Mozaïk.
Mr. J. van Lennep gaf eene verantwoording in het licht over de uitgave der beruchte Tafereelen uit de Vaderlandsche Geschiedenis. Hij verklaart daarin niet meer te willen zijn dan de Prins van Oranje in 1831, maar ook niet minder dan de dappere Admiraal Tromp, en tevens, dat er geene zonde bestaat, zoolang niet twee omstandigheden aanwezig zijn: 1o. Dat er bedoeling besta tot beleediging, of in 't algemeen, boos opzet. 2o. Dat zij, die zich geërgerd gevoelen tot die ergernis, billijken grond hebben, of in het algemeen, dat er beleediging bestaat.
Zijne verantwoording is aan eene ontkenning dezer twee punten gewijd. Onzes inziens, had hij haar voor de helft kunnen bekorten en even volledig kunnen zijn, daar, bij geleverd bewijs, dat er geene beleediging bestaat, hetgeen het tweede punt uitmaakt, de ontkenning, dat er bedoeling tot beleediging bestond, wat in het eerste punt begrepen, is vrij overbodig was.
Mr. J. van Lennep toont zich verontwaardigd over den aard van het oordeel, over zijne Tafereelen uitgesproken. Hij vraagt ten slotte, of hij iets ergers gedaan heeft dan de uitgevers van den Charivari of den Punch, dan hij-zelf deed in den Kalender van den Almanak Holland, waar toen geen sterveling zich aan gestooten heeft?
Hij heeft recht zich te beklagen over de inconsequentie van zijn publiek, dat den Almanak Holland mooi vindt, dat den verhandelaar zonder stof toejuicht, den vervaardiger van de rijmen onder de plaatjes uit den ‘worstelstrijd met Spanje,’ een boek dat reeds twee drukken beleeft, een groot dichter heet, en niettemin de Tafereelen uit de Vaderlandsche Geschiedenis verwerpt, ja smaadt.
Wij zijn het met Mr. van Lennep volkomen eens, dat hij geenerlei ergernis gegeven heeft, - maar voegen er bij - voor't minst aan hen, die, in het bezit van van Lenneps complete werken, zich nog nooit geërgerd hadden.
X.
Welk eene begeestering werd er opgemerkt in de hoofdstad des lands bij de laatste verkiezing van drie leden voor de Volksvertegenwoordiging. In de Kiesvereeniging, waaraan de hoofdstad haar meeste, ja bijkans, uitsluitende vertrouwen geeft; eene vereeniging, die anders juist geen overmaat van le-