| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Amsterdam, 25 Mei 1862.
Al heeft het voorjaar zich ditmaal nog zoo frisch getooid, al was het groen geuriger, de regen malscher dan het beste geheugen zich wist te herinneren, al tooverde de zon overal de schoonste kleuren, en was sinds jaren de roepstem tot het nieuwe leven in de natuur niet zoo duidelijk vernomen, toch heeft menig peinzend hoofd 't oog niet voor goed hoopvol kunnen opslaan, was er voor velen een al te scherpe tegenstelling tusschen het ontwaken der natuur en den zoo tragen en onverschilligen loop der staatkundige ontwikkeling. Is niet het einde van al deze dingen, dat de gansche tegenwoordige geschiedenis een verhaal wordt van droeve platheden? Wordt niet alles als 't ware ontgeestelijkt? De begrippen, waarmede vorige geslachten deze eindige wereld aan de sfeer der eeuwige ideën wisten te hechten, worden één voor één verbannen en verjaagd: de Catholieke kerk ziet haar symbool gehoond: het koningschap, tot nu toe half menschelijke half goddelijke instelling, moet overal dat laatste voorrecht als hersenschimmige aanmatiging opgeven: waar nog een enkel idee hier en daar zich schuil heeft gehouden, daar weet men door gedruisch van statistiek en reglement het te doen vlieden: neen, zoo een andere Augustinus thands zijn werk over den staat Gods zou willen schrijven, hij zou voor goed zijn taak moeten opgeven: onze eeuw heeft een naauwkeurige scheiding bewerkstelligd, en al wat nog herinnert aan dien civitas Dei van weleer, wordt met den voet getreden.
Kleingeloovigen, die aldus oordeelen! - Willen zij dan niet inzien, dat wel is waar de tegenwoordige tijden hard en moeijelijk zijn, maar dat toch ook een heerlijke roeping daaraan is beschoren? Heeft
| |
| |
dan de geheele geschiedenis het niet duidelijk genoeg bewezen, dat alle instellingen dezer aarde, dus ook de staten, oorspronkelijk zijn tot stand gekomen door een wijsheid hooger dan die der menschen, en hoe geheel onze levenstaak daarin bestaat, dat wij de schepping Gods overnemen, en veranderen in een eigen schepping der menschen: met andere woorden, dat wij het feit aannemen en tot een kunstwerk vervormen. En is daar wel waarlijk betooning van kracht en geest, is daar wel waarlijk geloof aan een zedelijke wereld-orde en bestuur, waar zoo bitter wordt geklaagd, nu het menschelijk geslacht meer en meer tracht zijn eigen staatsvormen en zijn eigen historie meester te worden?
Kwalijk ten minste verstaan zij de teekenen der tijden, die het gewicht van den tegenwoordigen tijd voor Pruissen miskennen.
In arren moede had de Koning de Kamer ontbonden, en bij aanschrijving van 19 Maart de nieuwe ministers bevolen tot een nieuwe verkiezing over te gaan, maar vooraf het volk voor te lichten, dat het hier gold de rechten der kroon te handhaven. ‘Deze mijne overtuiging - dus vervolgde de koning - is ook levendig in de harten mijner onderdanen, en het komt er slechts op aan, aan het volk mijne ware zienswijze omtrent zijn welzijn klaar en open bloot te leggen.’ De ministers togen dan ook aan het werk. Zij kondigden aan, dat de eerste handeling der verkiezing, het benoemen van kiezers, op den 28sten April zoude plaats hebben, terwijl de keuze van afgevaardigden op den 6den Mei zou volgen. Den tusschentijd maakten zij zich ten nutte, met circulaires aan onderhoorigen en ambtenaren te richten. De minister van binnenlandsche zaken, de heer von Jagow, opende de rij, en vaardigde een circulaire aan zijn ambtenaren uit, waarin hij hun te kennen gaf, dat thands aan het Pruissische volk het alternatief werd gesteld tusschen monarchie en democratie, en dat de koning hen diensvolgens opriep de democratie overal te bestrijden. De ministers van justitie, van oorlog, van finantiën, van eeredienst volgden, ook zij stelden programma's voor hun ondergeschikten op, en opmerkelijk vooral was de circulaire van den minister van oorlog door den heftigen toon tegen de mannen der Fortschrittspartij en hun ‘vermomde bondgenooten,’ te weten de Liberalen.
Men kan zich den ijver der Land- en Kreisrathen verbeelden bij het ontvangen dezer aanschrijvingen. De Pruissische ambtenaren waanden zich weder in den tijd van von Manteuffel. Waar de landweer bijeen werd geroepen, daar werd steeds een aanspraak gehouden in
| |
| |
den zin, dat men den schandvlek uit de Pruissische geschiedenis moest uitwisschen, en de majoor van Boehn uit Stendal liet zich daarbij ontvallen: ‘een hondsvod is hij, die dat niet doet.’ - En wat deed onder al die agitatie het volk? Het hield zich stil: het liet zich geduldig uitschelden en ging rustig zijn weg, niet achtend op al die onstuimige woede en drift van overheid en ambtenaren; in alle kiesdistrieten kwam het voorloopig bijeen en besloot bijna éénstemmig de leden van het ontbonden huis weder als afgevaardigden naar Berlijn te zenden. Ten volle begreep dat volk het gewichtige van het oogenblik, en manmoedig besloot het geen voetbreeds te wijken. Was het vroeger een zeker verwijt geweest, dat Pruissen als het ware bij geschenk liberaal was geworden, thands zou de natie toonen, dat zij den prijs wist te verdienen. En zonderling is het, hoe in gewichtige oogenblikken in Duitschland de stand der geleerden als op eens het initiatief neemt. Die duitsche professoren, die anders in hun zoo eng besloten kring zich zoo weinig mogelijk met de wezentlijke regering bemoeijen, om des te stouter een mogelijk denkbaren staat te constitueren, krijgen eensklaps een electrieken schok: een toornige vlam schittert op hnn gelaat, en zie, zij staan vooraan op de bres: - zoo ook thands: - het eerste protest tegen al die leugentaal in de circulaires ging uit van de academie. De heer von Mühler (vrolijker gedachtenisse) had als minister van onderwijs aan de hoogleeraren - als waren zij gewone ambtenaren - zijn circulaire gezonden, en weldra stond de academie te Berlijn op, en in een fier gesteld stuk wierp zij de zamenwerking met den minister van zich af. Bonn, Halle en de overige academies vereenigden zich met het protest van Berlijn: -
en het volk zag weder met trots en vertrouwen op zijn kloeke ridders van den geest.
Dus stonden de zaken, toen eensklaps de ministers vreemde en zonderlinge dingen gingen doen. Onverwachts namelijk werd in de tweede week van April een brief openbaar door den minister von der Heydt aan den minister van oorlog geschreven. In dien brief werd met evenveel warmte, als het meest geavanceerde lid der oppositie zou gedaan hebben, de meening bepleit, dat de minister von Roon van zijne plannen ter verhooging van het oorlogsbudget moest afzien: en alsof dit nog niet genoeg ware, zoo kondigde de minister van Financiën aan, dat hij voornemens was het budget gespecialiseerd aan den landdag voor te leggen. Zoo zou dan het ministerie gaan toegeven juist op die twee punten, waarover de strijd was ontstaan.
| |
| |
Hagens voordracht ter specialisering was de aanleiding geweest van het optreden der nieuwe ministers en van het ontbinden van het huis der afgevaardigden: en de questie der al of niet verhooging van 't oorlogsbudget was de questie, die op den bodem lag van geheel den onwil en het misverstand tusschen volk en koning: en nu zoude op beide deze punten het volk zijn wensch verkrijgen, en dat wel op aanraden van het reactionnaire ministerie: men begrijpt dat dit alles geschikt was om het meest conscientieuse volk in de war te helpen.
Doch het Pruissische volk was nu éénmaal niet meer te misleiden. Het lette niet meer op al die beloften en toezeggingen: het zou zich zelf wel weten te helpen, en had geen von der Heydt noodig, die beurtelings alle rollen reeds had gespeeld. Den 28sten April werden de kiezers allen in zeer liberalen geest benoemd, en den 6den Mei volgde de keuze der afgevaardigden. Het resultaat was, dat de conservatief-feodale partij in het huis 15 leden, dat de Polen en Ultramontanen 57 afgevaardigden te zamen hebben gekozen, en dat de overige 280 leden van het huis tot de groote liberale partij behooren. Bijkans al de liberale leden van het vorige huis zijn herkozen, en de geavanceerde fractiën hebben allen iets gewonnen. De fractie Bockum-Dolffs, het midden houdende tusschen de liberalen en den Fortschrittspartei, telt over de 80 leden, terwijl zij in het vorige huis slechts 50 leden sterk was. Geen der ministers is als afgevaardigde gekozen: zelfs von der Heydt heeft te Elberfeldt het onderspit gedolven: daarentegen is von Vincke weder lid van 't huis, en is te Berlijn de heftigste van al de oppositiemannen, de bekende Jacoby, tot afgevaardigde benoemd.
Op maandag den 19den Mei werd de landdag geopend, ditmaal door den president-minister, vorst von Hohenlohe-Ingelfingen, want de koning heeft zich in zijn toorn opgesloten. De openingsrede was geheel business-like: zij hield zich met de zaken van staat en niet met beginselen op: vermindering der belastingen, specialisering van het budget werd toegezegd: het sluiten van een handelstarief met Frankrijk werd herdacht, zelfs werden eenige besparingen in het leger beloofd: alleen hoopte men nu dat de landdag voor de zekerheid van het vaderland zou zorg dragen en geen inbreuk zou maken op de rechten der kroon. - Na deze rede is het huis zich gaan constitueeren, en terwijl het Heerenhuis tot president den Graaf Eberhard zu Stolberg-Wernigerode koos, benoemde het huis der afgevaardigden met 276 van de 288 stemmen tot voorzitter den president der vorige zitting, den heer Grabow. De afgevaardigden Behrend en von
| |
| |
Bockum-Dolffs werden mede tot vice-presidenten herkozen. Intusschen hebben ook de partijen gepoogd zich op dezelfde wijze te organiseren als op het tijdstip der ontbinding van den landdag. De weder-optreding van den heer von Vincke heeft echter deze zaak niet gemakkelijk gemaakt. Toen toch de meerderheid der liberalen zich weder als vroeger om den heer Grabow wilde scharen, deed von Vincke, die vroeger de leider der ministerieel-liberale partij was geweest, zijn invloed op eenige der leden van de fractie Grabow gelden, en stelde voor een scherpe afscheiding van de beginselen der Fortschrittspartei. De oude aristocraat was weder wakker geworden, en begeerde geen zamenwerking met die zoogenaamde volksvrienden: want von Vincke, men vergete het niet, is wel is waar liberaal, maar alleen zóólang als zijn trots als edelman niet wordt gekwetst, ongeveer op dezelfde wijze als Heine atheïst was: toen deze zag dat zijn opiniën door de helden van de naald en de schaar werden gedeeld, zwoer hij zijn kettersche beginselen af; zoo ook von Vincke; in 1848 was hij de leider der behoudspartij, en nu.... heeft hij al schielijk de eendracht onder de liberalen pogen te verbreken.
Terwijl dit alles voorviel, en Grabow met een krachtig woord de zitting opende, was er nog iets anders dat de aandacht van menig afgevaardigde bezig hield. De Minister van Buitenlandsche Zaken, graaf van Bernstorff, had, alsof de strijd in Pruissen zelf hem niet bepaald aanging, op eens de questie van Keur-Hessen gaan releveren. Men herinnert zich hoe wij de laatste maal op te ekenden, datOos tenrijk bereid was zich met Pruissen te gaan verstaan omtrent maatregelen, tegenover Keur-Hessen te nemen. Die maatregelen waren sedert dien tijd dringend noodzakelijk geworden. Want de Keurvorst had een uieuwe manier bedacht om eindelijk, na zoovele jaren zwoegens, een volgzame kamer zich te verschaffen. De kiezers namelijk mochten niet eerder tot een keuze overgaan voordat zij trouw aan de geoctroyeerde grondwet van 1860 hadden gezworen. Daar op deze wijze slechts eenige weinigen zouden kiezen, hoopte de Keurvorst zijn doel te bereiken. Doch de Kasselaars protesteerden en zonden een petitie in aan den Bond. De Bond had zich wel is waar nooit zeer ingenomen betoond met de wenschen van het Hessische volk, maar sinds Oostenrijk door von Schmerling op nieuwe banen was geleid, had ook de vergadering te Frankfort oude begrippen laten varen, en ze vereenigde zich dus met een voorstel van Pruissen en Oostenrijk, om den Keurvorst te nopen de grondwet van 1831 te
| |
| |
herstellen, Misschien zou op deze wijze de geheele zaak zijn afgeloopen, toen graaf Bernstorff begreep dat Pruissen meer direct de zaak moest bevorderen. Een al te schoone gelegenheid bood zich hier aan om te doen wat de Franschen noemen ‘enfoncer des portes onvertes’. Om zich dus het air te geven alsof de Keurvorst in deze zaak alleen voor Pruissen zwichtte, liet hij plotseling den generaal von Willisen naar den Keurvorst zenden, met een eigenhandigen brief van den Koning, waarin deze aanried om toe te geven. Men rekende echter buiten den Keurvorst: deze was wel bereid om voor den Bond, die hem zoolang had geholpen, te zwichten, maar bedankte iets ten gevalle van Pruissen te doen; hij weigerde dus den generaal von Willisen te ontvangen, en voor Pruissens Koning bleef thands niets over dan genoegdoening te vragen.
Pruissen echter pleegt wel den haan te spannen, maar durft hem daarom nog niet losdrukken. En de Keurvorst waehtte bedaard de komst der mobiel gemaakte legerkorpsen af.
Het overige Duitschland was blijde dat Pruissen met zijne gewone handigheid zich weder in een impasse heeft gewerkt, en Oostenrijk vooral, dat het sluiten van het Pruissisch-Fransche handelsverdrag met leede oogen heeft aangezien, kon zijn innig genoegen kwalijk verbergen over dezen stap van de regering aan de Spree. Het doet nu van zijn kant moeite om Keur-Hessen te overreden, Pruissens eergevoel niet langer te beleedigen. Keur-Hessen schijnt te willen toegeven, zoodat het kabinet te Weenen als overwinnaar uit den geheelen strijd treedt.
Intusschen is te Parijs weder alles tot de gewone kalmte teruggekeerd. De Senaat en het Wetgevend Ligchaam rusten beide uit na de ongewone levendigheid, die de debatten van het adres van antwoord aan den Keizer hebben gekenmerkt. Sinds dien tijd heeft de Senaat zich met petities bezig gehouden, terwijl het Wetgevend Ligchaam een commissie heeft benoemd om het budget te onderzoeken, welke commissie, na eenige maanden gewerkt te hebben, waarschijnlijk spoedig haar rapport zal indienen. De groote vraag voor die commissie is en blijft natuurlijk de eventuele vermindering van het leger: reeds heeft de Keizer in het begin van April eenige toezeggingen in dien geest gedaan, en voldaan over die beloften, heeft het Wetgevend Ligchaam in zijn vergadering van 29 April voorloopig het gewone jaarlijksche contingent van 100,000 man aan het leger toegestaan. Een der liberale afgevaardigden, de
| |
| |
Heer Hénon uit Lyon, vestigde bij die gelegenheid de aandacht der Kamer op het systeem der remplaçanten in het leger, zooals dat door den Keizer is ingevoerd. De keizerlijke regering namelijk levert zelve die personen aan degenen, die zich van de dienst wenschen te ontslaan, maar bepaalt dus ook zelve den prijs van ieder remplaçant. En nu betoogde Hénon, dat bij die waardeering de schromelijkste misbruiken plaats hadden, en vooral dat de prijs steeds stijgende was, zoodat een remplaçant, die voor eenige jaren 1800 francs kostte, thands 2500 francs gold. De Ministers hebben den Heer Hénon niet lastig gevallen met terechtwijzigingen, en hebben hem eenvoudig laten praten.
Napoleon III zelf ontvangt weder gasten. De Koning van Nederland was ook weder te Parijs. Verder werden de Japansche gezanten en de Onderkoning van Egypte opgewacht. Opmerking verdient onder dat alles de politick van Napoleon III, om zooveel mogelijk vertegenwoordigers van alle natiën en tongen om zich heen te zien. Hij schijnt het idee overgenomen te hebben van Anacharsis Clootz, den tolk van het menschelijk geslacht. Even als deze met zijn exemplaren van het species der menschen, met zijn aangekleede en verkleede Zweden, Spanjaards, Polen, Turken, Chaldaeën, Grieken, Mesopotamiërs enz. achter zijn hielen, in de nationale vergadering binnenstapte, zoo en niet anders vertoont zich soms aan ons oog de moderne Keizer der Franschen. De droom van Anacharsis Clootz is langzamerhand verwezenlijkt. In de Tuileriën klopt een warm hart voor le genre humain: niemand wordt vergeten: een ieder krijgt zijn beurt: en heden is het Mexico, dat tot de algemeene gelukzaligheid wordt ingeleid. Wel is waar is - om een phrase der republick te bezigen - de club van de vrienden van Mexico ontbonden, en hebben Engeland en Spanje zich reeds teruggetrokken, doch Napoleon geeft het denkbeeld om de Mexicanen met weldaden te overladen zoo schielijk niet op.
Binnen 's lands zijn het de gewone voorwerpen van 's Keizers zorg, de geestelijkheid en de drukpers, die van tijd tot tijd op den rechten weg zijn geholpen. De aartsbisschop van Toulouse, die in het begin van April de herinnering wilde vieren van de krachtige argumenten, waarmede het protestantisme aldaar voor drie eeuwen was weêrlegd en overwonnen, moest van dit voornemen afzien. De dagbladen hebben enkele terecht-wijzigingen ontvangen: de Charivari kreeg onder anderen een waarschuwing; Ganesco is voor goed
| |
| |
aan den Courier du Dimanche ontrukt, en Grandguillot heeft de theorie bedacht, dat ieder journalist, die een waarschuwing zich op den hals heeft gehaald, voortaan een man zonder eer is, wiens opmerkingen men zich niet behoeft aan te trekken. Deze voorvallen hebben de aandacht van Parijs eenige oogenblikken bezig gehouden. Meer indruk echter heeft een der mannen van de beurs weten te maken. Plotseling en zonder dat iemand er om dacht, is Mirès vrijgesproken. De haute finance kan het hoofd weder opheffen, de bladen beginnen zich weder met de bekende speculatiën en geldberekeningen te vullen, en zij het ook waar, dat zoowel de kerk als de beurs thands niet meer in de eerste plaats de beschermelingen des Keizers zijn, zeker is het toch ook, dat de Keizer nog altijd de waarde van het geld kent.
Ook de waarde van de Kerk? vraagt men wellicht, en het antwoord kan niet anders dan twijfelachtig wezen. De laatstverloopen maanden hebben het duidelijk genoeg weder bewezen, hoe dubbelzinnig een houding Napoleon III tegenover de Catholieke kerk aanneemt. Terwijl toch de bevelhebber der Fransche bezetting te Rome, de generaal de Goyon, het Pauselijk gezag op elke wijze moest trachten te handhaven tegenover de Italiaansche beweging, moest de Fransche gezant te Rome, de markies de la Valette, dien drang van Italië naar éénheid onder zijn hoede nemen. Nog nimmer had de Napoleontische politiek op één plek hare twee kanten zoo scherp vertoond. Men had de richting Goyon en de richting la Valette: en het scheen werkelijk van het toeval af te hangen, welke dezer twee zijden boven zou drijven. Na veel kantelens en wankelens heeft de richting la Valette het gewonnen. Alle bladen en brochures hebben behoorlijk hun lofflied laten hooren over deze groote zege: het cinde der dingen nadert: de generaal de Goyon is reeds teruggeroepen: reeds zit hij in den Senaat, om in die liberale vergadering de partij der Italiaansche eenheid te verdedigen: en ondertusschen blijft het Fransche leger de wacht te Rome betrekken, en blinken de Fransche baijonetten aan de boorden van den Tiber.
Doch het zijn niet alleen de Fransche Zouaven in hun veelkleurigen dos, die de straten van Rome levendigheid bijzetten: van alle kanten stroomen derwaarts zwarte lang-getabberde figuren; het is alsof men zich verplaatst zag in de eerste eeuwen van het Christendom, en van uit Engeland, van uit Nederland, van uit Frankrijk, van uit Duitschland, van uit Polen, trekken de geestelijken
| |
| |
allen naar Rome, om te spreken over het hooge gewicht der heiligverklaring van eenige martelaren in Japan. Intusschen is niemand dupe van deze geschiedenis, misschien niet eens de Japansche gezanten: en wij begrijpen waarlijk niet, waarom de Paus in deze voor ieder zoo duidelijke omstandigheden een voorwendsel te baat heeft genomen, in plaats van de volle waarheid uit te spreken. Wat natuurlijker, dan dat in deze oogenblikken, nu de wereldlijke macht gevaar loopt van te worden ontrukt aan het pausdom, de heilige vader al zijn geestelijken om zich heen schaart, ten einde van hen hetzij steun hetzij raad te vragen? Wat natuurlijker, dan dat de Paus hun allen de vraag voorlegt, of het raadzaam is, dat de Catholieke kerk zich blijft verzetten tegen elk der consequentiën van de Fransche revolutie? Wat natuurlijker, dan dat hij wil uitgemaakt hebben, of er sprake kan zijn van een verbond tusschen de Kerk en de moderne beschaving en vrijheid? Wij begrijpen het volkomen: de Paus is geen persoon, maar een beginsel: maar juist daarom zouden wij wenschen dat alles als onder den open hemel werd besloten en verklaard. Wij voor ons zouden wel wenschen te weten of de Paus nimmer berouw gevoelt van weleer de stellingen van een Montalembert, van een Lacordaire te hebben veroordeeld, en die van een Veuillot te hebben gehandhaafd: onwillekeurig dachten wij aan die zoo diep ingrijpende beslissing, waarin het keerpunt van de Catholicke kerk der XIXde eeuw heeft gelegen, toen wij de woorden van Laeordaire lazen, die hij op zijn sterfbed heeft ter neder geschreven: ‘nous n'avons pas été de ceux qui, après avoir demandé la liberté pour tous, la liberté civile, politique et religieuse, ont arboré le
drapeau de l'inquisition et de Philippe II, renié sans pudeur tout ce qu'ils ont écrit, outragé leurs anciens compagnons d'armes à cause de leur constance et de leur fidélité, dèshonoré l'Eglise, et qui aujourd'hui, malgré la leçon des événements, se drapent encore, dans leur chute, du mal qu'ils ont fait et de la honte dont ils sont couverts. Separés d'eux dès le premier jour, nous ne fumes jamais des leurs; à mon dernier souffle et dans mon tombeau, ce sera là un doux et pur souvenir.
In Italië heeft zich overigens het ministerie Ratazzi geconstitueerd: gedurende de maand April hadden eenige wijzigingen nog daarin plaats, totdat als minister van buitenlandsche zaken definitief optrad de generaal Durando, en tot ministers van justitie en onderwijs de heeren Conforti en Matteucci werden benoemd; de overige ministers
| |
| |
bleven op hun plaats. Nadat dit ministerie zich aan de kamers had vertoond, en Kalazzi de voor een Italiaanschen eersten minister onvermijdelijke circulaires had geschreven, waarin de gewone phrases over decentralisatie, over eenheid, enz. enz. werden gevonden, werd het parlement tot den 31sten Mei geprorogeerd. In dien tusschentijd zou de koning, op aanraden van zijn ministerie, een reis naar Napels ondernemen. Deze reis van Victor Emmanuel naar Napels is het groote politieke feit dezer laatste maanden in Italië geweest. Het valt niet te ontkennen, dat het gemakkelijker is geweest Napels te annexeren dan te organiseren. De groote talenten, die van uit Turijn derwaards vertrokken, hebben de één na den ander onverrichterzake terug moeten keeren, en het bleek óf dat de geheele éénheidsbeweging toch waarlijk in Napels geen wortels had gevat, óf dat de regering der Bourbons de meest demoraliserende was geweest ter wereld. De reis van Victor Emmanuel moest in zekeren zin beslissen, welk lid van dit dilemma de waarheid behelsde. Dat Engeland en Frankrijk niet geheel gerust waren, bleek uit de toezending van beider vloten, en uit het bezoek van prins Napoleon aan zijn schoonvader. Zoo de koning van Italië slechts koel was ontvangen door de onverbeterlijke Napolitanen, dan stond voor de toekomst het ergste te vreezen. Doch het tegendeel is geschied. Uit de meest onpartijdige berichten blijkt het, dat de koning door Napels met luide jubelkreten is ingehaald, en dat, zoo alles nog zeer weinig gevorderd is, dit vooral niet moet geweten worden aan den onwil van dat gedeelte van Italië. De koning kon zich dan ook niet weerhouden zijn vreugde over de goede ontvangst te uiten in een brief aan den
keizer Napoleon III, een brief die aan Europa slechts te duidelijk doet zien, in welke van hem afhankelijke positie de Fransche keizer Italië heeft gebracht. - Dat die afhankelijkheid, of wil men die sympathie van Italië voor Frankrijk in Ratazzi meer dan in Ricasoli een voorstander vindt, wordt door een ieder erkend. De laatste dagen hebben weder getoond, dat Ratazzi zoover mogelijk ter wille van Napoleon wil gaan. De tocht toch van Garibaldi door het noorden van Italië had op enkele punten tot gevaarlijke demonstraties aanleiding gegeven. Te Brescia en te Bergamo hadden zich den 15den Mei eenige jeugdige vrijwilligers vereenigd, om onder bevel van twee officieren uit het vroegere leger van Garibaldi in Tyrol te vallen. Dit onbezonnen waagstuk moest dadelijk worden gestuit en gestraft, en het Italiaansche ministerie heeft dan ook niet geaarzeld met de
| |
| |
meeste gestrengheid te werk te gaan en elke beweging te onderdrukken. De nationale vereenigingen der scherpschutters zijn in geheel Lombardije voorloopig gesuspendeerd, en overal zijn huiszoekingen gedaan bij de leiders der democratische gezelschappen. Het ministerie heeft zijn plicht volbracht en de partij van Garibaldi weet thands waaraan zij zich heeft te houden. - Want, hoe zeer Oostenrijk ook is gedaald, het is nog geen lichte zaak het aan te vallen. Het enthousiasme vermag veel, doch breekt tegen de muren van vestingen als de bekende vierhoek, en zwicht voor geraijeerde kanonnen: en al moge Manzoni het oog verrukt ten hemel slaan, nu hij Garibaldi heeft gezien, al moge ook de bisschop van Cremona hem zegenen, de Oostenrijkers voelen niets voor die ‘Schwärmereien’, en de bisschoppen zijn meestal niet op de hand van hun collega te Cremona.
Het is anders een schoon ideaal, wanneer de geestelijkheid de nobele passies van het volk weet te leiden. Met hoeveel ingenomenheid las niet ieder dien schoonen brief van den bisschop van Orleans, Mgr. Dupanloup, waarin hij de priesters van zijn diocese opwekt om voor de afschaffing van de slavernij in America te bidden. En dat zulk een opwekking in Frankrijk noodig is, bewijst de toon van de gouvernementele bladen, die allen zonder onderscheid thands de zaak van het Zuiden bepleiten. De overwinningen van het Noorden zijn dan ook verrassend en wel geschikt om het oordeel van enkelen in verwarring te brengen.
Vestigen wij eerst den blik op het Westen. Nadat de twee staten Kentucky en Tennessee voor de zaak van het Noorden waren beveiligd, bewogen de krijgsoperatiën zich aldaar langs twee wegen. Vooreerst moest de geheele rivier de Mississippi aan het Zuiden worden ontrukt, en voorts moest de strijd zoo mogelijk van uit de grensstaten in de eigentlijke staten van het Zuiden worden overgebracht. Wat de Mississippi betreft, zoo ligt in die rivier ten noorden, op de scheidslijn van Kentucky en Tennessee, het eilandje no. X, dat door de Zuidelijken was bezet, en t' welk de vloed ten noorden geheel dekt. De aanval werd daartegen gericht en na een allerhardnekkigsten strijd werd dat eilandje voor het Noorden gewonnen. Een maand later werd deze overwinning als het ware geheel en al volledig gemaakt door de inbezituame van Nieuw-Orleans, de groote stad aan den zuidelijken mond der Mississippi. De zeemacht van het Noorden vertoonde zich voor die stad van het Zuiden, en zonder slag of stoot gaf zij zich over. De katoen die nog binnen
| |
| |
de magazijnen lag, werd eerst door de Zuidelijken verbrand, en toen gaf de mayor de sleutels der stad onder een fier protest aan zijn vijand. Op deze wijze was geheel de Mississippi van het noorden tot het zuiden ter beschikking van de Noordelijken. Maar om voor goed den strijd uit de grensstaten te leiden, daarvoor was het allereerst noodzakelijk in de staten van het Zuiden zelve te dringen. Deze taak was beschoren aan de legers die Nashville hadden bezet. Deze waren de grenzen reeds overgetrokken en bewogen zich op de grenslijn van de staten Alabama en Mississippi. Gekomen op de hoogte van het vlek Corynth, namen de Zuidelijken de gelegenheid te baat, toen het vijandelijke leger de rivier de Tennessee overtrok, om een wanhopenden aanval tegen die troepen te wagen. De generaals Johnstone, Bragg, Polk en zelfs Beauregard hadden zich daartoe vereenigd. En een oogenblik scheen het alsof de kans hun gunstig was, doch in den nacht na den veldslag, en toen nog niets was beslist, kwam ter versterking der Noordelijken de generaal Buell, en terwijl het leger den overtocht over de rivier kon bewerkstelligen, werd het zuidelijke leger geheel geslagen. Dus is aan het Westen de positie.
Ten Oosten zijn de krijgsoperatiën niet minder belangrijk geweest. De aandacht werd het allereerst getrokken door een wonderlijken zeeslag ten Westen van Virginia, in den zeeboezem die door de rivier de James wordt gevormd. Geheel Europa heeft met angstige spanning nagegaan de woedende worsteling tusschen den Merrimac en den Monitor. Het was alsof elk schot, dat het zonderlinge ijzeren zeekasteel der Noordelijken tegen het gepantserde schip de Merrimac der Zuidelijken richtte, het hart van 't zeevarend Europa trof. De doffe dreuning van de regelmatig zich opvolgende kanonschoten scheen aan te kondigen, dat de houten schepen misschien binnen weinigen tijd tot het verleden zouden behooren. - Terzelfder tijd had de groote retraite der zuidelijken van uit hun verschansingen aan den Potomae plaats. Die terugtocht werd uitnemend uitgevoerd, doch was waarlijk geen overwinning. Sinds dien tijd heeft zich het krijgstooneel bepaald binnen de ruimte tusschen de rivieren de York en de James, die eenigzins paralel naar den Oceaan toeloopen. De Yorkrivier met haar stad Yorktown is voor de zuidelijken verloren, en thands is geheel de aanval der noordelijken gericht tegen de rivier de James, waaraan de hoofdstad der zuidelijken, Richmond, gelegen is Norfolk, het maritieme arsenaal der zuidelijken, van waaruit de Merrimac zijn hel- | |
| |
dendaden verrichtte, is reeds verlaten, de Merrimac zelf vernietigd, en voortdurend vordert de zeer voorzichtige Mac-Clellan.
Middelerwijl heeft Lincoln zijn politieke maatregelen betreffende eene eventuele opheffing der slavernij voortgezet. Het voorstel om geldmiddelen te verschaffen aan iederen staat, die zou verkiezen om de slaven in zijn gebied achtereenvolgens vrij te koopen, werd gevolgd door een voorstel om de slavernij in Columbia af te schaffen. Let men er op, dat Columbia het district is, waar Washington in is gelegen, en welk district onmiddellijk door de Vereenigde Staten wordt geadministreerd, zonder afhankelijk te zijn van den staat, waarin het ligt, dan begrijpt men hoe deze maatregel te kennen geeft, dat het gouvernement aan de afzonderlijke staten den weg wil wijzen hoe zij de zaak moeten aangrijpen. Het is dus niet het aantal vrijgemaakte slaven, dat 3 à 4000 bedraagt, 't welk den maatregel zoo belangrijk maakt, maar veeleer de omstandigheid, dat de politiek van Lincoln open en duidelijk hier haar voornemen openbaart. Het congres nam het voorstel van den president aan, en blijkens de jongst ontvangen berichten is het verder gegaan, en heeft het de slavernij voor goed in al de territoriën afgeschaft. De territoriën toch zijn even als Columbia in die positie, dat zij direct van het congres afhangen, en het een is dus een noodzakelijk gevolg van het ander: doch de consequentie is te prijzen, die het eenmaal opgevatte goede besluit nu ook ten uitvoer weet te brengen.
Engeland hoopt na deze belangrijke overwinningen van het Noorden nu weldra het katoen te zien aankomen, en het gouvernement van Lincoln beijvert zich dan ook om enkele havens te openen.
In Engeland zelf rust overigens gedurende de laatste weken de politiek. Wel is waar houdt het Parlement voortdurend zittingen en is de tory-oppositie krachtig genoeg om het bestaan van het kabinet Palmerston telkens in gevaar te kunnen brengen, doch twee omstandigheden oefenen haar macht uit en beletten voor 't oogenblik groote parlementaire campagnes. Vooreerst heeft Harer Majesteits trouwe oppositie den uitnemenden taet om, bij den grooten rouw van Victoria over haar gemaal, haar geen nieuwe personen als ministers te willen opdringen: en ten andere begrijpen de tories te wel dat Lord Palmerston toch eigenlijk tegenwoordig de man van Engeland is. Twee malen hebben zich in al dien tijd slechts merkwaardige debatten voorgedaan. In April, toen Lord Palmerston nog eens met al het vuur van zijn welsprekendheid voor de zaak van Italië
| |
| |
in de bres sprong, en ten anderen op den 8sten Mei, toen Disraeli de geheele politiek van Palmerston, zijn houding tegenover Frankrijk, tegenover Amerika, Italie, en zijn ontzettende geldverkwistingen de revue liet passeren. Het kostte echter Palmerston weinig moeite om de overigens schitterende redevoering van Disraeli te weêrleggen, en het Parlement vond het uitstekend, dat Lord Palmerston niets van ontwapening wilde hooren. Geen ontwapening! - en nog zoo even heeft Cobden klaar als de dag bewezen, dat Frankrijk Engelands beste vriend is; dat Napoleon III, na het geluk van Frankrijk, nog slechts één gedachte heeft, het genoegen van Engeland! - Cobden is dan ook bijna gereed zich weder te voegen bij Disraeli; deze laatste laat zich niet wachten, doch Lord Derby blijft zich bedenken.
De wereldtentoonstelling is in Mei te Londen geopend. Weder kan men zien hoe al de volkeren dezer aarde arbeiden in het zweet huns aanzijns, doch hoe ook een hoogere gedachte hen onder dat werken bezielt.
Vergeten wij niet te melden dat de opstand in Griekeland is gedempt, en dat Koning Leopold van België, naauwelijks van een zware zickte hersteld, al zijn slimheid en gevatheid noodig zal hebben om de wederspannige Antwerpers in 't gareel terug te brengen.
H.P.G. QUACK. |
|