| |
| |
| |
Twee republikeinen.
Eugène Cavaignac - Daniele Manin.
I.
Quelque chose, qui tenait à la fois du fer et du roseau, tel était l'homme, que la constituante avait investi, momentanément du moins, du pouvoir dictatorial.
L'homme illustre et modeste, qui se nomme Manin, eût été le Washington des États-Unis d'Italie, si l'année 1848 n'eût pas avorté.
In de nieuwere geschiedenis staan twee jaartallen opgeteekend, die een diep en onuitwischbaar spoor hebben gegroefd in de ontwikkeling en gestaltenis der Europesche staten: 1789 en 1848. Twee jaartallen, die elkander de hand reiken over de kleine spanne van reactie en despotisme, van bascule-regering en democratisch-verniste dynastiepolitiek, die er tusschen ligt; twee jaartallen, die zich bloedig afteekenen op het zwarte gordijn der tijden, hoogrood als de morgengloor, die het rijzend licht verkondigt; twee jaartallen, gewigtig van beteekenis en van gevolgen; oplossing en ontknooping van een verleden, maar kiem tevens van eene toekomst; zegepraal op verouderde vormen, maar niet minder nederlaag van dwaze fantasmen en tegennatuurlijke utopiën; opwekking en waarschuwing beide voor de dagen, die komen zullen; opwekking tot kracht, tot vertrouwen en volharding; waarschuwing tot omzigtigheid, tot matiging en eerbied voor onveranderlijke wetten.
Het jaar 1789 (geboortejaar dier moderne uitvinding, welke men met den technischen term van antirevolutie pleegt aan te duiden) wordt in zijne beteekenis thans door zeer weinigen meer miskend. Het heeft als staat- | |
| |
kundige omwenteling de ernstige gedachte verwezenlijkt, welke er aan ten grondslag lag; het heeft den genadeslag gegeven aan het stuiptrekkende feodalisme en de moderne maatschappij voor goed gevestigd, met gelijkheid van allen voor de wet. - De Godin der Rede is vergeten, of wordt slechts met spot en verontwaardiging herdacht; de regering der massa's, of liever de regeringloosheid is voorbij; het schrikbewind is begraven; al de uitspattingen en onzinnigheden, die de revolutie vergezelden, zijn met het verdiende brandmerk gestempeld; maar de nieuwe gedaante der maatschappij is gebleven; het duur verworvene regt voor altoos verzekerd. -
Het jaar 1848 daarentegen is voor velen en in velerlei opzigt nog een raadsel en wordt dan ook op zeer verschillende, meest zeer ongunstige wijze herdacht en beoordeeld. - Wij zouden dat oordeel noch willen onderschrijven, noch een ander daar tegenover stellen; de tijd voor de uitspraak schijnt ons toe nog niet gekomen te zijn; lof en blaam beide zijn in ons oog voorbarig en onrijp; het jaar 1848 is nog verre van zijn laatste woord te hebben gezegd. Men moge van lieverlede helderder zien in de oorzaken, die de jongste groote omwenteling teweeggebragt, en in de omstandigheden, die haar voorbereid hebben; men moge hier en daar eene harer karaktertrekken hebben bespied, maar men mag zich nog niet vermeten een juist en volkomen beeld van haar te ontwerpen, veel minder nog over hare gevolgen een beslissend oordeel te vellen. -
Ééne algemeene opmerking voorop! - Het blijkt weinigen gegeven te zijn geweldige omkeeringen of revolutien zonder toorn en vooringenomenheid te beoordeelen, en met kalmte en onpartijdigheid het gronddenkbeeld, dat ze deed ontstaan, na te speuren. De taak is voorzeker ook geene gemakkelijke en vereischt een vasten en onbenevelden blik, welke door de uiterlijke verschijningen en de bijkomende omstandigheden weet door te dringen tot de idee, die als kiem in die gistende stoffen schuilt. - Bij iedere hevige beroering toch bruist het drab en de onreinheid, die op den bodem ligt, naar boven, en men is maar al te zeer geneigd naar die onzuivere en ongure oppervlakte den strijd en de wieling af te meten, die de wateren in beweging hebben gebragt. Maar laat de strijd volstreden en de stroom weder tot rust gekomen zijn, en men zal ontwaren, welke
| |
| |
gewigtige veranderingen onder die chaotische oppervlakte zijn gewrocht; hoe hier de bedding verbreed is en de stroom zich ginds binnen enger grenzen heeft teruggetrokken, om het achterblijvende slib zich tot vruchtbare weilanden te doen vormen; hoe bij deze kronkeling de steenbrokken, die de vrije vaart belemmerden, zijn weggeslagen, en hoe bij gene slingering de vroegere bogt tot eene regte lijn is hersteld. Bij iedere revolutie - maatschappelijk of staatkundig - drijft op gelijke wijze het schuim der maatschappij boven, en het mag geen verwondering wekken, dat de voorstander van orde en wet, de man van fijne beschaving met walging het hoofd afwendt van het schouwspel, dat de eerste losbarsting der reeds lang werkende en woelende elementen aanbiedt. Hij wachte zich echter zijn oordeel door die noodzakelijke uiterlijke verschijning te laten verkloeken; maar hij zoeke den oorsprong der beweging en hij vrage zich af, of 't mogelijk zoude zijn, op eenmaal eene rustige maatschappij om te keeren en in hare naven te doen trillen, indien die maatschappij niet reeds sedert geruimen tijd in eigen boezem een kiem van bederf had omgedragen?
Wie de geschiedenis meer dan alleen in hare chronologische volgorde kent, zal het denkbeeld als eene dwaasheid verwerpen, dat het van éénen individu, hoe sterk en magtig hij wezen moge, zoude kunnen afhangen eene revolutie te doen geboren worden of haar te voorkomen. Waar geene ontvlambare stoffen aanwezig zijn, kan geen brand ontstaan, en waar de massa met het bestaande tevreden is, daar kan geene onwenteling worden te voorschijn geroepen. De uitbarsting moge verhaast of vertraagd kunnen worden; haar teweeg te brengen, wanneer geene gisting bestaat, of haar geheel te beletten, wanneer het inwendig niet rustig en kalm is, vermag niemand. -
Daar is slechts één middel om revolutiën te voorkomen, maar dat middel ligt alleen in het bereik van vrije volken: het tijdige voldoen door de regeringen aan de zich openbarende nieuwe behoeften der maatschappij, het medeleven van het leven des volks, ten einde te geschikter ure passende vormen te geven aan hetgeen er omgaat in zijne gedachten en er tot overtuiging is geworden. Maar dat middel is, gelijk wij zeiden, alleen ter beschikking van vrije volken, omdat zij alleen het regt hebben en de bevoegdheid bezitten hunne wenschen en verlangens mede te deelen,
| |
| |
op de bevrediging hunner nieuwe behoeften opmerkzaam te maken en hunne gedachten en hunne overtuiging te openbaren. Geen regering heeft gemakkelijker taak en veiliger stelling dan die van een vrij volk.
Evenmin als eenige andere, zou de omwenteling in Februarij 1848 door Louis Philippe en zijne ministers op dien oogenblik kunnen zijn belet. Zij had een te diepen grond, dan dat ze met geweld had kunnen worden gekeerd. Noch in Frankrijk, noch in Duitschland of in Italië zou eenig persoon bij magte zijn geweest eene uitbarsting te voorkomen, die sinds jaren was voorbereid.
Het jaar 1848 vertoont zich aan ons in een dubbel licht, in het licht eener omwenteling op sociaal gebied en eener revolutie voor nationaliteit. In beide opzigten is zij mislukt en heeft ze voor als nog geene tastbare vruchten gedragen; of ze evenwel geheel onvruchtbaar is geweest, wagen wij te betwijfelen, al onthouden we ons van een oordeel over hare mogelijke gevolgen. Sociaal van strekking in Frankrijk, beoogde ze opbouwing of herstel van nationaal volksbestaan in Duitschland, in Hongarije, in Italië, in Sleeswijk-Holstein. -
De fransche maatschappij was krank. Onder eene regering, welke meer het belang der dynastie dan het welzijn des volks voor oogen hield, waren omkoopbaarheid en veilheid doorgedrongen in de rangen der dienaren van den staat; erger nog! in de rijen der volksvertegenwoordigers. Titels en waardigheden, ambten en fortuinen waren te behalen door het uitbrengen van eene welgezinde stem. Het protectionistische stelsel deed lasten heffen van het volk ten behoeve van een of anderen begunstigden tak van handel en nijverheid; agiotage en tripotage deden millioenen winnen en verliezen in een oogwenk, en, verbonden aan politieke ondersteuning, zag men als met een tooverslag fortuinen verrijzen van fabelachtigen omvang. Eene slechte verdeeling en heffing der belasting deed den middenstand hoe langs zoo meer kwijnen; eene zedelooze maatschappij, welke verteerde boven hare kracht en uitgaf wat zij niet bezat, en zich eene weelde veroorloofde, welke zij niet kon betalen, kwam aan de ongelijke drukking der lasten nog ter hulpe. Zóó dreigde het volk zich van lieverlede te splitsen in twee deelen: millionairs en proletariërs. Een algemeen malaise had zich sinds het Spaansche huwelijk in
| |
| |
Frankrijk geopenbaard; de dood van den edelen en populairen hertog van Orleans had het volk nog meer van de regerende familie vervreemd; de maatregelen door het gouvernement voorgedragen en door eene schijnvertegenwoordiging - het ideaal van kortzigtige en onbekwame ministers, welke achter allerlei schoonschijnende leuzen zich aan hunne portefeuilles vastklemmen en des noods het geheele land zouden demoraliseren om hunne zetels te behouden - goedgekeurd, deden meer en meer wrevel en misnoegen bij de burgerij ontstaan. Een heirleger van jonge advokaten, zonder klienten en zonder processen, dat zich in de hoofdstad had opgehoopt, had in tijdschriften en dagbladen bijgedragen om den geest van ontevredenheid te voeden en droombeelden voor te spiegelen van eene betere verdeeling der maatschappelijke rijkdommen en lasten, waarbij aan alles was gedacht behalve aan de onveranderlijke wetten der natuur. Er was reden voor hun aanval en hunne afkeuring; het gouvernement van Louis-Philippe heeft zich op staathuishoudkundig en financiëel gebied zeer achterlijk getoond, en zijn onwrikbaar protectionisme te midden der toenemende overtuiging der deugdelijkheid van vrijen handel, had menig helderdenkend staatsman van hem vervreemd. Voeg hierbij de weigering tot verandering van het kiesstelsel, waaraan het bederf der vertegenwoordiging teregt werd toegeschreven; de misoogst en de schaarschte, die ten onregte der regering werden geweten; de weinige sympathie, die het kabinet betoonde voor de regeneratie van Italië, waarvoor het volk met geestdrift was bezield, en men zal eenige der oorzaken kennen, welke de omwenteling van 24 Februarij hebben teweeg gebragt.
‘De verantwoordelijkheid er van,’ zegt Joseph Garnier - ‘moet te gelijker tijd rusten op de gouvernementen, die onverstandig dijken tegen die wateren hebben opgeworpen, op de mannen van invloed, die bijgedragen hebben om den stroom uit zijne oevers te doen treden, en ook op de volken zelve, wier opvoeding nog zulke lessen schijnt te behoeven. Zeker is het echter, dat het kanon niet het laatste noch het eenige middel van overtuiging is. Het geneesmiddel is te vinden in de studie der maatschappelijke huishouding en der wetten, die bij het leven der volkeren voorzitten. Men zal de rij der omwentelingen niet sluiten, zoolang de volken nog doortrokken zijn van monsterlijke economische vooroordeelen; zoolang de regeringen en
| |
| |
de minderheden stijfhoofdig de meening der meerderheid zullen blijven miskennen.’
Sociaal was de fransche revolutie van 1848. Utopiën op utopiën, de eene nog dwazer en doller dan de andere, werden luide, soms met talent, steeds met warmte en geestdrift verkondigd en door een opgewonden en onverstandig volk, als het fransche zonder eenige vleijerij mag worden genoemd, met graagte aangehoord en geloofd. - Hier heette het organisatie van den arbeid; ginds waarborg van werk aan elken burger; straks werd de oprigting van groote nationale werkplaatsen aanbevolen; later de afschaffing der rente en de uitgifte van papierengeld, eene ‘planche aux assignats’ als eenig redmiddel voorgesteld. - De grondslagen der maatschappij werden met vermetele hand aangetast en tot een onderwerp van discussie gemaakt; aan eigendom, erfregt en familie getwijfeld, ja zelfs de leer verkondigd, dat eigendom diefstal is. - Nationale werkplaatsen, steeds werk voor allen, gelijk loon, matige werkuren; maatschappelijk vereenigingen, phalanstères; regelmatige indeeling van het menschdom in een zeker aantal arbeiderskoloniën, zonder acht te slaan op aanleg of ijver, op rang en vermogen, op regten en verpligtingen, op de wetten van vraag en aanbod en van voortbrenging; eene kunstmatige organisatie van boven af, welke welligt in eene maatschappij van marionetten of looden soldaten uitnemend zou zijn toe te passen geweest, maar geheel in strijd was met het wezen eener menschen-maatschappij, ziedaar de idealen en de panaceën, die de woordvoerders der socialistische school aan het gapende volk voor oogen hielden. - Maar al die jammerlijke verbijstering en hersenontsteking van de socialistische en de meer consequente communistische school, waaraan waren zij toe te schrijven? Waren zij niet het gevolg dier monsterlijke economische
vooroordeelen - zoo als Garnier zegt - waarvan het volk doortrokken was; dier miskenning van de wetten, welke het leven en de verhouding der maatschappijen regeren? - Het groote woord moet ons van het hart, al wordt een ernstig wenkbraauwfronsen ons loon: de moeder van al die onzinnige theoriën is .... de protectie. Het stelsel van bescherming heeft in Frankrijk en overal, waar het wordt toegepast, de denkbeelden omtrent arbeid en rijkdom vervalscht en bevat in zich de kiem van aanranding van den
| |
| |
eigendom; iedere schrede verder op dien weg der tegennatuurlijke regeling van handel en bedrijf moet tot de ongerijmdste en gevaarlijkste handelingen leiden; de wettelijke spoliatie moet uitloopen op openbare berooving door een ieder, wien het goeddunkt. - Maar wij hebben ons reeds te lang voor den bescheiden omvang dezer bijdrage bezig gehouden met de sociale zijde der jongste revolutie. Men moge het den onden economischen zuurdeessem wijten, die in ons schuilt. In vlugtiger trekken zij het streven der rassen en volkeren naar eenheid en nationaliteit in 1848 herinnerd.
De duitsch-deensche hertogdommen Sleeswijk en Holstein staan in de voorste rijen der volken, die om een zelfstandig bestaan tegen een overheerschend vreemd element kampten. - Duitschers van geboorte, van taal en zeden, drong de maagschap hen tot eene naauwere aansluiting aan het vaderland, tot eene losmaking der banden, welke hen met Denemarken verbonden. Het moge voor Holstein gelden; voor Sleeswijk, waar de groote helft der bevolking van deenschen oorsprong is, heeft voorzeker de beweging eene pressie van buiten ontvangen en is zij geene zuivere stemme des bloeds geweest. - De eenheid der beide hertogdommen, die het volk op den 24sten Maart 1848 te wapen deed snellen, en voor welke Hanover, Pruissen en Brunswijk het zwaard tegen Denemarken hebben getrokken, is nog thans eene dier hagchelijke vraagstukken, door welker behandeling de diplomatie teeken van leven geeft. Het goede regt van Holstein op eene zuivere verhouding tot den duitschen Bond erkennende, kan echter de billijkheid der deensche aanspraken op Sleeswijk moeijelijk worden voorbijgezien, en wij wenschen in het belang van dat kleine, maar krachtige rijk, dat zoovele bewijzen geeft van kalmen en gestadigen vooruitgang op den constitutionelen weg, dat de kwestie te zijnen gunste moge worden beslist.
In Duitschland droeg de omwenteling mede een nationaliteits-karakter. Het feit heeft zijne beteekenis, dat het sein er toe werd gegeven door eene bijeenkomst van publicisten te Mannheim op den 27sten Februarij. Één eenig Duitschland was de leuze, van noord tot zuid, van oost tot west herhaald met geestdrift en met wijsgeerige weelderigheid van woorden. De omwenteling in Weenen en de val van het ministerie Metternich; de opstand te Berlijn, ge- | |
| |
volgd door concessie op concessie van den geleerden en romantieken vorst; de troonsafstand van Lodewijk van Beijeren; de bijeenkomst van het Vorparlament te Frankfort; nieuwe onlusten te Weenen; zamenroeping van constituërende vergaderingen te Weenen en te Berlijn en van het Duitsche parlement te Frankfort; de verkiezing van den Aartshertog Johann van Oostenrijk tot Rijksbestuurder en de officiële ontbinding van den duitschen bondsdag; de woelingen in Baden en de abdicatie van den oostenrijkschen Keizer ten behoeve van zijn neef Franz Joseph, zijn zoovele phasen van het streven naar eenheid bij onze oostelijke naburen. Hoe dat streven, aanvankelijk met zege bekroond, eindelijk is mislukt; hoe al die schoone grondwetten als scheurpapier zijn verstrooid op den adem van denzelfden wind, die ook de geschondene eeden medevoerde, ligt te versch in aller herinnering om meer dan vlugtige aanstipping te behoeven. En toch zal het jaar 1848 ook voor Duitschland niet onvruchtbaar zijn geweest, wanneer 't onzen bespiegelenden stamgenooten mogt hebben geleerd, hoe eene omwenteling niet moet worden geleid; zoo het hen mogt hebben overtuigd, dat de daad, de eendragtige, krachtige en snelle daad, meer geldt dan bergen van redevoeringen en abstracte staatsregelingen.
Bij al de weeën in eigen boezem, werd Duitschland nog in zijne meest kwetsbare buitenlandsche betrekkingen aangetast. Zijn uniteitstrijd had strijd voor onafhankelijkheid der verschillende rassen uitgelokt, die de lappendeken der oostenrijksche monarchie vormen. Hier het Slawische element, dat in Praag de vlam deed uitslaan en waaraan het Roumanische zich te Bucharest aansloot; ginds de magyaarsche nationaliteit, die het hoofd in Hongarije opstak en in Kossuth haar woordvoerder vond; ten zuiden eindelijk dat dichterlijke schiereiland-volk, dat den kamp aanvaardde voor zelfstandig volksbestaan. Schoon en ongelukkig Italië! zuchtende onder de roede van den duitschen plakmeester, vreemd aan uwe zeden, vreemd aan uwe liefelijke taal en uw warm gemoed; vreemd aan uwe kleuren, uwe reliquiën, uw hemel! Schoon en ongelukkig Italië, versnipperd in magtelooze staten, waar gij geen buitenlandsch gezag moet huldigen, of aan een vorst uit het geslacht der Bourbons, wiens naam met bommen en granaten is vereenzelvigd, gehoorzaamheid pleegt; schoon en ongelukkig Italië, dat niet ster- | |
| |
ven zult, omdat gij met het zwaard in de hand zijt gevallen, wat waart ge in 1848 der vervulling uwer wenschen nabij!
Lombardije in opstand en Milaan door de Oostenrijkers verlaten, Venetië vrijgevochten, Sardinië aan het hoofd der beweging met zijnen ridderlijken Carlo Alberto tot leidsman, een middenpunt gevonden voor hen, die zoekende en tastende waren; onder schooner voorteekenen had zich nooit een onafhankelijkheidsoorlog aangekondigd! Maar ook daar bleef de strijd een onvruchtbare; verdeeldheid en naijver maakten de behaalde zegepralen tot niet. Het Lombardijsch-Venetiaansche koningrijk keerde onder den scepter der Habsburgs terug; de Paus betrok weêr het Vatikaan; Napels bleef onder zijn stamhuis en Sardinië zag zijne oude grenzen hersteld. Evenwel wanhopen wij aan Italië's toekomst niet; de eerste poging moge mislukt zijn, eene tweede of derde kan beter vruchten dragen.
Magyaarsche en Slawische en bovenal Roumanische en Italiaansche nationaliteit! onze beste wenschen voor u. De kaart van Europa vertoont lijnen en grenzen, waar de natuur er geene heeft gesteld, en heeft afscheidingen weggevaagd, waar de natuur ze had getrokken. Zoo de kaart mogt worden herzien - en die herziening kan vroeg of laat niet uitblijven - dan, Magyaarsche en Slawische en bovenal Roumanische en Italiaansche zelfstandigheid! worde u uwe plaatse gegund.
De Fransche republiek had in de weinige maanden van haar bestaan reeds de jammerlijke uitwerking ondervonden der socialistische theoriën en praktijken, welke hare eerste leiders hadden gepredikt en ingevoerd. Zij meende adem te mogen scheppen, toen op den 4den Mei 1848 de constituerende nationale vergadering, bij algemeen stemregt op 23 April gekozen, hare eerste zamenkomst hield en zeven dagen later een uitvoerend bewind werd benoemd, bestaande in François Arago, Marie, Garnier-Pagès, Lamartine en Ledru-Rollin, ter vervanging van het provisionele gouvernement, dat op den 24sten Februarij het roer van den staat in handen had genomen.
Die uitvoerende commissie droeg echter reeds de kiem
| |
| |
van ontbinding in zich; hare heterogene bestanddeelen vertoonden geene enkele krachtige persoonlijkheid, welke een middenpunt had kunnen vormen; de sociale en democratische republiek had er een van hare vertegenwoordigers behouden, en zij, die heetten de partij van orde en gematigdheid voor te staan, waren te zwak om hun overwigt te doen gelden en weêrstand te bieden aan den drang der onzalig opgewekte socialistische eischen. Een droomend en ijdel dichter, met meer verbeelding dan verstand begaafd, en zich met welgevallen wiegelende op de kadans zijner eigene phrases; een geleerde, die proeven nam op het ligchaam der maatschappij en zich in een laboratorium in plaats van op het staatstooneel waande; een man van de beurs, plotseling tot wetgever en bestuurder, neen! tot hervormer gestempeld; ziedaar de mannen, die geroepen waren het ontwrichte werktuig weder in elkander te zetten en met krachtigen arm de regering van orde en wet te herstellen en aan waanzinnige utopisterij den bodem in te slaan.
Indien de dichter had gewild; indien hij sterkte en karakter genoeg had bezeten om zijne persoonlijkheid op den voorgrond te stellen en te breken met iedere eerzucht, die der zijne in den weg stond; indien hij zich had weten los te maken van al de mannen, die in de bedwelming des oogenbliks zich met hem op het Stadhuis tot de bestuurders van Frankrijk hadden opgeworpen; indien Lamartine in één woord niet Lamartine ware geweest, zijne populariteit dier dagen zou hem eene schoone, hooge en eenige stelling mogelijk hebben gemaakt. Thans ging hij onder in afmattende woordenwisseling met zijne ambtgenooten, minder populair en edel, maar krachtiger dan hij.
Maar nog een ander gevaar bragt de zamenstelling dier commissie met zich. Hare leden waren allen benoemd uit de provisionele regering. Welke reden bestond er, om Marie en Garnier-Pagès te behouden, en Crémieux en Dupont de l'Eure te verwijderen; waarom Ferdinand Flocon, waarom Louis Blanc te weren, waar men Ledru-Rollin toeliet? Gevaarlijke naijver, gekrenkte eerzucht moesten er het gevolg van zijn. De geëlimineerde leden verzuimden dan ook niet lang, om hunne gevoeligheid op bloedige wijze te openbaren. Den 11den Mei werd de uitvoerende commissie op het Luxembourg geïnstalleerd en den 15den Mei woedde een nieuw oproer in de straten van Parijs en werd de con- | |
| |
stituërende vergadering door de bevolking der nationale werkplaatsen en der clubs en geheime genootschappen bedreigd. De hand van Louis Blanc was in deze beweging maar al te duidelijk zigtbaar, en al werd zij ook voor den oogenblik bedwongen, in het duistere vervolgde de socialistische factie haren weg, en nooit was Parijs vruchtbaarder in zamenzweringen dan in het korte tijdsbestek, dat tusschen 15 Mei en 22 Junij verliep.
Het was de 17de Mei, toen een fiacre stilhield vóór het ministerie van oorlog en een man in burgerkleeding er uitstapte en verzocht toegelaten te worden. Die man was de generaal Cavaignac, van Afrika gekomen met toestemming der regering, om zijne plaats in de nationale vergadering in te nemen als vertegenwoordiger van het departement du Lot. Die volksvertegenwoordiger werd dienzelfden dag door de uitvoerende commissie tot minister van oorlog benoemd en zijne verschijning in de constituërende vergadering scheen haar als met een electrischen slag te slaan en een vorm te geven aan verwachtingen, welke reeds lang in haren boezem hadden geschuild. En voorwaar, de man, die daar in zijne dubbele betrekking de zaal der vertegenwoordiging binnentrad, was wel geschikt om dien indruk teweeg te brengen en eene nieuwe toekomst te beloven.
Louis Eugène Cavaignac verscheen in 1848 te Parijs, omstraald door den glans van een moedig verleden, van zijne afrikaansche heldenfeiten, zijn eerlijk gemoed en zijne republikeinsche antecedenten. Werpen wij een blik in dat verleden en volgen wij de ontwikkeling van den man, die een oogenblik het lot van Frankrijk, welligt van Europa, in zijne hand heeft gehad.
Cavaignac werd den 15den October 1802 te Parijs geboren uit ouders, met hart en ziel den republikeinschen regeringsvorm toegedaan. Zijn vader Jean Baptiste Cavaignac had zich in de dagen der Conventie als een harer warmste aanhangers doen kennen; zijne moeder Julie Marie Olivier de Corancez deelde, aristocrate van afkomst als ze was, in de staatkundige gevoelens van haren echtgenoot en behoorde tot eene girondinsche familie. De zin der ouders openbaarde zich reeds vroeg in de kinderen, bovenal in den oudsten zoon Godefroy, die met Armand Carrel vóór en na 1830 tot de edelste en talentvolste kampvechters behoorde dier ordelijke republiek ‘aux allures aristocratiques,’ welke
| |
| |
in Europa tot het gebied der idealen is blijven verwezen. Minder voortvarend en vurig van aard als zijn oudere broeder, had daarenboven ook beider bestemming er toe bijgedragen bij den eenen te ontwikkelen, wat bij den anderen als sluimerende vonk was verborgen. Godefroy werd man van letteren; Eugène werd voor het zwaard bestemd en betrad den 1sten October 1820 de polytechnische school, welke hij twee jaren later als élève souslieutenant verliet om de lessen bij te wonen aan de École d'application d'artillerie te Metz, alwaar hij drie jaren bleef. Zijne militaire loopbaan begon hij als sous-lieutenant bij het 2de regiment genie, en weldra bood zich voor hem de gelegenheid aan, het handwerk van den soldaat door de ervaring te leeren kennen. Tot luitenant bevorderd, werd hij in 1828 naar Morea gezonden met het fransche leger, dat Griekenland ter hulpe kwam in zijnen onafhankelijkheidsoorlog tegen Turkije. Onze ouderen van dagen herinneren zich nog het philhellenisme van dien tijd, en gelukkig mogt de jeugdige krijgsman zich prijzen, die geroepen werd deel te nemen aan eenen strijd, waarbij de geestdriftige sympathie van het geheele beschaafde Europa hem volgde, en hoeveel meer een krijgsman, met zulke vrijheidlievende gevoelens bezield als Eugène Cavaignac!
Tegen het einde van 1829 in Frankrijk teruggekeerd, vernam hij de tijding der Julij-omwenteling in zijn garnizoen te Arras. Zijn broeder Godefroy, die in de omverwerping der Bourbons eene gewigtige rol had gespeeld, was evenwel verre van ingenomen met den loop der zaken en zag met leede oogen Louis-Philippe den ontruimden troon bestijgen. Zijn invloed sleepte ook Eugène in de geheime werkingen dier republikeinsche propaganda, welke bij de vorming der ‘vereeniging voor de nationale verdediging’ voorzat, en meer dan ooit bewoog deze zich in de spheren der politiek. Door het gouvernement van den burgerkoning op den 1sten October 1830 tot kapitein bevorderd, verloochende hij echter zijne staatkundige gevoelens niet, en hij werd gerangschikt onder die officieren van de oppositie, welke in het zwarte boek waren aangeteekend. Zijne biographen deelen ons een onderhoud mede, dat zijn kolonel zich verpligt achtte met hem te voeren.
‘Indien het regiment optrok tegen de legitimisten,’ vroeg de kolonel, ‘zoudt gij mede vechten?’
| |
| |
‘Ja, kolonel!’ antwoordde Cavaignac.
‘En indien wij optrokken tegen de republikeinen?’
‘Dan zou ik niet vechten, kolonel!’
Het antwoord was niet geschikt de regering met hem te verzoenen; hij werd op disponibiliteit gesteld, en niet dan met veel moeite gelukte het den maarschalk Soult, een vriend van zijn oom, hem wederom in de dienst te doen plaatsen. De regering had echter destijds een uitmuntend middel om zich van die soort van lastige officieren te ontdoen; zij zond hen raar Afrika. Ook aan Cavaignac viel die bestemming ten deel, en weinig voorzeker vermoedde het gouvernement, dat de straf, die het oplegde, de grondslag zou worden der verheffing van den te radikalen krijgsman.
In 1832 op Afrikaanschen bodem overgeplant, vond Cavaignac daar het geschiktste tooneel voor zijne werkzaamheid en voor de ontwikkeling der gaven, die hem waren bedeeld. Zijne koelbloedigheid en bedaardheid, zijn onuitputtelijk geduld en onvermoeibare volharding, zijn zin voor orde en regelmaat, het bevelhebberstalent, dat in hem lag, deden hem moeijelijkheden te boven komen en daden van moed verrigten, waarvoor menig vuriger krijgsman zou zijn teruggedeinsd of bezweken. Krachtig en streng in de handeling, muntte hij niet uit door zijn scherpen blik of door eene medeslepende heldengeestdrift, maar overtrof hij anderen in het onwrikbaar stand houden te midden van uitputting en ontbering en in het onverschrokken braveren der hinderpalen, die hij ontmoette op den weg, hem door den pligt afgebakend.
Als genieofficier gekozen om den aanleg der versterkingen van Oran en der strategische wegen in die provincie te leiden, vond hij al aanstonds gelegenheid zich door de degelijkheid zijner kennis te onderscheiden, terwijl de veldtogt bij Mascara in 1834 niet minder getuigde voor dien kalmen moed, welke een der schoonste eigenschappen van Cavaignac mag worden genoemd. Niettegenstaande bleef hij tot 1836 zonder bevordering. Toen echter werd hem een post opgedragen, die aan geene geschiktere handen had kunnen worden toevertrouwd; na de inneming van Tlemcen namelijk, belastte de maarschalk Clausel hem met de bewaking van den mechouar van die plaats aan het hoofd van vijfhonderd vrijwilligers, en schonk hem voor- | |
| |
loopig den rang van bataillonschef. Dáár, te midden eener vijandige bevolking, geheel afgescheiden van het fransche leger, zonder middelen van gemeenschap en met een handvol soldaten, omringd door een woestijn en blootgesteld aan al de aanvallen van Abd-el-Kader's benden, bleef Cavaignac opgesloten, als vertegenwoordiger van Frankrijk en verantwoordelijk voor zijne vlag. Hij hield vol zes maanden lang, toen de maarschalk Bugeaud der uitgeputte bezetting nieuwen toevoer van levensmiddelen en ammunitie bragt; hij hield vol wederom tien maanden langer, tot hij eindelijk in 1839 werd afgelost. Die zestien maanden met al hare ontbering en hare treurige verlatenheid, had de krijgsman besteed in het afslaan der vijandige aanvallen niet alleen, maar in het doen van herhaalde uitvallen, ten einde zich van tijd tot tijd van proviand te voorzien en het moreel zijner soldaten op te houden; hij had ze besteed in het aanleggen van nieuwe vestingwerken, in het oprigten van gebouwen en kasernen en in het vestigen van een hospitaal. De taaije
volharding van den pionnier werd eindelijk beloond; hij kreeg zijne vaste aanstelling als bataillonschef, maar hij weigerde haar, zoolang niet aan al de officieren, die de bezetting hadden uitgemaakt, eene evenredige bevordering was toegekend. De edele wensch van den overste werd bevredigd en hij nam bezit van zijn nieuwen rang. Maar niet straffeloos worden ontberingen verduurd, gelijk hij ze in die 16 maanden had gekend. Zijne gezondheid was geschokt en hij ontving een verlof om naar Frankrijk te gaan. De tijd van rust werd besteed aan het schrijven van een werk: de la Régence d'Alger, dat met geestdrift ontvangen en allerwege met lof beoordeeld werd.
De rusttijd was echter van zeer korten duur. Het zoogenaamde traktaat van de Tafna was door Abd-el-kader verbroken en de oorlog met den stoutmoedigen Emir op nieuw ontvlamd. IJlings verliet Cavaignac het vaderland en begaf zich naar Cherchell, welke plaats hem ter bezetting was aangewezen. Twaalf dagen lang weêrstond hij de wanhopige aanvallen der Kabylen van Dahara, waarbij hij zelf eene ernstige wonde ontving; eindelijk daagde de hulp op; het was meer dan tijd; de levensmiddelen waren alle verteerd. In het jaar 1841, in veldtogt op veldtogt; bij het terugtrekken van Milianah aan het hoofd der achterhoede, waarbij hij op nieuw werd gewond; bij de engten
| |
| |
van Oued-fodda en bij al die tallooze ontmoetingen met de Arabieren, gaf Cavaignac op nieuw de schitterendste bewijzen van zijn moed en vastberadenheid. Eene schoone belooning wachtte hem; hij werd den 11den Augustus 1841 tot kolonel van het regiment Zouaven benoemd als opvolger van Lamoricière. De naam van dat beroemde regiment maakte de eere der aanvoering dubbel groot.
Op een ander gebied werd Cavaignac weldra geroepen zijne bekwaamheid ten toon te spreiden. De maarschalk Bugeaud, groot voorstander van volkplantingen, besloot op drie verschillende punten posten aan te leggen, die den grondslag moesten vormen van toekomstige steden. De stichting van den post bij Ess-nam werd aan Cavaignac opgedragen, die aan het hoofd van 2500 man naar zijne bestemming vertrok en te midden der wildernissen eene stad begon te bouwen, welke den naam van Orleansville ontving en de vallei van Chelif moest bedwingen. Kasernen en arsenalen, hospitalen en woningen voor kolonisten, eene kerk en eene waterleiding ontstonden als met een tooverslag onder de leiding van den voormaligen genieofficier; de terreinen werden afgebakend, de wouden omgehakt en dat alles in denzelfden tijd, waarin een voortdurende oorlog moest worden gevoerd tegen de naburige stammen, die alle tot onderwerping werden gebragt. Den 16den September 1844 tot maréchal de camp verheven, werd Cavaignac aan het hoofd der subdivisie van Tlemcen geplaatst, maar spoedig van zijnen vreedzamen arbeid afgeroepen om deel te nemen aan den geduchten strijd tegen Abd-el-Kader, die in 1845 den heiligen oorlog had uitgeroepen. Hij woonde de ontmoetingen bij Medeah, la Mitidja en El-Harboug en den togt in het Atlasgebergte bij, welke spoedig - op den 30sten Maart 1846 - door de onderwerping van de stammen van den woestijn van Angad, en in 1847 door de gevangenneming van den Emir zelven werd gevolgd.
Het ligt niet in ons bestek, den krijgsman te vergezellen bij al zijne togten; wij kunnen volstaan met de mededeeling, dat hij in 1845 of 1846 den titel ontving van brigadegeneraal en met het kommandement der provincie Oran werd belast, in welke betrekking hij de werkzaamheden van militaire volkplanting en ontginning kon voortzetten, die hij met zoo gunstig gevolg te Orleansville had begonnen. In
| |
| |
den korten tijd van zijn bestuur ging de provincie met snelle schreden in ontwikkeling en bebouwing vooruit en werden onderscheidene groote werken aangelegd, die nog thans met bewondering worden genoemd.
Eene lange rust scheen echter voor den generaal nimmer te zijn weggelegd.
Den 2den Maart 1848 vernam Cavaignac de eerste tijdding der revolutie. Zij trof hem pijnlijk, want hij wanhoopte, na het gebeurde in 1830, aan de zegepraal der republiek. ‘Helaas!’ zeide hij, ‘binnen 6 maanden hebben wij Hendrik V!’
Die republiek, waaraan hij niet geloofde, had echter aan hem geloofd, en het eerste berigt van haar ontstaan bragt hem tevens de benoeming tot gouverneur-generaal van Algerië en den titel van divisie-generaal. Het geslacht der Cavaignacs had zij niet vergeten, en de broeder van den vurigen Godefroy, die in 1845 was gestorven, was de man, aan wien zij hare dankbaarheid betoonde.
Wij hebben tot dus ver den krijgsman gezien; thans treedt de staatsman op het tooneel.
Het debut van den gouverneur-generaal was niet gelukkig; zijne eerste handeling bestond in het verwijderen van het standbeeld van den Hertog van Orleans. Het was eene fout; de zonen van Louis-Philippe waren op den afrikaanschen bodem bemind en de nagedachtenis van den oudsten was, als 't ware, door zijnen tragischen dood geheiligd. De bevolking gaf luide haren wrevel te kennen en Cavaignac beging zijne tweede fout: het standbeeld werd weêr opgerigt. Weinige dagen daarna deed hij op aandrang van eenige heethoofdige republikeinen eene jacobijnenmuts ophangen aan de takken van een vrijheidsboom, maar hij bespeurde weldra, hoe weinig de bevolking van Algiers met het schouwspel was ingenomen, en wederom voegde hij een misslag bij den anderen: de phrygische muts werd weggenomen.
Men ziet het, de nieuwe staatsman had zijne republikeinsche antecedenten en zijn weêrzin tegen de familie der Orleans niet vergeten. Aan overijver valt echter bij hem niet te denken; zijne vroegere en latere handelingen hebben getoond, dat hij zich niet door een vurig en geestdriftig karakter onderscheidde; zijn vertrouwen op de republiek was niet zeer groot, zoo als uit de woorden blijkt,
| |
| |
die hij bij het vernemen der omwenteling sprak. Wat bewoog hem het standbeeld weg te nemen en de vrijheidsmuts op te hangen, en het standbeeld te herstellen en de muts naar beneden te halen? - Het karakter van den generaal Cavaignac openbaart zich in deze handelingen; hij was een man zonder vastheid van wil, onbepaald en dobberende in zijne gedachten, die onder het strengste uiterlijk eene voortdurende weifeling verborg en slechts in de uiterste ure tot doortastend handelen overging. Hem ontbrak de grootste eigenschap voor een staatsman: karakter; hij wantrouwde zijne eerste opwellingen en vertoonde eene mengeling van eerlijke overtuiging en vlottende besluiteloosheid. Zijne onervarenheid op staatkundig gebied moge gedeeltelijk dat wantrouwen verklaren, maar bij vastheid van wil, zou dat wantrouwen spoedig zijn verdwenen. Zijne weinige menschenkennis droeg het hare bij, om hem steeds te doen tasten en wikken en wegen, waar hij slechts den geest en de stemming om zich heen had gade te slaan, om te weten wat men van hem wenschte. Zijne fiere houding, zijn kalme, doch koude blik, zijn ernstig gelaat, zijne gebiedende bewegingen, zijne kort afgebrokene en snelle wijze van spreken duidden voorzeker den man aan, gewoon om te bevelen, om te heerschen; maar men bedroog zich, wanneer men daarin ook het bewijs meende te zien van zijne geschiktheid om te besturen. Discipline, regels en vormen vereerde hij boven alles; hij had het bewustzijn van kracht, maar niet van magt en gezag. Streng en hard in de uitvoering, was hij in het beramen en besluiten langzaam en onzeker en zijne onbuigzaamheid was meer een gevolg van stijfhoofdigheid dan van vastheid van wil.
Malitourne heeft hem niet onjuist een ‘Grandison militaire’ genoemd, en het woord van den generaal Changarnier aan Napoleon schildert voortreffelijk het karakter van onzen held. ‘Lamoricière,’ zeide hij, over de kansen van weêrstand bij een coup d'état sprekende, ‘partira trop tôt, et Cavaignac partira trop tard!’
Ziedaar den man zonder initiatief, zonder plotselinge, edele opwelling, zoekende naar hetgeen hij doen moet, maar het met kracht ten uitvoer brengende, wanneer hij het eenmaal weet, naar de natuur geteekend. Wilt ge een ander portret, gij zult vinden, dat het op het eerste gelijkt. Het is door de la Guéronnière geteekend, misschien met
| |
| |
wat meer affectatie en kleur dan de vlugge schets van Changarnier.
‘Cette physionomie du général Cavaignac, imposante comme un devoir, mais froide comme une règle, sans défaut, mais sans rayonnement aussi, sans écart, mais sans élan, sans vulgarité, mais sans éclat, cette physionomie austère et honnête est sans contredit le type le plus beau et le plus pur du protestantisme (?) politique et militaire. Qu'on mette la statue sur le piédestal, le parti républicain applaudira sans doute; mais la France passera respectueuse et indifférente.’
Maar wij stellen ons aan het gevaar bloot, door het uitbreiden der karakteristiek, de gebeurtenissen vooruit te loopen. Als staatsman is de generaal Cavaignac eerst na zijne optreding als minister van oorlog, en juister nog. na de Junijdagen in zijne totaliteit te beoordeelen. Wij kunnen ons thans vergenoegen met opmerkzaam te maken op de zwakheid en weifeling, waarvan zijne eerste daden als gouverneur-generaal blijk geven en welke de vergelijking wettigen ‘qu'il tenait du fer et du roseau.’
In tijden van revolutie leeft men snel en veel; de gebeurtenissen volgen elkander met duizelenden spoed op en naauwelijks is de eene betrekking aanvaard, of zij moet met eene andere worden verwisseld. Zoo ging het ook Cavaignac. Door het provisionele gouvernement al aanstonds tot gouverneur-generaal van Algerië benoemd, uit vrees dat de Hertog van Aumale en de Prins van Joinville op den afrikaanschen bodem eenigen staatsgreep mogten beproeven, was niet zoodra de vrees van die zijde door het onverwijlde, vrijwillige vertrek der prinsen verdwenen, of men meende, dat zijne diensten te Parijs nog beter zouden kunnen worden gebruikt. Het gouvernement gevoelde toen reeds behoefte aan een krachtigen arm om het te verdedigen, en het had het oog gevestigd op den afrikaanschen held. Op den 20sten Maart werd hem de portefeuille van oorlog aangeboden, welke Cavaignac óf regtstreeks weigerde, óf onder zekere voorwaarden (de onmiddellijke terugkeer van het leger binnen Parijs) aannam, die der regering ongevallig waren. Wij zijn niet in staat den sluijer op te heffen, die over deze weigering hangt; maar zelfs, wanneer wij aannemen, dat het aanbod onmiddellijk door Cavaignac werd afgeslagen, dan nog kunnen wij ons niet scharen bij hen, die daarvan de reden zoeken in verre- | |
| |
gaande, berekenende voorzigtigheid. Vele andere oorzaken kunnen hem daartoe hebben bewogen; de liefde voor het land, dat zoo vele jaren het tooneel was geweest zijner overwinningen; wantrouwen aan eigen kracht, welligt nog versterkt door den ongelukkigen uitslag zijner eerste regeringsdaden; onzekerheid omtrent de rol, die hem zou kunnen worden opgelegd, en afkeer bovenal van den anarchistischen vorm, waarin de zoo lang gewenschte republiek in het leven was getreden.
De weigering werd door de provisionele regering met kwalijk verborgen spijt ontvangen, en niet zonder reden; de man toch, die zich vermat hare vereerende opdragt af te slaán, was aan haar zijne verheffing verschuldigd, en behoorde door afkomst en antecedenten der republiek toe. Magteloos als ze toen reeds was, vond zij echter geen ander middel om hare gevoeligheid te openbaren, dan door den gouverneur-generaal het overtollige bevel te doen toekomen, op zijn post te blijven.
Cavaignac bleef dus voorshands te Algiers; maar het fransche volk had den afrikaanschen held niet vergeten, wiens naam een symbool was geworden van rustigen moed. Bij de verkiezingen van 23 April werd hij door twee departementen tot volksvertegenwoordiger gekozen; door dat der Seine en dat van de Lot. Hij nam het mandaat van het laatste aan.
De politiek, die hij sedert zijn vertrek naar Algerie scheen te hebben vaarwel gezegd, trok den ouden republikein thans met onweêrstaanbaren drang weder aan. Chassez le naturel, il revient au galop! De broeder van Godefroy ondervond het in 1848; al zijne vroegere droombeelden kwamen op eenmaal terug, en hij meende zich geroepen om mede te werken aan de verwezenlijking van zijn ideaal. Daar zijn er, die beweren, dat hij, bij het sterfbed van zijn broeder in 1845, zich op plegtige wijze aan de zaak der republikeinsche propaganda had verbonden, en dat de soldaat, die zich vroeger weinig of niet om staatkundige vormen en instellingen had bekreund, sinds dien tijd eerst met volle kracht den erfelijken karaktertrek der Cavaignacs ontwikkelde.
Hoe het zij, hij verzocht en verkreeg van het provisionele gouvernement vergunning zijn post te verlaten en zijne plaats te gaan innemen op de banken der vertegenwoordigers.
| |
| |
Wij hebben gezien, hoe hem, den 17den Mei te Parijs aangekomen, nog dienzelfden dag op nieuw de portefeuille van oorlog werd aangeboden, welke hij vroeger had geweigerd, doch thans aanvaardde. Wat mogt hem van besluit hebben doen veranderen? Dezelfde onbestemdheid van wil, welke zijn karakter ontsierde? Welligt! Maar misschien waren ook edeler drijfveeren daarbij in het spel, en achtte hij zich toen verpligt uit liefde voor zijn vaderland de zware taak op zich te nemen, waaraan hij twee maanden vroeger meende zich te mogen onttrekken.
Werpen wij een blik op den toestand van Frankrijk, op den oogenblik dat de generaal Cavaignac weder den vaderlandschen bodem betrad.
(Wordt vervolgd).
joh. c.z.
|
|