staatkunde laten afhangen van eene uit den aart der zaak even moeilijk te vormen als juist te beoordeelen zamenvatting in een speculatief staatsrechtelijk stelsel.’
Wanneer ik derhalve eene staatkunde, die nog nooit in toepassing is gebragt en nog niets anders is dan eene theorie, wil beoordeelen, dan mag ik dit mijn oordeel niet laten afhangen van mijn oordeel over het speculatief staatsregtelijk stelsel waarop die staatkunde, die theorie berust. En waarom niet? Omdat dat stelsel niet bestaat. Immers, de zamenvatting der bedoelde staatkunde in een stelsel is even moeilijk te vormen als juist te beoordeelen. Zij is moeilijk te vormen; zij is dus nog niet gevormd; zij is er niet. En toch worde ik beschuldigd mijn oordeel over gezegde staatkunde van die zamenvatting te hebben laten afhangen. Dat kan ik toch niet gedaan hebben als er in 't geheel geen stelsel is. Ik zie mij alzoo genoodzaakt te besluiten, dat het bedoelde stelsel er wel is, dat het wel is waar moeilijk te vormen is geweest, maar dat het toch wel degelijk is gevormd. Dan, nu verneem ik tevens (en dit brengt mij weder geheel in de war), dat het met zooveel moeite gevormde stelsel ook moeilijk juist beoordeeld kan worden, en dat ik van mijn oordeel over dat stelsel, mijne beslissing over de staatkunde, die het bevat, niet mag laten afhangen. Ik begin dus weder, daar ik geen kans zie mij eene voorstelling te maken van eene moeilijk juist te beoordeelen zamenvatting eener theorie in een stelsel, tot mijne vroegere meening terug te komen, en te gelooven, dat het stelsel er niet is. De staatkunde van den Heer Groen van Prinsterer, die, gelijk gezegd, niets anders dan eene theorie kan zijn, daar ze nooit in praktijk is gebragt, is alzoo eene onstelselmatige, stelsellooze theorie, eene onwetenschappelijke leer, eene stelsellooze staatkunde. Wat hiervan zijn moge, zeker is het, dat ik in geen van beide gevallen de staatkunde des Heeren Groen van Prinsterer zal kunnen
beoordeelen: is zij niet zamengevat in een stelsel en kan zij daarin moeilijk zamengevat worden, dan weet ik niet waar ik ze zoeken zal; in de ervaring toch, in het werkelijke leven vind ik ze nergens, en in de wetenschap vind ik ze, hare onstelselmatigheid en onvatbaarheid om gesystematiseerd te worden in aanmerking genomen, ook niet. Is zij daarentegen geenszins ongeschikt om in een stelsel te worden zamengevat, is zij integendeel reeds zamengevat in een stelsel, dan kan ik ze evenmin beoordeelen, daar ik die zamenvatting zelve moeilijk juist beoordeelen kan. De staatkunde van den Heer Groen ontsnapt mij dus in ieder geval. - De Heer da Costa intusschen geeft mij een middel ter beoordeeling dier staatkunde, waaraan ik nog in 't geheel niet gedacht had. Wilt gij het praktisch-deugdelijke der anti-revolutionaire staatkunde beoordeelen, zegt hij, - niets gemakkelijker neem er de proef van. (Verg den Brief, blz. 40 en v.). Juist zoo! Eerst eene theorie, die ik noch praktisch door ervaring, noch theoretisch door wetenschappelijke kritiek beoordeelen kan, toepassen, en dan zien wat er van wordt. Eene vrij revolutionaire proefneming voorwaar! Ons komt het nog al gevaarlijk voor eene staatkundige theorie toe te passen, die telkens, wanneer wij haar willen beoordeelen, aan ons onderzoek ontsnapt. Het mogt ons eens gaan als den uitvinder van het buskruid, van wien verhaald wordt, dat hij met een molensteen, waarop hij was gaan zitten, nadat hij er eene mijn onder gegraven had, in de lucht vloog, toen hij 't kruid in brand stak. Had hij de kracht van het kruid maar beter gekend en vooraf onderzocht wat het was waarop hij zitten ging! Maar Mr. da Costa zou daartegen kunnen zeggen, dat hij het praktisch-deugdelijke van het kruid onmogelijk beoordeelen kon eer hij het beproefd had,
en dat het daarom juist zoo verstandig was, dat hij er op ging zitten en het in brand stak.