De Gids. Jaargang 24
(1860)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 555]
| |||||||||||||||
Rusland in de vorige eeuw.La cour de Russie il y a cent ans. 1725-1783. Extraits des dépêches des ambassadeurs Anglais et Français. Troisième édition. Berlin, 1860.Werwaarts men den blik op de historische literatuur onzer dagen rigt, overal ziet men een ijverig streven om eene juiste en volledige kennis van het verledene te verkrijgen. Men wil weten, wat er gebeurd is en hoe het gebeurd is. Geen land is er, geen tijdperk, waarvan men in onze eeuw de geschiedenis niet beter kent of begint te kennen, dan zulks vroeger mogelijk was. Ook met Rusland is dit in niet geringe mate het geval. Bedrieg ik mij niet, dan bevat ook het werk, aan 't hoofd van dit opstel genoemd, eene rijke bijdrage tot de betere kennis der historie van een' staat, die zelfs voor de meest ingewijden menig raadsel bevatte. Moge mijn geschrijf het boek de behulpzame hand bieden om het in ruimeren kring ingang te doen vinden. Hoewel er sinds lang eene goede verstandhouding bestond tusschen de czaars en Frankrijk, liet dit rijk zich eerst sedert de regering van Peter I geregeld in Rusland vertegenwoordigen. In 1721 werd de Campredon als ‘ministre plénipotentiaire’ plegtstatig door Peter I ontvangen. Werd ook de diplomatieke betrekking tusschen de beide hoven later een tijdlang afgebroken, zij zag zich in 1739 hersteld door de zending van den markies de la Chétardie, die in de maand December te Petersburg aankwam. In de geloofsbrieven, die hem werden medegegeven, vereerde het hof van Frankrijk Elizabeth voor 't eerst met den titel van ‘impératrice de toutes les Russies.’ Na eene nieuwe verkoeling werden, met den aanvang van den zevenjarigen oorlog, de zaken weder op den vorigen voet gebragt. Naar 't zeggen van den minister de Choiseul in de instructie, aan den gezant de Bretcuil gegeven, deed het hof van Rusland de eerste | |||||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||||
‘avances.’ ‘On ignorait entièrement à Versailles tout ce qui pouvait avoir rapport au gouvernement russe, aux dispositions de l'impératrice, aux vues de son ministère, lorsqu'en 1755 cette princesse, excitée soit par ses sentiments personnels pour sa majesté (Lodewijk XV), soit par les conseils du comte Woronzow, alors son vice-chancelier, fit parvenir au Roi les assurances du désir qu'elle avait de rétablir entre la France et la Russie l'intelligence la plus parfaite.’ Deze opening kwam op een geschikt tijdstip. Het kabinet van Weenen, met Frankrijk verbonden, om bij herhaling tegen Pruissen in 't strijdperk te treden, wenschte ook Rusland aan den oorlog te doen deelnemen. Maar zijn invloed aan 't hof te Petersburg woog op verre na niet tegen dien van Pruissen en Engeland op. Daarom betreurde men het thans te Versailles, dat er geen band met Rusland bestond, toen de gelegenheid zich op ongezochte wijze aanbood, om dien, sans déroger à sa fierté, weder aan te knoopen. De ambassadeur l'Hôpital kwam in de eersle dagen van Julij 1757 te Petersburg, en den 5den November sloot Elizabeth zich bij het verdrag aan, den 21sten Maart tusschen Frankrijk, Oostenrijk en Zweden gesloten. De markies de l'Hôpital schijnt zich niet naar den zin van de regering van Frankrijk van zijne functiën gekweten te hebben. Zonder dat hij teruggeroepen werd, moest hij in 1760 den baron de Breteuil als ‘ministre plénipotentiaire’ naast zich zien optreden. Hoogst belangrijk is de instructie, in dato 16 Maart 1760, aan dezen man verstrekt. Eerst wijst Choiseul hem op de voordeelen, die Rusland bezit, op de groote uitgestrektheid van dit rijk, op zijne handelsverbindtenissen met Azië, op de krijgshaftigheid van zijn leger en zijne despotische regering. Hierom raadt de ‘saine politique’ niet toe te laten, dat het hof van Petersburg de voordeelen van zijn tegenwoordigen toestand gebruike om zijne magt te vergrooten en de grenzen van zijn rijk verder uit te breiden. Wel koestert de keizerin, die thans op den troon zit, geene overmatig eerzuchtige plannen; maar zij zal niet eeuwig regeren. Vervolgens treedt de minister in uitvoerige détails, ten einde zijn' gezant te overtuigen van den pligt, die op alle verlichte kabinetten rust, om met naauwgezetheid de inzigten en stappen gade te slaan van eene natie, wier magt ontzagverwekkend begint te worden. Die waakzaamheid wordt de Breteuil des te nadrukkelijker aanbevolen, omdat Rusland sinds lang ‘un plan de politique bien formé’ heeft, waarvan het niet afgaat, en omdat de staatsdienaars van dit rijk wantrouwend en argwanend zijn en bij de veinzerij, dier natie eigen, in hunne gesprekken, geschriften en handelwijze de meest stelselmatige list gebruiken. - Na de revolutie, die Katharina II den troon deed bestijgen, en waaraan de Breteuil geen werkdadig aandeel nam, schreef Lodewijk XV hem in een eigenhandig schrijven van den 10den Sept. | |||||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||||
1762 (n.s.) in de volgende termen de gedragslijn voor, die hij te volgen had: ‘Vous savez déjà, et je le répéterai ici bien clairement, que l'objet de ma politique avec la Russie est de l'éloigner, autant qu'il sera possible, des affaires de l'Europe. Sans rien faire personnellement qui puisse donner lieu à se plaindre de vous, l'objet de votre attention doit être de donner de la consistance à tous les partis qui se formeront immanquablement dans cette cour. C'est par la dissension qui y règnera qu'elle sera moins en état de se livrer aux vues que d'autres cours pourraient lui suggérer. - Il ne doit pas être question, de ma part, de former des liaisons avec la Russie. Il suffira d'entretenir celles qui sont de bienséance, et de détourner adroitement les engagements qu'on pourrait prendre contre mes vues, etc.’ Maar die teedere zending was in geenen deele naar den smaak van de Breteuil. Bovendien had hij niet den minsten invloed bij Katharina. Hij verzocht teruggeroepen te worden en zag zijn' wensch den 16den Mei 1763 vervuld. Evenmin kon een zijner opvolgers er op roemen eenig krediet bij de keizerin te hebben Krediet of geen krediet, gadeslaan, angstvallig nagaan was de taak, aan alle gezanten of gevolmagtigden, die 't kabinet van Versailles naar Rusland zond, van den beginne aan voorgeschreven. Doch zij waren niet alleen ‘testes’, maar, met of zonder last, ook vaak ‘actores rerum.’ Zien wij, hoe zij zich van hunne taak kweten en vergelijken wij hier en daar hunne berigten met die van de Engelsche gezanten. Met andere woorden, laat ons nasporen, welk nieuw licht de ‘extraits des dépêches’ over de historie verspreiden ook nog na dat, wat Duclos in zijne ‘Mémoires’ uit berigten van Fransche gezanten putte.
Veelal wordt de val van Mentschikow aan de Dolgourouki's alleen geweten. Hier blijkt het, dat iedereen er zijn deel aan had en dat alle werktuigen in beweging gebragt werden. Vele der ministers en een aantal leden van eenige der aanzienlijkste familiën waren de leiders der zamenzwering. Elk in 't bijzonder hoopte de erfgenaam te worden van 't gezag, dat Mentschikow had gehad. Het viel aan Iwan Dolgorouki ten deel, die, twintig jaren oud, de drinkgelagen en uitspattingen van zijn' czaar, Peter II, dag en nacht deelde. In 1729 werd de czaar plegtig verloofd met Katharina, de zuster van dezen gunsteling, en het huis Dolgorouki scheen het toppunt van zijne grootheid bereikt te hebben, toen de czaar den 19 (30) Jan. 1730 plotseling overleed. Naauwelijks had Peter de oogen gesloten, of de hooge rijksraad, de generaals en de grooten hielden | |||||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||||
's morgens te vijf ure eene vergadering om over de troonsopvolging te beraadslagen. Katharina I had in der tijd een testament nagelaten, waarbij zij, in geval Peter II en zijne nakomelingschap niet meer in leven waren, de kroon naliet aan Anna, echtgenoote van den hertog van Holstein-Gottorp, en, mogt deze overleden zijn, aan hare andere dochter Elizabeth. Anna was in 1728 overleden; doch zij had een kind nagelaten, dat door zijn' vader medegenomen was naar Duitschland en dat later als Peter III Rusland regeerde. Van dit testament, dat, volgens den Saksischen zaakgelastigde Lefort, het werk van Mentschikow was, werd in de bovengenoemde vergadering met geen woord gerept. Uit dezelfde bron vernemen wij, dat men, door toedoen van Ostermann, die ook reeds belet had, dat Peter II een paar dagen vóór zijn' dood het voorgenomen huwelijk sloot, geen gehoor gaf aan den voorslag van Katharina Dolgorouki's vader en broeder, die haar de kroon wenschten te verschaffen. Evenmin luisterde men, uit haat tegen den hertog van Holstein, naar hen, die Peter III, hoewel slechts drie jaren oud, den troon wilden laten beklimmen. Ter naauwernood werd er gewag gemaakt van prinses Elizabeth. Zóó kwam men er toe om met eenparigheid van stemmen den voorslag van prins Dimitri Galitsyn goed te keuren, die de kroon wilde aangeboden hebben aan de hertogin van Koerland. Maar eveneens kwamen allen, alsof dit vooraf overlegd was, hierin overeen, dat men dit aanbod alleen onder zekere voorwaarden zou doen. Deze hertogin van Koerland was Anna, de dochter van Peters broeder Iwan, die, als weduwe van den hertog van Koerland, dit land bestuurde en geene kinderen had. Zij had eene oudere zuster, gehuwd met den hertog van Mecklenburg, van wien zij evenwel gescheiden leefde, daar zijzelve Rusland nimmer had verlaten, gelijk zij zich ook op het tijdstip, waarvan ik spreek, in dat land bevond. Ook deze zuster werd uitgesloten uit hoofde van de vrees, die men voor hare standvastigheid en vastberadenheid koesterde. Voor 't overige was zij niet zeer achtenswaardig en stierf, zooals de Engelsche gezant Rondeau meldt, als slagtoffer van haren smaak voor den brandewijn. Men behoeft de jaarboeken van Rusland slechts open te slaan, om zich te overtuigen, dat de souverein er niet altijd eene volstrekte en willekeurige magt heeft uitgeoefend. Het Russische despotismus was een despotismus, niet getemperd, zoo als men van dat der koningen van Frankrijk heeft gezegd, door liederen, maar door opstand en moord. Zelden stierven de czaars van Rusland in hun bed. Peter I was de eerste, die zijne onderdanen aan eene gehoorzaamheid gewende, die zij te voren niet gekend hadden. Echter was de herinnering aan den voormaligen geest van onafhankelijkheid niet geheel uitgewischt. Tot hen, bij wie zij nog in volle kracht aanwezig was, | |||||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||||
behoorde het meerendeel der leden van den hoogen rijksraad, die schepping van Mentschikow. Tegen de bedoeling van den stichter hadden vele Russische heeren in de oprigting van dien raad den dageraad zien aanlichten van betere dagen. Althans meent de Heer de Campredon (zie boven blz. 1) dit blijkens een schrijven van den 23sten Febr. 1726. Diens voorspelling werd nogtans niet zoo spoedig bewaarheid als hij verwachtte. Mentschikow bezette de plaatsen van dien raad met geene anderen dan met zijne getrouwste aanhangers. Doch met den dood van Peter II scheen het oogenblik dáár te zijn, dat de lang gekoesterde wenschen der aanzienlijken vervuld zouden worden. Omdat zij de vervulling dier wenschen zóó en niet anders mogelijk achtten, was hunne keus gevallen op de hertogin van Koerland, die, naar zij niet zonder grond dachten, geen regt op de kroon hebbende en sedert achttien jaren van Rusland verwijderd, zonder aarzelen alle voorwaarden zou aannemen, die het hun mogt behagen te stellen. Het is moeijelijk de artikels met juistheid op te geven, die de magt van Anna Iwanowna aan banden moesten leggen, daar de tekst dier artikelen niet tot ons is gekomen. Hermann, ‘Geschichte des Russischen Staates,’ heeft er eene lijst van, geput uit de stukken van den Saksischen zaakgelastigde Lefort. Eene andere lezing, weinig verschillende van die van Lefort, vindt men onder de dépêches van den Franschen gezant Magnan, Campredons opvolger. Vermits zij in menig punt afwijkt van den tekst, gelijk hij bij Schlosser, Achttiende eeuw, Deel II, blz. 132, voorkomt, die Weber, Veranderd Rusland, als bron noemt, zal ik deze voorwaarden overnemen.
Dit zijn, zegt Magnan, de voorwaarden, waarop de hertogin van | |||||||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||||||
Koerland keizerin is geworden. Maar onder zijne papieren bevindt zich een stuk, dat eene copie behelst van de voorwaarden, die de commissie met der daad naar Mittau medegenomen en die de czarine hier geteekend heeft. Om plaats te besparen, spring ik ze over, er alleen maar op wijzende, dat er onder de voorwaarden, zoo als zij dáár voorkomen, eene is, luidende, dat zij geene nieuwe belastingen mag opleggen, en eene andere, die behelst, dat zij geen adellijke ter dood veroordeelen, noch diens goederen zal laten verbeurd verklaren, wiens schuld niet ten volle zij gebleken. Eerst waren de gezanten der vreemde mogendheden en zij, die zich met bespiegelingen over staatszaken onledig hielden, verbaasd over de verkiezing van Anna. Doch toen zij de voorwaarden vernamen, waarop zij geschied was, ontdekten zij spoedig de geheime oorzaak der voorkeur, aan Anna gegeven. Ook was het het plan, den souverein de handen te binden niet voor eenigen tijd, maar voor immer. Den 2den Febr. (n.s.) berigt Magnan het vertrek der commissarissen en, na de bedoelde voorwaarden opgeteld te hebben, meldt hij, dat de deputatie in last heeft de prinses te verklaren, dat men haar de kroon aanbiedt onder deze bepaalde voorwaarde, dat het haar moge behagen de stukken te bekrachtigen, die zullen opgesteld worden om een nieuwen regeringsvorm te grondvesten. Met dit gewigtige werk is men reeds bezig, vervolgt hij; maar men kan op dit oogenblik nog niet bepalen, of die nieuwe regeringsvorm op Engelsche of wel op Zweedsche leest geschoeid zal zijn. Eene nieuwe constitutie moest er zijn - hierover waren allen onder de aristocratie het eens. Maar indien allen op dit punt eenstemmig waren, zij waren er verre vandaan, van ééne en dezelfde zienswijze te zijn omtrent de middelen, die tot verwezenlijking dier meening moesten dienen. De bekwaamste leden van den rijksraad ontwierpen, elk voor zich, de hoofdtrekken eener constitutie. Vanhier, dat het werk, dat ik aankondig, eene menigte dergelijke ontwerpen behelst: een, geboekt in de dépêches van den Engelschen gezant Rondeau; een ander, gehaald uit de stukken van den Spaanschen gezant, den hertog de Liria; een derde dat de Heer Magnan aan zijne regering rapporteert. Intusschen stond de hertogin van Koerland vóór de poorten van Moskau, en nog was er geen bepaald besluit genomen over den vast te stellen regeringsvorm. De oorzaken dier besluiteloosheid staan in een schrijven van den Hr. Rondeau opgeteekend: ‘Daar men in dit land altijd gewoon geweest is blindelings te gehoorzamen aan een' absoluut monarch, kan niemand zich een naauwkeurig denkbeeld vormen van eene beperkte regering. De hooge adel wenscht al het gezag in zijne handen te concentreren, en de edellieden van lageren rang hebben hier veel tegen. Deze verkiezen één meester | |||||||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||||||
boven vele.’ Maar de tegenkanting kwam niet alleen van buiten, van den minderen adel. Ook in den boezem van den raad was een aantal mannen, die, bij eene verandering van despotismus in oligarchie, alles te verliezen hadden, bovenal de vice-kanselier Ostermann. Deze man, de zoon van een' arm luthersch predikant uit Westphalen, was onder Peter I en Katharina opgekomen en onder Peter II een invloedrijk persoon geworden. Rondeau schreef in Sept. 1728, dat Ostermann alleen alle zaken leidde, en dat hij, daar zijne ambtgenooten hem niet konden missen, wanneer hij ontevreden was, te bed ging liggen. Wanneer er dan eene bijeenkomst van de hoofden der regering is, lezen wij verder bij Rondeau, en Ostermann ontbreekt, drinken de overigen een glas brandewijn en zijn verpligt hem hun hof te gaan maken om hem weder in een goed humeur te brengen. Een dergelijk man kon niet voor eene wijziging van den regeringsvorm zijn. Toen de artikels naar Mittau stonden gezonden te worden, gebruikte hij, om niet gedwongen te worden ze te onderteekenen, zijne gewone uitvlugt: hij legde zich te bed. Doch de Dolgorouki's, die hem kenden, kwamen hem in zijne slaapkamer opzoeken en persten hem zijne toestemming af. Hierbij bepaalde zich echter Ostermanns medewerking. Gedurende den eerstvolgenden tijd, onder het weifelen van den rijksraad ten aanzien van de vast te stellen constitutie, lag Ostermann te bed. De nieuwe keizerin hield haren plegtigen intogt binnen Moskau en schonk aan alle officieren en soldaten van de regimenten, die haar escorte uitmaakten, een glas wijn of brandewijn. Steeds lag Ostermann te bed. Eindelijk, toen de veldmaarschalk Galitsyn hem in zijn eigen huis had verweten, dat hij zich ziek hield, en toen de tegenstanders der oligarchische partij, fier op de tegenwoordigheid der Czarin, het hoofd begonnen op te steken, voegde hij zich bij hen, die de voorwaarden wilden ingetrokken hebben. In Schlosser (t.a.p.) lees ik, dat Anna de artikels niet alleen te Mittau, maar ook te Moskau onderteekende, en dat de keizerin eene talrijke vergadering bijeenriep, om, onder schijn van regt, de verkiezingsvoorwaarden te vernietigen. Beide deze beweringen worden door de ‘extraits des dépêches’ weêrsproken. In plaats van de artikels ten tweeden male te onderteekenen, weigerde Anna standvastig in den rijksraad te verschijnen om ze te bekrachtigen, zeggende, naar de getuigenis van Lefort, dat het haar te min was door acht personen tot vorstin verklaard te zijn. En in plaats van zelve eene vergadering op te roepen, begaven zich - zoo luidt het hier - den 25sten Febr. (8 Maart n.s.) omstreeks 800 menschen tot de keizerin en verzochten om 10 uren, bij monde van prins Tcherkaski, de ziel der beweging, audientie. Wat verder in die bijeenkomst plaats greep is, als o.a. geboekt staande in Rulhière, ‘Histoire de l'anarchie de Pologne’, I, p. 140 vlg., genoeg | |||||||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||||||
bekend. Toch zal de lezer in de ‘extraits’ menige nieuwe bijzonderheid vinden. De uitslag was, dat Anna het geschrift, hetwelk de artikels behelsde, eigenhandig verscheurde; dat de rijksraad afgeschaft en de vroegere senaat hersteld, met één woord, dat de regering weder op den voet gebragt werd, waarop zij onder Peter I was. Den 9den Maart (n.s.) schreef Magnan: ‘er is bevel gegeven heden avond alle straten te illumineren’, en eenige dagen later: ‘de czarin is zeer vrolijk en tevreden.’ Gedurende de crisis had Ostermann zich weder in 't bed gehouden. Anna bragt hem een bezoek, en van dit oogenblik af was hij op nieuw het hoofd der regering. Gelijk men weet, duurde Anna's bewind tien jaren. Al wat van die tien jaren, ook in dit werk, vermeld wordt, getuigt tegen de keizerin. Het is een tafereel van onzedelijkheid, van verspilling, van wanorde, dat hier wordt opgehangen. Ik neem er alleen dit van over, dat er geen schelling in de schatkist was en dat desniettemin alle hovelingen groote sommen verteerden. Dit was het evenwel niet, waarover de Russen ontevreden waren en wat den haat inzonderheid der oud-Russische partij verwekte. De reden hiervan was, dat Biron, Ostermann en Munnich, ‘que la clique allemande avait le solide de la faveur impériale et en recueillait seule les fruits.’ De oud-Russen hadden spijt van hetgeen zij gedaan hadden, en legden bij zichzelve de belofte af, bij eene volgende gelegenheid wijzer te zijn. Die gelegenheid zochten zij in meer dan eene zamenzwering, die deels beschreven zijn door Hermann in zijne Geschichte des Russischen Staates en elders, deels - en dit geldt van de voornaamste dier zamenzweringen - nu voor 't eerst aan 't publiek bekend gemaakt worden. De volgende bijzonderheden, betrekkelijk deze zamenzwering van Nov 1739, zijn ontleend aan een' brief van een' Russisch officier, gevoegd bij een schrijven van den Engelschen zaakgelastigde aan 't hof van Zweden, in dato 1 Augustus 1740. De zamenzwering had breede vertakkingen en had waarschijnlijk die zelfde prinsen Dolgorouki tot hoofden, die sinds de laatste omwenteling naar Siberië verbannen waren. De oorzaken der ontevredenheid, waaruit zij was ontsproten, waren: de blinde genegenheid der keizerin voor den hertog van Koerland (Biron, Bûhren of hoe hij heeten moge); de minachting, waarmede deze gunsteling de lieden van distinctie, als of zij vagebonden waren, behandelde; dat de Jood Liepman, de bankier van het hof, een creatuur van Biron, den handel te gronde rigtte; de verspilling der gelden van den staat deels voor damesgrillen, deels aan 't bouwen van paleizen voor den hertog van Koerland; het ligten van drie man op de vier om er legers van te vormen, waardoor de landgoederen van den adel ontvolkt werden en het hun onmogelijk werd de grondlasten op te brengen; het verval der vloot, met zooveel | |||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||
moeite door Peter I tot stand gebragt; de slechte uitslag van den oorlog tegen de Turken. Het plan was, dat Zweden, zoodra het Russische leger verstrooid of vernietigd zoude zijn, den oorlog zou verklaren aan Rusland en een leger van 30,000 man in beweging stellen. Dan moesten de ontevredenen opstaan en de keizerin in een klooster opsluiten. Alle Duitschers wilde men wegjagen, eenige hunner dooden en prinses Elizabeth tot keizerin uitroepen. Doch voordat Münnich, die het leger, dat tegenover de Turken stond, commandeerde, eene nederlaag onderging, was alles uitgelekt, en naar gewoonte hadden er eene menigte teregtstellingen plaats. - Van dit alles, zegt de briefschrijver, is geen spoor in de stukken, die van het hof zijn uitgegaan. Te midden van dit alles werd de keizerin ernstig ongesteld. Zoo als het zich liet aanzien, spoedde haar leven ten einde, en nog was er niets over de opvolging vastgesteld. De wet van Peter I, die steeds in volle kracht was, schreef voor, dat de benoeming van een' opvolger aan den regerenden vorst of vorstin stond. Men geloofde, dat Anna hare keus zou vestigen op hare nicht Anna, eene dochter van de bovengenoemde hertogin van Mecklenburg (zie blz. 4) en gehuwd met prins Ulrich Anton van Brunswijk-Bevern. Maar indien zij de wenschen der natie wilde raadplegen, schreef te dier tijde de Engelsche gezant Finch, moest zij prinses Elizabeth, die, in weerwil van hare bijzonderlinge levenswijze of juist om die levenswijze buitengewoon gezien was, benoemen. Dit gebeurde evenwel niet. Men behoeft uit dit werk niet voor 't eerst te leeren, dat Iwan, de pas vóór een paar maanden geboren zoon van Ulrich Anton en Anna, tot opvolger en Biron tot regent benoemd werd. Wat ons echter de gezantschapsberigten kunnen leeren is, hoe Biron regent geworden is. Rulhierè (I, p. 168), Schlosser III, blz. 312, kortom allen melden, dat het Biron zelf was, die zich tot regent liet aanstellen. Finch voegt er de volgende bijzonderheden bij. Lang duurde het lijden van de keizerin Anna, eer zij overleed. In dien tijd maakte zij hare laatste beschikkingen. Er waren er, die wisten, b.v. Ostermann, dat Anna het stuk, waarbij Iwan tot keizer benoemd werd, had geteekend, en dat het rijkszegel er op gedrukt was. Dit had Ostermann zelf gedaan. Welke de meening der keizerin omtrent het regentschap was, wist niemand vóór haren dood. In den nacht van den 17den Oct. overleed de keizerin. In eene dépêche van den 1sten Nov. deelt Finch mede, hoe men ook dit gewaar werd. Toen men des daags na het overlijden van Anna bezig was alles te verzegelen, kwam er eene van hare kameniers aanloopen, die hare grootste vertrouwde was geweest. Zij verklaarde, dat Hare Majesteit in hare tegenwoordigheid een papier had geteekend, dat haar in 't begin van hare ziekte door Ostermann gebragt | |||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||
was. Dit was een stuk, door toedoen van Biron door den rijksraad opgesteld, waarbij deze het als wenschelijk voordroeg, dat de hertog van Koerland tot regent werd aangesteld. Op last van Anna had de kamenier dit geschrift in een kabinet opgesloten en haar de sleutels er van gebragt, welke sinds dat oogenblik het hoofdkussen niet verlaten hadden. Terzelfder tijd had Hare Majesteit haar, zonder te zeggen, wat er in stond, gelast, geen' woord over het bewuste stuk te zeggen, eer zij overleden was, en eerst dan de plaats aan te wijzen, waar men het kon vinden. Het is van elders genoeg bekend, hoe spoedig Biron van de hoogte, waartoe hij zich had verheven, neerviel en hoe Anna van Brunswijk met het regentschap over haren zoon bekleed werd. Finch besluit zijn rapport van dien val aldus: ‘Men heeft een Te Deum gezongen, eenige ridderorden uitgedeeld en de schulden der aanzienlijken betaald. De hertog van Koerland is van al zijn geld, zelfs van zijn gouden horologie en van zijne kleederen beroofd.’ Niet lang na Koerlands verbanning barstte de eerste Silezische oorlog los. De markies de la Chétardie had in last, Rusland ten gunste van Frederik II te stemmen, terwijl Finch zich moest beijveren, dit hof voor de belangen van Maria Theresia te winnen. De regentes was volstrekt niet van zins Frederik met een leger bij te staan. De markies hoopte beter te zullen slagen bij Elizabeth, wanner deze den keizerlijken zetel had beklommen. Dit was geene ongegronde hoop. Nog was de regentes geen jaar aan 't roer, of Finch schetst den toestand van zaken aan 't Russische hof op zoodanige wijze, dat elk er uit kon besluiten, dat het er niet van langen duur kon zijn. ‘Er was veel verdeeldheid; de regentes was jaloersch op hare magt; de een stond tegenover den ander. De oud-Russen haten al wat nieuw is. Er is niet één onder hen, die niet zou wenschen Petersburg op den bodem der zee en al de veroverde gewesten naar den duivel te zien, om naar Moskan te kunnen terugkeeren, waar zij, in de nabijheid hunner landgoederen, met minder kosten kunnen leven. Zij willen niets met Europa te doen hebben en verkiezen het verblijf van Siberië boven dat van een schip.’ Het duurde niet lang, of Elizabeth trok partij van die verdeeldheid en ontevredenheid. Den 25sten Nov. 1741 was zij keizerin. Men weet, dat de bewerker dier omwenteling de Hannoversche chirurgijn Lestocq was. Met regt roept Rulhière, die, een tijdlang secretaris van den gezant de Breteuil geweest zijnde, bij uitstek in de gelegenheid was het fijne van de zaken te doorgronden, in de geschiedenis, door hem geschreven, uit: ‘hoe komt het, dat de historieschrijvers in die gebeurtenis niets anders gezien hebben dan een persoonlijk feit, dan de troonsbeklimming van Elizabeth?’ Ook dit work toont het, dat | |||||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||||
deze revolutie een eigenaardig kenmerk had, waardoor zij zich van alle vorigen onderscheidde. Zij was het sein tot het herleven van den nationalen, zoo lang onderdrukten geest. Er had eene algemeene verdrijving plaats van die menigte vreemdelingen van allerlei rang en stand, die uit verschillende streken van Europa geroepen waren om Rusland te verlichten en te beschaven. Daarop volgde het proces van Ostermann, Münnich en de overige hoofden van het vorige bewind. De verregaande onbillijkheid bij de behandeling dier Regtszaak verbitterde Finch zoozeer, dat hij den 5den Jan. 1742 schreef: ‘Ik ken hier niemand, die in een ander land voor een' man van middelmatige eerlijkheid zou doorgaan.’ Het was niet alleen ten opzigte van de binnenlandsche aangelegenheden, dat de troonsbeklimming van Elizabeth eene nieuwe aera opende. Onder hare regering nam Rusland voor 't eerst eene plaats onder de rij van Europa's groote mogendheden in. Tot op haren tijd sloeg het geen acht op de quaestiën, die op het evenwigt van Europa betrekking hadden. Het vergenoegde zich met de verdediging zijner onafhankelijkheid of met zich, onder gedurige twisten met zijne naaste buren, uit te breiden. Engeland trachtte dit rijk er inzonderheid toe over te halen om zijn gewigt in de schaal van Europa te leggen. Frederik II dacht er eveneens over. In zijne Mémoires leest men: ‘Van alle buren van Pruissen verdient het keizerrijk Rusland, als de gevaarlijkste, de meeste aandacht; zij, die in het vervolg Pruissen zullen regeren, zullen genoodzaakt zijn de vriendschap dier barbaren aan te kweeken’Ga naar voetnoot1. Toch waren alle stappen, die Frederik deed om het hof van Elizabeth tot eene krachtiger tusschenkomst ten zijnen behoove te bewegen, te vergeefs. Vruchteloos waren de sommen, die hij aan hare ministers verspilde. De Engelsche gezant Hyndford schreef den 13den Mei 1745: ‘L'impératrice montre tant de tendresse pour le roi de Prusse seulement par dépit contre la reine de Hongrie.’ Uit ‘tendresse’! Elizabeth haatte den koning van Pruissen en zeide, zoo men denzelfden gezant mag gelooven: ‘Le roi de Prusse est certainement un mauvais prince, qui n'a pas la crainte de Dieu devant les yeux; il tourne toutes les choses saintes en ridicule, et il ne va jamais à l'église: c'est le Nadir sha de la Russe’. De vorstin zeide niet alles. Frederik spaarde niets, zelfs niet de zwakheden der keizerin van Rusland. Dit hadden haar hare kameniers verhaald, die het weder van eenige heydukken hadden, welke in dienst geweest waren van den koning van Pruissen. Hyndford kende beter den eerbied, verschuldigd aan eene dame, die een groot rijk beheerschte. ‘Votre | |||||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||||
seigneurie, schreef hij in een' brief, die, naar hij kon weten, in Rusland geopend werd, peut difficilement s'imaginer comme l'habit d'officier (Elizabeth mogt zich gaarne als man kleeden), sied bien à l'impératrice. Je suis persuadé que les gens qui ne l'auraient pas connu l'auraient prise pour un officier, si ce n'avait été sa jolie figure. En effet, sa Majesté a le coeur d'un homme et la beauté d'une femme’. Hoe belleefd deze brief ook ware, ook deze: gezant kon Rusland tot geene werkdadige deelneming aan den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog overreden. Toch nam dit rijk, zoo als ik zeide, zijne plaats onder de groote mogendheden in: het teekende den vrede van Aken mede. En toen de zevenjarige oorlog begon, was Rusland een van Frederiks vijanden. Het is belangrijk, na te gaan, hoe Frederik, onzeker wat Rusland zou doen, in het tijdverloop tusschen den vrede van Aken en 't begin van den zevenjarigen oorlog schier van dag, tot tag tusschen vrees en hoop geslingerd werd. Maar ik moet zuinig zijn met mijn papier en verhaal slechts zooveel, dat de belangstelling voor het boek, dat ik aankondig, gewekt worde en de draad niet worde afgebroken. Op Elizabeth volgde in 1762, na de korte regering van Peter III, Katharina II. In welken toestand verkeerde het rijk hij. Eizabeths dood? Een zaakgelastigde van de Vereenigde Provinciën; de Heer Zwart, zal het ons zeggen: ‘De tegenwoordige toestand in Rusland is een verschrikkelijk tafereel van bandeloosheid en wanorde. De keizerin hoort en ziet niets dan haren gunsteling; zij doet naar geene zaak ter wereld onderzoek en leeft op hare gewone manier voort; zij heeft het rijk letterlijk ten buit aan de plunderaars gelaten. Nooit is er meer verwarring en dreigend gevaar in Rusland geweest. Niet het minste spoor van goede trouw, eer, vertrouwen, schaamte en regtvaardigheid is er overgebleven.’ In dien toestand bevond zich Rusland, toen Peter III den troon beklom. Hij was een neef van Elizabeth, hertog van Holstein-Gottorp, en zijne moeder was eene dochter van Peter den groote. Elizabeth had hem reeds in 1742 naar Petersburg ontboden an hem den 7den Nov. van dat jaar tot troonsopvolger benoemd. Hij was gehuwd met Sophia van Anhalt-Zerbst, die, toen zij tot de Grieksche kerk overging, den naam Katharina aannam, waaronder zij zoo beroemd is geworden. Later mogt Katharina gaarne aan ieder, die het hooren wilde, verhalen, dat zij, bij 't betreden van Ruslands bodem, nog eer zij den groothertog Peter gezien had, bij zichzelve had gezed: ‘ik zal hier alleen regeren.’ Stellig kon zij deze gedachte opvatten, sinds zij het karakter en de verstandelijke vermogens van haren man had leeren kennen. De natuur had hem niet gunstig bedeeld en zijne opvoeding was meer dan verwaarloosd. Zóó wordt hij afgeschilderd. Toch began zijne regering met maatregelen, | |||||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||||
lijnregt overstaande tegen die, waardoor Ruslands beheerschers hunne troonsbeklimmg plagten te kenmerken. De Engelsche ambassadeur Keith doet ons die maatregelen kennen. De keizer hield zich geregeld met de gewigtigste aangelegenheden van 't rijk bezig. Niets gebeurde buiten zijn weten. Hij verminderde den prijs van het zout, hoewel dit eene belangrijke daling in zijne inkomsten voroorzaakte, schafte de staatsinquisitie of geheime kanselarij af, riep vele ballingen terug, en trok alle geestelijke goederen aan de kroon. Tot vergoeding hiervoor wees hij den aartsbisschoppen en abten een vast inkomen aan, an bepaalde eene zekere som voor 't onderhoud der monniken. Deze stap, die Voltaire met vreugde vervulde, verwekte in 't geheele rijk eene groote ontevredenheid. Zoover Keith. Diens dépêches zijn evenwel niet de eenige maatstaf, waarnaar men Peters regering moet beoordeelen. Hij gaat door voor een' man ‘d'un esprit peu étendu et peu perspicace.’ Daarenboven, hij was een vertrouwd vriend van den keizer, die onaangediend bij hem binnentrad en zichzelven als gast aan Keiths tafel noodigde. ‘Faut-il que les Anglais se moquent partout de nous?’ schreef Voltaire, gebelgd over 't verlies van den invloed, dien de Fransche gezant in de laatste jaren van Elizabeths regering aan 't hof van Rusland had gehad. ‘Il y a un Keith, vervolgt hij, qui sait boirc, qui a captivé l'empereur, et votre Breteuil n'a captivé porsonne.’ Voltaire kon zich troosten. Keith zegt niet alles. Breteuil, die niet zoo behoedzaam behoefde te zijn, laat ons de donkere zijne van de schilderij aanschouwen. Hij schreef den 18den Jan. 1762 (n.s.): ‘La vie que l'empereur mène est la plus honteuse. Il passe les soirées à fumer, à boire de la bière, et ne cesse ces deux exercices qu'à cinq ou six heures du matin, et presque toujours ivre-mort.’ Hij had tot minnares eene nicht van den kanselier, Elisabeth Woronzow, waarvan de Breteuil deze beschrijving geeft: ‘Elle est sans esprit; quant à la figure, c'est tout ce qu'on voit de pis. Elle ressemble de tout point à une servante d'auberge de mauvais aloi.’ De getuigenis van Frankrijks gezant wordt door die van Rulhière, een' ooggetuige, bekrachtigd: ‘La nouvelle cour prit aisément l'air et le ton d'un corps de garde an joie’Ga naar voetnoot1. Ook dames namen aan die drinkgelagen deel, en toen deze zich beklaagden, dat Peter zelfs actrices en danseressen hierbij toeliet, antwoordde hij: ‘onder de vrouwen geldt geen rang.’ Vanwaar die tegenstelling tusschen het berigt van den eenen en dat van den anderen gezant; vanwaar de weêrspraak tusschen dat lage leven en die neiging tot grootsche regeringsdaden? In zijne prille jeugd was Peter geleid door twee mannen van uitnemende be- | |||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||
kwaamheden, die zijne aandacht op voorbeelden van groote vorsten vestigden en de zucht voor 't verhevene bij hem trachtten op te wekken. Sedert zijne komst in Rusland, toen hij nog maar 13 jaren oud was, werd zijne opvoeding toevertrouwd aan lieden, wier eenig streven was hem stelselmatig te bedervenGa naar voetnoot1. Peter ging zijn verderf te gemoet door daden, goed op zichzelve, maar die fouten werden door de overhaasting, waarmede hij ze verrigtte. Reeds had hij de geestelijkheid tegen zich; hij kwetste de oud-Russen door zijn' afkeer van de nationale zeden en gewoonten; hij verbitterde de lijfwacht door haar te willen onderwerpen aan de Duitsche tucht. Met Katharina leefde hij sinds lang in onmin. Zij sleet hare dagen in eenzaamheid en van elk verlaten, en verscheen zij in 't publiek, dan werd zij met minachting of scheldwoorden bejegend. Van dag tot dag moest de fiere prinses vreezen, dat Peter haar verstiet en haren zoon Paul, tevens den zijnen, voor een' bastaard verklaarde. Alles duidde aan, dat er eene uitbarsting op handen was. Onder 't volk werden oproerige geruchten uitgestrooid om het tot een' opstand voor te bereiden. De conversatie bestond allerwege in klagten, gemor en afgebroken woorden van lieden, die elkander zochten te doorgronden. ‘De brieven uit Petersburg, schrijft Frederik II in zijne geschiedenis van den zevenjarigen oorlog, boezemden elk groote bezorgdheid voor 't leven des keizers in. Zij kondigden alle de kiemen eener omwenteling aan, die op 't punt was van uit te barsten’Ga naar voetnoot2. Maar wie ook ongerust was en in spanning verkeerde, slechts de keizer en Keith hadden niet het minste vermoeden van 't geen er gaande was. Te vergeefs beval de koning van Pruissen Peter schriftelijk aan, krachtige voorzorgen te nemen voor zijne persoonlijke zekerheid. Tot Frederiks gezanten, die dit punt meermalen op het tapijt bragten, zeide hij: ‘zoo gij tot mijne vrienden wilt behooren, zult gij dit onderwerp niet weder aanroeren.’ Op den dag, dat het feest van den vrede met Pruissen gevierd werd, beval Peter, in eene vlaag van dronkenschap, zijne gemalin in een klooster op te sluiten. Van dit oogenblik af - zoo heeft Katharina later getuigd - had zij het oor geleend aan de voorslagen, die men haar sinds den dood van Elizabeth had gedaan. Het was niet sedert gisteren of eergisteren, dat zij dienaars had, tot alles bereid om haar te behagen. Wat zonderling was, zij verwierf vele nieuwe aanhangers door bemiddeling van de prinses Daschkow, de jongste zuster van Elizabeth Woronzow, de minnares des keizers. Een van de hoofden, van welke de omkeering uitging, was graaf Panin, de gouverneur van den groot-hertog Paul, den zoon van | |||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||
Peter III en Katharina. Doch hun oogmerk was niet, wat later geschied is, Katharina op den troon te plaatsen; zij wilden haar slechts tot regentes benoemen gedurende de minderjarigheid van haren zoon. Dat dit niet gebeurd is en Katharina met der daad keizerin werd, was het werk van een aantal vertrouwelingen van lageren rang, grootendeels onbekende personen, van welke Gregorius Orlow een der voornaamste wasGa naar voetnoot1. Orlow was officier en had geene andere verdienste dan eene ‘constitution athlétique’. Na de revolutie schreef de Breteuil den 9den October: ‘Orlow est un fort bel homme, au reste, dit on, une très grande bête’. Dit laatste dacht Katharina niet, die in een later aan te halen geschrift getuigt, dat de Orlows door groote bekwaamheid uitmuntten om over menschen te gebieden alsmede door beleid en veel tegenwoordigheid van geest. Bij de verontwaardiging, die de soldaten van de lijfwacht tegen Peter III bezielde, vond Orlow allerwege een open oor. Het geld, dat hij met volle handen ronddeelde, zette aan zijne redeneringen kracht bij. Den 6den Julij (n.s.) ging de keizer met vele van de schoonste vrouwen van Petersburg naar zijn buitengoed Oranienbaum, waar hij zijne soldaten liet exerceren en bals gaf. Twee dagen daarna greep de omwenteling plaats. Zij is reeds meermalen beschreven. Het berigt van Rulhière verdient voorzeker het meeste geloof; het komt geheel en al overeen met de dépêches van den Franschen gezant. Ook wijkt de uitvoerige uiteenzetting dezer zonderlinge gebeurtenis door den gezant van Engeland, Keith, slechts in weinige punten van ondergeschikt belang van den inhoud der overige bronnen af. Hetgeen mij minder algemeen bekend voorkomt, is dat Katharina zelve een verhaal dier omwenteling heeft opgesteld of gedicteerd, in een' brief, naar 't schijnt geadresseerd aan haren gunsteling Poniatowski, den lateren koning van Polen. Hoewel thans niet voor 't eerst gedrukt, is het in het werk, dat ik refereer, onder de dépêches der gezanten opgenomen. Het is te lang, dan dat ik het hier eene plaats kan geven, en bevat alle mogelijke bijzonderheden betrekkelijk de zaak. Het einde van de omwenteling wordt aldus beschreven: ‘J'allai à la messe (na den plegtigen intogt te Petersburg); puis on chanta le te Deum; puis on vint me féliciter, moi qui, depuis vendredi, six heures du matin, n'avais presque ni bu, ni mangé, ni dormi. Je fus fort aise de me coucher le dimanche au soir.’ Men weet, hoe de zwakheid des keizers de plannen zijner gemalin in de hand werkte. Den 17den Julij (n.s.) verzocht hij om | |||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||
zijn' mopshond, zijn' neger Narcissus, zijne viool, romans en een Duitschen bijbel. De Fransche secretaris van legatie, Bérenger, die dit meldt, voegt er niet bij, of hij het verlangde kreeg. Katharina zegt in haren brief, dat hij slechts de drie eerstgenoemde zaken vroeg, alsmede zijne minnares, en dat zij hem alles had gezonden, behalve de minnares ‘crainte de scandale et d'augmenter la fermentation dans les esprits.’ Zóó was dan de omwenteling voltrokken en Katharina was keizerin. Van 't regentschap sprak niemandGa naar voetnoot1. Maar Peter leefde nog en was bij de mindere volksklasse zeer bemind. Aan al de eischen van hen, die medepligtig waren aan de omwenteling, kon niet voldaan worden. Al was dus ook de ongelukkige Peter, in eene doffe wezenloosheid verzonken, niet te duchten en al getroostte hij zich zijn beklagenswaardig lot, zoolang hij leefde, kon zijn naam tot sein verstrekken voor elk, die veranderingen wenschte. Vandaar dat zijne gevangenschap maar een paar dagen geduurd heeft. Ik kom tot het groote raadsel. Schlosser zegt (t.a.p. blz. 417), dat Peter III den 17den Julij in Roptscha, op een landhuis nabij Peterhof, eerst vergiftigd, en toen het vergif niet spoedig genoeg werkte geworgd is. Als moordenaars en ooggetuigen der daad noemt hij Alexis Orloff en nog vijf andere personen, o.a. Teploff. Rulhière IV, p. 380 vlg. houdt vier personen, o.a. ook Alexis en Teploff, voor de plegers van 't misdrijf en geeft Robschak, een buitengoed nabij Petersburg, als het oord op. Wat zeggen de dépêches? Bérenger schreef den 21sten Aug. een berigt, waarin de moord op dezelfde wijze beschreven wordt als Schlosser later deed. Negen jaren later meldde Durand, zaakgelastigde van Frankrijk aan 't hof te Weenen, (4 Mei 1771) ‘Sans que personne se soit avisé de lui parler de la mort de Pierre III, le comte Alexis Orlow a de son propre mouvement touché cette horrible matière. - Ce général, qui a une force de corps extraordinaire, fut chargé d'étrangler son maître, et il semble que les remords le poursuivent.’ - Wil men echter niet op dit gezegde van Orlow bij uitsluiting stcunen, dan staat alleen geheel vast, dat Alexis Orloff en een onderofficier, geheeten Teploff, op den morgen van den 19den Julij in de kamer van een landgoed, nabij het klooster Newsky, waar de keizer gevangen zat, binnentraden. Wat zij deden, is men nimmer naauwkeurig te weten gekomen; maar toen zij er uit kwamen, was Peter III dood. Men kondigde af, dat hij aan de koliek overleden was, weshalve Duclos geen ongelijk had, toen hij in zijne ‘mémories’ van eene ‘prétendue colique’ sprak. | |||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||
Welk aandeel had Katharina zelve aan het wanbedrijf? Eerst was men ten hove van Petersburg geneigd haar als onschuldig aan te merken. Maar zij, die, zoo als Breteuil, zagen, dat zij, na het ontvangen der tijding, een even opgeruimd gelaat vertoonde als vroeger, maar eerst den volgenden dag, toen het overlijden van den czaar officieël bekend werd gemaakt, ‘afficha la douleur’, veranderden weldra van meening. Met hen de meeste geschiedschrijvers, hoewel niemand zijn vermoeden als zekerheid durft voordragen. In den beginne had Katharina met vele moeijelijkheden te strijden. Overal, waar zij zich vertoonde, kwam men haar met den meesten eerbied te gemoet. Doch zij wist, dat er zaden tot menig oproer gestrooid waren, en Siberië werd ook door haar meer dan eens te hulp geroepen. Dit was niet alles. Orloff, niet tevreden met de buitensporige belooningen, hem toegekend, stond naar niets minder dan naar hare hand. En zij, die Katharina's verderf wilden, rieden haar aan zijn' wensch te voldoen. Bij elke beweging klonken haar de namen Iwan en Paul in de ooren. Men weet, hoe zij spoedig van den schrik voor Iwan bevrijd werd. Sinds dat oogenblik verdween hare ongerustheid en ging zij met zichzelve te rade over hetgeen zij als souverein van een groot rijk te doen had. Welke plannen zij ontwierp, welke pogingen zij aanwendde, dit is elders op voldoende wijze in 't licht gesteld. Maar toen haar oogmerk bereikt was, toen geheel Europa wist, dat zij briefwisseling hield met Voltaire, die haar zijne ‘Cateau’ noemde, en Diderot om een algemeen studieplan had gevraagd, dat zij academiën, universiteiten, scholen stichtte, toen het de mode was geworden op de keizerin van Rusland te roemen, toen men zich allerwege over hare edelmoedige bedoelingen onderhield en het scheen, dat het licht uit het Noorden moest komen - toen juist liet Katharina alles, wat zij begonnen had, varen, en niets werd voleindigd. Terwijl de Fransche wijsgeeren de wijsheid der Semiramis van 't Noorden tot de wolken verhieven, ontwierpen de ambassadeurs van 't Fransche en 't Engelsche hof een tafereel van den toestand van Rusland, dat een getrouwer beeld van de waarheid is. Zij berigtten, dat die legers, waarvan men in Europa met zooveel ophef sprak, door ziekten uitgeput, slecht gevoed en gekleed, ten prooi strekten aan de hebzucht der officieren en intendanten; dat de natie door de recrutering gedecimeerd werd, de schatkist leeg was en het land met belastingen overstelpt, eindelijk dat er veel valsch en niet genoeg echt geld in omloop was. Niet beter stond het, naar hun beweren, met het zedelijke. Zelfs onder de hoogste standen der maatschappij was geene kennis, eerlijkheid of spoor eener goede opvoeding, slechts domme trotschheid kenmerkte haar. ‘De hoofden,’ schrijft de Engelsche gezant Macartney in 1766, ‘die nu met eene Fransche pruik | |||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||
prijken, zijn dezelfde, die vóór nog geen honderd jaren met huiden van dieren omwonden waren.’ ‘Het gezag van de Groot of Puffendorf in te roepen, wanneer men met de Russische regering onderhandelt, is onmogelijk’, verzekert hij verder. Zóó spreekt niet een, zóó zeggen alle getuigen, die hier voorkomen. Maar ik moet eindigen. Ik zou het kunnen doen met het beschrijven van Katharina's eindelooze amourettes of van hare geschillen met haren zoon Pual, of eindelijk van de vele tooneelen, die 't gevolg waren van de betrekking, waarin zij tot Potemkin stond, eene betrekking, zoo zonderling als er ooit eene was, en waarvan de gezanten den lezer als van dag tot dag ooggetuige maken. Liever kies, ik iets uit het beredeneerd verslag, dat de Engelsche ambassadeur Harris den 31sten Julij 1778 aan zijne regering zond. ‘De uitgestrektheid van Rusland en de veiligheid zijner grenzen maken dit rijk voorzeker tot een begeerenswaardigen bondgenoot en een bijna ongenaakbaren vijand. De verschillende handelsartikels, die Europa uit dit land moet trekken, en het kleine aantal van die, welke het verpligt is in ruiling te ontvangen, waarborgen zijne onafhankelijkheid en nationalen rijkdom. Maar die voordeelen zijn slechts 't gevolg van zijne ligging; zij bestonden, voor dat het licht der beschaving onder dit volk werd ontstoken. Uit die materieële voordeelen kon voortvloeijen, dat Rusland een achtenswaardig rijk was. Doch dan moest het een vasten gang in 't bewind volgen, dan moesten er stellige regels van beheer zijn, waarvan nimmer werd afgeweken. Ik beken, dat ik nog steeds naar zulk een stelsel en naar zoodanige regels zoek. In eene absolute monarchie hangt alles van het karakter van den souverein af. Voor zoover ik hoor en zie, heeft de keizerin een mannelijken geest en veel vastberadenheid. Maar zij mist mannelijker deugden, het langzaam beraden, de gematigdheid in voorspoed en een juist en welwikkend oordeel. Daarentegen heeft zij in de ruimste mate de zwakheden, die als 't erfdeel harer kunne beschouwd worden, de zucht om gevleid te worden, ijdelheid en afkeer van 't volgen van goeden raad. Voeg daarbij eene verregaande zinnelijkheid.’ Na vervolgens aangetoond te hebben, in welke vreemde verhouding Rusland zich onder Katharina tot de naastgelegen staten geplaatst heeft, gaat de heer Harris tot het onderzoek der binnenlandsche aangelegenheden over. Hier heeft het ‘laisser-aller’ allen invloed van wet of geregtigheid verlamd. De grooten onderdrukken de kleineren; elk steelt en rooft in volkomen veiligheid. Door de achteloosheid der burgerlijke overheden ontstond in 1771 eene pest te Moskan, waaraan 120,000 menschen stierven. Toen de aartsbisschop, een verlicht man, niet langer wilde, dat zij, die reeds in meerdere of mindere mate door de ziekte aangetast waren, overeenkomstig de ge- | |||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||
bruiken der Grieksche kerk het heilig avondmaal uit denzelfden lepel gebruikten en met hetzelfde doel, ter vermijding der besmetting, gebood, dat eenige van de beelden, rondom welke de menigte zich verdrong, weggenomen werden, barstte er een hevig oproer los en werd de aartsbisschop letterlijk in stukken gescheurdGa naar voetnoot1. Als lichtzijde - zoo gaat Harris voort - staat tegenover deze feiten niets anders dan de vestiging van vele Duitsche koloniën en de oprigting van talrijke scholen. Weelde, pracht en verspilling heerschen hier in overvloed. Het wetboek, dat de keizerin heeft ontworpen, is nog nimmer bestudeerd; het is bij de academie gedeponeerd, en vele oorzaken beletten, dat het op de praktijk van 't leven worde toegepast. Zoodanig is, durf ik zeggen, de wezenlijke toestand van dit rijk. Harris verliet Petersburg in 't begin van 1783, en de correspondentie van zijn' opvolger, zegt de Fransche berigtgever der dépêches, is ons niet medegedeeld. Het oogenblik is nog niet gekomen, zóó luidt zijn laatste woord, om de verdere geheimen publiek te maken, die het State paper office bevat.
Groningen, 6 Junij 1860. Dr. J.A. Wynne. |
|