De Gids. Jaargang 24
(1860)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een blik op het schoolonderwijs in den kerker.I. Inleiding. Beginselen. Hoofdvragen.Algemeen erkent men de waarheid der bewering, dat: ‘de onwetendheid eene der voornaamste oorzaken is, die de gevangenissen bevolkt;’ maar minder algemeen, dat onderwijs, goed onderwijs vooral, een der voornaamste middelen is, om den veroordeelde te bewaren voor recidive.’ Toch schijnt men bij de invoering van het schoolonderwijs in de gevangenis - 1822 - voor een oogenblik daaraan gedacht te hebben; maar het duurde niet lang, of de weinige belangstelling was verdwenen, ja er ontstonden zelfs van lieverlede krachtige vooroordeelen tegen het schoolonderwijs in de gevangenis, bepaaldelijk tegen dat voor bejaarden. En eindelijk sloeg men zelfs van kwaad tot erger over en noemde het onderwijs voor bejaarden eene verlorene zaak! Zoo sleepte het schoolonderwijs zich eenige jaren in den kerker voort, zonder dat men eigenlijk regt wist, hoe het er leefde. En zoo men met de uitkomsten van dat onderwijs wilde bekend worden, het eenige middel, om daartoe te geraken, ontbrak, - eene goede statistiek. De statistiek van het gevangeniswezen dagteekent van 1844, en vermeldde tot 1853 alleen het standpunt van de beschaving der gevangenen bij hunne aankomst en bij hun ontslag, of bij het einde des jaars. In de 4 kolommen, waarin dat standpunt van beschaving is aangewezen, was het schoolonderwijs als verborgen. De verzamelde cijfers gaven tot geenerlei bepaald overzigt, tot geene enkele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voldoende gevolgtrekking het middel aan de hand. In 1854 echter leverde de statistiek eene bijzondere tabel voor het schoolonderwijs, maar gaf alleen den graad van geoefendheid bij het ontslag; ze bleef dus onvolledig, totdat eindelijk de statistiek over 1858 den graad van geoefendheid bij het ontslag niet alleen, maar ook bij het einde des jaars mededeelde. Nu waren er dus voldoende opgaven, om over de uitkomsten van het schoolonderwijs in de verschillende gestichten te kunnen oordeelen. Mogten wij reeds dankbaar zijn, dat de statistiek in 1854 met de tabel Schoolonderwijs verrijkt werd, wij hebben thans grooter reden tot dankbaarheid, nu wij in die tabel zulk eene belangrijke schrede tot meerdere volkomenheid ontwaren. De tabel Schoolonderwijs is een kostbaar statistisch geschenk, dat voor de zaak van het schoolonderwijs in de gevangenissen, van de heilrijkste gevolgen kan zijn. Eene eenigzins gezette beschouwing dier tabel doet gereedelijk blijken, dat er bij de zamenstelling gezonde, practische beginselen tot uitgangspunten gekozen zijn. Immers, in de hoofden der kolommen liggen duidelijk als aangenomen beginselen opgesloten:
Ten einde de uitkomsten van het schoolonderwijs te beter te kunnen beoordeelen, zijn ook in de statistiek verschillende leefjaren opgenomen, alsmede het aantal straffen, wegens wangedrag bij het schoolonderwijs. En om tevens te doen zien, wat er aan de eene en andere zijde ten behoeve van het schoolonderwijs geldelijk bijgedragen wordt, wijst de tabel ook de onderwijzers aan, door het Rijk en door het Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen bezoldigd. De deelneming aan en de uitkomsten van het schoolonderwijs zullen voornamelijk de punten dezer beschouwing uitmaken; wij zullen zien, wat er dienaangaande op de vragen der Hooge Regering in cijfers geantwoord is. Wij zullen een' | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oplettenden blik pogen te werpen langs het pad, dat wij bij het licht der statistiek gekozen hebben, en tevens geleidelijk trachten aan te stippen wat wij mogten ontdekken bij het zoeken naar antwoord op de volgende twee hoofdvragen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Tabel: schoolonderwijs.Bij het onderzoek, wat er op de hier gestelde vragen geantwoord is, ontdekken wij tevens onwillekeurig hoe er geantwoord is, en dit geeft als van zelf aanleiding tot opmerkingen en gevolgtrekkingen, die, in het belang der zaak, niet stilzwijgend mogen worden voorbijgegaan. Daar tabel No. 13, Schoolonderwijs, op zich zelve geen voldoend antwoord geeft, zoo moeten wij de toevlugt nemen tot andere tabellen, en ze in verband met die tabel brengen. De verschillende uitkomsten van het hoe der invullingen door de onderscheidene gestichten kunnen volgenderwijze worden bijeengevat: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oppervlakkig beschouwd, is zeker de totale uitkomst, die het onderling verband der statistieke cijfers ons hier te lezen geeft, verre van gunstig, en, wanneer men niet door de oppervlakte heendrong, zou men gevaar loopen een hard en onregtvaardig oordeel te vellen. Hoe schijnbaar onbevredigend, hoe mild in onverwachte tegenstrijdigheden, onwaarschijnlijkheden en onmogelijkheden - in 26 gestichten zamen ten getale van 46 - is echter die getallenreeks opmerkenswaardig en nuttig. Even als de eindformule van een algebraïsch vraagstuk de leemten in de gegevens aantoont, en tevens wat er verbeterd moet worden om een antwoord te kunnen verkrijgen, zoo wijst ook deze getallenreeks bestaande gebreken aan en, wanneer wij haar ontleden en den gang dier ontleding volgen, ook de wijze hoe verbeterd moet worden, terwijl zij daarbij den maatstaf geeft, in hoeverre wij met zekerheid antwoord kunnen erlangen op de hoofdvragen, welke ons onderzoek beoogt. Uit de statistiek blijkt, dat er in de strafgestichten voor de jeugd, waar àllen, ook de bij hunne aankomst genoegzaam onderwezenen, tot het schoolonderwijs zijn toegelaten, verlegenheid moet bestaan hebben omtrent de invulling dezer tabel, waar in het hoofd alleen gesproken wordt van hen, die bij hunne aankomst niet, of niet genoegzaam onderwezen zijnde, tot de school toegelaten waren. Van daar de schijnbare tegenstrijdigheid met het standpunt van beschaving, 't geen door eene kolom van de tot de school toegelatenen, die bij aankomst reeds genoegzaam onderwezen waren, zou voorkomen zijn. Dit zou tevens zijn nut hebben voor andere gestichten, waar men reeds genoegzaam onderwezenen bij hunne aankomst als eene gunst tot de school wil toelaten, om het rekenen te leeren. Zoo als de tabel nu is ingerigt, behooren de scholieren, die bij aankomst genoegzaam onderwezen zijn, voor de statistieke opgaven niet in aanmerking te komen, of men zal in tegenspraak met het standpunt van beschaving geraken, iets, dat tot het erlangen van getrouwe cijfers natuurlijk niet wenschelijk is. - In de Burgerlijke en Militaire Huizen van Verzekering is die tegenspraak met het standpunt van beschaving het minst, in de Huizen van Arrest het meest, boven en behalve de onwaarschijnlijkheden, uit de verschillende cijfers opgemaakt. Dit is zeker niet ontstaan uit onverschilligheid of uit zucht om valsche cijfers te geven, maar omdat men uit gebrek aan voorgeschrevene registers geene ware, overeenstemmende cijfers geven kon. Behalve dit gebrek aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodige registers, zullen hier en daar die onwaarschijnlijke cijfers ook wel het gevolg zijn van minder heldere bevatting der zaak. - Voor de Huizen van Arrest zou het raadzaam zijn het standpunt van beschaving te splitsen in dat van onveroordeelden en veroordeelden, en voor de tabel Schoolonderwijs alleen de afwisselende bevolking der veroordeelden op te nemen, naardien de onveroordeelden toch in den regel geene scholieren zullen zijn, evenmin als de veroordeelden tot minder dan ééne maand, waarom in het hoofd van kol. 1 ook wel kon vermeld worden: ‘of wegens te korte tucht.’ Nu wij genoegzaam de oorzaken hebben leeren kennen, waaraan het tegenstrijdige in de cijfers der statistiek van het schoolonderwijs moet worden toegeschreven, zijn wij tevens ook op de hoogte om te zien, welken graad van zekerheid wij aan die cijfers mogen toekennen, en in hoe verre zij ons kunnen dienstig zijn ter beantwoording der door ons gestelde vragen van onderzoek. De verschillende gevallen van overeenstemming, tegenspraak, enz., volgenderwijze gerangschikt, zullen ons daarbij tot schaal kunnen strekken:
(La. B.)
Bij de Strafgevangenissen zien wij enkel tegenspraak met het standpunt van beschaving; bij de Huizen van Verzekering die tegenspraak en onwaarschijnlijkheden; bij de Huizen van Arrest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beiden, en daarenboven geene invulling door geen onderwijs. Bij de Strafgevangenissen is dus over het algemeen de meeste kans tot zekerheid voor ons onderzoek. En, wanneer wij daarbij nog in aanmerking nemen, dat de tegenspraak met het standpunt van beschaving in de gestichten voor jeugdigen niet van dien aard is, dat zij tot onzekerheid kan leiden, dan hebben wij bij de Strafgevangenissen slechts voor 3/8 eenige moeijelijk, heid te wachten. Wij zullen ons dus blijven bepalen tot de Strafgevangenissen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Beantwoording der hoofdvragen.Bij gelijke regeling, leermethode, bekwaamheden en ijver van de onderwijzers en overigens onder gelijke omstandigheden, zouden, bij gelijken leeftijd en bij gelijk geslacht der scholieren, de uitkomsten bij het ontslag en bij het einde des jaars voor àlle gestichten ook bijna hetzelfde zijn. Maar in de verschillende Strafgevangenissen is een heerschende leeftijd voor de scholieren, en daarom zullen wij de Strafgevangenissen in de volgorde van dien leeftijd rangschikken, daarbij het geslacht in aanmerking nemende. Het hoogste cijfer van uitkomst zal in den regel zijn bij de jongens, dan dalen bij de meisjes en mannen, en bij de vrouwen het laagste.
Tabel No. 13 geeft ons op de eerste der door ons gestelde vragen geen antwoord en op de tweede een onvoldoend, althans in strijd met onze zoo even op goede gronden aangenomene volgorde van uitkomst. Met behulp van tab. No. 2 echter, vinden wij op de eerste vraag een voldoend antwoord, en op de tweede een antwoord meer in den geest onzer gestelde orde van afdaling. De uitkomsten dezer beide tabellen plaatsen wij volgenderwijze naast elkander: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij zien nu, dat de Strafgevangenissen voor mannen, No. 4 en 5, nog al aanmerkelijk verschillen, wat de deelneming aan het schoolonderwijs betreft. Ten einde dit cijfer te kunnen toetsen, geven wij hier eenige opgaven, die den waarborg van juistheid bezitten. Wij trekken de volgende kolommen als schaal te zamen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit cijfer kan veilig als maatstaf aangenomen worden, zonder de feil te begaan van de gevangenissen in een te nadeelig cijfer te plaatsen. Wij vinden voor de beide Strafgevangenissen onder No. 4 een verschil van ruim 23 en 11%, of 58 en 39 gevangenen, die, hoewel schoolpligtig, niet tot het onderwijs zijn toegelaten. Dit moet zeer waarschijnlijk worden toegeschreven aan de hier en daar gevoede meening: ‘Het schoolonderwijs is alleen eene belooning voor hem, die het waardig is!’ Die stelling moge schoon klinken, zij beveelt zich echter van eene practische zijde niet zeer aan. Behalve dat het altijd niet even gemakkelijk is om te beslissen, wie het voorregt der school al dan niet waardig zij, kan die stelregel niet zelden een kostelijk hulpmiddel zijn om te vermommen, dat er, ten behoeve der verschillende diensten, schoolpligtige gevangenen aan het onderwijs worden onttrokken. Zijn wij tot de overtuiging gekomen, dat er gevangenen zijn die tot het schoolonderwijs hadden behooren te worden toegelaten en die niet toegelaten zijn, de statistiek kan ons doen zien, dat er in de mannen-gevangenissen hier en daar een niet onaanzienlijk getal zijn toegelaten, voor wie het geene volstrekte noodzakelijkheid was. Wanneer dit getal aanzienlijk is, kan dit, vooral bij te korten schooltijd of te weinig adsistenten, eene oorzaak zijn, dat de uitkomst bij ontslag of bij het einde des jaars minder gunstig is. Eene andere, doch voorname oorzaak, welke bepaald een min gunstig cijfer van uitkomst kan te weeg brengen, zullen wij thans niet aanroeren, omdat die uit de statistieke cijfers geenszins is op te maken; wij zullen daarover echter straks spreken, wanneer een volgend punt, het aanvoeren van bijzondere cijfers eischende, ongezocht tevens een afdoend bewijs van het nadeelig gevolg der bedoelde oorzaak zal geven. En zoo zijn wij als van zelf genaderd tot onze tweede vraag: ‘Hoe was de uitkomst bij het ontslag of bij het einde des jaars?’ Om met juistheid over die uitkomst te kunnen oordeelen, zijn er meer gegevens noodig dan de tabel Schoolonderwijs of de statistiek elders aanbiedt; als: het gemiddeld aantal adsistenten en scholieren, - de onderwijsbehoevende gevangenen, gedurende het jaar tot de school toegelaten, - en de tijd, dagelijks voor het onderwijs bestemd. Ook de maatstaf, hier en daar voor den graad van goed lezen en schrijven aangenomen, diende men te kennen. Ofschoon wij mogen vaststellen, dat die beoordee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ling van ‘goed’ in gestrengheid moet afnemen naar gelang van den meerderen leeftijd, zoo is het toch zeer mogelijk dat er hier of daar eene onevenredige rekbaarheid in het bepalen der grens zal heerschen. Daarenboven missen wij nog een geijkt schaalcijfer voor leeftijd en kunne. Wij hadden ons gevleid, dit te zullen ontdekken in de ‘Statistique des prisons de la Belgique,’ 1831-1149; maar wij vinden daarin even als in die van 1850-1859 in tabel K, alleen eene gedeeltelijke uitkomst, namelijk den stand van het onderwijs op 31 December des sluitjaars van het tijdperk, waarover de statistiek loopt. - Bij gebrek aan de vereischte gegevens en een schaalcijfer, zullen wij ons nu dienen te vergenoegen met eene meer oppervlakkige vergelijking van de berekende uitkomst %% in de laatste kol. La. C. De beide gestichten onder No. 1, jongens, verschillen ruim 11%. Het verschil in schooluren - van 1 tot 1½ uur daags - en welligt meer gestrengheid in de eischen voor de rubriek goed, zullen daarvan de oorzaak zijn. De mannen-gevangenissen loopen niet veel uiteen. Of het cijfer voor de vrouwen wel niet wat laag zij, wagen wij niet te beslissen. Latere ondervinding, bij beteren statistischen oogst, zal het vereischte schaalcijfer geven, en alzoo eene bepaalde uitspraak mogelijk maken. Dat niet één meisje bij ontslag, enz. goed lezen en schrijven kon, mag zeker niet gunstig geacht worden. Maar evenwel gelooven wij de uitkomsten over het algemeen niet ongunstig te mogen noemen, wanneer wij den toestand, waarin het schoolonderwijs zich nog bevindt, in aanmerking nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Eene nieuwe vraag. reglement op het schoolonderwijs.Bij het zoeken naar antwoord op onze twee naauwzamenhangende hoofdvragen zal 't duidelijk in het oog gesprongen zijn, dat de beginselen, welke tabel Schoolonderwijs leert, niet overal aangenomen zijn, - dat er niet de noodige eenheid van begrip bestaat. Alzoo dringt zich als van zelve de vraag aan ons op: ‘Wat moet er in de eerste plaats gedaan worden, om deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beginselen algemeen te doen zijn?’ En hierop kunnen wij op grond van eene ruim 20-jarige ondervinding bepaald antwoorden: ‘Een algemeen reglement op het schoolonderwijs in de gevangenissen, - een reglement, in den geest van dat, hetwelk reeds sedert 1849 in de Strafgevangenis te Woerden in werking geweest is. Toen in 1838 de school te Woerden geopend werd, deed de gewone gang van zaken al spoedig behoefte aan een reglement op het schoolonderwijs gevoelen. Eindelijk meende de Commissie van Administratie het initiatief te moeten nemen, en ontwierp, door de lessen der ondervinding voorgelicht, een reglement, dat door den Minister van Justitie goedgekeurd, in 1849 beproefd, en, na eenige noodig bevonden wijzigingen, in 1850 met nieuw ministeriëel visum voor goed werd ingevoerd. Wijlen de Referendaris-Inspecteur der gevangenissen, de Heer F.J. Mahieu, was met dit reglement zoozeer ingenomen, dat hij zich ten doel stelde om het door zijnen invloed overal te doen aannemen, in welk lofwaardig voornemen de dood hem echter in het jaar 1853, helaas, verhinderde. Het reglement op het schoolonderwijs in de Strafgevangenis te Woerden steunt geheel en al op de beginselen, in de tabel Schoolonderwijs uitgedrukt. De hoofdgedachten van dat reglement zijn: 1o.) gestrengheid, ten opzigte der bijwoning van het schoolonderwijs door àlle onderwijsbehoevenden, die bij hunne aankomst geschikt bevonden worden voor de school; 2o.) volledigheid in de bepaling van alles, wat het noodzakelijk standpunt des onderwijzers aangaat. Het zal voorzeker zijn nut hebben, wanneer wij in hoofdtrekken het verschil tusschen eene gevangenisschool zonder en met reglement aantoonen. De 20 eerste jaren van de school te Woerden bieden hiertoe de beste gelegenheid aan. Door getrouwe aanteekening van oorzaken, feiten en gevolgen zijn wij in staat een beknopt vergelijkend overzigt der beide toestanden te leveren, waardoor wij de volgende zamenvatting van uitkomsten erlangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 527]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieruit zien wij, dat te Woerden in de 10 jaren, zonder reglement, bijna 13% of 125 gevangenen minder ter schole gingen, dan het geval had kunnen zijn, en dat het welslagen bij ontslag of bij het einde des jaars daarenboven bijna 7% minder was, dan later met reglement. Behalve dit niet onbelangrijk verlies, was er nog een ander niet minder groot: ruim de helft der adsistenten en bijna 1/6 der scholieren moest om onvoldoende redenen van de school worden afgenomen (?). Niet zelden gebeurde het, dat een nuttig adsistent bij den Kommandant als oppasser of bij de huisdienst als schrijver werd geplaatst, zonder dat de onderwijzer wist waar hij bleef, of zonder dat er gevraagd werd of de school er ook onder lijden zoude. Een getal van 79 scholieren, die anders goed lezen en schrijven zouden geleerd hebben, verliet, door ontijdig staken van het onderwijs, de gevangenis, zonder eenig voordeel van het schoolonderwijs te hebben gehad, - de een, door plaatsing bij de Huisdienst als ziekenwachter, wasscher of reiniger, - de ander, door plaatsing bij den Arbeid als toezigter, garenkoker of arbeider, enz. En daarenboven werd de school zelve zeer onregelmatig bijgewoond. De scholieren uit de school te roepen om klompen te passen, stroo te halen, enz., enz., was eene gewone zaak. Was er de een of andere tak van fabriekarbeid, waarbij men meende eenigen spoed te moeten maken, dan was dit genoeg om een groot aantal scholieren gedurende weken, ja, maanden aan het schoolonderwijs te onttrekken. Heden was het deze of gene soort van wevers, en dan waren het klompenmakers; nu waren het de touwslagers, en dan weder de kleêrmakers! - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 528]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De schade, door een en ander aan de onderwijsbehoevenden over die 10 jaren toegebragt, was:
Zoo was het te Woerden tot Junij 1849 en zoo kan het nog zonder overdrijving in meer dan eene Strafgevangenis voor bejaarden zijn of worden, vooral wat het nadeel ad 3um betreft, en wat wij in de vorige afdeeling aan het slot der beantwoording van de eerste vraag bedoelden, als niet dadelijk uit de cijfers der statistiek kunnende worden opgemaakt. Aldaar is de toestand van het schoolonderwijs nog grootendeels, of misschien geheel en al, afhankelijk van de bijzondere zienswijze en het belang dergenen, die het gezag in de gevangenis voeren, en van allen, die eenigen invloed op den gang van het onderwijs kunnen uitoefenen. Zijn die inzigten en de meening der gezag- en invloedhebbenden goed, dan zal ook, zoolang het duurt, de deelneming aan het schoolonderwijs goed zijn. Doch andere heeren, andere wetten, en dikwijls zelfs geene wetten, maar luim en - willekeur. Niet zelden houdt men nog het schoolonderwijs voor eene belemmering van de dienst, waarover men niet schroomt zich heen te zetten zoo dikwijls men dit noodig acht. En dit doet men te ligter, omdat men zich van de uitkomst van het schoolonderwijs niet veel heils belooft; omdat men de bejaarde gevangenen in den regel onverbeterlijk acht, en in hen niets dan recidivsten ziet. Men vergeet om de 30 recidivisten de 70, die niet terugkomen. - Dat intusschen bij een oordeelkundig bestuur van den arbeid het schoolonderwijs geenerlei beletsel voor de opbrengst van den arbeid der gevangenen behoeft te zijn, daarvan kan de volgende vergelijking de overtuiging geven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(La. F.) De 4 laatste jaren der beide tijdperken van het schoolonderwijs (La. E), ten opzigte der uitkomst van den arbeid der gevangenen in de strafgevangenis te Woerden.
Dit is een sprekend bewijs in totale cijfers, maar het rekening-courant-boek bij de Directie over den arbeid naast de school-contrôle gelegd, zoude ook het bewijs voor de eenheden kunnen geven: de ijverigste scholier is ook de ijverigste werkman. Gerustelijk kan men aannemen, dat dáár, waar het schoolonderwijs het meest op prijs gesteld wordt, waar het algemeenen steun vindt, ook de geest in de gevangenis, en de gang der verschillende diensten, het best zal zijn! Dit is een feit, ja; maar hoevelen, die het konden, die het moesten bevorderen, doen dit ook van heeler harte? Wij kunnen het niet zonder schaamte bekennen, dat wij hier te lande in eene goede beschouwing der zaak van het schoolonderwijs in den kerker nog bitter weinig vordering gemaakt hebben, ondanks de 38 jaren dat het onderwijs reeds in de gevangenissen bestaat of is voorgeschreven. En er zal voorzeker nog eene reeks van jaren moeten verloopen eer de overtuiging meer algemeen is doorgedrongen, dat het schoolonderwijs, naast het godsdienstig onderwijs, het eenige hulpmiddel is, om den veroordeelde in den kerker beter te maken, en buiten den kerker bruikbaarder, minder gevaarlijk, te doen zijn. Hoe lang zal het nog duren eer elk gezag- en invloedhebbende in de gevangenis zich als een warm voorstander en bevorderaar van het schoolonderwijs doet kennen! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij vreezen, dat zonder afdoende tusschenkomst der Hooge Regering dit gewenschte oogenblik nog niet zal aangebroken zijn, wanneer het eeuwtal onzer jaartelling eene eenheid geklommen is. Daarom worde het welligt nog zoo ver verwijderde tijdstip van langzaam ontwikkelde overtuiging en deelneming niet afgewacht, het schoolonderwijs niet langer overgelaten aan luim en toeval, maar geregeld door een algemeen reglement, dat met ijzeren gestrengheid de onafgebroken deelneming aan het schoolonderwijs voorschrijft voor àlle onderwijsbehoevende gevangenen, wier leeftijd of geestvermogens dat niet verbieden; - een algemeen reglement, dat het standpunt en de bemoeijingen van de onderwijzers omschrijft, en dat aan niemand eenigen twijfel laat, dat de onderwijzer tot dezelfde categorie van ambtenaren moet geacht worden te behooren als de geestelijken en de geneesheeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Onderwijzers.Onze beschouwing heeft ons nu weder als van zelf tot een onderwerp gebragt, waarbij wij, om ons niet aan laakbaar verzuim schuldig te maken, verpligt zijn te verwijlen. Ten spijt van alle regeling is alle goed onderwijs onmogelijk zonder goede onderwijzers. Maar hebben wij dan geene goede onderwijzers? Neen, in den regel hebben wij alleen lesgevers! Dit moge in 't eerst vreemd luiden, maar niet wanneer wij de zaak kortelijk nagaan. Toen er na de organisatie van het personeel - 11 December 1822 - naar onderwijzers bij de groote gevangenissen werd uitgezien, volgde de vervulling overal niet zoo vlot; want het woord: ‘Gevangenis,’ en vooral de bezoldiging van ƒ 350 was niet uitlokkend. Ten bewijze hiervan strekke, dat, toen de onderwijzer der strafgevangenis te Gent in 1826 reeds zijne betrekking vaarwel zeide, niemand lust had om de opene plaats te vervullen, totdat zich eerst in 1829 een hulponderwijzer opdeed, die ze aanvaardde als middel tot bestaansverbetering in vrije uren, alleen omdat hij, als vroeger onderwijzer bij een bedelaarsgesticht, iets minder terugstootends vond in die ‘wereld achter slot en grendel.’ Die moeijelijkheid in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
orlangen van onderwijzers en die tijdelijke stremming van het onderwijs zullen zeer waarschijnlijk ook wel elders hebben plaats gehad. - Was in den aanvang de betrekking bij de onderwijzers zelven niet zeer gezocht, de enkele onderwijzer, die niet daarenboven stedelijk-, diaconie- of armen-onderwijzer was, maar alleen bij de gevangenis, was bij het publiek niet zeer hoog aangeschreven. Zoo gebeurde het, dat zulk een gevangenis-onderwijzer in het jaar 1836 door een letterkundig genootschap voor eene prijsbeantwoording bekroond werd, en een ieder verbaasd opzag toen het Handelsblad daarvan berigt gaf. Hoe toch kon een gevangenis-schoolmeester eenige meer dan dagelijksche bekwaamheden bezitten? - Toen de tegenzin intusschen bij vele onderwijzers was afgenomen, begonnen de stedelijke-, diaconie- of armen-onderwijzers eindelijk in de betrekking van onderwijzers bij de gevangenis als een niet verwerpelijk bijpostje lust te krijgen. Daar de schooltijden in het vervolg van tijd niet langer dan een uur duurden, zoo was het eene vaste les, die goed betaald werd. De onderwijzer gaf zijne les, en daarmede was dan ook de zaak geheel en al afgeloopen. Geen onderzoek van nieuw ingekomene gevangenen, geene volledige school-contrôle, geen opmaken van het jaarlijksch standpunt van beschaving, geen gedragregister, geene statistische aanteekeningen, nog veel minder het waarnemen der bibliotheek; de eenige bemoeijing was lesgeven, geene andere was voorgeschreven en tot geene andere lieten de stadsschool en het huisonderwijs eenigen tijd over. - De enkele man, die door omstandigheden alleen als onderwijzer bij de gevangenis werkzaam was, en die, ruimer kunnende beschikken over zijn tijd, meer wilde zijn dan een gewoon lesgever, kon dit niet dan door voortdurend te worstelen tegen onoverkomelijke bezwaren, en zag toch zich meestal gedwongen, om ten slotte niet veel meer dan lesgever zijn. Mogt het hem evenwel soms gelukken, door moed en volharding, voor eenigen tijd het veld te behouden, dan had hij wel, ongezien, eene schitterende overwinning behaald, maar hij moest ondervinden, dat hij zich in de algemeene schatting toch niet verre boven het peil van gewoon gevangenis-lesgever gesteld had. Dat bij zulk een' gang van zaken het schoolonderwijs lijden moest, zal wel geen betoog behoeven. Lesgevers kunnen onmogelijk uitwerken, wat onderwijzers in den geheelen zin van het woord vermogen; - onderwijzers, wien geen andere werkkring dan de gevangenis is aangewezen, en die zich buiten dien kring niet behoeven te bewe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen om andere gelegenheden tot noodwendig levensonderhoud of bewaren van maatschappelijken stand te zoeken; - onderwijzers, die met hoofd en hart voor hunne betrekking kunnen leven. Er zijn derhalve, voor lesgevers, onderwijzers noodig, vooral wanneer het hierboven aanbevolen en met de bij de statistiek aangenomen beginselen overeenstemmend reglement, door de Hooge Regering voor alle gevangenissen verbindend gesteld werd. Maar onderwijzers kunnen onmogelijk verkregen worden, zonder de betrekking van onderwijzer bij de gevangenis op te heffen uit die laagte, welke thans te meer in het oog valt bij de hoogte, waartoe de werking van de wet op het lager onderwijs den onderwijzer heeft doen rijzen; onderwijzers kunnen niet verkregen worden, zonder dat, op het voorbeeld van andere landen, zulke maatregelen genomen worden, die de betrekking van onderwijzer bij de gevangenis eene voor ieder begeerlijke, eene algemeen geachte betrekking doen zijn. Om de betrekking van gevangenis-onderwijzer meer begeerlijk te maken, komt vooreerst in aanmerking de bezoldiging. - Zien wij hoe die hier te lande is, in vergelijking met den vreemde.
(La. G.)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij zien hier onze rijksbezoldigingen bij die van andere landen armelijk afsteken. Wanneer wij bedenken, dat door het reglement op het schoolonderwijs de werkzaamheden van den onderwijzer aanmerkelijk zullen vermeerderen, dat zijne bemoeijingen over een ruimer veld zullen gaan, en dat hij alzoo zijn geheelen persoon aan de gevangenis zal moeten wijden, dan mag België wel als minimum voor de bezoldiging worden aanbevolen, nevens de verstandige onbekrompenheid van het genootschap: ‘Tot zedelijke verbetering der gevangenen.’ In de tweede plaats verdient de ambtsgraad van den onderwijzer eene ernstige overweging. Die ambtsgraad bleef in het onzekere zweven tot 1856, toen des Ministers besluit van 15 November (4de Afd., No. 75) ‘rangaanduidende politie-mutsenGa naar voetnoot2’ voorschreef; daarbij werd den onderwijzer het onderscheidingsteeken van 2den commies bij de Huisdienst op het hoofd gezet. In Nederland wordt de onderwijzer onder den tweeden, in België boven den eersten commies gesteld; aldaar is hij niet verpligt tot het dragen van eenig onderscheidingsteeken, wat in zijn' werkkring door de ondervinding geenszins noodzakelijk is bevonden, evenmin als voor dien der geestelijken en geneesheeren. Wordt desniettemin eenig distinctief teeken voor den onderwijzer noodig geacht, dan zij het nimmer dat van tweeden commies, eer eene vernedering, dan eene verheffing. Eene wijziging hierin is noodzakelijk, of de ambtsgraad blijft in schadelijken tweestrijd met het vereischte standpunt van den onderwijzer, en zal, bij het thans zoo verbeterd uitzigt van den onderwijzer in de vrije maatschappij, voorzeker weinig uitlokkends voor de gevangenis aanbieden. En ten derde, om den lust en ijver te prikkelen en steeds de hoop levendig te houden, moet er ook voor den onderwijzer op zijne beurt de gelegenheid openstaan tot lotsverbetering, tot bevordering. Bewaarders worden Cipier, Directeur, - Commiczen Adjunct-Kommandant, - Adjunct-Kommandanten Komman- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dant, - Boekhouders Directeur over den arbeid; maar de onderwijzer alléén wordt niets, zelfs al telt hij vele jaren trouwe dienst met geheele toewijding van zijnen persoon. Ééns, ja, vond een onderwijzer bij de gevangenis, die geene andere betrekking er buiten had, geldelijke verbetering, maar geene bevordering; hem werd tevens opgedragen de waarneming van tweeden commies bij de Directie over den Arbeid, tegen gedeeltelijk genot der bezoldiging, aan die betrekking verbonden. Bij de bestaande omstandigheden moest hij wel dankbaar wezen op die wijze in bezoldiging verbeterd te zijn; doch, zoo hem die verbetering als afdoende belooning voor betoonden dienstijver moest blijven toegerekend, dan mogt dit wel eene ongelukkige belooning heeten; want als onderwijzer ambtenaar bij de Huisdienst, en als waarnemend tweede commies ambtenaar bij de directie over den arbeid, stond hij dikwerf pijnlijk tusschen de beide elkander vaak bestrijdende diensten ingekneld, en was 't hem hoogst moeijelijk om de belangen der school te behartigen, zonder zich vijandschap op den hals te laden of zich nadeel te berokkenen. Dit is tot hiertoe ook de eenige belooning geweest voor eens onderwijzers betoonden dienstijver, - voor het geduld van den arbeider, die in het verborgen op een' steenachtig-dorren akker moet zaaijen, en die, zich vaak kwetsende aan distelen en doornen, zelden een blijden zonnestraal op zijn duister pad ziet schijnen. Is het dan wonder, dat de man eindelijk het oog begint te sluiten voor het goede, dat hij met Gods hulp door rustelooze volharding in het belang der Maatschappij kan stichten, en enkel de breede, donkere schaduwzijde van zijn' werkkring ziende, moed en lust geheel en al dreigt te verliezen? Kon hij, die hoog in het heldere licht staat, en wien bevordering en belooning als van zelven te gemoet komen, - zich een oogenblik in gedachten in den toestand verplaatsen van hem, die daar verborgen en vergeten, dag aan dag, jaar op jaar, een geheel leven lang zuur moet arbeiden, zonder hoop op beter...... o, kon die hooggeplaatste zich dat één oogenblik verbeelden, deze uitweiding ware thans misschien geheel overbodig! Rotterdam - volgens het bestaand plan later Ede, - Alkmaar en Montfoort, gestichten voor jeugdigen, moesten bepaald bestemd zijn voor verdienstelijke onderwijzers bij de groote gevangenissen, vooral wanneer hun geheele werkkring zich tot de gevangenis bepaalt. In België is dit dan ook zoo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een onderwijzer bij eene groote gevangenis werd Directeur van het Verbeterings-gesticht te St. Hubert; thans zelfs is er nog een zeer verdienstelijk gevangenis-onderwijzer tevens Kantonnaal Inspecteur van het lager onderwijs. Dat wij ons België in alles, wat den gevangenis-onderwijzer aangaat, ten voorbeeld mogen stellen, moet ons nu wel onwillekeurig gebleken zijn. Immers daar is den onderwijzer voor anderhalf uur onderwijs daags, het opmaken der statistiek, het houden van het algemeen gedrag-register en voor de betrekking van bibliothecaris, jaarlijks toegekend eene bezoldiging van 1700 francs; daarbij staat hij boven de commiezen, en is in het genot eener betere verhouding tot het maatschappelijke leven dan hier, terwijl hij het bemoedigend uitzigt mag koesteren op verbetering en bevordering. Zoo zij het ook hier te lande, en mogen de tweedecommies-lesgevers spoedig tot de geschiedenis behooren! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Toezigt.Aan het einde onzer beschouwing stuiten wij op een zeer belangrijk punt, dat wij niet onaangeroerd mogen laten. 't Is het ‘Toezigt op het schoolonderwijs in de gevangenisGa naar voetnoot1.’ Aan de noodzakelijkheid van een bijzonder toezigt op het schoolonderwijs in de gevangenissen kan in den eersten opslag getwijfeld worden. Er is immers een Inspecteur? Toegestaan, maar de Inspecteur der gevangenissen heeft reeds zoo vele en velerlei bemoeijingen, dat hem tijd en gelegenheid ontbreken, om te voorkomen, dat schijnbare kleinigheden soms tot schadelijke gebreken aangroeijen. Er zijn reeds zoovele jaren Inspecteurs geweest - mannen van erkende verdiensten - en toch is dit gebeurd. Zelfs een Ducpétiaux in België heeft dit niet kunnen beletten. Zoo bestond er nog in het jaar 1859, in eene der groote Belgische strafgestichten, het ongelukkig gebruik, om het eerste halfuur van den voor de school bepaalden en onmisbaren tijd te bezigen tot het van buiten leeren van den Kate- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
chismus, onverschillig of de scholier aangenomen was of niet. De scholieren kwamen daardoor in eene voor het onderwijs ongunstige stemming, en aldus ging niet zelden de overige reeds te korte tijd grootendeels als verloren. De Aumônier had dit vóór eenige jaren reeds zeer tegen den zin en tot groot verdriet van den onderwijzer weten door te drijven. Een speciaal schoolopziener voor de gevangenissen zou die jammerlijke inwerking van bijzondere zienswijze hebben weten te beletten. Als een ander voorbeeld lezen wij op pag. 49 der Statist. des pris. de la Belgique (1851-1855), dat de verpligte leeftijd voor het bijwonen der school van 40 op 30 jaren is teruggebragt, en wel in het belang van den arbeidGa naar voetnoot1. Een speciaal schoolopziener zou dien niet gelukkigen maatregel zeker hebben voorkomen. Hadden wij hier te lande reeds vóór jaren zulk een' schoolopziener gehad, het onderwijs in de gevangenissen zou niet zoo veel schade hebben geleden, en het zou thans op eene hoogte staan, dat wij geen voorbeeld aan den nabuur behoefden te nemen. Een tweede grond, om het min noodzakelijke van toezigt te beweren, zou kunnen zijn het bestaan van provinciale Inspecteurs en districts-Schoolopzieners voor het lager onderwijs. Men zou, ja, aan die heeren het toezigt kunnen opdragen voor de in hunne provincie of district gelegene strafgestichten; maar daardoor zou nog in geenen deele die eenheid van inzigt bereikt zijn, zoo noodig bij de eenheid in uitvoering der algemeen gestelde voorschriften, behalve nog, dat het onderwijs in - geheel iets anders is dan buiten de gevangenis. Er moet één persoon zijn, die den draad in handen houdt, en die, zoo hij gevangenen en gevangenissen niet reeds kent, door geene andere bemoeijingen belet wordt, om die voor hem noodzakelijke kennis door eene onafgebrokene studie zich te kunnen eigenmaken. Bij een speciaal toezigt over het gevangenis-onderwijs bestaat er zekerheid, dat de algemeene voorschriften niet van lieverlede op den achtergrond geraken, of opgeofferd worden aan de bijzondere zienswijzen van invloedhebbenden. De onderwijzers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben nu en dan een gids en raadsman noodig. Hier wordt het ontkiemende kwaad gestuit, daar het navolgenswaardige naar elders door den schoolopziener overgeplant. Het onderwijs wordt overal eene waarheid, evenzeer als de cijfers, welke het jaarlijks in stand en uitkomst uitdrukken. Een speciaal toezigt op het schoolonderwijs en de gevangenis is de sluitsteen van het gewelf, is de afronding van het geheel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. Conclusie.Wanneer wij al het behandelde te zamen vatten, komen wij tot de volgende conclusie: Ad primum. De tabel Schoolonderwijs der statistiek van het gevangeniswezen vereischt grooter uitvoerigheid. Ad secundum. Er is noodig een algemeen reglement op het schoolonderwijs in de gevangenissen. Ad tertium. Er zijn noodig onderwijzers, die, bepaald voor de gevangenis,
Ad quartum. Er is noodig een Schoolopziener bij het gevangeniswezen. Door het verwezenlijken van deze vier punten zal het ieder jaar in naauwkeuriger cijfers blijken, dat de beginselen, aangenomen bij het ontwerpen der tabel Schoolonderwijs, eene meer algemeene en gelukkige toepassing vinden. Het eerste en voornaamste element ter zedelijke verbetering in de gevangenis, bij gemeenschappelijke of afzonderlijke opsluiting, zal dan het punt bereiken, waarop het vóór jaren reeds bij de noodige verordeningen had kunnen staan. Dan zal ook aan den bevooroordeelde overtuigend blijken, dat het schoolonderwijs in den kerker de eenige sleutel is, die de poort voor godsdienstige en zedelijke ontwikkeling opent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verbetering van het schoolonderwijs is de eerste en noodzakelijkste schrede op den weg der hervorming in de gevangenissen, onafhankelijk van gemeenschappelijke of afzonderlijke opsluiting. Het rapport van den Inspecteur der gevangenissen, betrekkelijk diens inspectie in 1859, erkent op bladz. 87, dat het schoolonderwijs in de gevangenis verbetering behoeft. Op de begrooting voor 1860 is reeds eene som uitgetrokken ter bestrijding van de tractementen der onderwijzers, tot dusverre betaald door het genootschap: ‘Tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen,’ dat zijne fondsen sinds eenigen tijd tot andere heilzame, en meer der schatkist vreemde einden wenscht te bestemmen. De hooge Regering zal nu, hopen wij, ook niet aarzelen, om bij het woord van den Inspecteur de daad te voegen, en een' nieuwen post op de begrooting te brengen, benoodigd om de beginselen, bij de tabel Schoolonderwijs aangenomen, algemeen en met voortdurende vrucht in werking gebragt te zien, tot wering van den kanker, die de maatschappij bedreigt: de recidive. Mogen dan onze Volksvertegenwoordigers in het gevoelen der hooge Regering deelen, en het doel willende, ook de middelen willen. Dat zij zoo!
Woerden, J. van Dam, THz. 24 Aug. 1860. |
|