| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Amsterdam, 25 Junij 1862.
Terwijl de Duitsche ridders en jonkers in zeer juiste waardeering van eigen verdienste op hun wapenschild het beeld van een beer, wolf, jakhals of everzwijn voerden, hebben de Engelsche edellieden begrepen, dat zij geen beter leuze konden volgen dan 't woord dat op 't blazoen van elken Engelschen troonsopvolger prijkt: ‘ik dien.’
Met wat een mannelijke vasthoudendheid heeft die Engelsche aristocratie steeds den last van het staatswezen getorscht! Met wat een ontembare energie hebben die Lords steeds den moeijelijksten post in de algemeene zaak zich voorbehouden! Koelbloedig waar 't gold een moeijelijk besluit te nemen, veerkrachtig om te dulden waar de gevaren zich opéénstapelden en bovenal steeds voorwaards wijzend en schrijdend waar het volk om raad en leiding vroeg, hebben zij de geschiedenis van hun land tot hun eigen geschiedenis weten te maken: zijn zij als 't ware de levende archieven van het rijk geworden. Zal niet Lord Canning's naam leven, zoolang er van Britsch-Indië sprake is? Moede en uitgeput kwam hij voor eenige maanden terug' nadat hij het behoud van een onmetelijk rijk aan zijn vaderland had verzekerd: zware rouw over het verlies van zijn echtgenoote drukte hem neder, en thands luidt de doodklok van den toren der Westminsterabdij waar zijn grafsteê is bereid. En nu herinnert een ieder zich zijn deugden en beminnelijke hoedanigheden, beklaagt men zich dat men een zoo rustigen en krassen staatsdienaar heeft verloren, en weet men te verhalen hoe deze man, alleen te midden van een hem vijandige factie, den waren weg wist te wijzen, alléén de wilde wraakzucht
| |
| |
der Engelsche natie weerstond en een nieuwe orde van zaken wist voor te bereiden. Naast zijn vader George Canning rust thands de zoon: - en het door deze twee staatslieden zoo beroemde geslacht is met hem uitgestorven.
Intusschen leeft George Cannings beste leerling, de grijze Lord Palmerston, krachtiger dan ooit. In het parlement is eindelijk na veel aarzeling en toevens een groote slag tusschen de regeringspartij en de tories geleverd, en het is niet ondubbelzinnig aan wiens zijde de zege is verbleven. In ons vorig overzicht gaven wij de twee redenen op, waarom de tory-partij, hoewel krachtig genoeg om het bestaan van het kabinet Palmerston in gevaar te kunnen brengen, weerhouden werd een groote parlementaire campagne te beproeven. Vooreerst willen de tories de stille rust waarin de koningin sedert den dood van Prins Albert verkeert, niet te schielijk storen, en ten anderen begrijpen zij te goed, dat Lord Palmerston toch eigentlijk tegenwoordig de man van Engeland is. Daar is echter nog een derde omstandigheid, die elke krachtige haudeling der tories stuit. Zij is deze, dat zeer weinige tories tevreden zijn met de leiding van hun Chef in het lagerhuis, D'Israeli. Het meerendeel stelt juist den leider D'Israeli verantwoordelijk voor het verval der tory-partij. En voorzeker niet geheel ten onrechte. Niemand verdenke ons van aan de schitterende gaven en talenten van dien gevierden romanschrijver en staatsman onze hulde te weigeren. Maar hoe meer de vlucht der phantasie vleugelen heeft geleend aan zijn pijlsnel zich opvolgende, wondende sarkasmen, hoe meer een altijd zinrijke eombinatiegeest steeds nieuwe verwikkelingen aan zijn tegenstanders weet aan te bieden, - te meer slechts blijkt het, dat de eonservatieve partij in hem wel een avontuurlijk leider, een hartstochtelijk vrijbuiter heeft verkregen, maar dat zij niet in hem bezit het edele en fiere hoofd waarnaar zij steeds uitziet. En hoe kan het ook anders? D'Israeli is niet zoo als weleer een Lord Bentinck opgevoed in de
tradities, in de atmosfeer van oud-Engeland; de begrippen die hij thands met zoo veel ijver en vuur verdedigt, zijn niet de denkbeelden die hem van zijn jeugd af hebben gevoed: neen, het zijn gedachten die hij zelf veroverd heeft, die als 't ware zijn eigen werk zijn. En sedert hij - na vroeger beurtelings alle partijen te hebben gediend, - zich aan de tories heeft aangesloten, en door zijn talent weldra de eerste plaats onder hen innam, is er dan ook steeds een stille worsteling
| |
| |
tusschen de partij en 't hoofd, tusschen de conservatieven en den would-be cavalier. Nimmer heeft hij als 't ware wortelen kunnen schieten in den grond waarop hij zich plaatste: zijn kracht zit niet in het standpunt dat hij heeft ingenomen, maar in de ressources van zijn helder en scherp talent. ‘Waar staat gij op?’ vroeg een kiezer hem in een stormachtige meeting waar zijn mandaat moest worden hernieuwd, en het geestige antwoord teekent geheel zijn positie: ‘op mijn hoofd.’
Het was op den 1sten Junij, nadat D'Israeli reeds sedert geruimen tijd zijn aanvallen had gericht tegen het telkens verhoogde budget, dat een der meest geachte radicale leden, de heer Stansfeld, een motie voordroeg, waarbij werd uitgedrukt, dat het Huis van meening was, dat de nationale uitgaven konden worden verminderd zonder dat de zekerheid van 't land en zijn wettige invloed in de waagschaal werden gesteld. Verschillende amendementen werden op die motie door enkele onafhankelijke leden voorgesteld. Voor de tories lag nu de gelegenheid voor de hand om zich aan een dier moties aan te sluiten: en D'Israeli's blik helderde weder op, nu hij weder kans zag zijn oud plan te verwezenlijken, te weten om de radicale partij aan zijn zijde, onder zijn bevel te scharen. Lord Palmerston voorzag het gevaar en stelde ook van zijne zijde een amendement voor op de motie van Stansfeld, bij welk amendement de handen vrij werden gelaten. De tories vergaderden toen en besloten het volgende te doen: zich te verzetten tegen de moties van Stansfeld, maar bij monde van Walpole een nieuwe motie voor te dragen, in zulk een vorm vervat, dat de radicalen er zich mede zouden kunnen vereenigen, en op die wijze het kabinet Palmerston een nederlaag te bereiden: terzelfder tijd echter het voornemen te uiten van nog niet de regering te willen overnemen. Het was alleen een moreel echec dat zij aan dat gouvernement wilden bereiden.
Doch de tories rekenden buiten Lord Palmerston. Deze was vast besloten den kamp op dien voet niet aan te nemen. Geen voet voor voet verdedigen der positie zou baten; neen, een stouten aanval gewaagd, den stier bij de hoornen gevat, en zelf de wijze van strijdvoeren bepaald: dit was de tactiek van den ouden Lord. De zitting van den 3den Junij, waarin de motie Stansfeld zou voorkomen, brak aan. Doch voordat iemand opstond, vroeg Palmerston het woord, en zeide, dat de regering den kamp, die zou gevoerd worden, opvatte als
| |
| |
een questie van vertrouwen of niet, dat de oppositie wel moest weten wat zij deed, dat hij geen dubbelzinnige positie hem verleend dacht aan te nemen, dat hij ronduit een ja of neen voor zijn politiek vroeg, het aan zijn tegenstanders overlatende om zich te vermeiden in allerlei spitsvindige onderscheidingen, in questies van zelfstandige en bijvoegelijke naamwoorden. Hij vroeg voorts dat men onmiddellijk na de motie van Stansfeld zijn amendement in discussie zou brengen. - Aardig was het de déroute te zien die van alle zijden in het kamp der oppositie plaats had. De onafhankelijke leden trokken hun amendementen dadelijk in. Doch dubbel merkwaardig was de positie van het hoofd der tories, van D'Israeli. Met het hem eigene vuur besloot hij dadelijk den kamp, zooals hij door Palmerston was bepaald, aan te nemen. De gelegenheid was gunstig en op de stoute uitdaging paste een éclatante overwinning. Hij maakte zich gereed den handschoen op te rapen; reeds schreed hij voorwaards: - doch zie, de partij volgde niet, zij liet het hoofd alleen, en Walpole verklaarde, dat hij 't amendement der tory-partij introk. Toch was alles nog niet beslist. Had de oude Lord ook gezegevierd, D'Israeli zou hem zijn zege duur verkoopen, en in een der wildste en schitterendste redevoeringen, die ooit door hem zijn gehouden, scheurde hij geheel de politieke gedragslijn van zijn grooten tegenstander aan stukken, wierp hem verwijt op verwijt voor de voeten, spaarde niemand: radicalen en whigs en allen moesten het ondervinden en weten wat zij gedaan hadden, en ten laatste richtte hij de pijlen van zijn vernuft op zijn eigen partij: en de worsteling van heden vergelijkende met de wedrennen die morgen te Epsom zouden worden gehouden, wenschte hij iedereen met zijn renpaard
meer geluk toe, dan hij heden had gchad met zijn anders voortreffelijk prijspaard, den heer Walpole. - En Lord Palmerston..... Bij zijn groote overwinning kon hij de niet minder gewichtige zege voegen, dat de tory-partij vooreerst verdeeld was:
Tout cela, direz vous, sent la bonne fortune;
Vous ne vous êtes pas trompé.
Ook het Parlement te Berlijn heeft deze maand een zeer opmerkelijke zitting doorleefd. Zoodra het huis der afgevaardigden zich had geconstitueerd, was het eerste besluit dat genomen werd dit, dat men een adres aan den Koning zou richten over den toestand van het
| |
| |
land. De geest waarin dit adres zou worden opgesteld en de vorm waarin het zou worden vervat, waren natuurlijk de eerste punten waarop de partijen zich zouden splitsen. Sedert dat door de bemoeijing van den heer von Vincke de partij Gragow uit elkander was gesprongen, was het zwaartepunt der vergadering overgegaan in de Fortschrittspartei (135 leden sterk) en in de partij Bockum-Dolffs, welke laatste vrij geavanceerde liberale fractie aanzienlijk was versterkt door de toetreding van vele leden der vroegere Grabowpartij. De questie liep dus hoofdzakelijk daarover, of de Fortschrittspartei dan wel de partij Bockum-Dolffs het adres zou ontwerpen. De eerste partij koos tot haar ontwerper den heer Twesten, de laatste den afgevaardigde von Sybel. Beide ontwerpen nu kwamen daarin overeen, dat zij een geheel zelfstandig adres bedoelden, onafhankelijk van de van wege den koning voorgelezen troonrede. Maar terwijl het ontwerp van den heer Twesten alleen en uitsluitend over het optreden van het nieuwe ministerie en de daardoor in het land verwekte spanning sprak, wilde de heer von Sybel ook enkele regeringsmaatregelen en vooral de questie van Keur-Hessen bespreken. De Fortschrittspartei meende, en naar ons inzien te recht, dat thands alleen de binnenlandsche politiek van Pruissen mocht ter sprake komen. In de commissie, door de kamer benoemd om een ontwerpadres te vervaardigen, zegevierde de meening van de Fortschrittspartei, en een ontwerp in dien geest werd alzoo aan de Kamer aangeboden. - Ondertusschen had ook de heer von Vincke van zijne zijde een ontwerp in gereedheid gemaakt, dat niet minder sterk zich over het optreden van het nieuwe ministerie uitsprak, doch dat ingericht was als antwoord op de troonrede, en de verschillende punten daarin behandeld,
achtereenvolgens besprak.
Het debat over het adres in het huis der afgevaardigden duurde drie dagen. Over het algemeen getuigden de redevoeringen van den diepen ernst van 't oogenblik: men wilde den koning doen zien, dat het waarlijk niet de schuld van het volk was, zoo alle ontwikkeling thands gestremd was. Twesten en von Sybel verdedigden elk hun standpunt: de een op zijn rustige kalme wijze: de ander met dien gloed van overtuiging, waarvan zijn edele ziel vervuld is. Ook von Vincke nam het woord en verdedigde zijn project: hij schitterde weder als groot parlementair debater; - zijn snelle dialectiek, zijn gevatheid, zijn snijdend sarkasme maakten weder den gewonen indruk,
| |
| |
al moest hij thans duidelijk gevoelen, dat hij slechts een raderwerk en niet meer de spil van het huis was geworden. Deze spraken den eersten dag. De tweede dag was nog belangrijker. De helden der discussie waren toen de hoogleeraar Virchow en de heer Schulze-Delitzsch. De eerste wereldberoemde professor en een der leiders der Fortschrittspartei ontleedde op meesterlijk scherpzinnige wijze geheel de theorie der reactie. Hoe sneed die fijne deductie al die met zooveel sophisme opgebouwde theoriën doormidden! Alles werd door hem tot Stahl teruggevoerd: ‘Zoo als men vroeger vóór 1848 altijd phrases van Metternich gebruikte, zoo vond later Stahl de geijkte termen uit voor de recepten der reactionnaire partij. De zeventien redevoeringen van Stahl zijn de handbijbel voor die heeren. Daar vindt gij die tegenstelling tusschen koningschap en parlement uitgewerkt. Maar het paard der legitimiteit, 't welk de heer Stahl zoo lang heeft bereden, is een afgebeulde knol, dien de heeren Ministers rustig in zijn stal hadden moeten laten.
‘Want de tijden zijn voorbij, toen het gold voor het koningschap een nieuw ideël ligchaam zamen te lijmen uit oude joodsche en byzantijnsche herinneringen, die in het hoofd van Stahl dooreen waren geward.’ - Ook Schulze-Delitzsch hoorde het huis geruimen tijd spreken; den man wiens leven een aaneenschakeling is van lange vervolging door de conservatieve partij en rusteloozen arbeid om het lot der arbeidende klasse te verbeteren, is die volkstoon eigen, die tot het gemoed weet te dringen, die elk sieraad en elken litterairen nobelen vorm versmadend, onmiddellijk van het hart tot het hart spreekt. Men wordt zelfs warm bij het lezen zijner woorden. Het zijn geheel nuchtere practische dingen die hij vertelt, maar hij is ook een volkomen eenvoudig practisch man, zoo als hij zelf zegt: ‘ik heb nog niet de eer gehad tot een partij te behooren, waaruit ministers zijn voortgekomen.’ - Deze waren vooral de groote redenaars, wier spreken gewicht in de schaal legde. De derde dag liep de gang der discussie wel eenigzins verward; 42 sprekers namen deel aan 't debat, en nu en dan werd een amendement door een der partijen voorgesteld, dat te heftig de neigingen van de andere partij weersprak. Het resultaat was dan ook, dat het adres niet eenstemming, maar met 219 tegen 101 stemmen werd aangenomen. Doch dit getal moet niemand misleiden, want wat de algemeene strekking van het adres betreft, deze werd door bijna allen goedgekeurd. Zaturdag den 7den Junij werd het adres aan den koning aangeboden; - tegen
| |
| |
half vijf ure werd de commissie, bestaande uit 29 leden, in het slot toegelaten. Toen de koning de zaal, waar de commissie wachtte, binnentrad, boog de deputatie eerbiedig, en knikte de koning even met 't hoofd. De president Grabow trad eenige stappen naar voren en vroeg om verlof het adres te mogen voorlezen. De koning knikte toestemmend, en Grabow las nu voor: hoe het Pruissische volk niet was veranderd, hoe het altijd voor zijn koning trouw en liefde zou gevoelen, hoe de ministers geheel den zin der natie hadden miskend, de natie die slechts bouwde op het woord van den koning in November 1858 uitgesproken: ‘de wereld moet weten dat Pruissen overal bereid is het recht te behoeden.’ Doch de koning hoorde naauwelijks toe. Hoe warmer en inniger Grabow sprak, des te koeler bleef Wilhelm I. Van tijd tot tijd schudde hij ‘neen’ met 't hoofd, toen het adres van het verkorten der vrijheid van kiezen sprak. Toen Grabow had gedaan, las de koning een kort antwoord, waarin hij verklaarde het ééns te zijn met zijn ministerie, en verder de afgevaardigden aanried om niet enkele woorden, maar geheel het programma van November 1858 goed in 't hoofd te prenten. Daarop verliet hij kortaf de zaal, zonder dat Grabow hem het adres kon overgeven of de leden der commissie voorstellen. Het herinnert aan 't woord van Frederik den Groote aan Lafayette: eens terwijl deze te Potsdam zijn Amerikaansche vrijheidsideën ontwikkelde, zeide de koning tot hem: ‘Mijnheer, ik heb een jong mensch gekend, die na het bezoeken van landen waar vrijheid en gelijkheid heerschte, zich in het hoofd zette, dat alles in zijn eigen land in te voeren. Weetge wat er met hem gebeurde? - Neen, sire - Mijnheer, dus ging de koning droogjes voort, ik heb
hem laten ophangen.’ - Gelukkig heeft sinds die dagen de fransche revolutie plaats gehad.
Op de alleraardigste wijze is Pruissen door Keur-Hessen om den tuin geleid. Op het einde van Mei was de stand van zaken deze, dat Keur-Hessen, op raad van het overige Duitschland, aan Pruissen zoude toegeven, in zooverre de koning vorderde dat nieuwe ministers zouden optreden. Sinds dien tijd ging dan ook de keurvorst aan het zoeken. Het was een gewichtige zaak om in Keur-Hessen een minister van Buitenlandsche Zaken, een minister van Oorlog, een minister van Binnenlandsche Zaken, een minister van Justitie, een minister van Finantiën, kortom een geheel stel ministers te vinden. Zoo iets vorderde veel tijd en moeite. Telken dage berichtte
| |
| |
dan ook de telegraaf dat de zaak vorderde. Toen nu gedurende drie weken de toestand nog altijd dezelfde bleef, begon zelfs het geduld van Pruissen, dat anders onuitputtelijk is, te kort te schieten. De gemobiliseerde troepen werden dus een stap nader naar de grenzen gecommandeerd. Eindelijk brengt de telegraaf de blijde tijding dat er ministers gevonden zijn, namelijk de als liberaal bekende heeren generaal von Lostberg en Wigand. Den volgenden dag bleek het dat deze heeren ook een programma hadden ontworpen: alles ging dus voorwaarts, toen eensklaps de mare werd overgeseind dat de keurvorst gemeld programma met deze woorden had beschreven en teruggezonden: ‘Dienst-instructie van den keurvorst: deze nu echter is niet de knecht, maar de heer.’ Dit alles geschiedde tegen den 18den Junij. En de gemobiliseerde troepjes werden alweder een stap nader tot de grenzen gebracht. Zoo wachtte men drie dagen, toen plotseling den 21sten Junij de telegraaf de tijding bracht dat weder op nieuw een ministerie was gevormd onder leiding van den heer Dehn-Robfelser. Nu is er in gansch Keur-Hessen slechts één man dien men evenveel haat als den waardigen Hassenpflüg, en bij toeval is die eene man juist de heer Dehn-Robfelsen. De gemobiliseerde troepen kregen dus het bevel nu voor goed naar Kassel op te rukken. Doch voordat zij nog de grenzen hadden bereikt, brachten de nieuwsbladen het bericht dat de heer Dehn-Robfelsen en zijn collega's het voorbeeld van het Pruissische ministerie zouden gaan volgen. Dat zij wel is waar reactionnair waren, maar liberaal zouden regeren, en al dadelijk werd beloofd dat de grondwet van 1831 en de kieswet van 1849 zonden worden geproclameerd en dat de keurvorst op reis zou gaan, enz. enz.
En het eind van alles is, dat de gemobiliseerde troepen toch niet over de grenzen zouden kunnen trekken.
Terwijl dit alles in het gezegende Duitschland voorvalt, heeft de groote kerkvergadering te Rome plaats gehad; 21 kardinalen en 244 bisschoppen zijn uit alle oorden toegestroomd om tegen de beginselen, door de Italiaansche omwenteling op den voorgrond gezet, plechtig in naam der Catholieke kerk te protesteeren. De tijd der aloude conciliën scheen te herleven. De heilige Vader hield den 9den Junij zijn allocutie, waarbij nogmaals de geheele beweging en richting der moderne maatschappij aan de bitterste kritiek werd onderworpen. ‘Zij staan, o gruwel! aan den mensch een aangeboren
| |
| |
recht toe, volgens hetwelk hij vrijelijk over de godsdienst kan spreken en denken, en aan God die eer en die hulde kan toebrengen die hij naar zijn oordeel het best rekent.’ En het gevolg van dit alles is, dat de vermaningen des Heiligen Vaders niet worden geteld, ja dat men de wereldlijke macht aan den opvolger der apostelen wil ontnemen. ‘Daarom is het goed hen te weêrleggen en allen gezamentlijk te leeren, dat de wereldlijke macht bij den apostolischeu Zetel aan den hoogsten kerkvoogd is verleend bij een bijzonder besluit van de Goddelijke voorzienigheid.’ God zal dus zijn kerk weten te behoeden. ‘Houdt moed, eerwaarde Broeders, laat u niet ter nederslaan in deze tijden van verwarring en ongerechtigheid, vertrouwt op God, ..... bidt steeds om de tusschenkomst van de zeer heilige maagd Maria, moeder van God: zij heeft altijd alle ketterijen vernietigd.’ - En op deze wijze, niet lettende op de werkelijkheid der dingen, maar zich voedend en weidend in zelfgemaakte theoriën, bestreed de Paus het eene droombeeld na het andere, ontrolden de bitterste woorden in naauwelijks te weêrhouden vaart zijn mond; gaf hij zijn vloek aan de aarde, die zondige aarde, die waarschijnlijk wel haren gewonen gang zal gaan, even als de door de heilige Maagd vernietigde ketterijen. Hoe is het mogelijk dat zoo groot een verblinding Rome's hof bevangt! zoo oordeelen wij Protestanten. Meent men dan, even als in de middeleeuwen, ten minste de uiterlijke heerschappij over de gansche aarde te voeren? de stad der heerschappij, haar antwoord op de allocutie, zou reeds van zelf den Paus hebben moeten overtuigen dat de tijden grootelijks zijn veranderd. Als concilie dat een dogma moest vaststellen, konde of durfde zij zich
niet constitneeren; het werd een parlementaire Vergadering, die een adres van antwoord in gereedheid zou brengen. Nog meer: geen zelfstandige overtuiging konden of durfden zij uiten: alle stellingen die zij daarin overdroegen, prezen zij als zoovele waarheden, omdat de Paus ze had beaamd. ‘Uw stem heeft zich als de over geheel de aarde weerklinkende toonen van het priesterschap doen hooren, dat Rome's kerkvoogd door een bijzonder besluit van de Voorzienigheid een wereldlijke soevereiniteit bezit. Wij moeten dus het als een zeker feit aannemen dat hetgeen overal is, zoo ook die pracht aan den heiligen Stoel is beschreven, enz.’ Maar nu vragen wij op onze beurt, welke waarde zulk een uitgesproken overtuiging bezit: wanneer morgen de heilige Vader tot
| |
| |
een ander inzicht komt, moet dan niet noodzakelijk geheel de rij van bisschoppen in Europa volte-face maken en wederom de nieuwe woorden beamen? Wij begrijpen heel goed - de geschiedenis heeft het ons volkomen geleerd - dat de dienaars der heerschappij wel niet anders konden zeggen. Sinds ten gevolge van den invloed der Jezuïten, de Catholieke kerk een bepaald pauselijke kerk is geworden, is alle zelfstandigheid voor goed aan die kerk ontnomen. Maar de eerste Catholieken zullen toch wel moeten erkennen dat het vroeger anders is geweest. De middeleeuwen hebben andere conciliën gekend, die anders konden en durfden spreken. Daar zijn conciliën geweest die op eigen gezag zijn te zamen gekomen, vertegenwoordigende de Catholieke kerk van God; daar zijn conciliën geweest die den Paus hebben afgezet. Dit nu is wel zeer lang geleden, en het probleem is reeds in de vijftiende eeuw, toen het concilie te Pisa bijeenkwam, wel zeer ten voordeele van den Paus opgelost, maar de vraag blijft geoorloofd, of die oplossing de eenig goede en ware is geweest.
Men ontzegge echter niet alle gewicht aan deze demonstratie der kerkelijke partij. Voor ons is de beteekenis deze, dat de Paus en de bisschoppen van nu af aan alleen de bepaald ultramontaansche beginselen zullen huldigen: toen in het jaar 1849 in de nationale vergadering te Parijs de min of meer liberale partij, geleid door Thiers, Odillon-Barrot en anderen, de bezetting van Rome door Fransche troepen doordreef, werd als motief voor de handeling de later zoo dikwijls herhaalde antithese aangegeven: il faut qu'à Rome les deux pouvoirs soient réunis pour qu'ils soient séparés partout ailleurs. Men vleide zich met de hoop, dat als men éénmaal den Paus geheel meester van zijn doen en werken te Rome liet, hij de scheiding van kerk en staat overal elders zoude toestaan, met andere woorden, dat hij de begrippen der vrijheid hun betrekkelijk recht zoude gunnen. Dit nu was weder een van die halfheden, waardoor de Orleanisten hunne zaak in Frankrijk hebben verspeeld; doch nog velen waren er die zich als het ware met dat compromis verkwikten. De vergadering van den 10den Junij heeft op zeer krachtige wijze deze schijnheilige verklaring der Orleanisten aan flarden gescheurd. De scheiding van kerk en staat, waar zij ook wordt toegepast, is overal een der hoofdzonden van onzen tijd.
De Paus heeft overigens wel eenige oorzaak, de toekomst donker- | |
| |
der dan ooit in te zien: sinds generaal Goyon naar Parijs is teruggeroepen, is zijn plaats wel is waar door een ander, den generaal de Montebello, ingenomen, maar is tegelijkertijd het bezettingscontingent tot de helft verminderd. Dit is wel is waar slechts een wenk, doch een veelbeteekenende wenk. Ook het kabinet te Turijn blijkt waarlijk meester van het veld te zijn tegenover de woelende Mazzinistische fractie. Het parlement, dat den 3den Junij weder werd geopend, heeft Ratazzi zeer ondersteund, toen hij zijn bestrijding van Garibaldi ter goed- of afkeuring aan de kamers onderwierp: men spreekt er van, dat het Ratazzi gelukt zou zijn Ruslands erkenning van het koningrijk Italië te verwerven: en tegenover het adres der bisschoppen aan den Paus heeft de kamer een adres gericht aan den koning, waarbij het recht van Rome, om over zich zelve te beschikken, krachtig werd gehandhaafd. Het kon wel eens geschieden, dat het Pauselijk hof al zijn rechten thands optelt, zoo als wij onze jaren tellen, namelijk door ze achtereenvolgens te verliezen.
Onder de bisschoppen, die het adres aan den Paus hebben onderteekend - en waaronder wij ook de namen van den aartsbisschop van Utrecht en den bisschop van Haarlem lazen - troffen wij ook onderscheidene Amerikaansche kerkvoogden aan, bijv den aartsbisschop van York, van Boston, van Nieuw-Orleans, enz. Het schijnt dus dat de bittere strijd der Vereenigde Staten nog niet geheel en al hun hart inneemt, daar zij tijd en gelegenheid gevonden hebben zich naar Rome te begeven.
De strijd wordt overigens aldaar hoe langer hoe hardnekkiger. Het denkbeeld waarmede het Noorden zich blijkbaar had gevleid, dat namelijk bij 't voortdringen der Noordelijken in het Zuiden, weldra overal bondgenooten zouden worden gevonden, daar naar hunne voorstelling de afscheiding niet een daad van het volk, maar een manoeuvre van enkele partijhoofden was - blijkt valsch te zijn. Integendeel, de verbittering van het Zuiden tegen het Noorden wordt telken dage grooter: en de vraag rijst dus als van zelf op, of er mogelijkheid bestaat, dat deze twee deelen ooit weder één geheel zullen vormen. Voor ons is dan ook steeds de hoofdquaestie deze geweest: de vernietiging der slavernij. En het bloed voor deze zaak vergoten rekenen wij niet verspild, sinds het eenmaal de geheimzinnige wet hier op aarde schijnt te wezen, dat zonder bloedstorten het menschdom geen schrede kan vooruitgaan. Bedenkelijk zou het ons
| |
| |
zijn toegeschenen, als die schrikverwekkende slachting alléén tot doel zou gehad hebben, de herstelling der Unie. Zeer zeker is ook wat dit punt betreft het Noorden volkomen in zijn recht, en zoude Lincoln te-recht aller verachting op zich hebben geladen, wanneer hij zoo groot een rijk zonder slag of stoot uit elkander had laten springen: maar desniettemin blijft het een waarheid, dat het breede democratische beginsel, zoo als het in Noord-Amerika is verwerkelijkt, tot gevolg moet hebben, dat een deel der staten, wanneer het daartoe den wil heeft, zich afzonderlijk kan constitueeren. Dat ten minste moet wel in abstracto worden toegegeven. De politiek, die niet met abstracte regelen, maar met gegeven toestanden werkt, kan wel voor het oogenblik hun de kans zoeken te ontnemen om zoo iets te beproeven: maar of zulk een leus zooveel geld en zooveel bloed mag kosten, blijft te betwijfelen. De twijfel houdt op zoodra men de wezentlijke quaestie van den krijg, de slavernij, in 't oog houdt.
Dit schijnt ook Lincoln te hebben begrepen. Verrassend is dan ook voor velen de nieuwe weg dien de President insloeg. Op consequente wijze wordt thans overal de slavernij bestreden. Wanneer een generaal der Noordelijken heeft weten voort te drïngen, wordt tegelijkertijd een proclamatie uitgevaardigd, waarbij den houders van slaven wordt aangezegd zich van dat eigendom te ontdoen: en worden soms enkele dier maatregelen, zoo als die van generaal Hunter, gedesavoueerd, dan is het omdat men al te snel is te werk gegaan. Het sluiten van het tractaat met Engeland, waarbij aan dat Engeland het vroeger zoo hardnekkig geweigerde recht van visitatie der schepen, om te onderzoeken of zij soms slaven uit Africa overbrengen, - wordt verleend, bewijst wel dat het abolitionisme dag aan dag veld wint. Het tooneel is overigens deze maand niet zeer veranderd. Aan het westen is nu de Mississippi geheel in handen der Noordelijken, sinds ook de stad Memphis in hunne handen is gevallen: Nieuw Orleans bukt, hoewel knarsentandend, onder de ijzeren hand van generaal Butler, en dáár vooral bewijst de volksgeest, gesteund door de vrouwen, hoeveel haat het Zuiden aan het Noorden toedraagt. Aan het oosten bewegen zich de oorlogsmanoeuvres aan de rivier de James, waaraan Richmond is gelegen. Reeds zijn verscheidene gevechten aldaar geleverd: de vloot der noordelijken ondervond er reeds een echec bij het fort Darring, waarbij het opmerkelijk was, dat de Monitor weinig kon uitrichten tegen het vuur uit de forten: mede wer- | |
| |
den de noordelijken onder generaal Ranks teruggeslagen, zóó zelfs, dat Washington een oogenblik in gevaar kwam, doch een groote slag in de nabijheid van Richmond gaf weldra aan de Zuidelijken een gevoeligen slag. Zoo slingert aldaar
de kans heen en weder! -
Spreken wij nog over Frankrijk. De commissie uit het Wetgevend Ligchaam, benoemd tot onderzoek van het budget, heeft in het begin der maand Junij haar rapport ingediend. Vijf maanden heeft de conferentie van die commissie met het ministerie van Frankrijk geduurd, en het was tijd dat al dat werk ten einde liep, want den 27sten Junij moet de Kamer gesloten zijn. De beraadslagingen begonnen den 16den; men had dus volle tien dagen om het rapport der 5 maanden te behandelen en te beoordeelen. De discussiën zijn over het algemeen verre van onbelangrijk geweest. Wel is waar was in het begin Jules Favre niet aanwezig, maar de overige vier liberale afgevaardigden stonden weder kloek op hun post, al viel het niet te ontkennen dat zij eenigzins moedeloos zich betoonden, na al de schitterende en vruchtelooze welsprekendheid waarvan zij bij het behandelen van het adres blijken hadden gegeven. De immer gevatte Picard schoot weder al de pijlen van zijn vernuft op de met de zeer dikke huid der onverschilligheid bekleede vergadering, en sommige der clericalen, vooral Plichon, wisten waarlijk nieuwe en verrassende proeven mede te deelen van de onbegrensde achting die de keizerlijke regering voor de individueele opinies van haar tegenpartij gevoelt. Een enkele belasting door de commissie goedgekeurd, die op de rijtuigen, werd zelfs verworpen, al haastte zich ook de Kamer, zelve ontzet over deze roekeloosheid, een der volgende dagen de ietwat gewijzigde belasting aan te nemen. Maar de belangrijkste zitting was zeker de voorlaatste, toen Jules Favre, te Parijs teruggekomen, de regering interpelleerde over de expeditie naar Mexico. Want met die expeditie is het in de laatste weken al zeer zonderling geloopen. Sinds dat de Spaansche en Engelsche hulptroepen
waren vertrokken, daar het duidelijk bleek dat Frankrijk geheel andere bedoelingen had dan het vroeger had voorgegeven, was de generaal Lorencez aan het hoofd der kleine Fransche armee vooruitgetrokken, doch was bij Puebla voor de overmacht der Mexicanen bezweken. Dit voorval in het midden der maand Junij bekend geworden had wonderlijk op het gemoed der Franschen gewerkt. Al was de expeditie zelve uiterst impopulair
| |
| |
deze hoon moest gewroken worden, en de commissie voor het budget haastte zich dadelijk een crediet van 15 millioenen voor te stellen. Dat dit alles nu gegeven werd om het leger in Mexico te redden, en niet als een blijk van vertrouwen in de keizerlijke politiek, poogde Jules Favre op zijn gewone meesterlijke wijze te bewijzen. Doch vruchteloos. De Kamer liet zich niet wegslepen door den welsprekenden republikein, maar wel door den alles met rhetorischen gloed en handige omschrijving bedekkenden minister zonder portefeuille, den heer Billault. Deze betuigde het luide dat men met den president van Mexico, Juarez, niet onderhandelen kon, dat hij het hoofd eener factie, geen regering was, en dat de Franschen de Mexicanen in de gelegenheid wilden stellen om, zij 't door algemeen stemrecht, zich een regering te verzekeren.
Hoe dit alles met ernst is uitgesproken: nog meer, hoe dit alles met toejuiching is aangehoord, moge voor den lezer onbegrijpelijk zijn: hij trooste zich met de waarheid: qu'il y a des sottises bien habillées, comme il y a des sots bien vêtus.
H.P.G. Quack. |
|