch bereikt worden, en die blijven natuurlijk maar enkel aan eene, en wel aan de straatzijde, bereikbaar. Hoe grooter het aantal inwoners eener stad wordt, hoe grooter ook het aantal wordt van hen die in alle de behoeften der inwoners moeten voorzien, en hoe drukker tevens de beweging langs den openbaren weg.
Men wil thans in allerlei policiemaatregelen zijn heil zoeken. Het verkeer wil men dwingen langs bepaalde rigtingen, maar gedurig komen dan de tusschen die beide einden wonenden er
| |
| |
tegen op, dat zij afgesloten worden en hun de gelegenheid ontnomen wordt langs den kortsten weg hunne woningen te bereiken of gebruik te maken van de openbare middelen van vervoer. Vaste uren zullen worden voorgeschreven voor het ophalen van vuilnis, maar het aantal huizen wordt zoo groot, dat men gebrek krijgt aan de noodige karren en menschen om in weinige uren bij alle rond te gaan. Komt men te vroeg, dan zijn de bewoners nog niet bij de hand, en men zou dan alligt aanleiding geven tot opeenhoopingen van vuilnis op verschillende plaatsen der stad, hetgeen allernadeeligst zou kunnen zijn voor de gezondheid der bevolking. De zware spoorwegkarren zullen alleen langs de breedste straten en op vaste uren mogen rijden, maar hoe moeten zij dan hunne goederen bekomen die in de naauwere straten wonen, en welk een schromelijk ongerief zou het niet voor alle bedrijvigen zijn, indien men hun verbood op alle uren van den dag datgene te mogen ontvangen wat hun per spoorweg, juist om den spoed, toegezonden werd. De waterkarren zullen alleen des ochtends vroeg de straten - bijna alle gemacadamiseerde wegen - mogen besproeijen, maar òf de straat wordt in een moeras herschapen, wanneer men die op eens genoegzaam bevochtigen wil voor den geheelen dag, òf de winkels zullen hunne vensters en deuren moeten sluiten voor de onduldbare stofwolken. Alleen zeer in de vroegte zal het vee door de stad mogen vervoerd worden, maar waar moeten dan de koppels blijven die per spoorweg worden aangevoerd, vooral wanneer men bedenkt, dat wekelijks op ieder der beide marktdagen tusschen de 2- en 3000 stuks vee in Londen worden aangevoerd? Tramways zullen worden aangelegd, vooral op de bruggen, maar hoe moeten de zware wagens dan de rigtingen naar beide zijden bereiken, zonder groot gevaar voor de ligtere rijtuigen die denzelfden weg inslaan? De omnibussen moeten altijd eene en dezelfde zijde van de straat houden, tegenovergesteld naarmate ze gaan en komen, maar hoe dan de
menschen op te nemen en uit te zetten die aan de andere zijde der straat staan of willen komen, terwijl het midden der straat onbegaanbaar voor hen is door de reeksen van allerlei voertuigen die daarop naast en vlak achter elkander rijden? Loopbruggen zullen over de drukste straten gelegd worden, maar hoe de helling voor den op- en afgang te verkrijgen, zoodat ze begaanbaar zijn en zonder dat ze beginnen en eindigen op te verren afstand voor de voetgangers, daarge- | |
| |
laten nog dat geene vrouw ze gebruiken wil, zoo als bij menigen spoorweg gebleken is, en dat ze aanleiding geven tot velerlei ergerlijk misbruik? Een groot aantal rustpunten - steenen platen rondom de gaslantaarn, in het midden van een plein waarop verscheidene straten uitloopen - moeten gemaakt worden, maar hoe die te bereiken en veilig te verlaten, wanneer het gerij rondom onophoudelijk voortduurt? Vleeschen visch- en gevogelte- en groentekarren zullen alleen voor een bepaald uur van den morgen hunne goederen aan de klanten mogen afleveren, maar onvermijdelijk zal dan dikwijls een groot gedeelte der bevolking van Londen zonder die toch noodige eetwaren blijven, en hoe dan daarin te voorzien?
Zoo volgt de gewigtige bedenking dadelijk op den schijnbaar zoo verstandigen raad, en ik zou niet tot een einde komen als ik al de bezwaren wilde opsommen, die onmiddellijk tegen de voorgestelde verbeteringen worden ingebragt. De slotsom waartoe de commissie komt is eenvoudig, dat de policie versterkt en met meer magt moet bekleed worden, dat nieuwe wettelijke bepalingen grooter eenheid moeten brengen in het tal van verordeningen dat het verkeer in Londen thans regelt, en dat strenger handhaving der orde een kwaad alleen kan verminderen, waarvan de oorzaak onmogelijk weg te nemen is. Daarenboven moeten er meer markten voor vee en visch worden aangelegd, en op die wijze ten minste alle aanleiding tot nog meer beweging worden vermeden. Het door een enkelen der ondervraagden krachtig voorgestaan plan, seinpalen in de straten op te rigten, en door signalen alle voerlui te waarschuwen deze of gene rigting te houden, langzamer of sneller te rijden of wel stil te staan, vond wel eenigen weêrklank, maar de vele bezwaren daaraan verbonden maakten toch de toepassing minder wenschelijk, de vraag nog daargelaten of het doel niet maar gedeeltelijk zou bereikt worden. Te groote bedrijvigheid binnen eene bepaalde ruimte was het onvermijdelijk gevolg eener te groote opeenhooping van menschen binnen eene enkele stad; en waar die oorzaak bleef bestaan daar waren allerlei policiemaatregelen onmagtig, dat erkende een ieder.
Het advies der leden van de enquête was de verwerping der wetsvoordragt die aanleiding gegeven had tot dit onderzoek, omdat ze zich enkel bepaalde tot de City, en omdat alleen van eene betere wettelijke regeling van het verkeer in geheel Londen, eenige, maar nooit meer dan eene gedeeltelijke verbe- | |
| |
tering van den bestaanden, werkelijk dreigenden toestand, te wachten was.
En hiermede heb ook ik mijne taak volbragt. Mijn doel was alleen om het verslag dezer enquête in korte trekken onder de oogen te brengen van ons publiek. Want hoevelen mijner landgenooten Londen ook kennen, en herhaaldelijk met eigen oogen de werkelijk verbazende drukte aanschouwd hebben die er voortdurend op de straten heerscht, de meesten zullen voorzeker met mij weinig gedacht hebben dat die drukte zoo groot en belemmerend is, als uit deze officiëele mededeelingen blijkt. Het is een karakter van de wereldstad, dat zoo niet een ieder opmerkt en kent, ten minste niet in die bijzonderheden, welke deze enquête er van mededeelt. Maar er is zeker ook geene enkele stad der wereld waaruit zulk eene klagt over straatgewoel kàn opgaan, als alleen uit Engelands hoofdstad. Juist ook om dat eenige en zonderlinge van het feit, vond ik het niet onaardig er enkele punten van hier weêr te geven. Opgaven als vele der bovenstaande, klagten als de hier vermelde, en verbeteringen als de door bij uitstek praktische mannen voorgesteld, getuigen van eene beweging, die ons continentale lui waarlijk verbazen moet. Reeds het houden eener parlementaire enquête over de drukte der straten van eene stad, is voor ons iets zeer vreemds.
Bijna zou men dan ook zeggen dat Londen zich zelven ontgroeit. En het karakteristieke van den Engelschman: overdrijving van alles, uit zich tot in zijne hoofdstad toe. Maar onze bevreemding over die drukte moet wel overslaan tot bewondering over de arbeidzaamheid eener bevolking, die daarvoor evenzeer geene grenzen schijnt te kennen. Want zonder koloslossalen arbeid zou zulk eene kolossale stad niet kunnen opkomen noch in stand blijven, veel minder nog steeds toenemen. Hoe ruim moet de blik worden van hen die dagelijks zooveel kolossaals aanschouwen. Mogten wij maar een deel erlangen van dien wijderen gezigtskring en een deel van dien rusteloozen prikkel tot arbeid!
P.N. Muller.
|
|