De Gids. Jaargang 20(1856)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Haesje Claesdochter op 't Prinsenhof. Haesje Claes, die 's werelds hulde Plag te ontvangen in haar bloei, Wijl de zee geen schepen duldde Daar haar wimpel niet van woei; Haesje die een huis zich bouwde, Dat paleizen overtrof, Haesje kwijnt nu, arme en oude, Weg op 't stille Prinsenhof! Heugenis van beter dagen Scherpt den angel van het leed! Heeft zij stof tot bitter klagen, Die zich weêrgalooze weet? Echter laat zij van haar lippen, Ernstig op elkaêr gedrukt, Vrage noch verzuchting glippen, Ligt het grootst, nu diepst zij bukt! [pagina 131] [p. 131] Slechts wanneer zij, onder 't stromp'len, Hoog of laag gemeen op straat Woorden van beklag hoort momp'len, Overschrijdt haar wee de maat: Om ziet ze en de dwergen schrikken Voor de stralen uit die wolk; Vindt het toornen van haar blikken Fluks in elks gewisse een tolk? Ieder waant een klagt te hooren, Ieder vreest verdiend verwijt; ‘Heb ik,’ ruischt het in onze ooren Schoon zij statig verder schrijdt, ‘Heb ik daarom vest en wallen Viermaal uitgelegd gezien, Dat gij dus die laat vervallen, Traag van handen, slap van kniên? O verbasterde gemeente! Waarom rees in kerk bij kerk Vroed- en vroomheidspraalgesteente Beide tijd en nijd te sterk, Als de lust voor elke ontwikkling U met vrijheidsliefde ontvlugt? Louter ijs voor hooger prikkling, Louter vuur voor wuft genucht!’ [pagina 132] [p. 132] ‘“Welvaartsbronnen zijn verloopen!” - Zou ik gram zien, was het waar? Blijkt niet, gaan uw kisten open, Ieder vorst uw schuldenaar? Hooger steigert vast uw weelde!....’ Maar de stem sterft in 't verschiet, Want, hoe gruwzaam ook misdeelde, Haesje vloekt haar kindren niet! Broeders! zal zij langer treuren Om haar oudst, haar deeglijkst kroost? Of het grijze hoofd weêr beuren, Door een jonger teelt getroost? Andre tijden andre krachten, Houdt zij 't oog op ons gerigt, Half vertwijflend in 't verwachten..... Wie zijn regt eischt, doe zijn pligt! Slechts vernieuwing kan behouden, Achter raakt wie stil blijft staan; Wel begrepen leeren de ouden Elk om 't zeerst vooruit te gaan! Wie den moed heeft dus te stieren, Wordt geen minder krans beloofd, Dan den schedel mogt versieren Van een Bicker of een Hooft! [pagina 133] [p. 133] Zou een enkle 't kwaad beteuglen? Ieder repp' zich koen en knap! Dan eerst krijgt de handel vleug'len, Invloed dan de wetenschap! Schande zou op allen kleven, Als na luttel tijdsverloop Haesje Claes niet op mogt leven, Maar de schimp werd van Euroop! Decr. 1855. W.D - s. Vorige Volgende