De Gids. Jaargang 25
(1861)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 713]
| |
Een Hollandsch stukje.O Nederland, dank God;
Gij hebt zoovéél, zoo bovenmate véél,
Dank daarom God:
Uw Vrijheid -
Zie rondom u slechts,
Wat volken zijn nog slaafsch en knechtsch,
Wat volken zijn geen volken!
Gij - voelt-ge uw vrijheid niet geheel,
Dan komt de vreemdling, wijs en eêl,
En prijst-ze tot de wolken!
Uw Bijbel -
Grond en kroon der magt,
Die 't Roomsch gevaarte aan 't wanklen bragt
En 't Alva-beeld verplette:
De pijler van der Vadren staat,
De stormram van der Geuzen daad,
Het zwaard, dat u ontzette.
Uw Voorgeslacht -
Dat hébt gij reeds,
Dat voorgeslacht met zooveel zweets
Op 't aanschijn voor zijn kind'ren:
Gij hebt het: en dat is ook al;
Maar - wie zijn trouw vermelden zal -
Uw kind'ren moeten 't hind'ren.
| |
[pagina 714]
| |
Uw Vorstenhuis -
De Oranjestam
Die hier in Neêrland bloeijen kwam,
En zegening verspreiden:
Gij wilgen van ons waatrig woud,
Die krebben vlecht en dijken bouwt,
Wat heeft u onderscheiden?
Uw Handel -
Want de landzaat weet,
Hoe dubbel wel hij zich besteedt,
Door zee en land te bouwen,
En gunt de schepen hier geen plaats,
En maalt ze korz'lig buitengaats,
Om koopmanschap te stouwen!
Uw Oost en West -
Maar ach! wat kreet,
Die ons van nieuws aan krimpen deed,
Van de ons geleende stranden!
En - in het land der specerij
(Gelijk in 't land der slavernij) -
Wat opgeheven handen!
Gedenkt, o volk, wat schatten gouds,
Wat staven onzes eerbehouds,
Wat sterk gekruidde vloten,
Die Neêrland in zijn beurzen snoert,
Één Oostmoesson u tegenvoert,
En... houdt uw beurs ontsloten:
Ontsloten voor het schattingland,
Dat onlangs nog met vrije hand
Uw aalmoes hielp vergrooten:
Want, wijl zijn gave uw hart vergroot,
Roept watersnood tot watersnood:
‘Ai, houdt uw beurs ontsloten!’
| |
[pagina 715]
| |
Uw Land -
Omperkt van dijk en duin,
Niet Hollands, maar Europa's tuin
En boerderij en weide:
Geen rooversberg van adelaars,
Maar 't nest van vredige ooijevaars,
Met zegen ten geleide!
Uw land, geen land van zoeten most,
Hoewel 't ook dien vertoonen kost
Op ongelijkb'ren wingert:
Maar voog'lenzang en bloemendaal,
Steeds schaat'rend in der kleuren praal,
Die heel uw erf doorslingert.
Uw Nederland - veracht het niet,
Dat wondre meir- en zeegebied,
Waar nachtegalen kweelen:
Het rijke Frankrijk niet zoo dwaas,
Dat steeds weêr boter, melk en kaas
Met Nederland wil spelen!
Uw Vee: -
Ofschoon de landplaag woedt,
Ziet Nederland zijn loeijend goed
In waarde en koppels groeijen:
Wat oogenlust!
De weide rust,
En, door het zoele weêr gesust,
Herkaauwen al de koeijen!
Uw vee: - niet peinzende aan den kant
Van 't beekje met fluweelen rand,
Staat, met ondeugende oogen
En horens - o, zoo vol van lust! -
De jonge stier, zijn pligt bewust,
Geen Potter nagetogen.
| |
[pagina 716]
| |
Uw Water -
Zie, hoe in dat rond
Van plompen, op vernisten grond
Het gouden kelkje schittert
Bij lelieblank en gele lisch:
Zie 't lusthoflommer van den visch,
Door snoeken slechts verbitterd.
Uw Water - zee, rivier en meir:
(De laatsten heeft men niet veel meer
En dat is dietsch gehandeld:
Want ál voert hier naar de Oceaan,
Men hoeft slechts op een stroom te gaan,
En heeft een ‘weg, die wandelt’Ga naar voetnoot1).
Uw Taal -
De taal van 't koopmansvolk,
Dat Oost en West nam tot zijn tolk,
En Noord en Zuid benoemde:
Geen taal van weelde, vleijerij
Of grootspraak, maar opregt en vrij,
De roemvolle ongeroemde!
Uw Vrouwen -
Ja, dat maalt-ze goed
Dat Hollandsch woord van ‘melk en bloed,’
Den dauw steeds op de wangen:
‘Van zilver, met een hart van goud’:
Wat bloem heeft ooit in weide en woud
Maagd madelief vervangen!
Uw Echtverbond -
Geen koopverdrag,
Dat slechts den hoogsten bieder mag,
Naar volksgebruik en wandel:
| |
[pagina 717]
| |
Geen wreed misgunde vrijerij,
Die 't wreekt op heel de maatschappij
Met laat'ren minnehandel:
Maar kinders om de tafel heen,
In alle soorten, groot en kleen,
En flink van lijf en leden:
Maar bij de t'huiskomst eerst een zoen
(Gelijk wij op zijn Hollandsch doen),
En vóór den disch gebeden!
o Land, mijn land, hoor 's Heeren Woord,
Gij hébt veel zegen, ongestoord,
Wat biedt gij voor dien zegen?
Zie, hoe in Neêrland regt en rust
Met vrede en trouw ontmoet en kust,
Wat heeft uw God gekregen?
Uw Hart?
o Bid Hem dankend aan:
Dan zal Zijn heil steeds voor u gaan,
En vrucht en vrede u volgen!
Der volkren wanklende Oceaan
Heeft graauwe en barre baren gaan,
En waarschuwt, fel verbolgen!
|