De Gids. Jaargang 30
(1866)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 120]
| |
Een praatje over Parijs.- Vous n'avez rien à déclarer? - Où allez-vous? - Petit omnibus! - Ons goed hadden wij eenige oogenblikken na aankomst van den trein op lange schraagtafels netjes bij elkander vinden staan; op het sein van den man, wien het bulletin was afgegeven, werd het een twee drie op een rolwagentje gestapeld, daarna in een omzien op het witte omnibusje geladen, en na in het duister de lange rue Lafayette te zijn doorgereden, waren wij twintig minuten later in het Grand Hôtel. Hoe treft die flinkheid, grifheid, vaardigheid, dat kort af, die uitstekende orde en vaste organisatie den Hollander, nog pas aan den invloed dier lijdelijkheid ontsnapt, waarmede hij eene benijdbare rust wel wat duur betaalt! In vele jaren was ik niet in de groote hoofdstad geweest, waarop Napoleon III thans vlijtig zijn stempel drukt, maar pas had ik het Parijsche slijk geroken, of Heine zong ik met eene kleine variatie opgetogen na: Seit ich auf Deutscher Erde trat
Durchströmen mich Zaubersäfte,
Der Riese hat wieder die Mutter berührt,
Und es wuchsen ihm neu die KräfteGa naar voetnoot1.
Want, ofschoon ik het beeld van Antaeus wel wat aanmatigend vind, moet ik toch bekennen, dat ik mij, humant Paris - Lutetia! Lutetia! - eensklaps door eene ongekende opgewektheid voelde aangedaan, die mij, al moest ik het betreuren, gelijk de oude lui gewoon zijn te doen, dat ik mijn voormalig Parijs met zijn eigenaardig karakter niet wedervond en de verder en verder voortvretende stad weinig meer dan een fletsche | |
[pagina 121]
| |
overdruk van de meest karakterlooze hoofdsteden, eene tweede uitgaaf van New-York, was geworden, gedurende de anderhalve maand, die ik er dacht te blijven, niet verlaten zou. Wij reden de overdekte cour der kleine stad, der op het eerste gezicht betooverende nachtvertelling binnen. Achter deze cour verheffen zich eenige trappen, waarop de leeskamer uitkomt, achter welke op hare beurt weder de eetzaal of liever eet-rotonde ligt. Gemakkelijk kunnen er driehonderd gasten het middagmaal gebruiken. Zij schittert van licht en verguldsel, en is in den rijken Italiaanschen stijl van Primatice gedecoreerd. Tusschen de tweede rij vensters - de onderste zijn reusachtige spiegels - schraagt eene reeks van cariatiden het koepeldak. Toen wij haar voor de eerste maal door de vensters der leeskamer, die haar achter steeds nederhangende gordijnen, eerst bij den aanvang van het eten opgetrokken, verborgen houdt, in al haren glans en pracht toebereid, ongewacht gewaar werden, konden wij naauwelijks een luiden juichtoon bedwingen.... Doch waartoe mij in eene beschrijving er van ingescheept? In het algemeen, iets over Parijs te melden is eigenlijk niets dan tijd verspillen; ieder kent het, is er geweest of houdt zich en stelt zich aan alsof.... Even zoo als het zich slechts moeijelijkheden aan de grenzen op den hals halen is, zoogenaamde mooijigbeden en nieuwigheden van daar mede te brengen, sedert de nijverheid zich zoo krachtig ontwikkeld heeft en de afstanden zoo gering zijn geworden. Ik kan dus met de verklaring volstaan, dat vooral de orde in het Grand Hôtel alle denkbeeld te boven gaat. Het geheel doet de uitwerking van een levend wezen, door natuurwetten bewogen. Maar zoo ik wezen zeg, meen ik eigenlijk werktuig, want het heeft geene ziel, geen gemoed, geen karakter, doch het leeft, en als men er niet meer van eischt dan het bestemd is te geven, dan heeft men reden zich geluk te wenschen van zich in die eenparig en eentoonig wiegelende boot te hebben doen opnemen. 's Morgens onthaalde Parijs ons terstond op zijne eerste warme zonnestralen, op zijn eersten lentedos. Alles repte zich op het fatsoenlijke uur, vier uren, naar het bois de Boulogne. Welkom, roept de rijke, bevolking, welkom, groen waas, dat binnen een paar dagen als veelbelovend lommer uitbot! welkom, eerste bloempjes, voorloopstertjes van het schoone saisoen! en wuift ze met hare geurige zakdoeken tegen. De arme dieren, die tot hun zeer gering vermaak aan de proefneming gewaagd | |
[pagina 122]
| |
worden, jubelen in den acclimatatietuin; de menschen rollen in hunne eerste zomergewaden, opene landauers en manden poney-chaisen naar het Bosch, de keizerin snelt er ook heen, en tegen de zacht blaauwe lucht prijkt fijn en graauw de prachtige triomfboog als een voorportaal tusschen de Champs Elysées en de avenue de l'Impératrice. Maar de voorname spil, waarom Parijs sedert November - zeven maanden lang! hoe kan iets zoo lang duren! - nog altijd draait, is - wie zou 't gelooven? - la familie Benoiton!Ga naar voetnoot1 Wilt gij dit mijn beweren in zijne volle waarde en waarheid gestaafd zien, begeef u dan naar de Madeleine, als daar een beau mariage, liefst uit den keizerlijken hofkring, wordt ingezegend. Onze lieve Heer neemt het dien dag niet zoo streng, als hij zijn tempel voor de gelegenheid in salon herschapen ziet. Men groet elkaar, men lacht en werpt elkander kushandjes toe, en, gedurende de plegtigheid voorover gebogen liggende, snapt men sous cape met zijne buren voort. Niet alle decorum, maar alle eerbied is weg, en de kerk is niet veel anders dan eene tentoonstelling van de ik zeg niet dolste, maar brooddronkenste toiletten. De dames komen er vooral om gezien te worden, en alleen in geval ik een dames-kleedermaker was, zou ik mij aan eene uitvoerige beschrijving en ontleding van al die rijke, zonderlinge en overmoedige hoeden en japonnen durven wagen. Geheel anders gaat het in het enge kapelletje der Tuileriën toe. Daar is alles stemmig; men kan er eene speld hooreu vallen. Eindelijk klinkt uit de verte eene stem: l'Empereur! die weinige minuten later in de kapel zelf herhaald wordt. Men zal dat woord echter zonder aanschouwen dienen aan te nemen, want zien doet men het keizerlijk echtpaar, op eene boven-gallerij achter eene hooge leuning verborgen, tot teleurstelling van vele vreemdelingen, niet. Eene schoone muziek, de zang der beste virtuozen van Parijs, laat zich eveneens onzichtbaar hooren, en de dienst begint. Men zou Sardous blijspel ten bewijze kunnen stellen van den invloed des schouwtooneels op de maatschappij, al is die invloed hier dan ook geheel stoffelijk en dien ten gevolge meer en meer verderfelijk, daar het publiek, tegen de bedoeling nog- | |
[pagina 123]
| |
tans des schrijvers, er steeds krachtiger door op den verkeerden weg Avordt voortgestuwd, deszelfs weeldekoorts, schaamteloosheid, zucht tot nabootsing van ondeugden, die weldra van gewoonte natuur worden en tot eene verernstigiug verschoon het woord! - des belagchelijken - kortheidshalve dien ik mij wel met zulke pedantismen te redden - aangewakkerd. Toch zijn er harde, ware woorden in dat onvergelijkelijke stuk. Het: je te décore, van den zestienjarigen Theodule tot zijn vader, die zoo gaarne een lintje kreeg, is ebourrifant verheven. A quoi distingue-t-on une femme honnête? vraagt Champrosé aan Clotilde, en Clotilde antwoordt: Au mal - au mal! - qu'elle se donne pour n'en pas avoir l'air. De rozenkransen der cocottes beletten de hooge dames in te slapen. La bohème élégante vliegt haar naar de hersenen. De vrouw, wier zedige bekoring vroeger o.a. daarin stak, dat zij niet van zich liet spreken en zich in haren liefelijken, huiselijken schemer hield, toont zich voortaan brutaal den volke. Hardi, durven, is het wachtwoord, en de geest der hedendaagsche kleederdragt drukt die begeerte om in het oog te Joopen, dat karakter van den tegenwoordigen tijd, volkomen en welsprekend uit, en wordt door de mode der dames Benoiton gecris-talliseerd en verder voortgeholpenGa naar voetnoot1. Er zou iets aardigs over de eerste zaden der nieuwste fatsoenen en garnituren te maken zijn. Pikant inderdaad zou het wezen, na te gaan, hoe en waar hunne zoo goed als onnaspeurbare kiem zich ontwikkelde, hun stroom zijn geheimen oorsprong nam. Waarschijnlijk vloeijen zij uit de kruik der nijverheid, door den tijdgeest bevrucht. Zeker is het althans, dat tentoonstellingen van kleedersneden en semblants de chapeaux, als waartoe de actrices, die voor de dames Benoiton spelen, zich verleenen, tot velerhande laakbare overdrijvingen en ongerijmdheden aanleiding geven en de menschen ik weet niet wat al voor mals in het hoofd en op de japonnen brengen: de onmogelijkste des-agrementen, bezet met wezentlijke vogels, geheele volières van colibris - een enkele is meer dan ƒ 100 | |
[pagina 124]
| |
waard - spreuken uit den koran, hieroglyphen van al de dynastiën der pyramiden, vrij metselaars-symbolen en eene menigte andere, even treurig verrassende teekenen der uitgeputte verbeelding. De crinoline verkeert op dit oogenblik in sleepwording, maar de hoed bestaat eigenlijk niet meer; hij is niet meer dan eene schim, eene steeds afnemende maan; de chignon, een zware haarzak, somtijds ook reticule, gelijk de commiezen bij ondervinding weten, die de dames op den nek zit, vervangt hem, en de hoed zelf, een mandje, dat een mooi meisje veelal zot, een leelijk altijd afgrijselijk staat, moet slechts de naad tusschen den chignon en het natuurlijke voorhaar bedekken, zoodat hij eigenlijk het komplement van den chignon is en het er op neder komt, dat de dames, als zij uitgaan, tegenwoordig pruiken aanhangen. Allez d'abord, zegt de hoeden-maakster ook, choisir un chignon, puis revenez, et nous verrons après pour le chapeau. - Maar waarom den chignon niet met den hoed en aan dezen vast verkocht. - Dame! ne faut-il pas que tout e monde vive? - Ten deele heeft Phil. Chasles gelijk: La femme aime à être très-mal mise; dans tous les temps elle s'est enlaidie avec fureurGa naar voetnoot1. Behalve dat dit veel te sterk is, zoo is het ook in zoo ver onjuist, omdat de vrouw, althans de femme honnête, die toch altijd, beweert men, nog de meerderheid heeft, eigenlijk meestal slagtoffer is. De minderheid getroost zich alles, dewijl, hoe meer zij in de kijkers loopt, hoe meer het haar opbrengt. Of zoudt gij meenen, dat de vrouw in het algemeen werkelijk overtuigd is, dat hare crinolines, dwaze uitmonsteringen en hoofdpannetjes haar onwe-derstaanbare bevalligheden bijzetten? Geenszins. Onmagtig haar te bestrijden, ondergaat zij de dwingelandij en beschouwt haar als het boos bedenksel van een verstokten vrouwenhater. Wie zal toch zeggen, hoevele huwelijken door de hedendaagsche modes zijn afgeraakt, waarvoor eene of andere gezochte reden tut voorwendsel strekte? Heeft uw zoon eene inclinatie, die hem niet lijkt, verzet u niet, maar laat hem eenvoudig een toertje met zijn liefje rijden: ik wed, dat, zoodra hij zijne aangebedene met haren scheef uitpuilenden, stijven baleinrok in het rijtuig heeft zien strompelen en bespied heeft al het rare spul, dat oorzaak van die onredzaamheid, onbehabbeldheid en afschuwe- | |
[pagina 125]
| |
lijke plooijen is en vaak zoo te ongelegener ure en verraderlijk te voorschijn komt, het geneesmiddel probaat zal werken, zonder dat eenige vaderlijke vermaning, die de kwaal doorgaans slechts erger pleegt te maken, noodzakelijk zal zijn geweest. Zal het wonderhoedje, le chapeau Benoiton met deszelfs Ergän-zungsschvvanz, het nee plus ultra zijn? Het zijn in ernst schildjesGa naar voetnoot1 om de épouseurs op een afstand te houden. Waarlijk, jonge dames! ge wordt er niet mooijer door, als gij niet reeds niet mooi zijt; zonder missen staan zij ieder gemeen, en de oude worden... mummies. De vrouw ziet er, in hare anti-matrimonials uitgerust, aller-kluchtigst uit. Eene soort van pop lijkt zij, want beiden hebben de helft van den weg afgelegd: is de mensch pop geworden, de pop is bijna een mensch, daar niet alleen de groote, maar ook de kleine menschen - de kinderen hebben afgedaan - de buitensporigheden, welke de Benoitonsche familie rondom zich in de maatschappij zaait, ondervinden. Niet alleen de pralines en de chocolat-Benoiton is de kinderkamer binnengedrongen, maar de poupée-Benoiton zwaait er den scepter. Houd voor de speelgoedwinkels stil en sta verstomd over de opgedrilde, houten dwergen met gearticuleerde ledematen, onbeschaamde, uitdagende houdingen, het hoedje chic op, en in het monumentale gewrocht gevat, hetwelk haar voor waarzegsters zou doen houden, uit wier rokken, gelijk wij er zoodanige gekend hebben, bij eene ligte aanraking tal van godspraken te voorschijn komen: het zijn dusgénaamde Benoitons. Leefden zij - en zij doen het bijna - dan zou l'air crâne zich eigen te maken en argot te koeteren, het doelwit haars levens zijn. Ja, de hedendaagsche pop is eene magt geworden, zij voert heerschappij over de harten en lusten der kleine voor het Bosch en de. avant-scène opgekweekte kastplantjes. De pop heeft hare garde-robe, haar écrin, hare étagère, hare verschillende toiletten: toilette de wagon, de bateau, de bain, de cheval, de traïneau, de chaise, de pêche, de soleil, de pluie, de brouillard, d'avalancheGa naar voetnoot2, hare | |
[pagina 126]
| |
marchande de mode, haar journal, haar théatre, haast eene ziel.... ik wil zeggen, haast eene long. Zij geeft een wezent-lijk mensch niets toe; hare behoeften en grillen hebben uit gestrekte verhoudingen aangenomen; zij wordt aangebeden, gekoesterd, bedorven, net als eene jeugdige schooneGa naar voetnoot1. Het is de eerste afgod, de eerste eeredienst der kleine, misschien hare eenige. Al de misslagen, omtrent hare vorming begaan, past zij op hare beurb weder op hare pop toe. Ach! het onsterfelijke vers van Legouvé, dat de vrouw rêve le nom de mère en bercant sa poupée, is geene waarheid meer. Voor het nufje is de pop niet meer haar kind, maar zij zelve, baar spiegel, haar beeld, hare toekomst. En zij zet het ding, het fetische, in postuur en bootst dan hare houding na, terwijl zij straks, in den tuin der Tuileriën touwtje springende of in het rijtuig naast hare mama, ter sluik hare studiën voortzet, niet alleen meer naar het gekleed, maar tevens naar het levend model. Arme kinderen, hoe wordt er met u omgesprongen! Hoe-vele vergrijpen te Parijs tegen den jeugdigen leeftijd; hoevele van die schepseltjes, die, men zou haast moeten zeggen, opzettelijk worden opgestoofd tot de droevige persoonlijkheid, die later weder op hare beurt, ten einde in de soort te blijven, hare smetstof verder over de maatschappij sprenkelt! Dikwijls zag ik er met medelijden de buttonboys van het Grand Hotel, opschietend onder ruwe koetsiers en vuile cornmissionnairs, op aan, een opgeofferd geslacht. De kleine Fanfan Benoiton, een kind van zeven jaren, heeft den leeftijd harer rol. Hoe ze haar zoo'n wezentje inpompen en voldoende leeren verstaan, als de insluimerende geest des kwaads niet een handje mede helpt, blijft mij een raadsel, want het meisje speelt voortreffelijk. Maar de indruk is akelig. Reeds dragen de trekken der populaire Camille - hare photographie is overal - de kenmerken van astrante onverschilligheid en kwajongensgeest, die het zich eigen maken en het overbrengen van gevoelens, als die het stuk haar in den mond legt, moeten opwekken. Reeds twee en twintig jaren geleden trok ik tegen die onverantwoordelijke kinder-exploitatie te velde. Toen echter gold het nog maar de vaude- | |
[pagina 127]
| |
ville-maatschappij van Scribe, de ontzenuwde dagen der régence. Ik sprak van broeikast-kunstenaars; ik zei: het is eene onzedelijke kostwinning, zij die zich toelegt d'étourdir de grelots l'esprit qui veut penser, maar het arme kind brengt zijne rente opGa naar voetnoot1. Doch nu is het oneindig erger. Reeds heeft Jules Favre er eenige maanden geleden in het corps législatif zijne stem tegen verheven. Vroeger was het mogelijk, dat het kind niet geheel begreep wat hij sprak en vertoonde; nu staat het tastbaar realisme het kneedbaar gemoed ter zijde. Plet kind wordt iets aan het verstand gebragt van geldkisten openbreken, van geschaakte jonge jufvrouwen, is tegenwoordig, bij de cynische behandeling van geldkwestiën, enz. en zijne natuur vat gaauwer dan men denkt wat dat alles beteekent en zet zijn geest gewillig open voor allerlei lage en vuige bartstogten. Maar het monster-machine heeft die bestanddeelen noodig. Zij moeten er aan, al worden zij ook zedelijk vermoord en hun beter deel vermorzeld. Intusschen past een kind van zeven jaren niet in de rol van Fanfan. Sardou heeft zich kennelijk vergist. Een kind met een rnirliton-stemmetje en dat nog moine wordt genoemd, doet nog niet wat Fanfan doet; het wandelt nog met zijne bonne, maar loopt nog niet met jongens langs de straat, houdt nog vooral geen poststempelbeursje. De taal is met de gestalte en de kleeding van het schaap dan ook onophoudelijk in tegenspraak. Maar de overige personen zijn ware typen. Hoe krijgen de spelers zich toch zoo? is de vraag, die ik gedurig niet kan bedwingen. Benoiton is de echte, rijk geworden burgerman. Zijn bekrompen geest, enkel op geldenaken afgericht, zijn onverwrikbare ernst, die als die van Pipelet het ongeloofelijkste voor waarheid slikt en ontoegankelijk is voor alle humour, is onbetaalbaar en zijn: Et la literie? door en door Molière. Veel hooger staat in zedelijke strekking het sedert pas een drietal weken in het Gymnase opgevoerde stuk: le Tourbillon. Vooreerst is het minder karikatuur, maar bovendien zal la familie Benoiton nooit een enkel mensch verbeteren, terwijl le Tourbillon zeer geschikt is een weldenkend jongman, die aan het hollen is geraakt, tot staan en inkeer te brengen. Waarom? Omdat het hem, zonder schijnbaar het zich ten doel te stellen, achter de schermen laat kijken, en de eenvoudige natuurlijk- | |
[pagina 128]
| |
heid der voorstelling hem tot de overtuiging moet leiden, dat dit alles wel stellig niet anders dan de ware waarheid is. De strekking is nagenoeg dezelfde als die van het dorre en nare stuk van Augier, la Contagion, waarvan ik bij de lezing reeds genoeg hadGa naar voetnoot1. Een smeerlap in al zijne walgelijkheid tot held te nemen en dit zonder eenig tegenwigt, kan er inderdaad, ook in naam der kunst, niet door. Daar wordt een braaf ingenieur door zijne omgeving in den roes gebragt. In le Tourbillon is het een naauwelijks twintigjarig jongeling, die te Parijs komt, om pleizier te hebben, en niet onnatuurlijk in handen valt, die hem niet lijken en hem exploiteren. Want als de bedwelmende beker, hetzij André, hetzij Luoien, hetzij, ach! hoevelen, wordt toegereikfc, is het nooit met prettige, kameraadschappelijke, maar altijd loensche en leelijke bedoelingen, dm namelijk de schapen van jongens - bedachten zij het maar! - te scheren, kaal naar huis te sturen, dupes en slachtoffers te maken. Gelukkig wordt Lucien in dit geval door een vriend zijner familie te regt gebragt en gered. Hoe is dit mogelijk? Omdat de das van dien vriend niet te stijf zit, die vriend geest en gevoel heeft en de wereld kent. Zeker zou de zedelijke waarde van le Tourbillon er bij hebben gewonnen en de persoon van Lucien de Saulve er belangrijker door zijn geworden en een edeler medelijden bij den toeschouwer hebben opgewekt, zoo hij met een wetenschappelijk doel den trein naar Parijs had genomen. Doch dit daargelaten, bevat het stuk eene schat van levenswijsheid. De typen zijn op de daad betrapt, uit de bestanddeel en der beste gezelschappen genomen, en de fijnste tinten worden er zoodanig in teruggegeven, dat de bewondering voor de volmaaktheid en de waarheid van een dergelijk spel uitdrukkingen mist; ja, men raakt er zoozeer door in de war, dat men er zich haast geene rekenschap van | |
[pagina 129]
| |
weet af te leggen, of men het fjeval in de comedie heeft zien geven clan wel in de wereld beleefd heeft. Het fumoir van Lucien, diens beminnelijke kalverachtigheid, het korte gesprek van den baron de Roquevaire met den chevalier d'industrie Melbourne zijn in onderscheidene opzichten onverbeterlijk, en als men daarbij bedenkt, dat voor Lucien de zoon van Berton speelt, een jongeling, die eerst voor een paar jaren, naauwelijks achttien jaren oud, optrad, inoet men dan niet tot de gevolgtrekking komen, dat de Franschman tooneelspeler geboren isGa naar voetnoot1? Over het algemeen is, niettegenstaande deze zeldzame uitzonderingen, het Fransche tooneel toch bezoedelend, ik zeg niet voor wat men is overeengekomen tot het gedrag en de goede zeden te behooren: dit zou - begrijp en verschoon mij! - nog zoo erg niet zijn, maar voor het karakter, de edele, verhevene, onbaatzuchtige beginselen van het gemoed. Het tast, hoewel beiden nog sterker het zedelijk dan het zinnelijk beginsel aan. Het speelt met de heiligste, eerbiedwekkendste, aandoenlijkste gewaarwordingen. Het doodt het geweten. Het verhardt, verstompt, vereelt en verstokt de fijne vezelen des gemoeds, zet het over alle bedenkingen heen, schroeit de traanklieren digt en roept een spotzieken lach op de kaken, die ongezond is en onnoozele vreemdelingen zoo als ik, die toch anders niet voor een klein geruchtje vervaard ben en bereid van tijd tot tijd de varkens welgevallig door het koorn te zien loopen, doet huiveren, gelijk bij de vertooning der opera-bouffe Barbe-Bleue van Offenbach het geval was. Wie kent niet het sombere drama van den vreeselijken Blaauwbaard, uit zijne Moeder de Gans? een verhaal, dat niet enkel kinderen met schrik bevangt en Shakespeare ontsnapt is, wiens tragische ader het eene spook- en reuzengestalte zou hebben doen aannemen. De zwarte, eenzame burg; in dien burg het zekere, raadselachtige kamertje; dan het bloedige sleuteltje; eindelijk de wachtende zuster op den trans; het geheele verhaal is immers eene aaneengeschakelde reeks van angstige nacht- | |
[pagina 130]
| |
merries. Eindelijk toch komt het ontwaken, de ontknooping; den onverlaat ontgaat geenszins zijne billijke straf. Laat u de vertelling, levendig en schilderachtig, nog eens in den schemer doen; zult gij dan niet, als ik u mededeel, dat van die zwarte gebeurtenis eene kakelbonte klucht gefabriekt is, verontwaardigd opspringen en dit een heiligschennis noemen. Het stuk, eigenlijk niets meer dan eene fantaisie à dormir debout, is de moeite niet waard in alle bijzonderheden te doen kennen, maar toch zijn enkele staaltjes er uit, als kenschetsende den fcegenwoordigen toestand van het Parijsche volkstooneel, niet onbelangrijk. - Wat Blaauwbaard toch wel met al zijne vrouwen mag uitvoeren? Vijf in drie jaren tijds! Want ik geloof, dat hij weder weduwenaar is.... wordt bij wijze van inleiding gevraagd. En inderdaad is dit ook zoo; hij is werkelijk weder weduwnaar. Toevallig is hij bij de krooning eener rosière tegenwoordig en besluit het deugdzame meisje tot zijne zesde vrouw te nemen. Ziehier hoe zich dit toedraagt! Blaauwbaard, een rijzige, prachtig gebouwde kerel, met indigo knevel en sik, en wien de wulpschheid de oogen uitstraalt, treedt op en zingt: Encore une, soldats, belle parmi les belles!
Pourquoi donc le destin les met-il sur mes pas,
Ces femmes qu'aussitôt des morts accidentelles
Arrachent de mes bras!
Meen echter niet, dat deze treurverzen, die men op de muziek van Niedermeyer zou kunnen zingen, ernst behelzen! De geheele rol is eene doorgaande scherts, een koddig, lichtzinnig en dwaas in het licht stellen van de bangste ooeenblikken des levens, een vrolijk rouwtje, maar, gelijk het geheele stuk door, de vrolijkheid van een slecht mensch, het tijdverdrijf van eeu bloeddorstigerr en harteloozen lichtmis. Getuige hetgeen onmiddellijk in vrij middelmatige rijmen volgt: Ma première femme est morte,
Et que le diable m'emporte,
Si j'ai jamais su comment!
La deuxième et Ia troisième,
Ainsi que la quatrième,
Je les pleure également.
La cinquième m'était chère,
| |
[pagina 131]
| |
Mais la semaine dernière,
A mon grand étonnement,
Sans aucun motif plausible,
Les trois Parques, c'est horrible!
L'ont cueillie en un moment.
Je suis Barbe-Bleue, o gué!
Jamais veuf ne fut plus gai.
Maintenant que j'ai dit comme
L'on m'appelle et l'on me nomme,
Chacun comprend à l'instant
Que mon unique pensee
Est de la voir remplacée,
Celle que j'adorais tant.
Entre nous, c'est chose faite;
La sixième est toute prête,
Mais je sais ce qui l'attend;
Je le sais et je crois même
Que déjà de la septième
Je m'occupe vaguement.
Je suis Barbe-Bleue, a gué!
Jamais veuf ne fut plus gai.
- C'est toi, zegt hij verder tot Popolani, zijn alchimist, astroloog en hof-gif menger - eene lieve betrekking - c'est toi qui te charges de procurer à mes épouses un sommeil bien-faisant qui ne finit jamais.
popolani.
Est-ce que vous ne rougissez pas?
barbe-bleue.
Non, je ne rougis pas, et je t'avouerai même que je trouve qu'il y a dans mon caractère quelque chose de poétique. Je n'aime pas une femme, j'aime toutes les femmes. C'est gentil, ça! En m'attachant exclusivement à une d'elles, je croirais faire injure aux autres. Ajoute à cela des scrupules qui ne me permettent pas de croire qu'il soit permis de prendre une femme autrement qu'en légitime mariage. Tout te paraîtra clair dans ma conduite; tu m'auras tout entier.
| |
[pagina 132]
| |
Nu krijgen wij de plegtigheid van de krooning. Blaauw-baard ontdekt BouJotte en zingt: C'est un Rubens!
Ce qu'on appelle une gaillarde,
Une robuste campagnarde,
Bien établie en tous les sens;
Elle n'a point ces mignardises
Qui m'ont fatigué des marquises.
C'est un Rubens!
C'est un Rubens!
Une grasse et forte luronne,
Qui, lorsqu'un amant la chiffonne
Se défend à grands coups de poing.
Elle est robuste, elle est naïve,
Sa grâce est quelque pen massive;
C'est un Rubens!
Daarna geeft hij de ingezetenen in volgend koepiet van zijne plannen kennis: Ecoutez, manants et vassaux!
Je vais faire une chose immense.
Grands principes, je vous devance!
J'inaugure les temps nouveaux.
Moi, noble et grand seigneur de race haute et fière,
Sire de Barbe-Bleue et de maints autres lieux,
J'entends que le palais s'unisse à, la chaumière;
Prince, j'épouse une bergère
A la barbe de mes aïeux.
Vervolgens zien wij hem in een volgend bedrijf de nieuwe Madame Barbe-Bleue aan het hof van koning Bobêche, een vreeselijk karikatuur, komen voorstellen. Daar aanschouwt hij's konings dochter, la prineesse Hermia; zij behaagt hem, en nu moet de arme Boulotte er dus aan. Het derde bedrijf stelt de werkplaats van Popolani voor. In de verte verheft zich een grafgesteente, te weten nissen in den muur, waarop te lezen staat: ci-gît Héloïse; ci-gît Rosalinde; ci-gît Eleonore; ci-gîf Blanche: ci-grit Isaure. Popolani houdt | |
[pagina 133]
| |
eene potsierlijke alleenspraak, waarin hij op den stichtelijken inval komt, of de oorzaak van de deugd ook la satiété zou kunnen wezen, en ontvangt daarna een bezoek van Barbe-Bleue. Wij laten het verdere van dit bedrijf, zooveel mogelijk bekort, om de aardigheid of liever onaardigheid, hier volgen.
barbe-bleue.
Va prépaver le plus rapide de tes poisons!
popolani.
Ah! Monseigneur!....
barbe-bleue.
Des observations! Je ne les tolèrerais pas, même si j'avais Ie temps de les écouter; mais ce temps, je ne l'ai pas; il faut qu'a minuit j'aie épousé la fille du roi Bobèche.
popolani.
A minuit?
barbe-bleue.
Minuit un quart au plus tard, et. il est dix heures et demie. Tu vois qu'il n'y a pas de temps à perdre.
popolani.
De plus en plus fort!
barbe-bleue.
Je ne dis pas le contraire, mais j'ai pour devise: toujours veuf et jamais veuf, et tu sais, quand on a une devise.... Le plus rapide de tes poisons! Obéis! Je suis excessivement pressé.
boulotte.
Ah ça, qu'est-ce que cela signifie? Cette campagne à dix heures du soir, cette promenade au galop à travers la tempête, les éclairs et tout le tremblement, votre silence, quand je vous demande ousque nous allons, cette tour et cet escalier dont vos hommes d'armes m'ont fait descendre les marches, cet escalier oùsqu'il y a un tas de rats. (Mouvement de Barbe-Bleue.) Ne dites pas non, je les ai sentis qui me couraient dans les jambes, pendant que je desoendais.
barbe-bleue.
Prenez garde, pauvre Boulotte!.... (Appuyant.) Ma sixième femme!
boulotte.
Qu'est-ce que ça veut dire, ça?
babbe-bleue, la prenant peur la main,
Savez-vous lire, madame?
| |
[pagina 134]
| |
boulotte.
Dame! quand les lettres sont groases.
barbe-bleue.
Lisez alors!
(Il la mène devant le mausolée.)
boutlotte, lisani les inseriptions.
Ci-gît Héloïse, de son vivant haute et puissante dame de Barbe-Bleue. (Avec effroi.) Allons-nous-en!
barbe-bleue.
Vous n'avez pas tout lu.
boulotte, lisant.
Ci-gît Rosalinde; ci-git Eléonore; ci-git..... Allons-nous-en! Allons-nous-en!
barbe-bleue, la reprenant par la main.
Lisez encore, madame! Ci-gît Blanche; ci-gît Isaure.... et au-dessous de ce dernier nom, que lisez-vous?
boulotte.
Il n'y a rien.
barbe-bleue.
Et bien! Demain ....
boulotte.
Demain?
barbe-bleue.
Demain vous pourrez y lire: oi-gît Boulotte.
boulotte, effrayée.
Allons-nous-en!
barbe-bleue, riant.
Vous en aller!.... Ah, ah!
boulotte.
Ne riez pas ainsi, vous me faites peur.
barbe-bleue.
Ah, vous comprenez alors, vous comprenez que vous allez mourir!
boulotte.
Mourir! Je ne veux pas.
barbe-bleue, gentiment,
C'est bêbête ce que vous dites-là. Je sais bien que vous ne vouleuz pas, mais....
| |
[pagina 135]
| |
En nu zingt het onschuldige boerinnetje deze, door de melodie geholpen, hartbrekende koepietjes: Une jeuness', mêm' la plus sage,
A toujours la quelqu' repentir.
J'en ai deux, pas davantage;
Y a-t-il de quoi me fair' mourir?
Pierre un beau jour parvint à, m' prendre
Un p'tit baiser, je d'vais crier,
J'en conviens, j'aurais du m' défendre,
Mais j' savais pas, c'était l' premier.
Le s'cond c'était l'coq du village,
Un enjôleur, mais croyez bien
Qu' s'il n' m'avait pas promis l' mariage
Il n'eut obtenu rien de rien.
Bref, je l'confess', faut pas êtr' fiere,
Quand on est en fac' de la mort;
Je fallais, pour que j' fuss' rosière,
Que la ros' fut tirée au sort!
barbe-bleue.
Pour cette cause
Ou pour autre chose
Il faut en finir,
Et tu vas mourir,
Par ce que j'aime
D'amour extreme
Enfant naïve aux blonds cheveux
Dont je prétends et dont je veux
Faire ma septième.
(barbe-bleue sort.)
boulotte, popolani.
boulotte.
Toi, tu ne me tueras pas.
popolani.
Si je ne vous tuais pas, il nous tuerait tous les deux. Vous n'y gagneriez rien, et moi, j'y perdrais beaucoup.
| |
[pagina 136]
| |
boulotte.
Mais c'est donc le démon.
popolani.
Non, ce n'est pas une mauvaise nature, c'est un homme qui a une manie.
boulotte.
Une manie? Gluelle manie?
popolani.
La manie de se remarier.
(Il lui présente Ie verre et la fiolé).
boulotte.
Ainsi, tu aurns le coeur?...
popolani.
De vous voir mourir? Ma foi, non! Aussi, voici ce que j'ai fait... Ecoutez, et tâchez de bien me comprendre. Voici un verre d'eau sucrée. Pas besoin de remuer, le sucre est fondu. Là, dans cette fiole, il y a du poison. Vous prendrez cette fiole, vous-même, et vous verserez dans le verre...
boulotte, comme hébêtée.
Moi?
popolani.
Oui, vous-même.
boulotte, de même.
Bien, bien!
popolani.
Et puis vous boirez.
boulotte, de même.
Oui, oui, je boirai.
popolani.
Moi, pendant ce temps-là, je tournerai le dos; je ne veux pas me mêler de tout ca. Vous avez compris?
boulotte.
Oui, oui!
popolani.
Nous y sommes cette fois?
boulotte.
Nous y sommes. (Popolani tourne le dos. Boulotle jette vivement ce qu'il y a dans la fiole et boit le verre d'eau sucrée.) Fait!
(Elle mei la fiole sur la table.)
| |
[pagina 137]
| |
popolani, se retournant.
Vous avez bu?
boulotte, ravie.
J'ai bu, (Riant.) mais pas fiole.
(Elle lui montre le verre vide.)
popolani, riant plus fort.
Elles y ont toutes été prises. Bécasse!
boulotte, interdite.
Comment?
popolani.
Vous n'avez pas deviné que c'était le verre d'eau sucrée qui était le poison?
boulotte, jetant un cri.
Ah!....
popolani, riant.
La fiole, ce n'était rien du tout.
boulotte, jetant un second cri.
Ah !... (Avec anxiété.) Alors ça y est?
popolani.
Sans doute! Est-ce que vous ne sentez pas?...
boulotte.
Si fait; ça commence.
(Elle meurt. Entre Barbe-Bleue par le fond.)
barbe-bleue.
Eh bien?
popolani.
C'est fini: elle est morte, la malheureuse.
barbe-bleue, tranquillement.
Je devrais avoir des remords,
Mais je n'en ai pas, et je sors,
En chantant ma chanson joyeuse:
En l'homme aux rapides amours verlaat het tooneelj luidkeels zingende: Amours nouvelles!
Changer de belles!
Changer tous les huit jours!
Quoi qu'on en dise,
C'est ma devise:
Amours,
Courtes amours!
| |
[pagina 138]
| |
Dit heet eerst luchtig omspringen met de meeste wederwaardigheden des levens! Toch zaten in die zaal honderde men-schen, die dat leven wel moesten kennen, van deszelfs treurigste, bloedendste zijden geproefd hebben, die geweend moesten hebben bij de baar hunner dierbaarsten, die eene echtvriendin ten grave hadden gebragt, bij wie, juist door de tegenstelling, de droevigste oogenblikken, het hartverscheurendst leed op de pijnlijkste wijze moest worden voor de verbeelding geroepenGa naar voetnoot1. Niettemin werd er geschaterd en in de handen geklapt, even als te Londen bij de medelijdenswaardige geestverwarringen van lord Dundreary, in wiens persoon de schrijver niets anders dan een dwazen aristocraat had willen aan de kaak stellen, doch die onder zijne behandeling en die van den tooneelspeler onwillekeurig een rampzalige krankzinnige en dus een jammerlijk pathologisch voorwerp geworden was, ongeschikt, inzonderheid uit een zedelijk oogpunt, voor alle kunstbedoelingGa naar voetnoot2. Er worden nog altijd lieden aangetroffen, die in de ontleding van's menschen gemoed en hartstogt, dramatisch ingekleed en door een bijzonder kunstvermogen beligchaamd - een afschuwelijk woord, dit in het voorbijgaan! - zonde zien. Voor dezulken zijn voorzeker stukken als Barbe-Bleue koorn op den molen, en gaarne schaar ik mij onder hunne vanen, daar de kunst, die wuft, onbedachtzaam en gevoelloos het op de verkrachting van 's menschen beter beginsel toelegt, een vergrijp begaat, dat mij door de ziel snijdt, waar geene verontschuldiging voor aan te voeren is en het onberispelijkste spel, de fraaiste schermen, de kunstigste toestellen, de geestigste muziek geene verzachtende omstandigheden aanbieden. Offenbach, dat vogeltje eeuwig zwanger van even degelijke als begrijpelijke en wegslepende melodiën, moest inderdaad zijne oorspronkelijke gaaf van de opgeruimdheid in noten uit te drukken en in deze gedrukte tijden onze beslommeringen voor eene wijl op den achtergrond te doen treden niet op deze wijze te grabbel gooijen. Orphée aux enfers was al wel. Eerbied | |
[pagina 139]
| |
voor de menschheid, voor de hooge poëzy, bid ik u! Blijf dichter en verschoon ons van dorre, afbrekende en hartverschroeijende parodiën, gelijk Barbe-Bleue en nog andere hansworsterijen! Spreek mij van uw eigen, zoetvloeijend en rooskleurig repertoire, Offenbach! Er loopt ook wel eens iets van Sint-Anna onder, maar dat echter niemands innerlijk bestaan deren zal, het dons van geene enkele wiek strijken, de geur uit geene enkele bloem jagen. Welk eene lieve zaal! Hoe gezellig en gemakkelijk is men in de Bouffes Parisiens gezeten, hoe schadeloos laat men er soms de lever schudden en welk een uitmuntende troep in zijne specialiteit. La chanson de maître For-tunio is, ik kan het niet anders zeggen, délicieux, en driedubbel is het de moeite waard het entrain van Madame Ugalde in het even onschuldige als bevallige operetje: les Bavards, te gaan toejuichen, waarin o.a. zeker liedje voorkomt, dat eene opschudding, eene geestdrift verwekte, die zich na het bis en het vallen van het gordijn in den nadreun van het gansche publiek openbaarde. De couloirs, het foyer, het peristyle herhaalden de wijs. Ze drong door de opene vensters en deuren, ze zweette de poriën der muren door, ze vulde weldra de rue Choiseuil.... Les malheureux! zuchtte nijdig een geleerd komponist, ils ont compris. - Maar gij met uwe liedjes, hoor ik mij, misschien wel door dezen laatste, toeduwen, gij bezoekt, schijnt wel, geene deftige schouwburgen. Zaagt gij in het geheel geene letterkundige stukken? Gunt ge ons, dat ick u daerop dien? Laat mij dan eerst mogen aanmerken, dat, sedert Beaumarchais gezegd heeft, dat alles op liedjes uitloopt en de regeringen er zich aan laten gelegen liggen, de lage muiltjes de pas hebben voor de hooge brozen. En die van liedjes spreekt heeft de vermaarde Teresa genoemd. Zij heeft een zomer- en een winterpaleis. Haar winterpaleis ligt op den boulevard Sebastopol; haar zomerpaleis, dat zij altijd veel te vroeg voor het saizoen betrekt, in de Ohamps-Elysées. Haar winterpaleis draagt den naam van Alcazar, omdat de zaal in Moorschen stijl gebouwd en uitgedost is, haar zomerpaleis van den weeromstuit insgelijks: Alcazar met de toevoeging, d'été. De zaal van het Alcazar boulevard Sebastopol is ruim en lang. Overal, boven en beneden, staan stoelen en tafeltjes. Het is er eivol met burgerlui en dubbelzinnig gezelschap. Een heer en eene dame treden om en om | |
[pagina 140]
| |
met een liedje voor. Ten negen ure, tegen dat zich Teresa zal doen hooren, komt alles bij digte drommen en met verdubbelde geestdrift aanzetten. Het wordt er dien ten gevolge niet uit te houden van benaauwdheid. Het gaz is bedwelmend, de zaal veel te sterk verlicht en de regie onduldbaar. Als Hollander zal het zeker zijn, dat ik de voorkeur aan den klapperman geef; misschien te Amsterdam aan de regie. Het zomer-Alcazar bestaat in een buitentuin, waarin een even schel verlicht tooneeltje. Stelt u eene vergroote poppenkast voor met heusche menschen; de toeluisterende menigte verliest zich in den zwarten nacht, door gazvlammen, op geregelde afstanden, gebroken. Een verkeerd gebruik is het, dat de entree vrij is, maar ieder daarentegen verpligt is iets te nuttigen. Hier te lande betaalt men in dergelijke inrichtingen aan de deur en heeft daarna voor zijn kaartje eenige consumptie voor niet. Dit is oneindig beter. Vooreerst is het pleizieriger voor den toeschouwer, wien het dan vrij staat iets te riemen of niet, doch ook wegens de moeijelijkheid van het controle. Het wachtwoord: il faut consumer, moet, dunkt mij, voorden vrij heidlieven den Parijzenaar een ondragelijk juk zijn. Maar.... l'entrée est libre! Somtijds hebben zelfs de garçons, als sommige gezelschappen wat lang naar hun zin bleven zitten, deze willen noodzaken op nieuw iets te bestellen. Gij zult en moet, tegen heug en meug! Dit ging echter niet aan; meïi wilde niet lastig gevallen worden en sprak van ongehoorde afzetterij. Tooneelen grepen tusschen de tafeltjes plaats, en thans mag men na eene enkele consumptie vertoeven zoo lang men verkiest. Maar blijven zitten is de boodschap. Wee, die zijne plaats verlaat! Dat Teresa in eene lage, wijduitstaande, rose japon, die slecht zit, karakter-liedjes zingt - want dit zijn hare liedjes allen en altijd of worden er door haar talent in herschapen, hetgeen zeggen wil, dat zij er hare persoonlijkheid in aflegt - vergeef ik haar maar half. Waarom kleedt de vrouw des volks zich als eene dame? waarom houdt zij er voor ieder liedje niet een afzonderlijk gewaad op na, dat met den aard van het liedje overeenstemt? Dit zou op de 140,000 francs, waarmede: rien n'est sacré pour un sapeur en c'est dans l' nez que ca m' démange, betaald worden, nog wel kunnen overschieten. Anders vergeef ik voor mij haar heel veel om hare kunst en haar talent. - Zijt gij dus, vraagt deze en gene meesrauilend, ook al door | |
[pagina 141]
| |
die Teresa ingepakt? wat is er dan toch, in 's hemels naam! aan die meid, dat heel Parijs, hoog en laag, haar sedert langer dan twee jaren naloopt, op de handen draagt, over het paard beurt? Zeker voerden uwe schreden u dagelijks naar het Alcazar? Neen, want Teresa werd verkouden, doch een enkel liedje van haar is genoeg geweest om mij onder de magt harer opvatting en uitvoering te brengen, een, zal ik het maar bekennen, regt gemeen liedje: de klagt van de verlatene meid van een koorddanser. Karakter, eene allerkrachtigste persoonlijkheid; eene oorspronkelijkheid, die eene figuur verwezenlijkt, welke in de Parijsche wereld leeft en te huis behoort, ziedaar het geheim van haren onverflaauwden opgang. Teresa is zeer na aan de bonnes filles van Béranger verwant. Zij is beurtelings zijne Jeannette: Fi des coquettes maniérées,
Fi des bégueules du grand ton!
Je préfère a ces mijaurées
Ma Jeannette, ma Jeanneton.
Tout son charme est dans la grâce;
Jamais rien ne l'einbarasse:
Elle est bonne et toujours rit.
Elle dit mainte sottise.
A parier jamais n'apprit,
Et cependant, quoi qu'ou dise,
Ma Jeannette a de l'esprit.
A table dans une fête,
Cette espiègle me tient tête
Pour les propos libertins.
Elle a la voix juste et pure,
Sait les plus joyeux refrains,
Quand je l'en prie, elle jure;
Elle boit de tous les vins.
Zijne Claire: Quelle est cette fille qui passe
D'un pied léger, d'un air riant?
Dans son sourire que de grâce,
De bonté dans son oeil brillant!
| |
[pagina 142]
| |
Le soir, près du mur que domine
Son toit, où la vigne a grimpé,
Par les sons d'une voix divine
De surprise on reste frappé.
On l'entend lire dès l'aurore
Sous les lilas de ce bosquet,
Où les fleurs hurnides encore
A sa main s'offrent par bouquet.
Zijne Lisette: Quoi! de la vertu de Lisette
Vous plaisantez, dames de cour!
Eh bien! d'accord: elle est grisette;
C'est de la noblesse en amour.
Le barreau, l'église et les armes
De ses yeux roins font très-grand cas.
Lise ne dit rien de vos charmes;
De sa vertu ne parlons pas.
Het genre van Teresa is leelijk, als ge wilt, maar leelijk met opzet en op zekere wijze: eene ruwe gratie, een fiksche galen, eene populaire desinvolfcure, eene gulle goedhartigheid, een loslaten van. welvoegelij kheid, dat er maar eventjes door kan, eene geestigheid, welke niets te ontzien heeft, omdat ze er geen besef van eigenwaarde op na behoeft te houden, ziedaar het wonder! Wat men in Teresa op waarde stelt is in één woord, om eene phrase aan Taine te ontleenen, le naturel, l'élan spontane des puissances lmmaines quelles qu'elles soient et sous quelque forme qu'elles se manifestent, sans hésitation, défaillance on réserveGa naar voetnoot1. Zong ze maar altijd koddige en geene liederlijke liedjes! Dit is de zware schaduwzijde. Iedere persoonlijkheid, iedere kunstuiting, hoe hoog ze in hare soort ook sta, die slechts, op zich zelve beschouwd, aannemelijk is, wordt onverdedigbaar, zoodra zij, in het maatschappelijk; raderwerk opgenomen, gelijk de zang van Teresa, verderfelijk werkt. Teresa heeft wat zij voortbrengt zelve gevonden en geschapen. Zij is het kind har er werken. Stellig is zij iets op zich | |
[pagina 143]
| |
zelf staands, uitstek ends, eenigs, geniaals en.... onvergefelijks. Beschouwt de kunstenaar haar als een vorm, waarin de tijdgeest zich openbaart, dan is zij een merkwaardig en beteeke-nisvol verschijnsel; vaneen zedelijk standpunt, moet hare kunst afkeer wekken en verdient onvoorwaardelijke veroordeeling. Zij gaat veel verder dan vroeger Déjazet; de dochter overtreft de moeder en zou deze ter verschooning kunnen toevoegen: - zoo voeddet gij mij op! Ongelukkig is het niet meer mogelijk anders dan uit de herinnering eene vergelijking tusschen beiden te treffen, want Déjazet is voor hare vroegere rollen te bejaard. Het duiveltje is verpligt hermieb te worden, al verliest de vos wel zijn haar, maar niet zijne streken. Ik zag haar in een weinig beduidend, maar aardig en, o wonder! onschuldig stuk, Garat, dat voor haar geschreven was en waarin zij dus de naamrol, die van den ingebeeld en en fattigen muscadin, vervulde. Maar o! zij is zoo stram; zij kan letterlijk niet meer; hare stem, hoe liefelijk zij ook nog neuriet, is niet meer dan een dun, ofschoon tamelijk verstaanbaar gezucht. Déjazet n'est plus qu'un souffle. Het is wezentlijk pijnlijk het kleine zeventigjarige wijfje te zien dansen en doen wat zij nog kan. Maar zij is op. Hare kracht is vervlogen, ses moyens reiken niet meer toe, en zij moet zich bedaarde rollen, rôles contenus, getroosten. Had het Parijsche volk minder kunstgevoel, was het minder aan de oude Déjazet gehecht en in staat de gevierde tooneelkunstenares te waar-dereu, de fijne, ondeugende, geslepene bedoelingen van haar onvergelijkelijk spel te vatten, haar zou de bijval zeker niet meer ten deel wezen, dien hare schim nog altijd ondervindt. En nu van de deftige schouwburgen gesproken! Sedert de ongelukkige zoogenaamde vrijheid van het tooneel, welke de ondergang der tooneelspeellcunst kan worden, is er geene sprake meer van deftige schouwburgen, en wat het letterkundig vermaak betreft, dat ik zocht, zij het mij vergund in het midden te brengen, dat ik eene voorstelling van Merope, van Esther, van le Lion amoureux en van On ne badine pas avec l'Amour, bijwoonde. Maar, ach! wat zal ik er van zeggen? Voor veertig jaren schreef Delavigne: Le théâtre avili marcae a sa décadenceGa naar voetnoot1. | |
[pagina 144]
| |
Is dit, helaas! thans maar al te waar, verzacht in théâtre français, is het vers in engeren zin, bepaald namelijk tot dat van de rue Richelieu en voornamelijk op het vertolken toegepast, duizendmaal aangehaald en tot het nageslacht - want voor Delavigne is het nageslacht reeds aangebroken - overgegaan. Maar voor ons, Hollanders, in ons vaderland niet bedorven, wordt het klassieke repertoire altijd goed genoeg voorgedragen; we begroeten ten minste altijd de oude school, de volmaaktheid van het ambacht, de zuivere en nette uitspraak, al moeten wij niet op buitengewone talenten, op gloed en oorspronkelijkheid rekenen. Maar voor de bedaagden dalen de schaduwen van den nacht. Ook ons, bij de gewoonte om wezentlijker toestanden geschilderd, en wezens, die ons meer van nabij raken dan Agamemnon en Jokaste, te zien strijden en lijden, schijnen de treurspelen van het dichterlijk driemanschap wel wat kaal, kinderachtig en heel conventioneel. In Merope b.v. bragten, op het oogenblik, dat Aegisthus door zijne moeder omgebragt zal worden, op het oogenblik derhalve, dat door eene vorstin eene der gruwelijkste, doch tevens plegtigste daden staat te worden gepleegd, waarvan het verzinsel in een tragisch brein kan oprijzen, droegen een paar zotte priesters, sacrifica-teurs, zegt het boekje, door niet meer dan twee even zotte gevolgd, een houten tuitelachtig altaartje, een trumeau style-empire, binnen, waarop geene kip zou kunnen gebraden worden,,k laat staan een volwassen Griekschu jongen. Er ging dan ook een meesmuilend geginnegap door den bak en de uitwerking der poëzy verloren. Merope zelve (Made Guyon) was wel niet middelmatig, maar haalde toch niet uit de rol. wat er in lag; verscheidene verzen werden ongebruikt gelaten; uitstekend was zij in geen geval. Polyphontes was niet kwaad, de ove-rigen zeer onbeteekenend. Esther werd met veel pracht van schermen, koren en verder personeel opgevoerd. Van de Ninevitische opgravingen was, ook in de kleeding, een verstandig gebruik gemaakt. In het vijfde bedrijf scheen de zonnige lucht krachtig door de statige, even krachtig geschilderde vijgenboomen. De koren van Cohen, bij afwisseling, soms gesproken, meest gezongen, waren te lang. Ze werden voorgedragen door de leerlingen van het conservatoire. Maar behalve dat bijna allen leelijk en onbehagelijk waren, kan ik niet zeggen, dat eene enkele stof tot de onderstelling gaf, dat zij het vervallende tooneel ooit zou opheffen. | |
[pagina 145]
| |
Ook waren zij allen zeer middelmatig, stijf, kinderachtig, zonder eenige warmte, s'échiuiffant a froid et se battant les flanos pour faire du lyrisme, en zelfs wel eens belagchelijk. Over het algemeen geen aanleg hoegenaamd. Allengs wordt ook de declamatie, gelijk alles, geheel werktuigelijk, wijdt men zich aan het tooneel zonder roeping en wordt men naar het toeval akteur, telegrafist of stroowerkster. Made Favart als Esther was nogtans allerliefst; eene buigzame, welluidende stem; gevoelvolle, geoefende voordragt, en die déclamation savante, waarvan de overlevering steeds in de rue Richelieu voortleeft. Zij werd door Maubaut als Mardoehée heel knap en waardig bijgestaan. Zijne tirade: Quoi! Lorsque vous voyez périr votre patrie, enz. vond verder dan bij de claque toejuiching. Maar de koning en Haman waren zeer weinig tragische figuren, die zonder toon-wisseling of begrip alleen maar verzen opsneden en beneden het geoorloofde zonken. Hieruit volgt, dat de eenheid van het thééïtre francais, des-zelfs aloude roem, onder die ongelijkheid van talent lijden moet. Dit bleek mij nog weder op nieuw bij eene voorstelling van le Lion amoureux van Ponsard. Waarom dan ook de hoofdrol aan Bressant opgedragen, die er niet op zijne plaats in is, en aan Madeleine Brohan, die nooit zoo uitmuntend is geweest als waarvoor de beoordeelende pers haar, misschien om hare schoonheid, heeft versleten? Plet springt in het oog, dat Ponsard zich ten doel heeft gesteld, in deze zijne nieuwe tudie naar Corneille door overmaat van kunst het onmogelijke aannemelijk te maken, de zamensmelting namelijk der partijschappen in Frankrijk, na de omwenteling, gesymboliseerd door eene oud-adellijke gravin en een generaal der sans-culottes, zoon van een kuiper, zich te zamen dooiden echt verbindende, door twee personen dus, die twee elkander afstootende maatschappelijke bestanddeelen vertegenwoordigen, op edele en onbaatzuchtige wijze nooit te verzoenen. Om tot die zegepraal der kunst te geraken en eenige aanvankelijke toenadering te bewerkstelligen, is het noodig, dat ook het spel een handje medehelpe, en daarom misschien, of het moest wezen ten einde te doen bespeuren, dat de marinezin de Maupas in Duitschland als meid in eene herberg gediend heeft, speelt Madeleine Brohan, die bovendien dik is geworden en niet meer de slanke Elmire van voorheen, de rol vrij wat minder hoog | |
[pagina 146]
| |
en gedistingueerd als ik ze mij had gedacht. Maar het stuk zelf is, als letterkundig voortbrengsel, een rijp, doorwrocht en degelijk geheel. De partij ten huize van Madame Tallien is meesterlijk behandeld. De vrouw des huizes heeft eene gemakkelijkheid van toon en van spel, die zich met den besten smaak vereenigen; alleen blijkt bij de vertooning de lange uitval van Humbert, die naauwelijks door de handigheid van het jeu muet der overige, acteurs gered wordt, uiterst onvoegzaam. Delaunay, een akteur uit de school van Firmin, speelt den jeugdigen graaf de Vaugris met eene zeldzame volmaaktheid, en, in weerwil van zijn onbehagelijken scheeven neus, met eene bevalligheid, waarvan men den indruk moet ondervonden hebben en de wedergade naauwelijks ergens zal worden aangetroffen. Men verhaalt, dat een legitimist, op reis van Weenen naar Londen, Parijs aandoende, zich aldaar een enkelen nacht heeft opgehouden, alleen ten einde het genot te smaken, Delaunay half fluisterend en sarrend, Humbert zijn: vive le roi! te hooren toevoegen. Hij kwam laat in zijn hotel, begaf zich terstond naar den schouwburg, woonde het laatste bedrijf nog bij en zette den volgenden morgen vroeg zijne reis voort. Eenige dagen later had ik de buitenkans Delaunay in eeue meer beteekenende rol terug te zien: te weten in die van Perdican, uit On ne badine pas avec l'Amour, eene fijne ontleding van het vrouwenhart en tegelijk een factum tegen kloosteropvoeding. On ne badine pas avec l'Amour is geen eigenlijk stuk, waarvan de opvoering dus door sommige ouderwetsche lieden kwalijk wordt genomen. Het valt voor in een onbestemd tijdperk en levert weinig of geene handeling, hetgeen maakt, dat het niet anders zienbaar en genietbaar is, dan gespeeld met de eeuige beganfdhecien, eigenschappen en eenheid - hier was eenheid in de hoogste mate - van het théâtre francais. Deze voorstelling mogt dus een zuiver letterkundig vermaak heetwi. Het groote publiek kon er, dunkt mij, niet alles aan hebben; alleen voor de ingewijden, voor hen, die in staat zijn zoo iets? te vatten, is zoo'n vertooning een eigenaardig onthaal. Zou ik pene aanmerking maken, het zou deze zijn, dat Made Favart, die op hare plaats in Esther was, die in het algemeen de jeugdige vrouwen, zoo als Gabrielle in Augiers stuk van dien naam, kan spelen, niet schoon, niet jong, niet maagdelijk genoeg is voor de rol van Camille en hare naïveteiten en minauderies weldra gevaar zullen beginnen | |
[pagina 147]
| |
te gaan loopen van buiten haar bereik te liggen en daardoor, ondanks haar groote talent, den lachlnst der minsttoegefelijke toeschouwers op te wekken. Zij is, verbeeld ik mij, bij gebrek aan iets geheel en al geschikts, tegenwoordig de voorname utilité en waagt zich daardoor wel eens buiten haar emplooi. Delannav is de ware man uit de echte oude school, en zoo heeft men er nog enkelen voor het hooge blijspel. Maar het treurspel worstelt met den dood. Onder die enkelen tellen wij gaarne Mirecour, die langen tijd de jeunes premiers speelde, nu echter tot de pères nobles gerekend is, en Samson, sociétaire en retraite, dien ik in de salie Scribe eene voordragt hoorde houdenGa naar voetnoot1. Daar hij over Rachel en de tooneelspeelkunst zou spreken, wil ik een en ander van wat hij zeide, mededeelen. Het zaaltje was gezellig en noodigde tot luisteren. In plaats van de bultige en harde matten stoeltjes, den witten muur, waarop men verpligt is te staren, en het dribbelende gazlicht, dat, vereenigd, in onze schamele Leidsche gehoorzaal, alle aandacht bant, zit men daar in een lekkeren armstoel gedoken en zijn de kwetsende gazlampen op half licht gedraaid, hetgeen den geest in zichzelven keert en de oplettendheid zou opwekken, indien zij al niet door de voordragt zelve geboeid werd. Het was aandoenlijk den grijzen Samson, den grooten leeraar van het conservatoire, den beroemden blijspeler, den niet onverdienstelijken dichter, hem, die Rachel de kunstgrepen, de overleveringen van haar vak zich heeft leeren eigen maken, te zien optreden, om hem over zijne doorluchtige leerling te hoo-ren spreken. Bij slot van rekening sprak hij toch weinig over haar. Zoo dikwijls echter als hij op Rachel kwam, stond hij, hoe kort dan ook, met de meeste liefde bij haar stil. De uren aan hare vorming besteed, waren zijne heures les plus sacrées geweest. Hij had telkens meer en meer verbaasd, étonné, | |
[pagina 148]
| |
surpris, ravi, gestaan over hare snelle vorderingen, over hare opvatting, hare justesse en précision. Zij betoonde veel ijver; evenwel kwam er een oogenblik, waarop have vorderingen staakten. Zij ging wel niet achteruit, maar zij bleef stationnaire. Pas op! waarschuwde ik, die toestand uaag niet voortduren. En zij begreep mij genoeg, om haar een en ander te kunnen zeggen, want zij was wel een kind, maar toch ernstig, sérieuse et, enfant. Haar vader, die haar altijd naar het conservatoire begeleidde, zag haar aan en sprak: - Je vous le disais bien! Au-dessus de nous, au grenier, où elle va étudier, il y a une corde oü elle se balance. - Welnu, antwoordde Samson, coupons la corde! - Et l'étude revint. Maar zij is toch niet zoo dadelijk met vlag en wimpel door het publiek ingehaald. Drie maanden lang, een benaauwde tijd, heeft zij getobd, waarlijk toch niet lang, heeft zij geworsteld tegen dë onverschilligheid der menigte; weldra echter is het gerucht van haren opgang de muren overgewipt. Het waren heerliike joûtes. La foule was inderdaad verschrikt door het wonderkind, uien de plus cuiïeux que ses premières représentations. J'ai encore présent ce spectacle, l'étonnement, les murmures, les frissonnements, les applaudissements, les cris enthousiastes. Wat het publiek het allereerst in haar opmerkte was de zuiverheid der dictie en intonatie; die deze niet bezit, staat gelijk met den schrijver, die zijne taal niet verstaat. Maar er moet toch iets nog bijkomen: de actie. De vereeuiging van. deze twee accomplish-ments; le débit et l'action, maakt de kunst van den tooneel-speler eigenlijk eerst volkomen. Ziehier het geheim der theorie van Rachel! Zij zocht allereerst den gewonen, gemeenzamen, alledaagschen, burgerlijken zin, die in de rhetorica en den stijl der hooge treurspel-poëzij verborgen lag. Dien zin gaf zij Tinfloxion la plus familiaire-ment triviale, mais cette infiexion, trouvée dans les carrefours, olie la divinisait et jetait de giands effets dans des phrases prises dans la nature. Dat dit de ware manier is, betoogde Samson door eenige voorbeelden en proeven, die meesterlijk uitvielen. Eerst met het vers: Comment en un plomb vil lor pur s'est-il changé!
daarna met: Où menez-vous ces enfants et ces femmes?
| |
[pagina 149]
| |
beiden uit Athalie, eerst opgezegd zoo als ieder het in het dagelijksche leven zou doen, daarna - et retenez bien la première gamme! - met nieuwsgierigheid, met belangstelling, met medelijden, met verteedering, eindelijk met het hartstog-telijkste, erhevenste en meest tragische gevoel; Die climax was buitengemeen schoon en kunstig. Zoo wordt de kikker Apollo. J'insiste, voegde hij er bij, sur le vulgarisme des tournures, mais le sentiment est grand, et le sentiment est tout. Si ce n'éstait pas naturel, ce ne serait pas poétique; le vulgaire on le poétise, et, sachez-le! la vulgarité et Femphase zijn verwanten. Ik behoef niet te doen opmerken, hoe schoon dit alles voorgedragen werd, in weerwil, dat de oude man zich somwijlen verried, o.a. door eens in eene aanhaling te blijven steken. Hij bedacht zich een oogenblik, begon te glimlagchen en zeide: - Voile ce que c'est que de vouloir faire le jeune homnae! - greep toen naar het boek, maar kon de plaats niet gaauw genoeg vinden. -Eh bien! passons à autre chose! besloot hij, en putte toen iets anders uit den schat zijner ervaring of herinnering. Van hare kindschheid af aan had Rachel une constitution delicate et frêle. Van daar, dat zij niet kalm was; zij had des contractions de muscles. Chaque fois après son impréca-lion de Camille elle éprouvait une attaque de nerfs. Hare vrienden vonden dit heel aardig; c'était la pythonisse, elle avait recu le sacre de l'évanouissement, en, hoewel het tooneel een heel gezond baantje is en de meeste akteurs oud worden, vonden zij het pikant haar een kort leven toe te schrijven. Talma daarentegen zag men na zijne fureurs d'Oreste langzaam oprijzen en zijne vrienden de handen drukken, terwijl zijn knecht hem een mantel omwierp. Rachel stierf op acht en dertigjarigen leeftijd. Le métier qu'elle faisait dans ses dernières années était tont simplement affreux. Toen zij hare laatste voorstellingen in België gaf, werd zij in een wagen getild en in een bijzonderen trein van de eene naar de andere stad vervoerd. Zij lag den geheelen dag op de canapé en was dan 's avonds even in staat op te treden. Rusland knakte haar mede, mais c'est aux Etats-Unis quelle s'est complètement détruifce. Eindelijk kwam zij te Cannes sterven. Het was voor de kunst en voor allen, die Rachel gekend hadden, een onherstelbaar verlies. De les, die zij heeft achtergelaten, is o.a. deze, dat het den kunstenaar | |
[pagina 150]
| |
niet vrij staat, zijne gezondheid te verwaarloozen. Om te kunneu spelen behoort deze volkomen goed te zijn, anders mist de stem hare volle kracht; alles moet van een leijen dakje gaan of de uitwerking faalt. Samson vlocht hier en daar tusschen zijne weinig voorgelezene, meestal geïmproviseerde voordragt verscheidene verzen in, die hij dan op de manier van Rachel opzei, niet, gelijk hij waarschuwde, ten einde hare effekten weder te geven, hetgeen trouwens reeds om zijn bekend, inzonderheid voor het treurspel hoogst ongunstig neusgeluid, onmogelijk zou zijn geweest, maar om hare methode, haren fijnen, smaak, haar goed begrip te doen gevoelen. Tigre altéré de sang qui me défends les larmes.
Zij hield achter sang even op en vervolgde op verteederden toon: qui me. défends les larmes. Heerlijk ontleedde Samson Camilles vervloeking. Na het eerste Rome, keerde Rachel zich om. Zij had geene uitdrukkingen voor hare geconcentreerde, gecomprimeerde woede. Zij zweeg, maar het was alsof men het in den afgrond haars gemoeds reeds hoorde weiken, bonzen en gonzen, even als een getergd wespennest voor het ter wrake uitvaart en zich op deszelfs verstoorder stort. Ieder reis, dat zij het woord op nieuw uitsprak, legde zij er eene andere bedoeling in. Rome enfin que je hais, parce qu'elle t'honore.
Met veel klem op parce que. Puis elle s'animait; elle cherchait; elle cherchait des malheurs à Rome; elle cherchait toujours, en onderwijl citeerde. Samson telkens, zeer gemeenzaam, zelfs humouristisch, de naast volgende verzen. Le cerveau de Camille travaillait à chercher, à trouver, à inventer des malheurs à Rome. Elle grandissait, grandissait toujours. Hare declamatie was langzaam en procédait par saccades, car plus notre coeur est gonflé, plus dans ses expressions de haine il est lent. Het wil er niet uit, het is eens soort van kramp. Que dis-je... en ce moment... le dernier qui nous reste,
Je me sens arrêté!... par un plaisir funente...
Plus je vous parle.. et plus... trop faible... que je suis...
Je cherche... à prolonger... le peril... que je fuis...
In deze verzen van Mithridates was hare aarzeling zeer tref- | |
[pagina 151]
| |
fend; maar als zij den koning aanzag en sprak: Je vous connais, elle avait une magnifique justesse d'inflexion, beaucoup de noblesse et de fermeté. In Polyeucte elle avait des nuances admirables; son jeu était continuellement contenu, elle était superbe de retenue. Maar toen Samson die rol was gaan verklaren, werd zijne stem eensklaps zoo zwak en verried zijne geheele voordragt zoodanig eene afmatting, dat ik alle moeite had hem te volgen en zijn kort besluit over de laatste levensjaren van Rachel en haren dood, waarvan ik reeds gewaagde en hij zich kennelijk afmaakte, redelijk te verstaan. De grijsaard had ook bijna twee uren achtereen gesproken en gedeclameerd. Doch was zijn einde flets, hoeveel geestigs en behartenswaardigs hadden wij van den bedreven tooneelspeler niet opgedaan, hoe menigen fijnen wenk niet in ons oor geknoopt! Enkele trekken slechts! Il faut que l'acteur, spreekt men, se croie le personnage. Erreur! Mais les opinions erronées ont le plus de succès. Het begrip van zijne rol waait den tooneelspeler, met het ophalen van het gordijn, niet aan. Il faut qu'il l'ait étudié, sérieusement, matériellement étudié. Repeteren, daar zit de knoop! en dan in le travail des acteurs en commun, tot dat alle mogelijke inflexions, intonations, nuances er muurvast inzitten, en dan zegt het publiek pas: - ils jouent d'inspiration, quelle aisance! Hij ging voort: - Je m'acharne beaucoup contre l'inspiration. L'enseignerait-on? Qu'on me donne l'adresse! Neen! de verrukking is eene gave der Muze en te gelijk eene vrucht van lange en ernstige studie. Eene andere aardige opmerking was deze: opdat hij de juiste intonatie nooit misse, is het onontbeerlijk, dat de akteur een goed gehoor, l'oreille juste, hebbe meer nog dan de zanger, want le comédien n'a pas de musique, il est compositeur lui-même. De spreker kwam ook tegen eene zekere overlevering op, de menschen namelijk, die b.v. zeggen: vous me devez le Néron de Racine. Ja, maar let er op, dat ieders persoonlijkheid er bij komt en dit maakt, dat zoo velen, als zij den Nero van Racine zullen spelen, hem zullen teruggeven, doorregen en getint met hunne eigene persoonlijkheid. Ook tegen het laffe terugroepen, eene koude geestdrift, die | |
[pagina 152]
| |
de spelers na het eindigen der voorstelling plegen te moeten ondergaan en inderdaad van den kant van het publiek meer een relletje dan eene hulde lijkt, liet Samson zich heel geestig, en bijtend uit. Waar de akteur, zeide hij nog, zich zorgvuldig voor te wachten hebbe, het is de vleitaal, de hofstoet, die hem gestadig omgeeft, de zoete en zoele, ontzenuwende, in bedriegelijken slaap wiegende dampkring, waarin hij ademt. On doit avoir un ami en qui on se confie, dont on suit les conseils pour se garantir contre les éloges du monde, qui vous dit toujours ce qu'il faut faire. Rachel heeft het voorregt gehad dien vriend in Samson te vinden. In weerwil van dit weinige en terwijl ik het meeste òf geheel verloren heb, òf slechts gebrekkig, onvolledig en ver flaauwd wedergegeven, is dit dorre geraamte toch altijd voldoende om ieder onbevooroordeelde te doen begrijpen, dat Holland geene eigenlijke tooneelkunstenaars bezit..... Doch ik laat het liever aan congressen en prijsvragen over, dit droevig punt weder eens te behandelen, renovare dolorem.
Hemelscheberg, Junij 1866. J. Kneppelhout. |
|