| |
| |
| |
Twee republikeinen.
Eugène Cavaignac - Daniele Manin.
I.
Quelque chose, qui tenait à la fois du fer et du roseau, tel était l'homme, que la constituante avait investi, momentanément du moins, du pouvoir dictatorial.
L'homme illustre et modeste, qui se nomme Manin, eût été le Washington des États-Unis d'Italie, si l'année 1848 n'eût pas avorté.
| |
(Vervolg van blz. 276.)
Eene andere figuur, eene andere phase van het jaar 1848 willen wij thans in uw geheugen terugroepen, of 't strekken mogt om uwe sympathie op te wekken of te versterken voor een beginsel, waarvoor ge als Nederlanders niet onverschillig blijven kunt; wij bedoelen de onafhankelijkheid van elke nationaliteit.
Indien van eenigen staat, het gold van den oostenrijkschen, dat
‘de band der staten sprong,’
en - minder dichterlijk - dat de gekramde schotel, in weêrwil der sterke Metternichsche lijm, in scherven uit elkander viel. Wij hebben vlugtig herinnerd aan de Magyaarsche en Slawische beweging, waardoor Oostenrijk aan zijne noordelijke en oostelijke grenzen werd bestookt; de tweede naam, dien wij boven dit opstel schreven, geeft ons aanleiding om wat langer stil te staan bij de gevaren, welke de monarchie in hare zuidelijke wingewesten bedreigden.
| |
| |
Pius IX, die met zijn warm hart en zijne goede bedoelingen niet begreep, dat paus te zijn en liberaal hervormer te wezen een contradictio in terminis is, had reeds vóór het uitbreken der fransche revolutie, door zijne vurige aanspraken en manifesten, door zijne beloften en plannen, door de nuttige hervormingen, welke hij had ingevoerd of voorbereid, den brand in Italië gestoken en lang sluimerende wenschen en verwachtingen onder de bevolking van het geheele schiereiland op nieuw en levendiger dan ooit opgewekt. Het scheen of het hoofd der kerk zijn ongelukkig vaderland zou dompelen in het bad der wedergeboorte, ten einde het verjongd, verfrischt en versterkt daaruit mogt te voorschijn komen; het scheen of de eeuw van vooruitgang en ontwikkeling door hem zou worden ingewijd, en of hij - een andere Petrus - aan Italië eene paradisische toekomst ontsluiten zou. Wat al schoone visioenen doemden voor de vurige italiaansche verbeelding op! Eene wettige vertegenwoordiging des volks; eene gelijke verdeeling der lasten en burgerpligten, door kostbare burgerregten vergoed en verzoet; eene vrije ontwikkeling van handel en nijverheid; eene verbeterde en snellere gemeenschap tusschen de verschillende deelen; veiligheid en onschendbaarheid van personen en goederen; eene goede regtsbedeeling en onafhankelijke magistratuur; vrijheid van drukpers, van vereeniging en vergadering; een krachtig en eenig rijk, losgemaakt van al de knellende banden en verouderde vormen, die het in zijne welvaart belemmerden; ziedaar de schoone droomen, die Pius IX bij zijne landgenooten te voorschijn riep.
Eene trilling van blijde verwachting doorliep het gansche land van Sicilië tot de Adda, van de Savooische tot de Tyrolsche Alpen; de Kerkvorst had de banier van de omwenteling gewijd en een ridderlijke koning zou de scharen aanvoeren in den heiligen strijd.
De Napelsche Bourbon voelde zijn absoluut gezag waggelen onder de schokken van den geweldigen tijdgeest, schokken, heviger dan ooit eenige aardbeving in zijn rijk veroorzaakt had. De landsvaderlijke regeringen van Toskane, Parma en Modena erkenden hunne onmagt om tegen den stroom op te roeijen en lieten zich vrij goedsmoeds medeslepen, al ontveinsden ze zich de gevaren niet, waaraan de beweging haar blootstelde. Maar in het Noord- | |
| |
oosten was de regering minder bereid zich te voegen naar de ontwaakte zucht tot vrijheid en zelfstandigheid. En geen wonder! de verwezenlijking van den volkswensch was haar doodvonnis; kon men verwachten, dat zij zelve het willig onderteekenen zou? De regering van Lombardije en Venetië was eene vreemde; tegemoetkoming aan de eischen des volks kon haar niet baten, sinds ze niet kon en mogt toegeven wat bovenal, wat allereerst gevorderd werd: een nationaal bestuur.
Vóór men aan hervormingen en verbeteringen denken kon, moest de vreemde heerschappij hebben opgehouden te bestaan en de laatste Oostenrijker den italiaanschen grond hebben verlaten. De Oostenrijker was er zich maar al te wèl van bewust, en zoo hij het eene wijle mogt hebben vergeten, hij behoefde zich slechts op straat te vertoonen en de bejegening op te merken, die hij van de kinderen des lands ondervond, om op gevoelige wijze te worden herinnerd, hoe gehaat de overheersching was, welke hij vertegenwoordigde. Wien zal het bevreemden? Afgescheiden zelfs van de zeer sterke antipathie van ras, welke Duitschland en Italië aan elkander vreemd moet doen blijven, is iedere buitenlandsche heerschappij - hoe zacht en regtvaardig zij wezen moge, en de oostenrijksche was het niet - een onduldbare last voor een volk, dat een zelfstandig bestaan heeft gekend en op schoone nationale herinneringen kan bogen. In den staat der kindschheid moge 't vreemde juk met lijdzaamheid worden gedragen, een beschaafd land, dat de vrijheid heeft bezeten, kan op den duur geen wingewest zijn. Wij willen niet beweren, dat verschillende elementen zich op denzelfden bodem niet zouden kunnen vormen tot eene krachtige eenheid, waarbij de deelen zich volkomen oplossen in het geheel; maar wij gelooven, dat het even ongeraden als onhoudbaar is, dat een ontwikkelde en beschaafde staat, met een scherp omgetrokken nationaal karakter, geregeerd wordt door een bestuur, dat ten eenenmale vreemd is aan zijne geschiedenis, zijne taal en zijne zeden.
De reactie, die zich in de laatste jaren heeft vertoond, doch thans langzaam haar einde schijnt te naderen, heeft ook bij de beschouwing der italiaansche zaak haren negatieven invloed doen gevoelen, en het klinkt heden ten dage welluidend in termen van afkeuring en minachting van het
| |
| |
streven der Italianen naar een onafhankelijk volksbestaan te gewagen. Ook daarin is mode. Het philhellenisme van 1828; de russische sympathiën van 1852; het philsépoyisme van onzen tijd - gewettigd door het ooren- en neuzensnijden - zijn mede aan de eischen van het fatsoen hoofdzakelijk hun aanzijn verschuldigd. Maar wie in zijn oordeel over de bewegingen en gebeurtenissen onzer eeuw zich niet wenscht te laten leiden door de begrippen, welke voor den oogenblik de meest gangbare munt zijn, en dat oordeel niet cijnsbaar maken wil aan de kans tot bereiking van persoonlijke bedoelingen, zal zich zelven bij ieder feit afvragen, of het beginsel waaruit het ontstaat, lof of blaam, goedkeuring of misprijzing verdient, en hij zal van den uitslag van zijn onderzoek het oordeel doen afhangen, dat hij uitspreekt, onverschillig of hij de publieke meening aan zijne zijde heeft of er lijnregt tegenover staat.
Het komt ons voor, dat hij, die zich op dat zuiver historische standpunt plaatst, moeijelijk tegen het beginsel, waaruit de italiaansche beweging ontstond, zijne stem zal kunnen verheffen. Waar het de appreciatie geldt van de wijze, waarop Italië het doel heeft trachten te bereiken, van de middelen, die het heeft aangewend, van de maatregelen die het genomen en het gedrag, dat het gehouden heeft, daar, voorzeker! zullen weinigen zich als lofredenaars, zelfs als verdedigers willen opwerpen.
Wij zouden de laatsten zijn om de wijze der uitvoering te prijzen, al blijven wij overtuigd, dat de tegenwoordige toestand van Opper-Italië een abnormale, en een zelfstandig bestaan voor dat land eene behoefte en een regt is. Men zoude al zeer kortzigtig moeten zijn, wanneer men waande, dat die behoefte thans niet meer werd gevoeld, omdat Italië tot rust is wedergekeerd en keizer Frans Joseph er met luister is ontvangen; niet minder dan in 1848 hoopt het schiereiland in 1858 op de eindelijke vervulling zijner wenschen, en niet minder dan toen wordt er thans gewerkt en gewoeld ter bereiking van het groote doel, zij 't dan ook meer door het woord en de pen dan door het zwaard.
Men late zich niet misleiden door de schijnbaar kalme oppervlakte; de italiaansche troon van den oostenrijkschen monarch moge op een rots staan, maar men vergete niet, dat die rots van vulkanische natuur is.
| |
| |
Het is evenwel tijd, dat wij zelven niet vergeten, dat we geen blik hebben te wagen in de toekomst, maar alleen de herinnering hebben te verlevendigen aan het jongste verleden.
Wij hebben het reeds gezegd, dat de italiaansche beweging van 1848 geacht kan worden aan den paus haren oorsprong verschuldigd te zijn.
‘De jongste revolutie,’ zegt Perrens in zijn Deux Ans de Révolution en Italie, ‘is te Rome door het heilig collegie begonnen op den dag, toen de kardinalen, in conclave vergaderd, Pius IX op den pauselijken troon hebben verheven.’
Nergens welligt meer dan in het lang onderdrukte Lombardijsch-Venetiaansche koningrijk, werd de beweging, die van Rome was uitgegaan, gevoeld en gevolgd. Naauwelijks was er de mare verspreid van de hervormingen, door den kerkvorst ingevoerd, welke spoedig door het verleenen van eene constitutie in Sardinië en in Napels werden gevolgd, of men begon zich met kracht voor te bereiden op het afschudden van de vreemde heerschappij; en toen de februarij-omwenteling in Frankrijk goede kansen scheen te voorspellen aan de zaak der vrijheid, meende men, dat de ure der overwinning geslagen had. Vóór het einde van Maart was de grijze maarschalk Radetzky reeds verpligt om Milaan te ontruimen. Onder de leiding van Carlo Cathaneo, had de hoofdstad van Lombardije zich in weinige dagen vrij gevochten; de overige steden volgden haar voorbeeld en Oostenrijk had de ijzeren kroon feitelijk verloren. Niet minder snel en krachtig ontwikkelde zich de opstand in de stad der lagunen, in dat schoone Venetië, dat de mededinger en gelijke onzer hoofdstad wordt genoemd. Venetië! trotsch op zijne marmeren paleizen en zijne glansrijke geschiedenis, toen het den scepter zwaaide over de zeeën en het magtige element de bruid zijner Doges heeten mogt; toen het den handel van Oost en West, van Moor en Griek en Arabier in zijn haven vereenigde en de voorraadschuur en schatkamer was van het middeneeuwsche Europa; toen uitgestrekte provinciën zich bogen onder zijne heerschappij en de heirscharen der kruisvaarders zich verzamelden in zijne muren, om met zijne schepen te worden overgebragt naar het Heilige Land; Venetië! dat al de weelde der tropische gewesten op zijne markten en plei- | |
| |
nen ten toon had gespreid; dat opgewassen was tot eene
mogendheid van den eersten rang onder de schutse van San Marco en zijn gevleugelden leeuw, dat zich eenmaal met regt had mogen beroemen de schoonste, rijkste en meest bedrijvige stad van ons werelddeel te zijn, al schaamde 't zich in 't geheim zijne ponte dei sospiri en zijne inquisiteurs, Venetië mogt niet aarzelen de algemeene beweging te volgen en zich vrij te maken van het duitsche bestuur, dat het steeds met leede oogen had geduld.
Beter en krachtiger dan Cattaneo, bezadigder en waardiger dan Mazzini was de man, die zich daar aan het hoofd van de omwenteling had gesteld en wiens geschiedenis als 't ware zamengesmolten is met die zijner geboortestad. Wij bedoelen Daniele Manin, den president der kortstondige Venetiaansche republiek, haar bewerker, hare ziel en haar roem.
Het zoude van onze lezers te veel zijn gevergd, wanneer wij hunne aandacht wilden vermoeijen door de uitvoerige vermelding van biographische bijzonderheden van onzen held; de gelukkige gave, die aangenaam en boeijend, bevallig en aanschouwelijk weêr te geven, moge onze vriend W. D-s. bezitten en wederom in dezen jaargang van ons tijdschrift bewijzen, wij zijn er op de meest volkomene wijze van verstoken en moeten er ons dus van spenen. Eene vlugtige aanstipping van Manin's lotgevallen, of liever van zijne werkzaamheid en zijne ontwikkeling vóór het jaar 1848, zij ons echter vergund.
Daniele Manin werd in 1804 te Venetië geboren; hij was de zoon van Pietro Manin, die nog meer als vurig republikein dan als regtsgeleerde bekend was. Israëliet van afkomst, had Pietro Manin bij zijn overgang tot de roomsch-katholieke kerk dien naam ontvangen van zijn doopgetuige, den broeder van den laatsten Doge van Venetië, Lodovico Manin, treuriger en vreesachtiger gedachtenis. Noblesse oblige; het werd reeds op jeugdigen leeftijd door Daniele begrepen. De naam, dien hij droeg en die met roem vermeld stond in de geschiedenis zijner geboortestad, al had de zwakke en onmannelijke houding van den laatsten Doge er den glans van verduisterd, was hem boven alles dierbaar, en hij gevoelde de verpligting dien naam niet alleen onbesmet te bewaren, maar hem - zoo 't zijn kon - in zijnen vroegeren luister te herstellen.
| |
| |
Daniele Manin bragt zijne jeugd door in het gezelschap en onder de leiding van zijn vader en van een vriend des huizes, een geleerden mathematicus, Francesco Foranisti, van wien hij onderwijs ontving. Hunne opgewondene democratische gesprekken, hunne fantastische hervormingsplannen en hevige revolutiepredikingen oefenden op den schranderen en vroeg-ontwikkelden knaap eenen heilzamen negatieven invloed uit. Naarmate zijne beide leermeesters meer in vuur geraakten en elkander in brand staken, naar die zelfde mate nam hij in bedaardheid, kalmte en ernstig nadenken toe, en wanneer hij ook al vroeg hunne republikeinsche overtuiging omhelsde, hij zag even vroeg in, dat de wijze, waarop zij die verkondigden, niet geschikt was om het doel te bereiken. Het moet een niet onaardig huiselijk tafereel zijn geweest, dien bedachtzamen en gematigden jongeling te zien in het gezelschap dier twee ouderen van dagen, die naar hartelust den teugel vierden aan hunne utopiën en democratische neigingen, en aan welke hij te vergeefs de les van het kalme overleg en de voorzigtigheid predikte.
Op zeventienjarigen leeftijd tot doctor in de regten aan de hoogeschool van Padua bevorderd, moest Manin nog zeven jaren wachten, alvorens hem volgens de wetten des lands vergund werd de regtsgeleerde practijk uit te oefenen. Dien verpligten rusttijd maakte hij zich ten nutte tot de voortzetting zijner studiën en tot de vertaling van het romeinsche regt, waardoor hij in het onderhoud der zijnen trachtte te voorzien. Den jongeling, die reeds op zijn zeventiende jaar den doctorstitel verwierf, is het te vergeven dat hij - hoewel zonder fortuin - op zijn een-entwintigste den titel van huisvader droeg.
Hij woonde met zijn gezin in een zedig klein huisje in eene der voorsteden van Venetië, in die van Mestre, en leefde er eenvoudig en bekrompen, maar gelukkig en tevreden. Eene beminnelijke vrouw en het gezelschap van den kunstenaar Alessandro Zanetti, zijn schoonbroeder, van den geleerde Giovanni Minotto en van Francesco Degli Antoni, drie trouwe vrienden, die het jeugdige paar dikwijls bezochten, waren de vreugde en de rijkdom van zijn leven. Wat kon hij meer wenschen, vrij als hij was om zich te wijden aan zijne lievelingsstudie? Voorzeker, op den grond van zijn hart waren nog wel andere wen- | |
| |
schen verborgen; wenschen, wier vervulling zamenhing met de onafhankelijkheid en den bloei van zijne geboortestad, want hoewel Daniele Manin door zijn jeugdigen leeftijd nog uitgesloten was van het bedrijvige, maatschappelijke leven; hoewel hij zich zorgvuldig onthield van deelneming aan de clubs en geheime genootschappen, welke zich in Venetië hadden gevormd en van wier heftigheid en opgewondenheid hij zich teregt weinig goeds voorspelde, het was er echter verre van verwijderd, dat hij zich onttrokken had aan alle politieke bemoeijingen. Met eene warme en welgevestigde staatkundige overtuiging, met een gerijpten geest en een edel gemoed als de zijne, was het niet denkbaar, dat hij geheel stil zoude zitten en niet - schoon op meer voorzigtige en wettige wijze - mede zoude werken tot de bereiking van het doel, dat hem reeds als kind voor oogen had gezweefd.
Aanvankelijk vestigde hij voor de bevrijding van zijn land zijne verwachtingen op de tusschenkomst van Frankrijk; hij geloofde niet, dat Italië uit zich zelf in staat zoude zijn door eene omwenteling zijne kluisters te verbreken. Ook hij als menig ander republikein, als Godefroy Cavaignac en Armand Carrel, begroetten met blijdschap en hope de fransche Julij-revolutie, welke bestemd was om zoovele lang gekoesterde verwachtingen en ook de zijne bitter te leur te stellen. De troonsbestijging van Louis-Philippe en de gedragslijn, die zijn bewind zich weldra afbakende, overtuigden Manin, dat er van die zijde voor Italië geene redding te hopen viel. Hij besloot toen op eigen kracht te vertrouwen en langzaam maar gestadig zijne landgenooten te bewerken en voor te bereiden, om te gunstiger ure de poging te wagen tot herovering hunner nationaliteit.
Hoewel zelf geen lid, oefende hij evenwel op al de handelingen en besluiten der geheime genootschappen eenen gewigtigen invloed uit, en de oostenrijksche regering wist maar al te wel, welk een geduchten en talentvollen bestrijder zij in Manin vond. Zij liet hem door hare welingerigte policie naauwlettend bewaken. Perrens deelt ons het portret mede, dat door haar van den gevaarlijken, jongen regtsgeleerde geteekend werd; het is niet onhoffelijk en moge hier zijne plaats vinden:
‘Daniele Manin is geacht om zijn zedelijk gedrag, zijne
| |
| |
talenten en zijn onbaatzuchtig karakter. Evenwel merkt men, naast deze schoone eigenschappen, op dat hij van nature vermetel, ligtgeraakt, opvliegend en tamelijk ingenomen met zich zelven is.’ - Men bedenke, dat Manin nog geen drie en twintig jaar telde. - ‘Uitstekend regtsgeleerde, is hij doorkneed in de kunst der welsprekendheid en weet zijne denkbeelden met eene bewonderenswaardige orde en helderheid te ontwikkelen.’
Wij moeten ons vergenoegen met in breede trekken de wijze te schetsen, waarop Manin arbeidde aan het groote doel zijns levens; het zal voldoende zijn om te doen zien, welk een geduld en volharding en onvermoeide werkzaamheid in hem vereischt werden, om te midden van velerlei gevaren en veelsoortigen tegenstand - tegenstand van inertie en apathie, tegenstand van roekeloos vooruitloopen, tegenstand van een vijandig en werkzaam bestuur - te blijven voortgaan op den weg, die schijnbaar tot geene uitkomst leidde.
De politieke persoon treedt van nu aan geheel op den voorgrond; zelfs de pleitbezorger wordt ten eenenmale daaraan ondergeschikt.
De publieke opinie op te wekken en haar eene rigting te geven, was de taak, die hij zich voorstelde. Wij kunnen zijn streven niet naauwkeuriger karakteriseren dan hij het zelf later deed in den merkwaardigen brief aan zijne landgenooten, welken hij den 20sten Mei 1856 in de Diritto schreef.
‘Agitatevi ed agitate,’ raadt hij hun daarin aan, ‘ardentemente, incessamente, finche non sia raggiunto lo scopo nostro, finche l'Italia non sia diventata independente ed una.’ Zich zelven en anderen voortdurend op te wekken en wakker te houden; zijn eigen gemoed en dat zijner landgenooten rusteloos in beweging te zetten, zoo lang Italië niet onafhankelijk en één zou zijn geworden, ziedaar de leuze, welke hij verkondigde. En de taak, die hij zich daarmede op de schouderen laadde, was waarlijk geene gemakkelijke. Het Venetiaansche volk had zich sints het tractaat van Campo-formio gewend aan de vreemde heerschappij.
De geringere standen bemoeiden zich niet met de staatkunde; de nijvere middenstand was huiverig voor elke beweging, welke aan den handel nadeel zou kunnen toebrengen en de aristocratische geslachten hadden zich lijdelijk
| |
| |
overgegeven aan den oostenrijkschen invloed en lieten zich verschalken door eene weinig kostbare streeling hunner ijdelheid. De grootste onverschilligheid heerschte dus op staatkundig gebied in diezelfde stad, welke vroeger zoo naijverig pleegde te zijn op hare vrijheden, hare onafhankelijkheid en hare magt; hoe zou zij in beweging kunnen worden gebragt, hoe moest de herinnering aan de verlorene vrijheid wederom worden opgewekt, bij gemis aan eene vrije pers en aan het regt van vereeniging?
Met onuitputtelijk geduld en met het vaste voornemen van den wettigen weg geen duimbreed af te wijken, begon de jeugdige Manin het werk der regeneratie van zijn land. De oostenrijksche policie-directeur had blijk gegeven van een juist oordeel, toen hij van Manin getuigde, dat hij een uitstekend regtsgeleerde was; hij had er kunnen bijvoegen, dat het moeijelijk zou zijn in den doolhof der wettische spitsvondigheden een pad aan te wijzen, waarvan Manin de mijlpalen niet kende.
Hoe beperkt en beklemd hij in zijne handelingen wezen mogt, hij sloot zich als een andere Daniel O'Connell - maar in onvergelijkbaar nadeeliger stelling geplaatst - op het terrein der wet op, en men kan zonder overdrijving verzekeren, dat hij geen enkelen stap deed, zonder de gevolgen er van te hebben berekend, en dat hij steeds het wetboek in de hand had.
Zijne drie vrienden stonden hem bij zijne pogingen trouw ter zijde. Tot een zittend leven bestemd, had Manin gemeend aan de bewaring zijner gezondheid verpligt te zijn, zich van tijd tot tijd door handenarbeid te ontspannen. Hij had in zijn huis eene kamer laten inrigten tot eene werkplaats, waar hij eene draaibank en timmermansgereedschap had laten plaatsen. In dat vertrek vereenigde hij zich met zijne vrienden en met eenige weinige warme vaderlanders, meest schrijvers en geleerden, en beraamde hij zijne plannen van aanval. Daar werden proclamaties, vliegende blaadjes, opwekkende artikelen over de gebeurtenissen van den dag, roemvolle herinneringen aan de schoonste dagen der Venetiaansche republiek door hen gelithografieerd, welke door Degli Antoni te gelegener tijd onder het volk werden verspreid, of ze het mogten doen ontwaken uit zijnen lethargischen toestand.
Manin kende echter zijne landgenooten te wél, om zich
| |
| |
te vleijen dat deze middelen genoegzaam zouden zijn, om hen op den duur in geestdrift te zetten en tot handelen aan te sporen. Zijne hoop was ook niet zoozeer op de lagere klassen, als op den krachtigen middenstand gevestigd, en hij begreep, dat deze op andere wijze moest worden gewonnen. Hij wijdde daarom bij voorkeur zijne aandacht aan handels- en industriëele belangen en maakte deze, waar hij kon, dienstbaar aan zijne politieke bedoelingen. De ontworpen spoorweg van Milaan naar Venetië bood hem daartoe eene schoone gelegenheid aan, en de openbare beraadslagingen, waartoe zij aanleiding gaf, waren meer in zijnen geest dan de geheime vlugschriften en proclamaties. Er waren twee lijnen voorgesteld, de eene over Treviglio, welke de kortste en minst kostbare was, de andere over Bergamo, welke veel meer moeijelijkheden aanbood en een grooten omweg vorderde, doch evenwel door eene oostenrijksche maatschappij werd ondersteund.
Manin wist van deze onderneming eene nationale zaak te maken; tegenover de oostenrijksche vormde hij eene italiaansche maatschappij, waarin het hem gelukte niet alleen den handelsstand en de burgerij van Venetië, maar ook den lombardischen adel, ja zelfs eenige ambtenaren deel te doen nemen. De bijeenkomsten der aandeelhouders werden door zijne welsprekendheid ware volksvereenigingen, waarin nationale belangen met warmte en vuur werden behandeld, en welke Lombardije en Venetië met naauwer banden aan elkander verbonden. Als vertegenwoordiger van een groot aantal actionarissen, woonde hij eene algemeene vergadering te Milaan bij. Hij begon met den eisch, dat de lastbrieven zouden worden geverifiëerd, hetgeen een onstuimigen tegenstand ten gevolge had en den policiecommissaris noopte hem het zwijgen op te leggen: ‘Is het een bevel of een raad?’ vroeg Manin. ‘Indien het een raad is, dien gij mij geeft, neem ik hem niet aan: indien het een bevel is, dan is het onregtvaardig en zal ik slechts voor het geweld wijken.’ - De policie was op het punt tot strengere maatregelen over te gaan. ‘Geen geweld, geen geweld!’ klonk het door de zaal, en de policie trok zich terug. Manin had de eerste openlijke overwinning op Oostenrijk behaald.
Al de kwestiën van den dag werden met evenveel talent als wettelijke voorzigtigheid door den onvermoeiden kam- | |
| |
pioen van Italië in oorlogswerktuigen tegen de vreemde regering herschapen, en hij liet geene enkele onhandigheid zijner tegenpartij onopgemerkt voorbijgaan.
De cholera had zich te Venetië vertoond, en de oostenrijksche regering verklaarde, dat zij niet besmettelijk was; de Italianen beweerden het tegendeel. Bij het verschil van meening, had men de dwaasheid te besluiten, dat men zoude handelen alsof de ziekte niet besmettelijk was. Manin verzuimde niet van deze vreemde theorie partij te trekken: ‘Indien men,’ zeide hij, ‘op de tribune een glas water plaatste, dat men vermoedde vergiftigd te zijn, zou de redenaar in dat twijfelachtig geval het glas moeten ledigen?’ -
Het zoude ons te ver voeren, wanneer wij al de gelegenheden wilden vermelden, welke Manin gretig aangreep om het bestuur afbreuk te doen en het italiaansche gevoel te verlevendigen. Zoowel de zaak van Padovani, welke in een krankzinnigengesticht was geplaatst, omdat hij het gouvernement had beleedigd, als de verpligte recrutering van Lodovico Domeneghetti, een student te Padua, die zich had schuldig gemaakt aan het roepen van ‘Leve Pius IX!’ werden door hem aan het licht gebragt en aan de verontwaardiging zijner landgenooten prijs gegeven. De regering, welke langen tijd onbezorgd die verschillende bewegingen had aangezien, begon meer en meer de oogen te openen voor de onrust en ontevredenheid, welke in hare ialiaansche provinciën heerschten. Scherper dan ooit werden Manin en zijne staatkundige vrienden bewaakt door het argusoog harer policie, en gedurende geruimen tijd werd hun de gelegenheid ontnomen om zich in het openbaar te doen hooren.
Het doel, dat de vaderlandslievende advocaat zich had voorgesteld, was echter aanvankelijk reeds bereikt. Hij had Venetië uit zijnen langen en diepen slaap wakker geschud en het belang doen stellen in de publieke zaak. Van 1827 tot 1847 was hij werkzaam geweest, zonder een enkelen oogenblik de enge grenzen te overschrijden, die de wetten des lands hem hadden afgebakend. Of hij evenwel op deze wijze, zonder vreemden invloed en onverwachte bondgenooten, er in geslaagd zoude zijn, zijn vaderland rijp te maken voor eene omwenteling, wagen wij te betwijfelen.
| |
| |
Maar daar verrees in 1846 een krachtige en magtige bondgenoot in den persoon van Pius IX. De geestdrift, dien zijne woorden, zijne beloften en zijne daden verwekten, was - zoo als wij reeds vroeger herinnerden - onbeschrijfelijk groot, en het is schier overbodig te verzekeren, dat Manin partij wist te trekken van de gunstige stemming, welke zich in geheel Italië openbaarde.
Het congres der geleerden zoude in het najaar van 1847 te Venetië bijeenkomen; maar Manin miste den titel om er deel van te maken. Hij herinnerde zich evenwel, dat hij lid was van het Venetiaansche atheneum, waar hij tot dien tijd zelden of nooit verschenen was. Hij bezocht van dien oogenblik trouw de vergaderingen, mengde zich in de beraadslagingen, wekte de leden op en oefende hen in het debat en had het geluk door hen benoemd te worden tot een der vertegenwoordigers der instelling bij het aanstaande congres.
Dat congres, dat den 13den September werd geopend, beantwoordde echter niet aan zijne verwachtingen. De regering was niet gezind om, onder het masker van geleerde gedachtewisseling, politieke vraagstukken te laten behandelen, en slechts ter zijde kon hier en daar eene toespeling worden gewaagd op den staatkundigen toestand.
Manin liet zich evenwel door deze teleurstelling niet afschrikken; hij bleef de bijeenkomsten van het atheneum en van verschillende industriële vereenigingen bezoeken en deelde zijn vuur en zijne vaderlandsliefde aan de leden mede.
Venetië bezat even als Milaan eene zoogenaamde centrale congregatie, half uit edelen en half uit grondbezitters bestaande, welke het bestuur ter zijde moest staan en het volk heette te vertegenwoordigen. Die congregatie had echter weinig of geen invloed en zij gehoorzaamde gedwee aan het welbehagen der regering. Plotseling echter verbrak een afgevaardigde van Bergamo, de heer Nazari, de stilte van de lombardijsche vergadering door het voorstel te doen tot benoeming eener commissie, welke een rapport moest opmaken over den toestand des lands en de oorzaken der ontevredenheid. Het voorstel werd aangenomen en verwekte te Milaan eene algemeene geestdrift. In het rapport, dat weinige dagen later door de commissie werd uitgebragt, werd de wensch te kennen gegeven, dat het lombardisch-venetiaansche koningrijk zou worden bestuurd door een on- | |
| |
derkoning, bijgestaan door een italiaanschen raad van state; dat Italië het regt zoude hebben in zijne eigene behoeften te voorzien en slechts een billijk en evenredig aandeel bijdragen in de algemeene oostenrijksche staatsuitgaven; dat het tariefstelsel zou worden hervormd, de verpligte krijgsdienst ingekort, de staat der schulden openbaar gemaakt; dat de regterlijke magt onafhankelijk zou zijn en de bevolking waarborgen erlangen tegen de willekeur der policie.
Het voorstel van Nazari en het rapport der commissie, werden bij duizende exemplaren door Manin in Venetië verspreid en hij haastte zich de afgevaardigden der venetiaansche congregatie aan te sporen het voorbeeld van Milaan te volgen.
Hij leed echter schipbreuk, en in wanhoop diende hij zelf - hoewel geen lid der congregatie - een voorstel in, dat zonder gevolg zoude zijn gebleven, indien niet eenige afgevaardigden, aangemoedigd door den algemeenen bijval, dien deze daad bij de bevolking vond, het voorstel hadden omhelsd en in hunnen naam aan de vergadering aangeboden.
Dit was de eerste krachtige handeling van het Italiaansche volk; eene tweede had den 29sten December 1847 plaats.
De bekende dichter Tommaseo was, na een lange ballingschap, in Venetië teruggekeerd. Zijn levendige en wegslepende stijl, zijne vurige welsprekendheid en zijn warm gemoed maakten hem tot een magtigen strijder voor de volkszaak, welke hij van ganscher harte was toegedaan. Het was niet vreemd, dat hij zich dadelijk aan Manin aansloot en voor dezen een kostbaren bondgenoot werd. Zij stelden zamen eene petitie op tegen de censuur; maar hoe zouden zij haar doen onderteekenen? Men besloot eene voorlezing van Tommaseo in het atheneum aan te kondigen.
Hij zou spreken over den toestand der letterkunde in Italië. De zaal kon naauwelijks het groote aantal nieuwsgierige hoorders bevatten. De dichter doorliep de verschillende uitingen der litteratuur in de jongste jaren; er was weinig prijzensstof; maar hoe kon het anders, als de pers aan banden lag? Hij vertoonde de petitie, onderteekende haar en liet haar rondgaan door de zaal, waar zij weldra met namen werd overdekt.
Inmiddels had de centrale congregatie het voorstel aangenomen. Het was de 5de Januarij 1848. Manin werd
| |
| |
bij den directeur-generaal van policie Call ontboden; hij was voorbereid op eene scherpe waarschuwing. Niets van dat al. De directeur was voorkomend en beleefd, weidde uit over den grooten invloed, dien Manin en Tommaseo op het volk uitoefenden en verzocht hem vriendelijk te willen medewerken om de burgerij tot rust en kalmte te brengen. Manin stelde zijne voorwaarden, somde de grieven op, wier wegruiming hij verlangde en vertrok met de belofte dat de Heer Call zijne wenschen bij den gouverneur zoude ondersteunen.
De volkstribuun achtte het echter voorzigtiger zelf te handelen. Hij wendde zich in zijn eigen naam tot den gouverneur Palffij, die met leede oogen het voorgevallene in de congregatie had aangezien, wier president hij was, en die er voor gezorgd had, dat over het verontrustende voorstel een ongunstig rapport werd uitgebragt. Zijne pogingen bleven natuurlijk zonder gevolg. Toen rigtte hij zich tot de congregatie zelve, betuigde haar zijne erkentelijkheid voor het aannemen van zijn voorstel en eindigde met eene uiteenzetting van hetgeen Venetië behoefde en verlangde. Een geheel afgescheiden bestuur, eene nationale vertegenwoordiging, een jaarlijksch budget, eene herziening der wetboeken, eene juiste omschijving van de bevoegdheid der policie, ziedaar in groote trekken de wenschen, die hij voor het belang van Italië uitte. - De president wachtte zich wel, deze memorie aan zijne medeleden te overhandigen.
Het werd echter voor de regering meer dan tijd een einde te maken aan de woelingen van dezen legalen revolutieprediker; zij besloot hem en Tommaseo gevangen te nemen; bewijzen voor hunne schuld zouden wel genoegzaam te vinden zijn en mogt men zich daarin bedrogen vinden, men zoude althans tijd gewonnen en hen voor eenige weken, welligt voor eenige maanden, onschadelijk gemaakt hebben.
Den 18den Januarij werd Manin des morgens om 6 uur gewekt door eenige policiedienaren. Hij wees hun zelf de papieren aan, die zij in beslag moesten nemen en volgde hen met kalmte naar de gevangenis. Dienzelfden dag werd ook Tommaseo weggevoerd. Beiden waren er op voorbereid. De acte van beschuldiging behelsde de grootste ongerijmdheden, en Manin was verpligt zelf het verhoor te leiden,
| |
| |
dat hij onderging. Hij verhaalde aan zijne regters alles, wat hij gedaan had, en al het aandeel, dat hij had gehad in de woelingen des lands, maar wees met waardigheid en op overtuigende gronden de beschuldigingen af, welke men tegen hem had ingebragt.
De oostenrijksche regering had aan de volkszaak geen grooter dienst kunnen bewijzen dan door deze onvoorzigtige strengheid. Eene algemeene verontwaardiging vervulde Venetië bij de mare, dat Manin en Tommaseo in hechtenis waren genomen. Tullooze groepen verzamelden zich den ganschen dag voor de gevangenis en luide klonk de kreet: ‘leve Manin!’ Het was tot eene openlijke breuk gekomen tusschen de duitsche bestuurders en het italiaansche volk, en de ontevredenheid en vijandschap begonnen zich in daden lucht te geven. Waar een Oostenrijker verscheen, verhief zich een dreigend gemompel, of wendde men zich verachtelijk om; als de militaire muziek zich deed hooren, was het plein van San Marco ledig; ja zelfs dreef de burgerij den tegenstand zóó verre, dat zij, ten koste van haar belang, de Weener banknoten weigerde aan te nemen.
De instructie en het verhoor der beide staatsgevangenen duurden van 29 Januarij tot 17 Februarij; maar te vergeefs zocht men een grond te vinden om hen van hoog verraad te kunnen beschuldigen. Welligt ook gevoelde men zich niet sterk genoeg om eene dergelijke beschuldiging te durven volhouden en oefenden de onrustwekkende teekenen des tijds en de krachtige uitdrukking der volksverontwaardiging hunnen invloed op het bestuur uit.
Wij kunnen de vele bewijzen van sympathie en bewondering niet opsommen, welke Manin en zijn gezin gedurende de dagen zijner gevangenschap ondervonden; 't zij genoeg te vermelden, dat de regtbank van Milaan weigerde deze zaak verder te behandelen en daarmede het regt verviel, hen langer in hechtenis te houden.
Inmiddels had koning Ferdinand aan Napels eene constitutie geschonken en verspreidde zich kort daarna de tijding van de fransche omwenteling. Den 5den Maart werden Manin en Tommaseo onschuldig verklaard, en deed het gouvernement de schoonste beloften aan de italiaansche bevolking. De onderkoning zou zijne residentie te Verona vestigen, de raad van state gewijzigd en met grootere magt toegerust worden, en te Weenen zou eene afzonderlijke kanselarij
| |
| |
voor de italiaansche zaken worden opgerigt. Het was te laat; het ontwaakte volk liet zich thans niet meer in slaap sussen door beloften, welke het vóór weinige maanden nog met geestdrift zou hebben aangehoord en geloofd. Het was te laat, vooral toen den 15den Maart de Weener revolutie in Venetië bekend werd en men vernam, dat ook de keizer van Oostenrijk eene grondwet had toegestaan! Het volk bestormde het paleis van den gouverneur en eischte met dreigende gebaren de onmiddellijke in-vrijheidstelling der twee onschuldig verklaarde vaderlanders. Vruchteloos nam het bestuur zijne toevlugt beurtelings tot vaderlijke, zachte raadgeving en oostenrijksch, onzacht geweld; het moest zwichten en was verpligt zelf aan Manin te verklaren, dat hij vrij was en ongehinderd de gevangenis kon verlaten. Manin bewilligde echter daarin eerst, toen de president van de regtbank plegtig de verzekering herhaalde en hem dringend verzocht zich naar huis te begeven.
Gedragen door eene geestdriftige schare en verwelkomd door luide gelukwenschen en zegekreten, bereikte hij zijne woning. Veel was er veranderd sinds den dag zijner arrestatie. Zijne stadgenooten, die hij met zooveel moeite had moeten bewerken voor de zaak der vrijheid, behoefden thans geene opwekking meer, zij waren ijverig en vurig genoeg. Maar wat zij wel behoefden, was: eene geregelde en verstandige leiding, opdat zij door onnadenkende voorbarigheid of opgewondene vermetelheid de schoone kans niet verspeelden, welke hun geboden werd.
Manin trad de tweede phase van zijn politiek leven in; hij had gezaaid, thans zoude hij maaijen; hij had de gedachte geleid, thans zoude hij de handeling besturen; hij had gepredikt, thans zoude hij voorgaan. De lange inleiding was voorbij, het werk begon.
Op denzelfden avond, dat hij de vrijheid herkreeg, werd de italiaansche driekleur geheschen aan de drie hooge vlaggestoken, welke op het plein van San Marco stonden; burgers van allerlei rang en stand vertoonden zich op de straten, versierd met linten, en verzamelden zich voor zijn huis, onder het zingen van
Viva l'Italia, viva la liberta!
Viva Manin, Dio chi la manda!
| |
| |
Manin en zijne vrienden werden teregt beducht, dat deze volksuitingen door grootere ongeregeldheden zouden worden gevolgd, en zij drongen bij den gouverneur aan op de organisatie eener burgerwacht, ten einde de orde te handhaven. Palffy weigerde echter; hij meende dat deze inwilliging aan het democratische beginsel te groot was en door de regering niet zou worden goedgekeurd. Hij ging verder; toen de volgende dagen de beweging toenam, toen de kreet van ‘Leve Italië!’ in die van ‘Leve de Constitutie! Weg met de duitsche regering!’ werd veranderd, deed hij de militaire magt de pleinen en straten bezetten en, na de gewone sommaties, op het volk vuren. Woedend werd die aanval beantwoord en de soldaten waren verpligt terug te trekken.
Manin had echter niet stil gezeten; overtuigd van de noodzakelijkheid eener burgerwacht, had hij, in weêrwil der ondervondene weigering, de noodige toebereidselen tot verwezenlijking van zijn plan gemaakt. Nieuwe zamenscholingen en nieuwe aanvallen van de zijde der soldaten bewezen hem, dat er geen tijd meer te verliezen was. Hij waagde eene tweede poging bij het stedelijk bestuur en bij Palffy, die eindelijk zijne toestemming gaf tot het wapenen van vierhonderd burgers, wier aantal weldra tot vierduizend aangroeide. Dank zij den invloed van den populairen volksverdediger, was weldra op zijne aanmaning de rust hersteld en keerden de werklieden naar hunne werkplaatsen terug.
Één oogenblik bekroop den gouverneur de lust om de concessies in te trekken, die hij gedaan had, maar de krachtige houding van Manin, het gevaar, waaraan hij zich blootstelde, indien hij den man des volks tegen zich had en - last, not least! - de ontvangst van nieuwe berigten uit Weenen, alwaar de revolutie met reuzenschreden voortging, deden hem terugkomen van dat besluit.
Met eene behendige wending veranderde de brave staatsman eensklaps van partij, en verkondigde aan het verzamelde volk met luider stemme en met een glimlach van welgevallen en ingenomenheid, dat de keizer de vrijheid van drukpers en de burgerwapening had toegestaan en de vertegenwoordigers des volks weldra zouden bijeengeroepen worden; hij voegde er zalvend bij, dat hij zich gelukkig prees, de eerste constitutionele gouverneur van Venetië te
| |
| |
zijn! Men kent dat; de heer Palffy deed niets anders dan zich met gratie bij de omstandigheden neêrleggen.
De algemeene tevredenheid, die door de jongste handelingen van het bestuur was opgewekt, duurde echter niet lang. Spoedig begon men de schoone woorden en de hoffelijke welwillendheid der regering weder te wantrouwen en verspreidde zich het gerucht, dat in het geheim toebereidselen gemaakt werden om de stad te bombarderen. Wij gelooven niet, dat dit plan werkelijk heeft bestaan; het gezag was in die dagen te ontzenuwd om dergelijke maatregelen van geweld te durven beramen. Het vermoeden van zulk een toeleg was echter voldoende om de gemoederen op nieuw in gisting te brengen. Eene afschuwelijke daad, door de volkswoede wel verklaard, maar niet geregtvaardigd, deed de smeulende revolutievlam in lichter laaije uitslaan.
De oostenrijksche kolonel Marinovich, een moedig en braaf officier, maar die om zijne gestrengheid en harde vormen bij het volk gehaat was, was door den maarschalk Martini in de eerste dagen der beweging verwijderd en op de vloot in veiligheid gesteld. Door een misverstand echter meende de kolonel op den 21sten Maart, dat hij weder in de stad moest komen. Naauwelijks had de menigte hem ontdekt, of hare gramschap barstte los; de kolonel werd naar een toren gebragt om zijn leven te verzekeren; maar het woedende werkvolk van de werven en van het arsenaal stormde de poorten open, en op barbaarsche en lafhartige wijze werd de ongelukkige krijgsman vermoord. Op het vernemen van deze onteerende daad, spoedde Manin zich aan het hoofd van eene afdeeling der burgerwacht naar het arsenaal en drong er binnen. Hij verweet den maarschalk Martini, dat hij den moord niet had weten te voorkomen; hij drong er op aan, dat aan het volk waarborgen werden gegeven voor de vervulling zijner billijke eischen, dat de troepen, die op het volk hadden gevuurd, de stad zouden ontruimen en dat aan de nationale garde de krijgsmaterialen zouden worden overgegeven, daar zij alleen in staat bleek te zijn de rust in de stad te bewaren. De maarschalk Martini gaf, onder den indruk der gebeurtenissen en in de overtuiging dat werkelijk de burgerwacht het element van orde en wet vertegenwoordigde, aan de stoute eischen van Manin toe, die zich op deze wijze
| |
| |
zonder slag of stoot meester zag van het arsenaal. De maarschalk werd voorloopig in verzekerde bewaring gesteld en aan den kolonel Graziani het bevel over het arsenaal opgedragen.
Hebben de jaren, die 1848 voorafgingen, ons Manin meer doen kennen als een schrander en scherpzinnig regtsgeleerde en als een onvermoeide propagandist zijner republikeinsche en italiaansche beginselen, wij zullen thans eene grootscher figuur in hem aanschouwen: eene krachtige, veelzijdig begaafde staatsmansgestalte verrijst uit den vurigen advokaat. Het is ons niet mogelijk hem te waarderen, zonder het verhaal te leveren der geheele venetiaansche republiek; wij hebben het reeds gezegd, zij leefde in hem en hij in haar. De verovering van het arsenaal - wij willen het niet ontveinzen - is ook in ons oog meer een gelukkige greep, met schranderheid bedacht en met stoutheid uitgevoerd, dan eene groote daad, op bedaard overleg en voorzigtigheid gebouwd, en er is veel waarheid in de woorden, dat die overrompeling op spirituele wijze is geschied. Zij was echter de aanvang van het groote werk, de Rubicon van Manin. Van toen aan was het lot geworpen en de onafhankelijkheid van zijne geboortestad bij hem besloten. Een gunstiger tijdstip voor het wagen van den beslissenden slag kon moeijelijk worden gekozen. De geest der revolutie overwon aan alle kanten. Frankrijk was republiek geworden en zou het italiaansche republikanisme niet verzaken; Oostenrijk lag uit elkaâr en Italië was blakende van geestdrift.
Op de San Marco-brug gekomen, riep Manin uit: ‘Leve Italië, leve de Republiek, leve San Marco!’ De driedubbele kreet werd door de tallooze volksmenigte herhaald. Venetië had zich vrij verklaard.
Gedurende vijf dagen had hij geene rust genoten en hij gevoelde, dat de kracht hem ontzonk; hij spoedde zich naar zijne woning om zich te versterken door een kortstondigen slaap. Inderdaad, de werkzaamheid van dien man grensde aan het ongeloofelijke; overal tegenwoordig, alles leidende en besturende, altijd op zijn gevaarlijken post, om de kansen van ieder uur te verkennen, scheen het of hij geene afmatting kende, geene rust en geene verkwikking behoefde. Eindelijk echter deed de natuur hare lang onderdrukte regten gelden, maar Manin willigde ze zoo ka- | |
| |
rig mogelijk in; slechts weinige oogenblikken offerde hij van zijnen kostbaren tijd op. Wederom spoedde hij zich naar het hoofdplein, schaarde de burgerwacht om zich heen en deed haar het voorstel de republiek uit te roepen. De republiek, zeide hij, was de historische regeringsvorm van Venetië en, ontdaan van hare verouderde, aristocratische instellingen, de logische toekomst van elk gouvernement; maar daar Venetië bovenal een lid was der Italiaansche statenfamilie, zoude het des republikeinschen vorm opofferen wanneer het algemeene belang van het schiereiland het later mogt vorderen.
Een ander burger, de advokaat Avesani, voerde middelerwijl met groote bekwaamheid de onderhandelingen met het bestuur en verkreeg van den generaal Zichy, dat de oostenrijksche troepen de stad ontruimden en de italiaansche achterbleven, en dat het geheele oorlogsmateriëel en de legerkas aan het provisionele volksbewind werden overgegeven. Bevreemdend mag het heeten, dat een veldheer, gesteund door genoegzame magt, de zwakheid had, zonder eenige poging tot tegenstand te beproeven, aan al de eischen van een eenvoudig burger gehoor te geven en Venetië eensklaps feitelijk onafhankelijk te verklaren. De liefde voor de schoone stad, waarin hij vijfentwintig jaren had gewoond, moge den generaal Zichy tot toegevendheid en zachtheid hebben gestemd, zij wettigt echter in geenen deele een zoo plotselingen, vrijwilligen aftogt.
De municipaliteit haastte zich de blijde tijding aan het volk te verkondigen. Een voorloopig bewind moest worden gevormd; aan Manin kwam die taak toe, en reeds den volgenden dag was zijn ministerie gereed. De portefeuille van onderwijs werd aan Tommaseo opgedragen; met die van buitenlandsche zaken belastte hij zich zelf en de overige werden aan den ingenieur Paleocapa, den bankier Pincherle en aan Toffoli toevertrouwd. Mengaldo werd tot generaal der burgerwacht aangesteld.
De verklaring zal wel onnoodig zijn, dat het nieuw-georganiseerde bestuur met groote moeijelijkheden te worstelen had. Alles moest van den grond opgebouwd en een geheel nieuwe toestand te voorschijn geroepen worden. De provincie was onafhankelijke staat, was republiek geworden; alle instellingen vorderden wijziging en verandering, en alle takken van bestuur moesten worden geregeld: het
| |
| |
leger, de marine, de uitvoerende, wetgevende en regterlijke magt; met vreemde mogendheden moesten betrekkingen aangeknoopt, de belastingen behoorlijk verzekerd, de orde en rust hersteld worden. Men vergete daarbij niet, dat, ofschoon de Oostenrijkers de stad hadden ontruimd, zij haar evenwel niet als onafhankelijk hadden erkend en slechts de kans afwachtten om te herwinnen, wat zij door overrompeling verloren hadden. Wel werd de venetiaansche republiek onmiddellijk door Sardinië, Zwitserland en Amerika erkend en ontving zij den zegen van den paus; maar haar bestaan was daarmede nog verre van gewaarborgd. De stelling der provinciën tegenover de hoofdstad was zeer twijfelachtig; zouden zij zich kunnen en willen aansluiten, en welk aandeel zou haar moeten worden verleend in het beheer der zaken?
Het is eene moeitevolle taak een volk, dat lang onderdrukt is geweest, het regte en verstandige gebruik der vrijheid te leeren; het is maar al te zeer geneigd om maatregelen, ter verzekering der orde genomen, als eene inbreuk op zijne regten te beschouwen; het is maar al te ligt te verleiden om bandeloosheid met vrijheid te verwisselen en den gang van het bestuur door gestadige inmenging te belemmeren. Om het raderwerk van een pasgeboren staat in beweging te brengen en behoorlijk te doen omwentelen, behoort een krachtige wil, een scherpe blik en eene vaste hand, gepaard aan warme vaderlandsliefde en eene onwrikbare overtuiging. Manin toonde die eigenschappen in zich te vereenigen en de plaatse waardig te zijn aan het hoofd van een onafhankelijken staat. Met eene zeldzame begaafdheid wist hij in te dringen in de verschillende deelen der staathuishouding en de behoeften van elken tak van administratie te overzien. Schoon onervaren staatsman, peilde zijn schrandere en heldere blik den geheelen toestand en als 't ware bij intuitie wist hij passende vormen te geven aan de pas verrezene instellingen en te voorzien in de nieuw ontstane behoeften.
Eerst en dringendst vorderde de verdediging der stad zijne aandacht; hij schiep een leger uit eenige weinige geoefende troepen en een groot aantal onbedreven vrijwilligers; hij rustte kanonneerbooten uit ter bewaking der kanalen en trachtte daardoor eenigzins te gemoet te komen aan het verlies der vloot, die door eene onverschoonbare
| |
| |
onvoorzigtigheid in handen van den vijand was gevallen.
Met uitzondering van Verona, dat nog steeds door de Oostenrijkers werd bezet, hadden de provinciën zich in weinige dagen vrijgevochten. Het was van belang, dat zij zich aansloten aan de hoofdstad, en Manin begreep dat haar gunstige voorwaarden moesten worden aangeboden. Hij erkende hare vrijheid en hare regten en stelde haar gelijk met Venetië in het aandeel in de leiding der zaken. Maar op welke wijze zou dat aandeel in de regering worden uitgeoefend? Tommaseo verlangde, dat elke provincie afgevaardigden zoude zenden, ten einde te zamen een uitvoerend bewind te vormen; Manin daarentegen, die bij zulk eene organisatie een krachtig en eenstemmig bestuur voor onmogelijk hield en vreesde, dat de tijd aan eindelooze discussies zou worden besteed, wenschte dat het uitvoerend bewind bleef zamengesteld zoo als het was, maar dat het zou worden ter zijde gestaan door een raad van state, waartoe Venetië en iedere provincie drie leden zouden bijdragen. Het getuigt, naar ons inzien, voor zijn staatkundig beleid. De uitvoerende magt op te dragen aan een uitgebreid ligschaam zoude niets dan verwarring en oneenigheid ten gevolge hebben gehad. Aan snel en krachtig handelen was daarbij niet te denken geweest, en het was daaraan bovenal, dat de jeugdige republiek in haren hagchelijken toestand behoefte had. Het voorstel van Manin werd aangenomen en de raad van state kwam bijeen. Niet lang echter duurde het, of er ontstonden botsingen tusschen dat ligchaam en het ministerie. De raad vorderde het regt van initiatief; hij wilde zich mengen en gekend worden in iedere daad van bestuur; hij belemmerde door zijne tegenwerking den gang van zaken en verijdelde het nemen van maatregelen, welke de eisch van den oogenblik gebiedend vorderde. Den tegenstand moede, dien hij
gedurig ondervond, handelde Manin zonder acht te slaan op de vertoogen van den raad; hij verweet den afgevaardigden de moeijelijkheden, die zij hem in den weg legden, en eene openbare vijandschap ontstond tusschen het hoofd van het uitvoerend bewind en den raad. Men heeft, zoo wij gelooven, niet ten onregte Manin beschuldigd van ligtgeraaktheid en opvliegendheid, van zucht tot overheersching en hoogheid van toon in zijn gedrag tegen den raad van state. Zijn karakter is van die
| |
| |
gebreken niet vrij te pleiten en zijn vroegere loopbaan heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen, om zijn lust tot woordentwist te versterken en hem minder geschikt te maken voor een vredelievend en welwillend gemeen overleg. Men vergete evenwel niet, uit welke onbruikbare bestanddeelen de venetiaansche raad van state was zamengesteld; het waren meestal mannen, wien het aan alle begrip van regering faalde en die onbekwaam waren om mede te werken tot het bestuur van een staat in de moeijelijke periode zijner wording. Wanneer de vijand nog voor de poorten staat, is de tijd kostbaar en voortvarendheid eene deugd.
Manin's misslag had echter treurige gevolgen; de provinciën vervreemdden zich van de hoofdstad, verbraken eindelijk den band door het weigeren der belasting en gaven zich over aan Sardinië, zonder Venetië er in te kennen.
In gunstiger licht dan tegenover den raad van state, vertoont Manin zich in zijne houding tegenover het volk. Was toegevendheid bij het eerste pligt geweest, bij het laatste was krachtig verzet noodzakelijk. Bij meer dan eene gelegenheid wilde het volk zich mengen in daden van regering, of maakte het zich schuldig aan buitensporigheden, welke den goeden naam der republiek in gevaar zouden hebben gebragt. Met ernst en waardigheid wist Manin de onbevoegde inmenging terug te wijzen en de revolutionaire bewegingen te onderdrukken, en zijn invloed bij de menigte was zóó groot, dat zijne tegenwoordigheid alleen volstond haar binnen de grenzen van orde en wet te doen terugkeeren. Het zoude ons te ver voeren, bij al de moeijelijkheden te verwijlen, die Manin van deze zijde ondervond; hij kwam ze te boven, maar niet zonder inspanning, en het is schier onbegrijpelijk, hoe hij, te midden van zooveel tegenwerking en onrust, den tijd en de kracht vond om zich te wijden aan de belangen der buitenlandsche diplomatie.
Doordrongen van het gewigt eener officiële erkenning der venetiaansche republiek door de groote mogendheden, en bij de toenemende overtuiging dat op den duur buitenlandsche hulp niet zou kunnen worden ontbeerd tegen een overmagtigen vijand, die slechts op de geschikte gelegenheid wachtte om de verlorene provincie weder onder zijn gezag te brengen, streefde Manin onvermoeid naar het aanknoopen van vriendschaps-betrekkingen met Engeland
| |
| |
en bovenal met Frankrijk. Ondersteund door den franschen consul-generaal te Venetië, den Heer Limperani, verzocht hij het fransche gouvernement eenige schepen naar de Adriatische zee te zenden ter bewaring der neutraliteit en voorkoming van eenen aanval van die zijde. Het verzoek werd in overweging gehouden gedurende zeven maanden. De vraag om vergunning tot het aankoopen van geweren en oorlogsstoombooten in Frankrijk bleef mede zonder uitslag. De rampzalige toestand van dat rijk en de dichterlijke diplomatieke denkbeelden van Lamartine waren oorzaak, dat men aan Venetië niet den bijstand durfde en wilde verleenen, waarop het gemeend had te mogen rekenen. Het kabinet van Lord Palmerston, afkeerig van elke revolutionaire beweging, welke het niet zelf te voorschijn heeft geroepen, gevoelde nog minder sympathie voor de Italiaansche zaak, en werd Venetië door Parijs ten halve verloochend, het werd door Londen geheel in het ongelijk gesteld.
Alle latere pogingen, door Manin bij de opvolgers van Lamartine, bij den minister Bastide, bij het bestuur van den generaal Cavaignac beproefd, bleven even onvruchtbaar. Waar zoude hij zich thans wenden tot verkrijging van de hulp, die zijn land steeds dringender behoefde? Eene enkele toevlugt bleef aan Venetië over! Het was Carlo-Alberto, de koning van Sardinië, het hoofd en de hoop van Opper-Italië. Manin dacht er aan; maar hij dacht er aan met weêrzin en als uiterst middel in den nood.
Republikein als hij was, begroette hij den Sardinischen koning met welgevallen als de bevrijder van Milaan en de vertegenwoordiger der Italiaansche zelfstandigheid, maar zoude hij noode zijn vaderland onder den scepter van dien vorst zien gebragt, zoo lang niet alle hoop verloren was het als onafhankelijk gemeenebest te behouden. Vele zijner landgenooten mogten meer geneigd zijn dan hij tot eene aansluiting aan Piëmont, de vrees, dat Venetië niet langer hoofdstad zoude zijn, deed hen voor als nog de partij van Manin kiezen en de voorkeur geven aan eigene kracht.
De vijand zat echter niet stil. Na eene korten rusttijd begon Radetzky zijne aanvallende beweging en viel in de Venetiaansche provinciën. De hulp, door Napels beloofd, liet zich te vergeefs wachten; de pauselijke troepen, door Durando aangevoerd, hadden den last ontvangen slechts de
| |
| |
bevelen van den koning van Sardinië op te volgen. Venetië stond alleen en Manin besloot tot onderhandelingen met Carlo-Alberto. De Heer Paleocapa werd naar het kamp des konings gezonden en verzocht om zijne hulp, onder voorbehoud, dat aan de constituerende vergadering, welke spoedig moest bijeenkomen, de beslissing werd overgelaten of Venetië zich zoude voegen bij een koningrijk van Opper-Italië. Carlo-Alberto nam de voorwaarde aan en Durando trok met zijn leger naar de Venetiaansche provinciën. Het uur was echter voorbij; Radetzky was reeds de Adige genaderd en had reeds Vicenza hernomen.
De slechte kansen van den oorlog deden nieuwe volksbewegingen in Venetië ontstaan; men beschuldigde openlijk Manin en Tommaseo, dat zij ter liefde van eigen gezag en van hunne republikeinsche denkbeelden het vaderland hadden opgeofferd. Zij hadden werkelijk verkeerd gehandeld, en zoo zij onmiddellijk zich aan Piëmont hadden aangesloten, zouden zij welligt de italiaansche onafhankelijkheid hebben gered. Thans ging de ééne provincie na de andere verloren en drong het oostenrijksche leger steeds voort. De tegenomwenteling, in Mei door koning Ferdinand van Napels bewerkt, was niet geschikt de hoop der Venetianen te verlevendigen; zij beroofde hen van allen bijstand van die zijde en de oude generaal Pepe werd slechts door weinige troepen gevolgd, toen hij het waagde de bevelen van zijnen meester te overschrijden en aan de republiek ter hulp te komen. Hij trok Venetië binnen, waar hij met opene armen ontvangen en in plaats van den generaal Lamarmora aan het hoofd der bezetting gesteld werd.
De stad der lagunen bereidde zich op hare verdediging voor. Inmiddels was de constituërende vergadering eindelijk op den 3den Julij bijeengekomen; Manin had haar niet langer kunnen of durven verdagen. De vraag, die alles overheerschte, was de aansluiting aan Sardinië. In weêrwil der verdeeldheid, die in het kabinet zelf heerschte, waagden Manin en Tommaseo eene laatste poging om de republiek te redden. Het verslag omtrent den jammerlijken toestand der geldmiddelen, door Castelli uitgebragt, de welsprekende taal van Paleocapa - de beide fusionistische ministers - en meer nog, de algemeene stemming ten voordeele van Piëmont, deed de poging schipbreuk lijden. Plotseling stond Manin in de vergadering op; hij had een
| |
| |
moedig besluit genomen, dat zoowel voor zijne buitengewone scherpzinnigheid als voor zijne vaderlandsliefde getuigt. De greep is zelden geëvenaard:
‘Ik rigt mij tot u,’ zeide hij, - ‘niet als president, maar als afgevaardigde. Mijne gevoelens zijn dezelfde, welke ik den 22sten Maart verkondigde, toen ik in het arsenaal en op het plein van San Marco de republiek uitriep. Velen, die destijds in mijn gevoelen deelden, doen het thans niet meer. Mijne overtuiging is niet veranderd en zal ook niet veranderen; maar de toestand is geheel gewijzigd; de vijand staat vóór onze poorten; niets is hem liever dan verdeeldheid in ons midden; ik wil slechts woorden van eendragt spreken. In het belang van Venetië moet ééne partij beslissen; aan die partij zal ik mij aansluiten en daarom wend ik mij vooral tot mijne politieke vrienden, tot de republikeinen, en ik roep hun toe: Ik vorder van u het hoogste offer; vergeet, dat er in deze vergadering roijalisten en democraten zijn en laat ons allen Italianen wezen. Al wat tot dus ver is gedaan en al wat wij nu doen, is slechts voorloopig; de toekomst behoort aan ons, en de constituerende vergadering te Rome zal eerst over den blijvenden vorm beslissen.’
Met geestdrift werden deze schoone woorden ontvangen; Manin was populairer dan ooit en zijn naam weêrgalmde door de geheele vergadering en door de stad. Zijne politieke geloofsgenooten volgden zijn voorbeeld en men zag te Venetië het schouwspel, dat mannen, zonder hunne overtuiging te verloochenen, haar ten offer bragten aan het welzijn van hun vaderland. Met 127 van de 133 stemmen werd tot de aansluiting aan Piëmont besloten.
Denzelfden avond echter dienden Manin en Tommaseo hun ontslag in, en te vergeefs werden zij met bijna algemeene stemmen tot hunne betrekking herkozen; zij bleven weigeren zich verder met de leiding der zaken te belasten. De beide hoofden der fusionistische partij, de ministers Castelli en Paleocapa, werden daarop met het bestuur belast, totdat Carlo Alberto zijne intrede in Venetië zoude doen.
De koning van Sardinië was echter niet voorspoedig in den strijd en zag zich verpligt den 7den Augustus weder de Tessino over te trekken. Gevaarlijker nog voor Venetië was de opheffing van de blokkade van Triëst, waardoor het van de zeezijde aan een oostenrijkschen aanval werd
| |
| |
blootgesteld. Het was der Sardinische vloot onmogelijk geworden die blokkade langer vol te houden, en onder den indruk van deze ongunstige omstandigheden, liet Carlo Alberto zich bewegen den 11den Augustus den wapenstilstand van Salasco te sluiten. Weinige dagen vroeger hadden zijne commissarissen bezit genomen van Venetië; maar toen de tijding van den wapenstilstand zich in die stad verspreidde; toen men bemerkte, dat de koning zich bepaalde tot het zenden van een klein aantal troepen ter versterking der stad en van eenigen onderstand in geld; toen men zag, dat hij, wel verre van zich naar de lagunen te spoeden, zich terugtrok en daarbij door het opheffen der blokkade van Triëst de Adriatische Zee weder openstelde voor de bewegingen der oostenrijksche vloot, toen barstte de woede des volks op nieuw en heviger dan ooit uit; het achtte zich verlaten en verraden, drong op de verwijdering van Castelli en Paleocapa en van de koninklijke commissarissen aan en riep met luider stemme om zijn vroegeren dictator; Manin.
De ministers en de commissarissen legden het bewind neder en het hoofd der republikeinsche partij verscheen op het balcon. Hij kondigde het ontslag van het bestuur aan; deelde aan het volk mede, dat de constituerende vergadering in twee dagen zoude bijeenkomen om een nieuw gouvernement te benoemen en voegde er bij: ‘Inmiddels, gedurende deze acht en veertig uren, zal ik zelf regeren. Aanstonds zullen al de weêrbare mannen worden opgeroepen; uit elk bataillon zal een aantal keurmanschappen worden gekozen, welke dezen nacht naar de vesting Malghera zullen optrekken, die door den vijand wordt bedreigd. En nu - ontruimt het plein! stilte en rust zijn noodzakelijk.’
Binnen weinige minuten was het plein ledig; de bevolking was gerust en tevreden, zoodra haar geliefde aanvoerder de teugels weder in handen had genomen. Zijn invloed was zoo groot, dat één wenk, één woord van hem volstond om den volksstorm te bezweren en de kalmte en rust te herstellen. Het is eene vereerende getuigenis voor zijn karakter en zijne talenten; vereerend vooral, omdat het volk, dat hem zulk een onbegrensd vertrouwen schonk, slechts moeijelijke en kommervolle dagen onder zijn bestuur heeft doorleefd en zich door hem de zwaarste lasten zag
| |
| |
opleggen. Het moge gemakkelijk zijn in tijden van voorspoed en zegen den naam van vader des vaderlands te verwerven; hij, die dien schoonen titel ontvangt van een volk, dat gedrukt gaat onder rampen en tegenheden, moet een groot en uitstekend man zijn.
De vergadering, die twee dagen later bijeenkwam, bevestigde de keuze des volks en droeg aan Manin het opperste gezag op, dat door hem werd aanvaard. Hij begreep echter, dat in den gevaarlijken toestand, waarin de stad verkeerde, de voorlichting van de mannen van het zwaard onmisbaar was, en hij deed den schout-bij-nacht Graziani en den kolonel Cavedalis aan zijne zijde plaats nemen en vormde aldus een driemanschap, dat evenwel gaarne de taak der regering aan hem overliet. Teregt liet men de kwestie van vorm thans onaangeroerd; de regering bleef eene provisionele; de republiek werd niet op nieuw uitgeroepen en evenmin de aansluiting aan Sardinië bevestigd. Had Manin gemeend in de eerste dagen der omwenteling, met het oog op den historischen regeringsvorm van Venetië, de banier der republiek te moeten opsteken om welke zijne landgenooten zich het liefst zouden scharen; hij gevoelde dat het thans onstaatkundig zoude zijn, nu het bestaan van het vaderland op het spel stond, de gemoederen te verdeelen door den strijd over vormen. Venetië had de eendragtige zamenwerking, den onverschrokkensten heldenmoed van al zijne zonen noodig, om weêrstand te kunnen bieden aan Oostenrijk. De Napolitaansche soldaten, die den generaal Pepe gevolgd waren, hadden den wensch te kennen gegeven om huiswaarts te keeren, sedert de constituerende vergadering de aansluiting aan Sardinië had uitgesproken en de meeste hunner waren reeds naar hunne haardsteden vertrokken. Op eigen kracht alleen viel dus voor Venetië te bouwen. Vruchteloos beproefde Manin eene nieuwe poging bij Frankrijk en Engeland. De minister Bastide antwoordde met welwillendheid, met sympathie zelfs, maar hulp verleende hij niet; Lord Palmerston vond het niet noodig of niet geraden, zich
in onmiddellijke betrekking te stellen met ‘de oproerige stad’ en vergenoegde zich door zijnen consul, den Heer Dawkins, aan Manin te doen raden om zoo spoedig mogelijk te capituleren. Bij al deze teleurstellingen voegden zich moeijelijkheden van anderen, schoon niet ligteren aard. De schatkist was uit- | |
| |
geput; aan het opleggen van nieuwe belastingen was naauwelijks te denken, en toch, er moesten middelen gevonden worden om de verdediging vol te houden. Manin zag zich verpligt tot uiterste financiele maatregelen over te gaan, afkeurenswaardig voorzeker, wanneer het budget met vele millioenen batig saldo sluit, onvermijdelijk echter bij een algeheel gemis aan fondsen ter bestrijding der meest noodzakelijke uitgaven. Hij gaf een gedwongen koers aan de bankbilletten, en vaardigde het besluit uit, dat alle gouden en zilveren voorwerpen binnen twee dagen aan de munt moesten worden geleverd tegen een bewijs, dat 5 pCt. rente deed.
Zulke maatregelen waren niet geschikt om de bevolking gunstig te stemmen voor het voortzetten van een strijd, welke haar op zoo duren prijs kwam te staan, en welligt had zich toen reeds de geest van moedeloosheid luide geopenbaard, indien niet de mare der nieuwe gebeurtenissen in de oostenrijksche monarchie de hoop had verlevendigd. De tijding van het uitbarsten van den Hongaarschen opstand in September, welke spoedig door de tweede omwenteling te Weenen en de vlugt van den keizer uit zijne hoofdstad werd gevolgd, werd met geestdrift en blijde hope te Venetië ontvangen. Zouden de kansen een gunstigen keer nemen, en de zaak der vrijheid en onafhankelijkheid in Italië ten laatste triomferen? Wie den zoeten waan mogt hebben gekoesterd, werd weldra door de nuchtere waarheid wakker geschud. De Italianen hadden niet aan Rusland gedacht. De keizer van Oostenrijk mogt op dien oogenblik onmagtig zijn de revolutie ten onder te brengen; grootmoedig en belangeloos als altijd, kwam zijn noordsche bondgenoot hem te hulp. Als eene egyptische kwaal vielen de Russische troepen in Gallicië en Hongarije en lieten dus den Oostenrijkers de handen ruim, om al hunne krachten tegen Italië te keeren. De tijd van de revolutie was voorbij; de reactie maakte hare opwachting, en, verouderde schoone als zij was, maakte zij, onder het blanketsel van orde, veiligheid en gematigdheid, echter dagelijks veroveringen. Regering na regering viel aan de knieën der aangebedene, die in 't onzekere bleef, aan wien zij haar harte geven zou en wie haar vurigste minnaar was. Voor Oostenrijk en Rusland stond de kans niet kwaad.
Toch ontzonk aan de stad van San Marco nog niet de
| |
| |
moed. In diezelfde maand October, die de Russen in Hongarije zag binnenvallen, stelde de afgevaardigde Rubi voor, aan Manin en zijne beide medestanders eene vaste jaarwedde toe te leggen. Het antwoord van den dictator verdient door de historie te worden bewaard:
‘Zoolang Venetië arm is,’ zeide hij, ‘zal ik niets aannemen. Indien ik geld behoef, zal ik mij tot mijne vrienden wenden.’
Was het gevoel van onmagt, of eene politieke behendigheid, die hem tegelijkertijd deed voorstellen de dictatuur op te heffen? Wij zouden schier geneigd zijn het laatste te gelooven; zoo als te verwachten was, werd het voorstel niet aangenomen en bleef Manin met het opperste gezag bekleed.
Gedurende den geheelen winter bleef de venetiaansche republiek volharden tegen haren overmagtigen vijand, die steeds nader en nader drong, niettegenstaande enkele uitvallen uit de stad met een gelukkig gevolg werden bekroond. Eene zending van Tommaseo naar Parijs bleef vruchteloos; hij kwam terug met een gunstigen indruk van den president der fransche republiek, maar zonder eenige hulp in geld of troepen. Een ieder weet, dat beleefde woorden in het fransch niet duur zijn.
Inmiddels had Manin de vorige vergadering ontbonden, welke naar zijne meening slechts geroepen was geweest de vraag der aansluiting aan Piëmont te beslissen, en die bovendien uit afgevaardigden van provinciën bestond, welke wederom aan de oostenrijksche heerschappij waren onderworpen. Het hoofd der venetiaansche republiek gaf hierin een nieuw bewijs van zijne liefde voor onbepaald gezag in tijden van oorlog, welligt ook van zijne prikkelbaarheid en heerschzucht, welke zich moeijelijk konden voegen naar de contrôle en de medewerking eener vergadering. Zoo ver ging echter zijne zucht tot onbeperkte gezaguitoefening niet, dat hij zich zoude verzetten tegen het bijeenroepen eener nieuwe vertegenwoordiging, zoodra de algemeene wensch zich daartoe openbaarde. De openbaring liet zich niet lang wachten, en reeds den 15den Februarij 1849 kwam de nieuwe vergadering bijeen, welke, na eenige beraadslagingen en gedeeltelijk onder den indruk van herhaalde volksbewegingen, Manin eenparig benoemde tot hoofd van het bewind met den titel van president. Cavedalis en Grazi- | |
| |
ani bleven in hunne betrekkingen, en na de wettelijke bekrachtiging van het gouvernement, werd de vergadering onmiddellijk door Manin verdaagd.
Hij mogt zich dus van eene lastige en tijdroovende inmenging in regeringsdaden hebben ontslagen, er behoorde moed toe, om de verantwoordelijkheid van den gevaarlijken toestand alleen te dragen tegenover eene bevolking, welke herhaaldelijk op dreigende wijze van hare bestuurders rekenschap eischte.
Somberder en somberder werd de staatkundige horizon. Napels, Rome en Toscane waren teruggekeerd tot hun vroegeren toestand; de slag van Novara was den 23sten Maart door de Sardiniërs verloren; Carlo-Alberto, wanhopig over de nederlaag, had afstand gedaan van den troon; dertigduizend Oostenrijkers omsingelden Venetië, onder aanvoering van den beruchten Haynau. De oproerige stad werd den 27sten Maart gesommeerd zich over te geven. Manin riep de vergadering bijeen; zij besloot weêrstand te blijven bieden. Den 4den Mei werd door den maarschalk Radetzky, die in het kamp was gekomen, eene nieuwe sommatie aan de Venetianen gerigt, waarbij hij algeheele amnestie beloofde aan al de soldaten en onderofficieren, en aan iedereen de vergunning gaf Venetië binnen twee dagen te verlaten. Manin beriep zich op het vroegere besluit der vergadering en weigerde; maar hij stelde een wapenstilstand en het openen van onderhandelingen voor. Radetzky's antwoord was te voorzien; de keizer van Oostenrijk kon niet onderhandelen met zijne oproerige onderdanen.
Wij zouden te veel van het geduld onzer lezers vergen, wanneer wij al de bijzonderheden van de belegering van Venetië wilden vermelden; een schitterend wapenfeit vormt daarin de verdediging der vesting Malghera door den generaal d'Ulloa. - De stad werd door de keizerlijke vloot geblokkeerd; de toevoeren ter zee afgesneden; het bombardement begonnen. De levensmiddelen werden schaarsch en hoog in prijs; de cholera begon zich, ten gevolge van gebrek, ophooping in enkele wijken, hitte en vermoeijenis, te openbaren en rigtte groote verwoestingen aan. Te midden van al die ellende bleef Manin met kracht het roer van staat sturen en de verdediging leiden, kampende tegen moedeloosheid aan de eene, roekeloosheid aan de andere zijde, zelf zich mengende in den strijd, nadat hij het volks- | |
| |
rumoer had bedaard en de inwendige orde verzekerd. Nog éénmaal had hij gehoopt op eene gunstige ontknooping van dit bloedige drama. De minister von Bruck had hem voorslagen tot schikking laten doen: hij had ze beantwoord door het zenden van twee afgevaardigden; maar hij zag maar al te spoedig, hoe weinig hij staat zou kunnen maken op de beloften eener diplomatie, die morgen loochende, wat zij heden had voorgespiegeld. Verontwaardigd over het onedele spel, dat met zijn ongelukkig vaderland werd gespeeld, brak hij den 1sten Julij de onderhandelingen af, en de volksvertegenwoordiging keurde met eenparige stemmen zijne handelingen goed.
Het was Augustus geworden; men kon schier berekenen hoe lang de levensmiddelen strekken zouden en de stad nog zou kunnen volharden. Niemand sprak nog van overgave. De eerste, die het waagde, was de patriarch; hij stelde een adres op, dat echter door slechts 80 personen geteekend werd, en verzocht aan de vergadering een einde te maken aan de wanhopige zaak. Het volk ontstak in woede en bestormde het bisschoppelijke paleis, en slechts met moeite gelukte het Tommaseo, aan het hoofd der burgerwacht, den patriarch te beveiligen. Manin zag echter in, dat de uiterste ure gekomen en verdere tegenstand een noodeloos bloedvergieten was. De vergadering had al hare magt aan hem overgedragen; hij riep Cavedalis, d'Ulloa, Pepe en Graziani bij zich, en in weêrwil van nieuwe ongeregeldheden onder het volk, werd door hen tot de overgave besloten. Den 13den Augustus schreef hij een brief aan den Heer von Bruck, die zich te Milaan bevond, ter verkrijging eener eervolle capitulatie; hij besteedde de laatste dagen van zijn dictatorschap aan het onderdrukken der uitspattingen van het volk en de soldaten; hij sloot nog eene laatste leening ter vereffening der noodige uitgaven en ter betaling der tractementen en soldijen, en toen hij den 24sten Augustus het antwoord van den oostenrijkschen minister ontving, waarbij deze de verlangde voorwaarden toestond, legde hij zijn gezag neder in handen van den stedelijken raad.
Den 27sten Augustus verliet Manin met zijne vrouw, zoon en dochter zijne geboortestad, die hij gedurende anderhalf jaar had bestuurd en verdedigd, na haar vrij te hebben gemaakt. Hij begaf zich naar Frankrijk; zijn lot- | |
| |
genoot Tommaseo vertrok naar het eiland Corfu. Den volgenden dag trok de generaal Gorzkowsky de stad binnen, en den 30sten Augustus deed de grijze veldmaarschalk Radetzky zijne plegtige intrede in het onderworpene Venetië.
Dit was het einde van den langen en bangen strijd; dit was de ontknooping van het Venetiaansche drama. De stad der lagunen was teruggekeerd tot vreemde heerschappij; de dagen harer onafhankelijkheid waren geene gelukkige en blijde dagen voor haar geweest; zij had haar kortstondig zelfstandig bestaan duur gekocht en nog duurder geboet. En toch is die bladzijde harer historie geene onbeteekenende of roemlooze, en mag zij zonder schaamte terugzien op de jaren 1848-1849. Zij dankt het aan den man, die haar 't eerst deed ontwaken en haar opriep tot den strijd, die haar heeft bestuurd en geleid en hare waardigheid heeft weten te bewaren, te midden van al de ellende van een kommervol beleg, te midden der verlatenheid, waarin zij verkeerde. Geene walgelijke tooneelen van moord en plundering hebben de geschiedenis der venetiaansche republiek bevlekt; hare administratie onderscheidde zich door orde en regelmaat, en Europa, dat haar gedurende den strijd aan haar lot had overgelaten, haastte zich, na haar val, hulde te brengen aan haar beleid en haren moed. Zelfs de oostenrijksche pers zwaaide der afgestorvene lof toe en prees de gematigdheid en wijsheid, die bij het bestuur der overwonnen stad hadden voorgezeten.
Het lot van den balling wachtte Daniele Manin. Naauwelijks op franschen bodem geland, verloor hij de trouwe gezelle van zijn leven, de gade, die hem ter zijde had gestaan bij al zijne beproevingen en wederwaardigheden, die hem gesterkt en bemoedigd had in de ure der verslagenheid, die in zijne geestdrift en in zijne vreugde gedeeld had bij iedere overwinning, door de italiaansche zaak behaald.
gold ook van het hoofd der venetiaansche republiek; ook hem kostte de ballingschap - het gemis van de italiaansche zon en van den dierbaren geboortegrond - meer dan één offer; eerst zijne vrouw, later zijne dochter, zijne eenige Emilia. Manin vestigde zich te Parijs in een klein apartement aan het einde der Rue blanche. Hij onthield zich voortaan van elke staatkundige beweging; man van de wet als hij was,
| |
| |
had hij een afkeer van die even gevaarlijke als onvruchtbare zamenzweringen, die wel eene goede zaak in de algemeene opinie kunnen schaden en aan de bewerkers het leven kunnen kosten, maar zelden of nooit eenige beslissende uitwerking ten gevolge hebben. Zonder vermogen en te fier en vaderlandslievend om in den vreemde een ambt te bekleeden, voorzag hij in het onderhoud der zijnen door het geven van lessen in zijne moedertaal. Aan hulp en medewerking, aan blijken van achting en sympathie ontbrak het echter den edelen balling niet. Frankrijk mogt hem hebben vergeten in de ure des gevaars, mogt de venetiaansche republiek aan haar ongelukkig lot hebben overgelaten; het bewees aan Manin, dat althans geen gemis aan instemming met het beginsel, dat hij vertegenwoordigde, de oorzaak der vroegere onverschilligheid was geweest.
Een kring van belangstellende vrienden had zich spoedig om den ex-president gevormd; mannen, gevierd in het rijk der letteren en der kunst; mannen, waardiglijk geplaatst in staatkundige betrekkingen, schaarden zich om hem en bewezen aan zijn karakter eene verdiende hulde. 't Mag ons niet onverschillig zijn, in de voorste rij der vrienden van Manin onzen grooten landgenoot, Ary Scheffer, te ontmoeten, wiens naam zelden ontbreekt, waar het deelneming en belangstelling geldt in wat goed, groot en edel is.
Maar wat kan den balling de verwijdering vergoeden van zijn geboortegrond, waarvoor hij geleden en gestreden, waarvoor hij zijn gansche leven opgeofferd heeft, en die één is geworden met zijne heimelijkste gedachten, zamengesmolten met alles, wat hem lief en dierbaar is?
Italië en zijn huisgezin hadden zijn geheele leven vervuld; wat werd er van dat leven, toen hij van het eerste afscheid had moeten nemen en de dood een nieuw offer eischte in den kleinen kring van het laatste?
Emilia Manin had op den vreemden bodem geen levenslust en gezondheid gekend; zij was langzaam weggekwijnd als eene bloem, die in eene andere luchtstreek was verplant. Tenger en zwak was het broze ligchaam niet in evenredigheid tot den vurigen geest en het warme gemoed, die het bezielden. Zij was de lievelinge haars vaders; zij verstond en begreep hem en deelde met geest- | |
| |
drift in al zijne verwachtingen en idealen; even als hij, trilden al de snaren van haar hart, bij het denkbeeld aan Venetië, aan de vrijheid! Het einde van haar langdurig lijden was genaderd; het bleeke en fijne gezigtje was half verborgen onder de kussens; het spreken werd haar moeijelijk. Zij wenkte om een stuk papier en de bevende vingeren schreven een laatst vaarwel aan haren geboortegrond: ‘o Venetië! ik zal u nimmer wederzien!’
Zwaar was de beproeving voor den ongelukkigen man, schier te zwaar voor zijne krachten; maar hij doorstond haar ter wille van zijn eenig-overgeblevenen, zijn zoon. Emilia werd in het familiegraf van Ary Scheffer, op het kerkhof Montmartre begraven; haar vader vergezelde haar naar hare laatste rustplaats, steunende op de schouderen van zijn zoon; Montanelli, d'Ulloa, Eugène Pelletan, Ary Scheffer en een breede stoet van deelnemende vrienden bewezen de laatste eere aan haar, die de vreugde en de roem van haren vader was geweest.
Maar, schoon gewond in het dierbaarste wat hij bezat, en gebukt gaande onder de bitterste slagen, bleef Manin het groote werk voortzetten, waaraan zijn geheele leven gewijd was geweest. In de fransche, engelsche en italiaansche dagbladen bleef hij strijden voor zijn vaderland en bleef hij de denkbeelden verkondigen, van wier verwezenlijking hij de vrijheid en het geluk van Italië verwachtte.
Geleerd door de ondervinding, trad het vraagstuk van den regeringsvorm bij hem op den achtergrond, en zocht hij vóór alles naar den weg, die tot onafhankelijkheid leiden kon. Eendragtige zamenwerking van al de kinderen des lands, met opoffering van eigene geliefkoosde denkbeelden, zoo het noodig bleek: ziedaar de leuze, waaronder hij streed. Voor zich zelven republikein, zou hij gaarne afstand hebben gedaan van de republiek, zoo hij slechts een éénig en onafhankelijk Italië mogt zien verrijzen. Eenheid en onafhankelijkheid! Het was de leer, die hij verkondigde te ieder uur en op iedere plaats, en hij voegde er bij: ‘Indien het herboren Italië een koning moet bezitten, dan moet het er slechts één zijn en kan het geen ander wezen dan de koning van Sardinië.’ Men ziet, welk een groot offer de voormalige tegenstander van Carlo-Alberto bereid was te brengen aan het algemeene belang. Hij achtte zich echter verpligt rekenschap te geven van zijne denkbeelden
| |
| |
en hij bekende dat - schoon hem de republiek steeds de beste regeringsvorm toescheen - hij thans geleerd had te streven alleen naar datgene, dat mogelijk en bereikbaar was. De groote nationale zaak ging bij hem vóór de geliefkoosde denkbeelden eener partij.
Gedurende al den tijd zijner ballingschap ging hij onvermoeid voort, zijne landgenooten op te wekken en hunne belangstelling levendig te houden voor de italiaansche vrijheid; maar tevens hen aan te manen tot bezadigdheid en orde, hen te waarschuwen tegen zamenzweringen en politieken moord, en hen te stemmen tot eendragt en onderlinge verbroedering. Zijne krachtige en welsprekende woorden zullen zeker niet zonder invloed zijn gebleven op zijne landgenooten, en Daniële Manin zal niet vruchteloos het zaad op den akker hebben gestrooid. Hij heeft gewerkt voor zijn land, zoolang hij kon; maar eindelijk ontzonk ook hem de kracht. De smarte had zijn ligchaam ondermijnd. Hij stierf op den 22sten September 1857 te Parijs in den ouderdom van 53 jaren, en zijn lijk werd nedergelegd aan de zijde zijner dochter.
Zal de wensch van Daniële Manin worden vervuld? Zal de tijd komen, dat Italië één en onafhankelijk zal zijn? Wij kunnen het naauwelijks verwachten. De oostenrijksche heerschappij moge ophouden te bestaan; het lombardisch-venetiaansch koningrijk moge vrij en zelfstandig worden, of zich voegen bij Sardinië; aan een éénig Italië valt het ons moeijelijk te gelooven. Wat zou er moeten worden van den kerkelijken staat; waar zou de zetel zijn van het hoofd der kerk? Jeruzalem welligt of een of ander eilandje in de Middellandsche Zee, zoo als de statenhervormers van ambacht het begeeren. Wie lust heeft te gelooven, dat de drager van de driedubbele kroon zich die naïve lotsbedeeling zoude laten welgevallen of de roomsche kerk haar zoude dulden, moge de vinding aannemelijk prijzen; voor ons behoort zij tot het gebied der politieke droomerijen.
Maar al beschouwen wij ook de verwezenlijking van Manin's denkbeelden niet als waarschijnlijk, wij hebben eerbied en achting voor den man, die met waardigheid en ernst, met warme vaderlandsliefde en opregte overtuiging zijn geheele leven heeft ten offer gebragt aan het welzijn van zijn land. En zoo wij ons aangetrokken hebben gevoeld tot de beschouwing der twee republikeinsche figuren,
| |
| |
wier naam wij boven dit opstel hebben geplaatst, het geschiedde niet, wijl wij in hunne overtuiging deelen en de republiek den meest wenschelijken regeringsvorm achten - zij is, integendeel, in ons oog voor de Europesche staten bij hare tegenwoordige ontwikkeling, ten eenenmale ongeschikt - maar omdat wij wenschten te doen zien, dat onder iedere partij mannen gevonden worden van waarachtige overtuiging, van edele beginselen en uitstekende talenten, voor wie in den volsten zin des woords het heil des volks de hoogste wet is, en die met regt aanspraak mogen maken op de hulde en de vereering van politieke geloofsgenooten en politieke tegenstanders, van allen, wien 't om eerlijkheid en goede trouw is te doen.
joh. c. zimmerman. |
|