De Gids. Jaargang 22(1858)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Béranger's vaarwel. O Frankrijk! 'k sterf, ik voel mijn adem glippen; Vaar, aangebeden moeder! wel. Och, duld Uw heil'gen naam op mijne veege lippen; Wien hebt ge als mij het gansche hart vervuld? Eer 'k lezen kon, deed ik uw lofzang rijzen, Mijn leven lang! en eer de dood mij vell', Wenscht u mijn mond, schoon stervend, nog te prijzen; Gun zoo veel liefde een traan ten loon. Vaarwel! Toen vorst bij vorst, tien tegen één verbonden, In gruw'bre zege u 't lijf te pletter reed, Toen rafelde ik hun haarband voor uw wonden Tot pluksel uit, waarin mijn balsem gleed; Doch 's Hemels gunst deed u in tranen zaaijen, Opdat een oogst van heil den volken zwell' En de eeuwenreeks u zegene onder 't maaijen, Als eens gelijkheid schoven bindt. Vaarwel! [pagina 118] [p. 118] Een enkle beê vóór mij de wade omhuive: Wees steun en staf voor wie ik heb geblaakt! Dat, Frankrijk! zijt ge schuldig d'arme duive, Die in uw beemd nooit goud heeft buit gemaakt! Opdat die wensch gehoord worde allerwegen, Hield ik, die 't hoofd vast bukke op Gods bevel, Den voet in 't graf, de zerk een wijl nog tegen, Maar de arm wordt moede en zwaar de steen. Vaarwel! W.D - S. Vorige Volgende