| |
| |
| |
Bibliographisch album.
Verslag van den handel, de scheepvaart en de nijverheid van Amsterdam, over 1861. Opgemaakt door de Kamer van Koophandel en Fabrieken aldaar.
Jaren lang hebben velen hier te lande van de Hooge Regering verzocht, dat de rapporten der Nederlandsche Consuls in het buitenland bij ons op dezelfde wijze in het licht mogten verschijnen als sedert 1856 (jaren 1839/1855) in België geschiedt, maar tot nog toe steeds te vergeefs. De Regering had altijd allerlei uitvlugten en zoogenaamde redenen om aan dat verzoek niet te voldoen. Daaronder bekleedde natuurlijk het bezwaar van de onkosten aan zulk eene uitgave verbonden, eene ruime plaats. 't Is die zuinigheid, die de wijsheid bedriegt, want gedrukt worden de rapporten toch, maar in de Staats-Courant, een blad dat ambtenaren en aannemers en allen die op deze of gene benoeming of op een lintje vlassen - gelukkig land, dat zoo vele uitstekende mannen bevat, dat drie Ordes noodig zijn om hen te onderscheiden! - met graagte misschien zelfs lezen, maar dat bij verreweg de meesten van hen die in de consulaire berigten belang stellen, naauwelijks meer dan bij name bekend is. Met zulk eene uitgave mist men dus het doel geheel, maar daarenboven houdt men daardoor ook die berigten zelve op het oude peil van middelmatigheid. Immers, wie zal als consul veel werk maken van het verslag, dat zijne Regering van hem eischt, als hij weet, dat deze zijne mededeelingen eenvoudig zendt aan de Kamers van Koophandel en ze verder begraaft in een weinig gelezen blad, waarvan de weinige lezers dan nog wel juist niet behooren tot hen, voor wie die rapporten het belangrijkst zijn? Maar 't is onkunde die eene uitgave der Nederlandsche consulaire berigten tegenhoudt. Men kent de waarde niet van die berigten, ja kent misschien maar oppervlakkig dat Belgische Recueil. Men weet waarschijnlijk niet, hoe juist door die uitgave onder de Belgische Consuls een ware wedijver is ontstaan om toch met
de beste en degelijkste rapporten in de kolommen van dat werk te pronken, en hoe daardoor dus niet alleen die berigten meer algemeen verspreid en bekend worden, maar hoe deze ook zelve in innerlijke waarde toenemen. Waarlijk, 't is een
| |
| |
uitmuntend werk, dat Belgische Recueil, en de Belgische Regering heeft regt op den dank ook van ons Nederlanders daarvoor. Wie den loop der zaken van handel, nijverheid en scheepvaart in den vreemde wil nagaan, hij vindt hierin een uitmuntenden leiddraad, en terwijl de mededeelingen volledig ja overrijk dikwijls zijn aan de meest belangrijke en wetenswaardige opgaven, zijn ze daarenboven voor het meerendeel in een zoo aangenamen vorm gegoten, dat de lectuur verre van vervelend en droog, ja dikwijls zelfs aangenaam kan genoemd worden. De handelaar, die den toestand van deze of gene vreemde markt kennen wil, de artikelen die aldaar eene hoofdrol vervullen, de veranderingen die er in het douanenstelsel gebragt worden, hij sla dit Recueil op en zijne weetgierigheid zal bevredigd worden. De fabriekant, de man die uit den aard der zaak minder met den vreemde in betrekking staat dan de koopman, en die dus moeijclijker van overal de opgaven verkrijgen kan die voor hem belangrijk zijn, hij vindt hier niet alleen eene volledige beschrijving van de nijverheid van de meest verschillende landen, maar tevens gedurig aanwijzingen welke fabriekaten aldaar met voordeel uit den vreemde kunnen aangevoerd worden; en de bewering is voorzeker niet gewaagd, dat menige voordeelige operatie, vooral van industriëlen, alleen te danken is aan inlichtingen uit dit Recueil geput. De reeder en cargadoor heeft slechts deze bladen ter hand te nemen, om iedere verandering van scheepvaartregten, enz., in het buitenland, te leeren kennen en om gewezen te worden op de eene of andere vaart die hem voordeel verschaft. En wie als staatsman, staathuishoudkundige of statisticus belang stelt in alles wat op het gebied van bedrijvigheid, 't zij hier 't zij elders voorvalt: dit Recueil is voor
hem een onwaardeerbare bron van de meest belangrijke en wetenswaardige mededeelingen. Al die veelzijdige opgaven nu moet de Nederlander ontvangen van de hand van een volk, dat hij niet acht als handelsvolk, maar alleen als industriële natie, ja van wie hij ten koste van millioenen schats, ook al veel daarom gescheiden is, omdat zijne materiële belangen veelzijdiger en veel meer cosmopolitisch waren dan de hare! Beschamend prijkt dat Recueil Consulaire Belge tegenover Neêrlands weigering om ook zulk een uitnemend werk ten dienste van Neêrlands nijveren uit te geven.
Hoe lang zal 't nog duren, eer onze Regering het verkeerde van deze hare weigering inziet? Misschien even lang als de weigering om volledige maandelijksche opgaven te doen van het handels- en scheepvaartverkeer hier te lande, ook al zoo lang en zoo herhaaldelijk, maar met gelijken ongunstigen uitslag, van haar gevraagd. Bijna belagchelijk blijft de jaarlijksche statistiek een maand of acht nà het jaar waarvan ze verslag geeft, uitkomen. Onbegrijpelijk moet het den vreemdeling voorkomen, dat het nog steeds onmogelijk blijft om ook daarin
| |
| |
wat meer betoon van ijver en voortvarendheid te verkrijgen van de Regering van een handelsvolk bij uitnemendheid. En dàt tegenover die zoo uitmuntende Engelsche statistieke tabellen, die elke maand verschijnen! Onze ambtenaren mogten bij hunne Engelsche confraters wel eens een lesje gaan nemen, want hun werk moet den onzen wel een reuzenarbeid schijnen! Trouwens, de Tweede Kamer heeft de Rijks Commissie van Statistiek wel onnoodig geacht!....
Maar dat voortdurend klagen over hetzelfde euvel verdriet te meer, naarmate men vaster overtuigd wordt dat alleen onwil en onverstand de hoofdoorzaken er van zijn. En des te aangenamer is 't dan ook wanneer andere, zij 't dan ook minder hooge besturen als van geheel het land, tegenover die onverschilligheid juist een blijk geven van hun lust en van hunne opgewektheid, om aan de goede zaak der openbaarheid, ook in handelsbelangen, bevorderlijk te zijn. Als zoodanig begroeten wij met warmte het nu, voor 't eerst afzonderlijk, uitgegeven verslag van den handel, de scheepvaart en de nijverheid van Amsterdam over 1861, door de Kamer van Koophandel en Fabrieken aldaar. Tot nu toe begraven in of achter het Algemeen Verslag van den toestand der Gemeente, jaarlijks door Burgemeester en Wethouders aan den Raad overgelegd, was het, even als de Consulaire berigten in de Staats Courant, als verborgen voor de oogen juist van hen, die er het meeste belang bij hebben en er ook in stellen zullen, wanneer het met denzelfden ijver en met dezelfde wakkerheid voortdurend wordt opgemaakt, die uit deze eerste afzonderlijke uitgave duidelijk blijkt. Dat Algemeen Verslag koopt niet zoo een ieder; 't is eene verzameling van allerlei speciale rapporten, en is alleen voor hen van belang, die een overzigt over geheel de Gemeente verlangen. Werden al die speciale rapporten afzonderlijk verkrijgbaar gesteld, zoodat een ieder datgene kon koopen wat voor hem bepaald van belang is, dan zou zeker menigeen zich dat gedeelte aanschaffen. En niet alleen zou daardoor de verspreiding van die rapporten bevorderd worden, maar ook hun gehalte zou verbeteren, juist omdat de stellers, even als bij de Belgische Consulaire berigten, de zekerheid zouden verkrijgen, dat hunne mededeelingen door de ter zake
bevoegden werden gelezen, zoodat ieder wenk dien zij daarin bragten ook onder de aandacht van hen zou gebragt worden, die met hen hoog belang stellen in de zaak die zij voorstaan. Onder de massa die nu bijeengevoegd wordt, in voldoening van de Wet en ook in het belang der Gemeente, gaat echter de kennis van veel speciaals verloren. Moeijelijk is 't ook om zulk een Algemeen Verslag door de pers te behandelen. 't Is daarmede gelegen als met de handelingen onzer Genootschappen, die jaarlijks worden uitgegeven en waarin ook zulke geheel heterogene onderwerpen behandeld worden dat één persoon moeijelijk daarover
| |
| |
een woord kan zeggen. En daarom juist haasten wij ons om dit speciale Verslag van de nijverheidsbelangen van Amsterdam onder de aandacht van onze lezers te brengen.
Is dit rapport dan zoo belangrijk van inhoud dat de koopman, de reeder en de industriëel, van Amsterdam in de eerste plaats en van andere plaatsen met hen, zich zullen haasten om 't zich aan te schaffen? Die vraag is misschien wat kras gesteld. Ze onderstelt alreeds eene zóó groote belangrijkheid van dit eerste zelfstandig verschenen rapport, dat wij huiverig zouden zijn om daarop zoo vlotweg een toestemmend antwoord te geven. En een ontkeunend antwoord zou wonderlijk afsteken bij onze welgemeende welkomstgroete er aan gebragt. Aan deze eerste uitgave meenen wij nog niet de eischen te mogen stellen, die wij wel degelijk tot maatstaf mogen en moeten nemen bij de beoordeeling van een tweede of derde Verslag. Immers 't is voor eene corporatie, uit zoovele personen zamengesteld als de K.v.K., altijd moeijelijk, den eersten stap op een nieuwen weg te doen. Gezwegen nog van het verschil van gevoelen, dat zich al ligt in zulk eene vergadering voordoet, over 't al of niet wenschelijke van zulk eene openbaarheid en van zulk eene afzonderlijke uitgave van een tot nu toe in een officiëel verslag opgenomen rapport, vooral omdat die zelfstandige uitgave, eens begonnen zijnde, ook reeds om de waardigheid van het ligchaam dat die handeling proprio motu doet, in volgende jaren onvermijdelijk moet voortgezet worden, is men 't ook niet zoo dadelijk eens over de wijze van bewerking. En met de opvatting van dat laatste staat of valt de geheele zaak natuurlijk. Wil men zich eenvoudig bepalen tot het mededeelen van feiten, tot het rangschikken van cijfers, tot het doen van opgaven, zonder dat de kritiek die feiten en die eijfers toelicht, dan zal het werk, ja, wel belangrijk zijn, maar toch niet in die mate, dat het de algemeene belangstelling bepaald
lokt en trekt. Daarenboven, zulk eene simple narration des faits te geven, kan niet het doel zijn dat de Kamer door deze zelfstandige uitgave wil bereiken. Dát reeds zou niet overeenkomen met de waardigheid eener bij uitstek adviserende corporatie. Zal zij voor 's Lands Hooge Regering eene trouwe en bekwame consulente zijn, daar waar zij zich regtstreeks wendt tot de nijveren in hare gemeente, zal zij in diezelfde rol voor hen willen optreden, en een ieder zal haar niet alleen ook 't liefst in dat karakter ontvangen, maar ook bepaald verwachten dat zij als zoodanig tot hen komt. Wat al nutte wenken, wat al wijze raadgevingen kan zulk eene corporatie niet geven! Meer dan iemand anders in de gelegenheid om allerlei meêdeelingen van buiten- en binnenland te ontvangen, 't eerst in het bezit van de kennis der voornemens en plannen der Hooge Regering, welke zelfs niet verwezenlijkt worden eer hare stem daarover is gehoord, is zij
| |
| |
uitstekend in de gelegenheid om de nijvere bevolking met raad en inlichting bij te staan. Zamengesteld uit personen van verschillende bedrijven, geeft zij geen advies, dan nadat een veelzijdig oordeel uitspraak over de kwestie gedaan heeft. En wie met vastheid van beginselen is toegerust en met de noodige kracht om pal te staan voor zijne overtuiging; wiens hoofd daarenboven helder is, toegerust met de noodige kennis, niet van de praktijk alleen maar ook van de theorie des handels, en wie onpartijdig genoeg is om in zijne adviesen alle eigenbelang buiten te sluiten en alleen ten nutte van het algemeen te spreken, hij kan als lid der Kamer van Koophandel groot nut doen, vooral wanneer die Kamer, zoo als nu, zich onmiddellijk in betrekking stelt tot hen, wier belangen zij geroepen is te behartigen en te bevorderen.
Trouwens, dat de Kamer voornemens is om in 't vervolg wel degelijk de kritiek in haar Verslag de eereplaats toe te kennen, blijkt reeds uit het voor ons liggende werk. 't Is zoo, niet met open en ronde woorden leest men hier nog de afkeuring van dezen of de goedkeuring van genen maatregel, of de veroordeeling van de eene of andere oude, vaak verouderde, handelsgewoonte, maar toch, duidelijk spreekt reeds uit iedere redenering, dat bijv. de leus van vrijheid van handel ook door de Kamer tot de hare is verkozen. De liberale tarief hervorming van Frankrijk wordt luide toegejuicht; de vrijmaking van de rivieren van aloude tolkluisters geroemd; de verbetering en vereenvoudiging van de handelswetgeving in den vreemde geprezen; de uitmaking der contrabandekwestie in den geest der Bremer voorstellen begeerlijk genoemd; jammer, dubbel jammer maar, dat daarentegen de O. Indische tariefskwestie in zoo lijnregt tegenovergestelden geest besproken wordt, dat de echte freetrader er als pijnlijk door wordt aangedaan? Het stokoude, welhaast dan ook afgeleefde, argument: ‘de regelen der absolute (?) économie politique kunnen op de verhouding van Nederland tot zijne koloniën niet toegepast worden’ vindt men waarlijk hier weder opgerakeld, en de ultraprotectionistische heffing van een regt van 6 pCt. op het verkeer van de kolonien met het buitenland en de vrijdom van verkeer tusschen moederland en kolonie, staart ons hier aan als een voorstel van dezelfde Kamer, die in bijna alle andere gevallen zoo liberaal en in den geest van handelsvrijheid spreekt. Maar 't is wel onnoodig om lang bij deze afwijking van de leer van handelsvrijheid stil te staan, want een ieder begrijpt dadelijk, dat zulk een voorstel eenvoudig zou strekken om die personen hier te lande,
welke met Java werken, met een vrijdom van regt te begunstigen, van een regt dat niet moet geheven worden als bescherming, maar fiscaal, als eene bate van 's Lands schatkist, dus ten voordeele van alle Nederlanders, ook van hen, die geene zaken
| |
| |
met Java doen. En die begunstiging, ze zou betaald worden door geheel het Nederlandsche volk! Intusschen, de Minister Loudon had de gemoederen wat al te veel angst ingeboezemd, vooral ook door zijn voornemen om den verkoop der O.I. producten op Java uit te breiden, een voorstel dat aan hen, die uit het consignatiestelsel zulke rijke vruchten trekken, wel onaangenaam moest zijn, hoe wenschelijk de uitvoering daarvan dan ook voor den algemeenen handel zijn moge.
In dit eerste Verslag is alle discussie over de geheele O.I. kwestie bijna geheel vermeden, en ook bij het overzigt van de handelsbeweging is met eene zekere angstvalligheid heengegleden over de hoofdpunten waarover de strijd der enkele protectionisten, - in den handelstand bijna alleen nog maar op koloniaal terrein overig, maar dáár ook steeds in vrij aanzienlijken getale en krachtig gerugsteund door de ruime winsten die het vigerend stelsel voor hen afwerpt, - voornamelijk loopt. Over de wijze van veilen der koffij door de N.H.M. wordt geen woord gerept, ja het geheele veilingstelsel van dien Kolos zelfs niet aangeroerd. En toch, daarin ligt een heerlijk onderwerp voor kritiek. Evenzoo vindt men bij de uitmuntende tabellen die ons hier aangeboden worden van de scheepvaartbeweging van Amsterdam gedurende de laatste twaalf jaren - tabellen, die menigeen met groote belangstelling zal nagaan en ontleden door er de groote handelsfeiten, die ieder tijdvak gekenmerkt hebben, bij te nemen - geen enkel woord over de bevrachtingen der N.H.M., toch waarlijk ook een gewigtig onderwerp van discussie, vooral na de laatste hernieuwde verminderingen der vrachten van en naar Indië. Zoo ook over de Ned. Bank geen enkel woord, en wel over de beide hypotheekbanken, terwijl van de Crediet-Vereeniging niet de minste melding zelfs gemaakt wordt. Toch wordt wel bij de behandeling der nijverheid, waarbij tabellen gevoegd zijn zoo volledig en goed als wij ze nog nooit van Amsterdam gezien hebben, gewezen op de drukkende belasting der patenten en der brandstoffen, maar die enkele aanmerkingen doen des te sterker het gemis aan de andere, evenzeer verwachte maar niet gevondene, uitkomen. Evenwel, die kritiek zal langzamerhand wel komen; dat waarborgt ons eene Kamer die
onbewimpeld er voor uitkomt, dat de weinige bloei van onzen handel voornamelijk aan gebrek aan ondernemingsgeest bij onze kooplui te wijten is, en die daarover de volgende even ware als krachtige woorden laat hooren, woorden die te meer beteekenis hebben om het orgaan dat ze uitspreekt: ‘Diezelfde wensch (opwekking van sluimerende krachten) is te uiten, wanneer wij het oog slaan op de nieuwe handelsbetrekkingen door Nederland in het afgeloopen jaar aangeknoopt. Eene vergelijking van het zeldzame van zulke pogingen hier te lande, met de naar alle richtingen zich
| |
| |
uitbreidende handelspolitiek van Bremen en Hamburg, biedt zeer zeker geen stoffe tot eigen lof, maar wel gelegenheid te over om eigen moed te prikkelen. Wat al invoeren, wat al uitvoeren van en naar landen, waarop Nêerlands handelaar geen acht schijnt te slaan! Wat al kansen konden nog door onzen handel bespied, wat al ondernemingen beproefd worden. Onze Kamer aarzelt dan ook niet hier telkens op te wijzen, overtuigd als zij is, dat het gedurig helder voor oogen stellen van 't gemis het eenig middel is om verbetering te erlangen.’
Zou eene Kamer, die in haar eerste zelfstandig uitgegeven rapport deze flinke taal aan Amstels handelaren doet hooren, schromen om in een volgend Verslag rondweg hare kritiek uit te spreken? Wij kunnen 't niet gelooven, ja wij zijn zeker van het tegendeel. En bij onze toejuichting van dit eerste regtstreeks tot de nijveren in Amsterdam gerigt Verslag voegen wij dan ook den wensch, dat ieder volgend rapport al meer en meer kritiek, en ten gevolge daarvan, ten leste al minder en minder klagten over den ondernemingsgeest en over de wakkerheid van Amstels ingezetenen moge bevatten!
M.
| |
Het Vaandel, Vernieuwd tijdschrift onder redactie van P.F. Brunings, kapitein der infanterie. - 's Gravenhage. M.J. Visser. - Leiden, van den Heuvell & van Santen.
Reeds te lang hebben wij verzuimd eene aankondiging te geven van dit tijdschrift, dat met het vroegere van denzelfden naam voor het overige weinig gemeens heeft. Het vroegere ‘Vaandel’ was meer uitsluitend militair, meer uitsluitend bestemd om alleen door een militair publiek te worden gelezen; zelfs heette het, hoofdzakelijk, alleen bestemd om eene lektuur uit te maken voor onderofficieren, - hoezeer het meer dan eenmaal belangrijke en goed geschreven opstellen heeft gegeven, die ook door de Nederlandsche officieren met vrucht zijn gelezen. Mede te werken aan de uitbreiding van kennis en beschaving bij den krijgsstand, was de taak, die het zich voorgesteld had; en verscheidene jaren heeft het die moeijelijke taak met veel bekwaamheid vervuld.
Met dit vernieuwde tijdschrift beoogt de Heer Brunings iets anders: het is zijn doel, daaraan meer eene letterkundige dan eene krijgskundige rigting te geven; hij wil daarvan eene lektuur maken,
| |
| |
die wel krijgskundige onderwerpen bevat, maar op zoodanige wijze behandeld, dat zij ook voor het algemeen niet alleen verstaanbaar en duidelijk worden, maar tevens aangenaam en onderhoudend. Hackländer bij de Duitschers, en meer dan één romantisch opstel in het Engelsche militaire tijdschrift, geven een denkbeeld van wat dit vernieuwde ‘Vaandel’ beoogt te zijn voor het Nederlandsche publiek. Militaire verhalen, waar of verdicht, maar altijd zoodanig voorgesteld, dat de romantische tint daaraan niet ontbreekt; belangrijke krijgskundige biographieën; overzigten van belangrijke werken, de krijgsgeschiedenis betreffende, - ziedaar wat men zal vinden in dit tijdschrift, waarvan de voorname strekking is, den band te versterken tusschen het militaire en het niet-militaire gedeelte onzes volks, en mede te werken om de krijgskennis bij ons meer populair te maken.
Aan dat doel te beantwoorden, aan dat doel voortdurend te beantwoorden, - dat is eene moeijelijke, zware taak; tot de goede vervulling daarvan wordt al het talent gevorderd van den Redacteur, en de erkende bekwaamheid der vele medearbeiders, die hem daarbij hunne hulp en ondersteuning hebben toegezegd. Tot nu toe - het vernieuwde tijdschrift is reeds in zijn tweeden jaargang - is die taak op goede wijze verrigt, en het is te hopen, dat dit gunstige begin de voorbode zal zijn van eene voortdurende ontwikkeling ten goede; het is te hopen, dat het ‘Vaandel’ de lektuur zal worden van geheel den beschaafden stand.
Hier eene beoordeeling te geven van de letterkundige waarde van dit tijdschrift, ligt geheel buiten onze bedoeling. Het zij ons alleen vergund, hier in het voorbijgaan melding te maken van de in deze jaargangen voorkomende ‘Schetsen uit het Indische krijgsleven’ van den Heer van Rees. Even als alles wat uit de pen van onzen bekwamen wapenbroeder voorkomt, munten die ‘Schetsen’ uit door het frissche en levendige van den stijl, het aanschouwelijke en schilderachtige van de voorstelling; het is de waarheid, maar op dichterlijke wijze voorgesteld; het is de poëzy van het werkelijke leven.
Moge de Heer Brunings de beste vruchten plukken van zijne zeer moeijelijke, maar zeer verdienstelijke onderneming; moge zijn tijdschrift voortdurend in belang en degelijkheid winnen, en eene krachtige ondersteuning vinden in den toenemenden bijval van het algemeen.
Maastricht, 9 Januarij 1862.
W.J. Knoop.
| |
| |
| |
Eerste grondbeginselen der Natuurkunde, strekkende tot leesboek voor alle standen, hoofdzakelijk tot zelfonderrigt voor jonge lieden, en tot handleiding voor onderwijzers, door P. van der Burg. 1ste deel met 270 tusschen den tekst gedrukte houtsneêfiguren. Vierde op nieuw geheel omgewerkte druk. Gouda, G.B. van Goor. 1861.
Het verschijnen van dezen vierden druk bewijst voldingend, dat de lust tot verkrijgen van natuurkundige kennis in ons vaderland, sedert de uitgave van den derden druk niet is verflaauwd.
Dit springt te meer in het oog, als men bedenkt, dat het debiet van een werk als het bovengenoemde beperkt blijft binnen de betrekkelijk naauwe grenzen van ons vaderland; want de vreemdeling verstaat onze taal niet, terwijl daarentegen de bekendheid onzer landgenooten met vreemde talen hen in staat stelt - waarvan zij ruim gebruik maken - om wetenschappelijke geschriften in het Fransch, Hoogduitsch en Engelsch te lezen.
Veel draagt tot dezen goeden uitslag bij, dat de schrijver onvermoeid werkzaam blijft om zijn werk te verbeteren en te vermeerderen. Deze nieuwe druk levert daarvan vele bewijzen op, terwijl hij de kunst verstaat, om de onderwerpen op eene zeer klare en verstaanbare wijze te behandelen.
Als handleiding voor onderwijzers achten wij deze grondbeginselen der natuurkunde zeer gepast en aanbevelingswaardig; minder geschikt echter, zoo als wij reeds bij de aankondiging van den derden druk te kennen gaven, als leesboek voor jonge lieden, die vroeger niets van natuurkunde hebben gehoord. De ondervinding heeft ons geleerd, dat zij door de veelheid der behandelde zaken in verwarring geraken. Voor jonge lieden echter, die reeds eenige kennis hebben opgedaan en iets van stel- en meetkunde weten, durven wij daarentegen dit werkje als leesboek bijzonder aanbevelen.
De uitvoering is netjes.
........ |
|