De Gids. Jaargang 18
(1854)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 625]
| |
Filips II van Spanje.
Filips II, Antonio Perez en de Arragonezen. Eene Voorlezing van Mr. Hugo Beijerman.
| |
[pagina 626]
| |
eene gebeurtenis kiezen, waar geen sprake van godsdienstijver en ketterverdelging kan zijn. Want men heeft Filips daden immers ook wel willen verklaren uit het beginsel van vroomheid; eene wel kwalijk begrepene, wel bekrompene vroomheid, maar toch, als bron van 's menschen daden, altijd eerbiedwaardig.’ En nu schetst de spreker, op zijne eigenaardige en puntige wijze, in fiksche en krachtige trekken het mishandelen en vervolgen van 's Konings geheimschrijver Antonio Perez, in wiens vlugt naar Arragon hij beweert, dat Filips aanleiding vond tot het vernietigen van de voorregten der Arragonezen. Van gelijk gevoelen waren Mignet en de Castro; de eerste, in zijn ‘Antonio Perez et Philippe II,’ Paris, 1846, de laatste in zijne ‘Historia de los Protestantes Españoles,’ Cadiz, 1851. Met hetzelfde doel, waartoe Prof. Beijerman eene episode uit de geschiedenis van Spanje had medegedeeld, te weten, om de plannen van Filips tot vernietiging van de vrijheid in de Nederlanden in helderder licht te zetten, met dat zelfde doel heeft de Heer Mr. van Limburg Brouwer ons eene nog meer getrouwe dan vloeijende vertaling gegeven van eene redevoering, door den Heer de Olozaga onlangs in de Koninklijke Academie van Historie te Madrid gehouden. Uit die redevoering blijkt, dat Beijerman, Mignet en de Castro, toen zij de geschiedenis van Perez alleen voorstelden als de eerste aanleiding tot het vernielen der vrijheid in Arragon, nog niet eens ongunstig genoeg dacht ten over Filips. Voor Olozaga stonden bronnen open, die voor hen gesloten waren. In een welgeschreven voorberigt zegt de vertaler: ‘De Heer Olozaga toont uit echte oorkonden en bescheiden onwedersprekelijk aan, dat het vernietigen der Arragonesche Constitutie eene daad van geweld was, niet, gelijk zij tot heden werd verklaard, als eene wraakoefening over de oproerige handelingen der Arragonezen, maar als reeds jaren te voren door den Koning zelven voorbereid; dat deze zelf de wanordelijkheden, die hem later het regt moesten verschaffen, zijne weêrspannige onderdanen met het verlies hunner vrijheid te straffen, eer had zoeken uit te lokken dan te voorkomen, en dat vorstenvleijers de geschiedenis van Arragon hebben vervlascht, terwijl anderen, aan de waarheid trouwer, op hoog bevel het stilzwijgen over de gebeurtenissen van 1591 werd opgelegd.’ | |
[pagina 627]
| |
's Konings handelwijze ten opzigte van Arragon, waarbij de godsdienst volstrekt niet in het spel kwam, maakt de beantwoording der vraag niet moeijelijk, of naijver op de regten en vrijheden der Nederlanders, niet ruim zooveel dan ijver voor het Katholijk geloof, het gedrag van Filips tegen de Nederlanden bestuurd heeft? ‘En wanneer wij de aandacht vestigen,’ is de zeer juiste opmerking van den Heer van Limburg Brouwer, ‘op het lot dat Arragon, dat geheel Spanje, na de achtereenvolgende vernietiging van de vrijheden en regten der verschillende rijken onder Filips II en zijne opvolgers trof, een lot in korte maar breede trekken door Martinez de la Rosa ons geschetst, dan mogen wij in gemoede ons afvragen, wat er van ons Nederland geworden zou zijn, zoo wij overwonnenen, niet overwinnaars waren geweest in onze worsteling; wij, die zooveel minder waarborgen voor onze vrijheid bezaten; wij, naauw meer dan de bewoners van een betrekkelijk gering en verafgelegen wingewest der groote monarchie; wij, óf Ketters óf bondgenooten van Ketters bovendien?’ Over Filips, door de vroegere Spaansche geschiedschrijvers, welke hij en zijne opvolgers betaalden, bewierookt en als een toonbeeld van een Vorst beschouwd, wordt thans in Spanje, sinds de in het licht verschijning van lang verborgen gehouden oorkonden, een gestreng en afkeurend oordeel geveld. De Olozaga en Martinez de la Rosa, maar nog meer de Castro, leveren daarvan het bewijs op. ‘De naam van Filips,’ zegt de Castro, was groot in zijn tijd onder de Katholijken, welke hem voor een goed staatkundige hielden. De Protestanten dier dagen echter noemden hem een boosdoener, een Koning, die weinig bekwaamheid bezat, om zijne volken te besturen. De Schrijvers van het einde der jongstverloopene en het begin der tegenwoordige eeuw waren mede van dat gevoelen. Maar daar ook de mode zelfs in de geschiedenis haren schepter wil zwaaijen, zoo heeft het in de laatste jaren niet aan Letterkundigen ontbroken, die, gezonde rede versmadende en met onwetendheid gewapend, alleen vertrouwende op hunne wijze van denken en op de juistheid hunner inzigten en beweringen, getracht hebben de nagedachtenis van Filips II te herstellen, die zoo hevig door deze gestrenge beoordeelaars was gegispt geworden, welke der wereld een getrouw afbeeldsel poogden te geven van het leven en de daden van dien Koning, zoo befaamd | |
[pagina 628]
| |
in Europa om zijne magt in de zestiende eeuw’Ga naar voetnoot1. - ‘Men kan bezwaarlijk een glimlach onderdrukken bij de dwaasheden, welke door de blinde verdedigers van Filips II worden opgedischt, om hun gevoelen omtrent dien Vorst te onderschragen, uit wien al de onheilen en rampen zijn voortgesproten, welke de magt van de kroon van Kastilië onder zijne opvolgers geknot hebben. De oorlogen in de Nederlanden, door zijne barbaarsche onverdraagzaamheid ontstoken, waren de hoofdoorzaak van den ondergang van Spanje’Ga naar voetnoot2. Op onderscheidene plaatsen in zijn werk geeft de Castro lucht aan zijne verontwaardiging over Filips II, dien hij, als regent, op ééne lijn stelt met Tiberius, Caligula en NeroGa naar voetnoot3. Den dwingeland, welke onder de Ultramontanen en de Ultraorthodoxen in het door hem geteisterde Nederland verdedigers vindt, vergelijkt hij, de Roomsch-Katholijke Spanjaard, als mensch met Nero. Sprekende over het autoda fe te Valladolid in 1559, zegt hij: Filips II bevond zich binnen de strafplaats en beval zijne lijfwacht, zoo te voet als te paard, hulp te leenen bij de strafuitvoering van de ongelukkige martelaren voor de vrijheid van geweten, en vernederde haar alzoo tot ellendige haudlangers der beulen, welke door de schandelijke regtbank van het Heilig Officie betaald werden. Dit wreede feit van den Demon van het Zuiden wordt door eenige Schrijvers, geleid door domheid, onwetendheid of blinde achting voor bijgeloovige Kronijkschrijvers, laster genoemd, welken vreemdelingen hebben uitgebraakt, om den Koning met schande te brandmerken. Filips II kan zeer weinig belasterd worden. Bijna alles wat de laster in staat is tot schande van iemand uit te vinden, wordt door de daden van dien Monarch bewaarheid. Zijne tegenwoordigheid bij den ongelukkigen dood der Spaansche Protestanten maakt hem in woestheid gelijk aan den wreeden zoon van de heerschzuchtige Agrippina. Nero beval bij den vreeselijken brand van het trotsche Rome, eenige Christenen gevangen te nemen, als verdacht van medeplig- | |
[pagina 629]
| |
tig te zijn aan die verfoeijelijke daad; hij strafte degenen, welke bekenden, dat zij er schuldig aan waren, en veroordeelde tot den kerker allen, die, naar de getuigenis van andere medepligtigen, schuldig schenen. Toen het vuur der ketterij zich door Spanje begon te verspreiden, vulde Filips II de gevangenissen met Protestanten, de gewone straf voor hen, die van het Katholijk geloof waren afgedwaald. Nero verhoogde de martelingen dergenen, welke hij voor schuldig hield, door hen smadelijk in dierenhuiden te laten steken. Filips II kon, na de smarten en kwellingen van Geestelijken en Wereldijken, die van rang en waardigheid beroofd en honend van hunne kleederen ontdaan waren, nog behagen vinden, dat zij in bespottelijke zakken gestoken werden, op welke, als voorstellingen der slavernij, padden en hagedissen geschilderd waren, ten einde den trots der Inquisiteurs te bevredigen, en de domme en dweepzieke menigte met schrik en verbazing te vervullen. Nero liet de Christenen door hongerige honden verscheuren, of hen aan kruisen nagelen, die bij het vallen van den nacht in brand gestoken werden. Filips II liet de Ketters wurgen of aan de palen hechten, binnen welke de brandstof werd aangestoken, opdat zij, na het aflezen der vonnissen op de openbare plaatsen, tegen den avond te meer in het oogvallend mogten branden. Nero bood zijne tuinen aan, om het onmenschelijk martelen der beschuldigden te aanschouwen. Filips II leende even dienstvaardig zijne koninklijke lijfwacht aan de beulen, om hen het hout te helpen in brand steken, welks vlammen de Ketters verslonden. Nero en Filips - de een martelde de Christenen, en de andere liet de Ketters tot asch verbranden, beide onder voorwendsel, dat zij door zulke wreedheden het algemeen welzijn bevorderden. Nero was in het gewaad van een wagenmenner, en te midden van een hoop gepeupel tegenwoordig bij het rampzalig einde der Christenen. Filips II aanschouwde met allen praal en door zijn dommen hofstoet omgeven, den verschrikkelijken dood van de Protestanten, die voor zijne oogen levend gebraden werden. Nero schaamde zich, in zijn keizerlijk gewaad het verschrikkelijk uiteinde der beschuldigden bij te wonen. Filips II achtte het eene eer, bij de strafuitvoering voor te zitten. Nero waagde het niet, zijn woesten aard voor het Romeinsche volk te toonen. Filips II was er trotsch op voor de bevolking van Valladolid en de Grandes | |
[pagina 630]
| |
van Spanje. Nero, nog meer huichelend dan wreed in zijne snoodheden, wordt door Tacitus, bij het vermelden van het afgrijselijk straffen der Christenen, verfoeid. Filips II, even woest en wreed, maar die zijne onbeschofte gruweldaden met de grootste huichelarij omkleedde, wordt door oude Schrijvers geprezen, dat hij met zijne lijfwachten de beulen der Inquisitie in het vernietigen der Ketters ondersteunde. Britannicus verdiende niet denzelfden vader als Nero te hebben. Filips II zou een waardig broeder van Nero geweest zijn. Indien de trotsche Agrippina beide gezoogd had, zou Rome nimmer gezien hebben, dat de Keizer, tot schande van het volk en den Raad, het openbare tooneel betrad, of getuige geweest zijn, dat Nero's Keizerlijke adelaars, na zich van uit het Kapitool heerschende over de wereld verspreid te hebben, zich vereenigd hadden, om hem de diadeem van het hoofd te werpen. Neen! Een dolk zou hem in de borst zijn gedreven, en een priester van den tempel van Jupiter zou den purperen mantel van de schouders van Nero genomen en Filips omgehangen hebben’Ga naar voetnoot1. - ‘Beide tirannen geleken elkander in het opofferen hunner vrienden en gunstelingen zoodra zij bespeurden, dat deze niet langer blinde werktuigen wilden zijn van die wispelturigheid en kwaadaardigheid, welke zij gewoon waren redenen van staat te noemen. Nero beroofde Burrus en den stoïcijn Seneca van het leven. Van den top zijner gunst slingerde hij hen in den afgrond des verderfs; een wenk voor degenen, die dwingelanden vleijen en hunne wanbedrijven als verdienstelijke opofferingen voor het algemeen welzijn voordragen. Door ondergeschikte moordenaars en de kracht van scherpe ijzers, bragt Filips II vele van zijne bijzondere vrienden, en onder hen Juan de Escovedo, tot zwijgen. Antonio Perez redde behendig zijn leven door de vlugt, en door de Arragonezen tegen Filips in opstand te brengen. Alleen door de toegenegenheid van Pius V werd Carranza behoed, zijne dagen in de gevangenis te eindigen. De Kardinaal Espinosa verkortte zijn leven, uit vrees voor 's Konings ongenade, tot loon voor zijne bewezene diensten. Nero huiverde in de eerste jaren zijner regering, wanneer hij een doodvonnis moest onderteekenen. Filips II en de barbaarsche Maria van Engeland gaven in het begin hunner regering bevel, de Protestanten te vuur en te zwaard te ver- | |
[pagina 631]
| |
nielen. Nero, toen hij zijn hart voor wreedheid en ondeugd begon te openen, speelde als tooneelist op de schouwburgen en zong in het openbaar, nadat hij den dood van zijne slagtoffers bevolen had. Filips II, een tooneelspeler in het godsdienstige, begaf zich, zoodra hij den dood van diegenen zijner onderdanen had bevolen, welke hij als vijanden beschouwde, naar de hofkapel of naar het koor van het klooster Escurial, om de Psalmen van David of de Klaagliederen van Jeremia te zingen. Nero verdiende wegens zijne ondeugden, na zijn ellendigen dood en ter gedachtenis zijner daden, in beeldtenis op de Bacchanaliën der oude Romeinen te prijken. Filips II behoorde ook in beeldtenis door de Inquisiteurs aangebeden te worden in het midden der autos-da fe, onder de regering van zijne opvolgers Filips III, Filips IV en Karel II’Ga naar voetnoot1. - ‘Nero, ondanks al zijne snoodheden, vond een senaat laf en laag genoeg, om hem, vele jaren na zijn dood, te loven en te zegenen en als een voorbeeldig Vorst te vereeren.’ ‘Dwingelanden weten en gevoelen, dat het onmogelijk is, de herinnering van hunne ondaden uit de bladzijden der geschiedenis te wisschen. Daarom stichten zij prachtige openbare gebouwen, als tegenwigt van den last der verwenschingen, welke de toekomende eeuwen op hunne nagedachtenis werpen. Zij verbeelden zich dwaselijk, dat de eerbied, welken het gezigt van zulke gebouwen voor den stichter pleegt op te wekken, den geest en het oordeel van den onpartijdigen Geschiedschrijver- zal benevelen. Zij begrijpen niet, dat de ondergang van den staat alleen tegen zulke trotsche werken getuigt, en dat de gezonde rede zulke stichtingen beschouwt als gedenkteekenen van de listen en lagen, door welke dwingelanden de wereld misleiden.’ ‘Zoo stichtte Filips II het klooster van het Escurial, een prachtig gebouw, het wonder der kunst, terwijl de ondergang van Spanje geheel aan zijne verderfelijke staatkunde te wijten is. Zoo bouwde ook Nero een trotsch paleis in Rome, waarvan het moeijelijk is te zeggen, wat de meeste bewondering wekt, het goud en de edelgesteenten waarmede het versierd was, of de tuinen, de vijvers, de lustwaranden, met zooveel geest en stoutheid aangelegd, dat de natuur zelve hier door de kunst werd overtroffen.’ ‘Filips II, een achterdochtig, veinzend en wreed Monarch, | |
[pagina 632]
| |
een ongeschikt staatsman, en een domme wetgever, meende zijn rijk voor de rampen van burgertwisten, ter zake van godsdienst ontstaan, te behoeden, door de Protestanten te vuur en te zwaard te vernielen, en den menschelijken geest te kluisteren. Hij wilde de wetgever van zijn rijk worden, maar hij wist geene wetten te maken naar de behoefte van zijn volk. Daarom vormde hij een dwaas zamenstel uit de goede, de middelmatige, de slechte, en zelfs de allerslechtste wetten, welke zijne voorzaten gegeven hadden. De uitkomsten van de Nueva Recopilacion waren allerongelukkigst; het geheel was zoo verward, dat het op sommige plaatsen scheen, alsof zekere oude wetten afgeschaft waren, terwijl zij op andere plaatsen als nog in volle kracht beschouwd werden. Er is geen tweede voorbeeld van zulk een gek wetboek. Het strekt tot geene verontschuldiging van Filips te zeggen, dat zijne raadslieden alleen deze compilatie vormden, want hij was zoo ergdenkend, dat hij niemand vertrouwde; alles werd door hem zelven onderzocht en goed- of afgekeurd. - De wetenschappen, de dapperheid, de deugd, de grootheid van ziel, de voorspoed, de ridderlijkheid en het ware gevoel van eer in het eens zoo edel en grootsche Spanje, vielen neder voor de voeten van Filips II’Ga naar voetnoot1. Zou Nederland het lot van Spanje en nog erger ontgaan zijn, indien Filips er gezegevierd hadde?
Dr. j.p. arend. |
|