welligt bij hen, die den Minister minder van nabij kennen, het onbehagelijke vermoeden kunnen oprijzen, dat zijne goedkeuring de maatstaf behoort te zijn van hetgeen door officieren mag worden geschreven. Een ieder gevoelt, hoe bij zulk eene opvatting de lust tot schrijven bij militairen zou worden getemperd, zoo niet geheel uitgedoofd.
Het woord dus, heeft ons bij al 't overige zeer onaangenaam getroffen, in weêrwil, of welligt ten gevolge van de onmogelijkheid, waarin wij ons bevonden, om de conclusie met de praemisse in verband te brengen. Wanneer men opstellen niet vervolgt, wanneer men ze laat loopen, dan hecht men daaraan stilzwijgend zijne goedkeuring; men keurt ze althans niet af, en men kan en mag dat niet doen, omdat er geene redenen voor zijn. Wij begrijpen niet, dat men ze dus alles behalve goedkeurt.
Maar - nog eens - die goed- of afkeuring mag niet het criterium of het doel zijn van hetgeen militairen schrijven. Zal hun werk vruchten dragen, dan moeten zij schrijven wat hunne overtuiging hun in de pen geeft, en dan moet het hun vrijstaan om eerlijk en moedig hunne meening te zeggen. De Heer Knoop heeft dit, naar onze meening, steeds gedaan, en hij heeft het gedaan op eene waardige en wetenschappelijke wijze, zonder personen aan te randen, maar ook zonder personen te vleijen of te bewierooken. Het is daarom, dat wij ons verpligt achten, en geregtigd beschouwen, om, zelfs zonder zijne voorkennis of toestemming, de qualificatie te wraken, die op zijn werk is toegepast. Wij doen dat, niet alleen omdat het hem geldt, maar omdat het bij ons vaststaat, dat aan iederen militair dat regt moet zijn gewaarborgd. Wie de militaire vraagstukken op degelijke en grondige, op openhartige en kordate wijze behandelt, zonder persoonlijken strijd te voeren, blijft in ons oog een goed militair.
Werkt men op het gebied der wetenschap met de keurbenden der gedachten, in plaats van met de bataillons en escadrons, die men anders in slagorde weet te scharen, men blijft toch een strijder, die zijne krachten heeft toegewijd aan de zegepraal der zaak, die men de ware gelooft: het eenige onderscheid is, dat de ridder van het zwaard alsdan de ridder der gedachte wordt genoemd. De Minister van Oorlog behoeft niet te vreezen, dat men door zulk geschrijf een burger wordt, die geen krijgstucht kent.
Wij hebben de vraag van den Minister niet onbeantwoord