| |
| |
| |
Frans I en Karel V.
Eene historische karakterstudie.
François I, après tout, n'étoit qu'un héros des tournois, un beau de salon, un de ces grand hommes pygmées.
Napoleon (le Grand).
In Carl V sah das neuere Europ zum erstenmal den Staatsman auf den Thron.
Heeren.
Frans I de koninklijke ridder, de oorlogsheld die alleen 't vereend Europa weerstond, de veldheer wiens beleid meer was dan 's vijands grootere magt, de vorst wien Europa redding en behoud te danken heeft gehad, de vader der letteren, de beschermheer der kunst, grootmoedig, eerlijk en openhartig, - een koning alzoo wien het slechts aan geluk heeft ontbroken om ten volle den naam van ‘Groote’ te verdienen, door zijne dankbare tijdgenooten en een bewonderend nageslacht hem geschonken. Karel V Europa's mislukte dwingeland, listig, bedriegelijk, achterdochtig, de tijran zijner volken, in voorspoed hooghartig en trotsch, in tegenspoed moedeloos, de vorst die een roemrijken naam slechts te danken had aan de gunst der fortuin, en die, de ideën bestrijdend van zijnen tijd, alle aanspraak heeft verloren op een verheven rang in de geschiedenis.
Ziedaar de tegenstelling zoo als ze lang algemeen is erkend geweest en grootendeels ook door het gezag van eenen Robertson schijnt geijkt.
| |
| |
Wij wagen het, op voorbeeld van menig beroemd schrijver onzer dagen, die tegenstelling aldus om te keeren.
Frans I een romanridder zonder eer, een tournooiheld zonder zedelijken moed, een ondernemend veldheer zonder bekwaamheden, een slecht vorst, ter kwader trouw in de meeste zijner handelingen, meineedig jegens zijnen vijand, trouweloos jegens zijne bondgenooten, bij wijlen goedhartig maar altijd ligtzinnig, en inconsequent in alles, zedeloos en onbeschaamd in zijne zedeloosheid, - een man derhalve die ten volle het ongeluk heeft verdiend dat hem heeft getroffen, en naauwelijks het medelijden waardig mag genoemd worden dat hem is geschonken. - Karel V de grootste staatsman van zijnen tijd, heerschzuchtig wel is waar, en soms meer dan gestreng, maar eerlijk en trouw jegens vijand en vriend, in voorspoed bezadigd, in ongeluk groot, - de vorst die, wel verre van Europa te bedreigen, integendeel het heeft verdedigd tegen de herhaalde aanvallen van zijnen tegenstander, en van de gevaren der Oostersche overweldiging het heeft gered, en die, bij den strijd tegen de begrippen zijner eeuw, voor ontaarding en overdrijving ze heeft bewaard. -
Eene verkeerde kritiek der bronnen heeft in dezen tot menige dwaling aanleiding gegeven. De tijdgenooten van Frans, die zijn leven en zijne regering beschreven hebben, waren of geletterden of krijgslieden. De eersten vonden bescherming en geld aan zijn glansrijk hof, de laatsten zond hij in den strijd om roem en voordeel op het slagveld te behalen. Het gevolg was, dat de geleerden, zelden karig in lof waar 't een vorstelijk beschermheer geldt, den Franschen koning met lauweren overlaadden, ook daar waar hij volgens eene meer juiste beoordeeling zijner daden, veeleer een brandmerk had verdiend, - en dat zijne veldheeren, schrijvers van gedenkschriften, wier eigene eer met die van den koning onafscheidelijk was verbonden, of de geestelijken, wier bevelen hij gehoorzaamde, zoo hoog mogelijk zijne wapenfeiten trachtten te verheffen en zijne schanddaden te vergoelijken. Maar, ook zonder aan allen diezelfde bedoeling van kwade trouw toe te schrijven, is die onmatige lof, aan Frans I toegezwaaid, zeer wel te verklaren uit eene hoedanigheid van zijn karakter die zelve de oplossing van vele zijner handelingen bevat. Frans verbeeldde zich een groot koning, een waarachtig ridder en
| |
| |
een knap veldheer te zijn, schoon hij het tegendeel was van dien; zijne tijdgenooten hebben hem genomen zoo als hij voorgaf te zijn, niet zoo als hij werkelijk was. In den omgang een beminnelijk mensch, gul en vrijgevig jegens zijne gunstelingen, bij wijlen edelmoedig en regtvaardig naar den indruk van het oogenblik, heeft hij velen bedrogen door een vertoon van deugden die hij niet bezat, en de meesten, gewoon weinig verder te zien dan het hof en de uitwendige persoonlijkheid van den vorst, door den glans zijner omgeving verblind. Zijn ongeluk heeft veler medelijden opgewekt,schoon hij door eigen schuld het had verdiend; men heeft hem meer bewonderd naarmate hem minder geluk is ten deel gevallen. En de vergelijking met zijne opvolgers, vijanden veeleer dan vrienden van letteren en geleerden, heeft zijnen roem in de oogen zijner bewonderaars nog verhoogd.
Dat Karel V door de Fransche schrijvers in gelijke mate is veroordeeld als zijn tegenstander geroemd, volgt uit den aard der zaak. Maar ook anderen zijn hem hard gevallen. De Duitsche protestanten zagen in Karel den vijand van hun geloof; den katholieken was hij te gematigd; de Italianen haatten hem, en niet zonder reden; den Spanjaarden die hem roemden, heeft men alle gezag betwist, omdat ze schreven onder den invloed van het despotisme. Geen wonder dan dat Karels karakter in duister licht verschijnt, en dat de weinigen die het waagden hem te verdedigen naauw gehoord werden onder de velen die hem hebben veroordeeld.
Latere schrijvers (en onder hen, wat vreemd schijnt, een Robertson zelfs) hebben onbedacht en zonder eigen oordeel de lofredenaars van Frans en de tegenstanders van Karel nageschreven. Onze tijd, vrij van vooroordeel, en gesteund door betere kritiek, heeft feiten van meeningen weten af te scheiden. Die feiten zijn nimmer betwist; slechts de voorstelling was scheef en de beoordeeling partijdig.
Niet ieder intusschen is ten volle van de juistheid dezer resultaten overtuigd; nog blijft er menig verschil te bemiddelen over; nog is er menig historieschrijver, die, medegesleept door eene geliefkoosde idee, of voortgedreven door een vooraf gekozen systeem, tot partijdige beoordeeling zijns ondanks zich laat verleiden; en, zoo het al mogelijk zij, na behoorlijk onderzoek eene bepaalde uitkomst als de beslissing der hedendaagsche wetenschap aan te wijzen, den
| |
| |
gewonen lezer valt het niet ligt de slotsom van alle meer of min zamenstemmende en afwijkende beschouwingen op te maken, daar de meeste, hier en daar verspreid, zich moeijelijk tot één stelselmatig geheel laten zamenvatten, en de feiten, die uitsluitend tot de geschiedenis der beide vorsten behooren, gewoonlijk onder andere, en dikwijls ook meer gewigtige gebeurtenissen liggen bedolven. Geen toch der talrijke schrijvers over het tijdvak van Frans I en Karel V heeft eene opzettelijke en volledige karakterstudie dier beide zoo hoogst belangrijke figuren zich ten doel gesteld; allen hebben de geschiedenis van den tijd, weinigen die der personen beschreven.
In die leemte volkomen te voorzien, kan de bestemming niet zijn eener eenvoudige schets. Zij stelt zich dan ook geen ander doel, dan de wijze aan te toonen, waarop eene vergelijkende karakteristiek van Karel V en Frans I zou moeten of kunnen geschreven worden. Zij beschouwt te dien einde de wereldgebeurtenissen in de eerste helft der 16de eeuw niet op zich zelf, maar alleen in verband tot het voorgestelde doel, en de factoren dier gebeurtenissen als de nevenfiguren van het tooneel, waarop hare beide hoofdpersonen zich hebben bewogen.
Mogt op die wijze eene nadere kennis van beider karakter worden verkregen, dan zou deze op hare beurt weder kunnen dienstbaar worden gemaakt aan eene betere verklaring van hunnen tijd, en van den gewigtigen invloed, die beider persoonlijkheid op het toenmalig en op het later lot van Europa heeft uitgeoefend.
Zelden waren vorsten in gewigtiger tijdperk tot de regering der volken geroepen. De eeuw der reformatie is, als die der revolutie, een keerpunt in de geschiedenis. Zij is de vervulling van wat de laatste periode der middeneeuwen had voorbereid en voorspeld: - de vrijwording van den menschelijken geest en de wedergeboorte der beschaving, de vorming van het Europesche statenstelsel en de vestiging van het staatkundig evenwigt, maar ook de zegepraal van het monarchaal beginsel, de vernietiging van de vrijheid der volken, en de aanvang van den hevigsten aller strijden - den strijd over beginselen.
De kerkhervorming heeft in de 15de eeuw haar eigenlijk
| |
| |
begin, maar ze is weifelend nog; soms voor, soms tegen Rome; nog is het geen stellig verzet tegen overlevering en menschelijk gezag. In de 16de spreekt ze zich duidelijk uit, en wordt zelfstandige magt. De 15de eeuw zoekt de overblijfselen eener vroegere beschaving; de 16de heeft ze gevonden en deelt ze der wereld mede, ze verrijkend met de voortbrengselen van nieuwe wetenschap en van nieuwe kunst. Lang elkanderen onbekend, en voortlevend in een egoïstisch bestaan, komen de volken van Europa in de 15de eeuw door handel, door oorlog, door gemeenschappelijke ideën, door wetenschap en door kunsten te zamen; in de 16de vormen zich de staten tot een organisch geheel, waarvan al de deelen, met elkander in naauw verband, maar niettemin toch ook onafhankelijk van elkander, gezamenlijk hunne zelfstandigheid leeren handhaven tegen de overmagt van één. Maar die meerdere kracht naar buiten gaat tevens gepaard met minder inwendige vrijheid: in de meeste staten is reeds lang te voren de magt van het volk op den adel overgegaan; de 15de eeuw ziet de worsteling der vorsten tegen de aristocratie en de overblijfselen van het volksgezag; de 16de hunne zegepraal. Onder de Merovingiërs democratisch, onder de tweede dynastie aristocratisch, wordt de regeringsvorm van Frankrijk monarchaal na Hugo Capet, en begint eindelijk onder Karel VII, Lodewijk XI, en Frans I, in onbeperkt despotisme te ontaarden. De langdurige rozenoorlog ziet in Engeland den val van den laatsten dier magtige vasallen, die koningen troonden en onttroonden, en Hendrik VIII verandert de geërfde magt in onbeperkt gezag over leven en geweten zijner onderdanen. Spanje, vrijer weleer onder zijne koningen dan menige republiek onder zoogenaamde democratie, verliest onder Ferdinand en Isabella vele zijner regten; door Karel V wordt het, na vruchtelooze worsteling, aan de willekeur zijner vorsten
onderworpen. De Nederlanden zien langzamerhand de tijrannie van Filips II voorbereid. Italië, door Karel VIII, Lodewijk XII en Ferdinand den Katholieke overheerd, gehoorzaamt de dwingelandij van kleine despoten, en de opperheerschappij van Karel V. Ook Duitschland, schoon het zijne onafhankelijkheid herovert, ondervindt een tijd lang den druk der keizerlijke oppermagt. Eeuwen eindelijk na eeuwen waren voorbijgegaan, groote omwentelingen hadden plaats gehad, magtige rijken waren gevallen, lange
| |
| |
en bloedige oorlogen onder de volken gevoerd, maar nimmer nog was het menschdom onstoffelijk genoeg geweest om strijd te voeren over de gedachte. Die strijd, door de 15de eeuw verkondigd, is door de 16de begonnen en onafgebroken tot op onze dagen voortgezet. Geen was zoo hevig als deze, maar geen ook meer waardig den mensch.
Hebben de beide vorsten, bestemd om in die eeuw, de eeuw van Luther en Calvijn, van Leo X, van Hendrik VIII, van Soliman II, de magtigste der Europesche rijken te regeren, naar waarde hunne roeping volbragt? Van de beantwoording dezer vraag moet het eindvonnis afhankelijk worden gemaakt, door de geschiedenis over hen uit te spreken.
| |
I.
Frans van Angoulême, hertog van Valois, had naauwelijks den ouderdom van twintig jaren bereikt, toen hij, den 1sten Januarij 1515, zijnen oom en schoonvader Lodewijk XII in de regering van Frankrijk opvolgde. Hij bezat al de uitwendige hoedanigheden van een volmaakt ridder: mannelijke schoonheid, grooten en krachtigen ligchaamsbouw, bevalligheid van manieren, schaars geëvenaarde bedrevenheid in alle ridderlijke oefeningen, onversaagdheid in gevaar, en grooten persoonlijken moed. Maar de natuur, meestal billijk genoeg om hare gaven gelijkelijk te verdeelen, had hem aan verstand onthouden wat ze aan uiterlijke schoonheid hem had geschonken. Vruchteloos waren de pogingen geweest van den geleerden en smaakvollen Boisy, om eenige degelijke kennis hem te doen verkrijgen: de jeugdige erfgenaam der Fransche kroon had alle vruchten van ernstige studie versmaad, om zijne levendige verbeelding met de dwaasheden van ridderromans te voeden, die, het uitwendige alleen daargelaten, eenen Cervantes in zijnen persoon een waardig tijpe mogten geleverd hebben. Door zijne moeder zelve, Louize van Savoye, vroegtijdig reeds aan de meest losbandige levenswijze gewoon, was hij de eerste der Fransche vorsten die eene eer stelden in zedeloosheid; en van zijne regering dagteekent de sedert steeds heerschende ondeugd van het Fransche hof, die men later ge- | |
| |
woon werd met den verzachtenden naam van galanterie te bestempelen.
Lodewijk XII was zuinig geweest; adel en volk noemden hem gierig. Hoe ze Frans I toejuichten toen hij zijne krooning vierde met spelen en tournooijen, met eindelooze feesten en schitterende zegetogten! Dat duurde tot dat verhoogde belastingen de gierigheid van Lodewijk deden terugwenschen, en de edelen arm waren geworden door verkwisting. Maar Frans begreep, en zijne onderdanen schenen 't hem toe te geven, dat een groot koning veel vertoon had te maken, zelfs al bezat hij de daartoe benoodigde middelen niet, en dat de vorstelijke waardigheid zonder pracht en praal niet kon worden gehandhaafd. Overigens zich met regeren te vermoeijen achtte hij overbodig. Zijne moeder liet hij intrigeren; zijn kanselier Duprat maakte wetten; de parlementen (aan staten-generaal werd niet meer gedacht) hadden ze te bekrachtigen. Tegenspraak alleen werd niet geduld; waar die plaats had, kwam de koning tusschen beiden om de bevelen zijner dienaren ten uitvoer te doen leggen. Gaarne toch was Frans I een minzaam vorst en een grootmoedig koning; maar zijn woord moest zijnen onderdanen genoeg zijn om hem te doen gehoorzamen; en nimmer begreep hij, hoe een slaaf het durfde wagen tegen de bevelen zijns meesters zich te verzetten. Waar zulk eene ongehoorde weerspannigheid plaats vond, lag de zweep gereed ter kastijding. Zóó bij den strijd over het nieuwe met paus Leo X gesloten concordaat, waarbij de pragmatieke sanctie van Karel VII werd afgeschaft; zóó bij den weerstand van het parlement van Lyon tegen eene al te gestrenge jagt-ordonnantie; zóó ook telkens wanneer de koning, om geld bijeen te brengen, nieuwe parlementsplaatsen schiep en ze aan de meestbiedenden verkocht: ‘Gehoorzaamt! - was hij gewoon te bevelen - of wij zullen u als oproerlingen beschouwen die wij zullen kastijden als de laatsten onzer vasallen.’
Eene proeve van zijne wijze van oorlogvoeren, en eene gelukkige voorzeker en veelbelovende, was de krijgstogt dien hij onmiddelijk na zijne troonsbestijging tegen Italië ondernam. Italië, en Milaan in het bijzonder, sinds Karel VIII het doel der Fransche wapenen, bleef voor hem wat het zijnen voorgangers was geweest, een voorwerp van onzaligen twist met alle naburige mogendheden, een onbereikbaar
| |
| |
wit, waarvan niettemin de eer van Frankrijk en die zijner vorsten werd afhankelijk gemaakt. Die eerste veldtogt ter verovering van Milaan, tegen Leo X en Ferdinand den Katholieke ondernomen, schoon bij den slechten staat van 's lands middelen en de verwarring in alle bestuur voor Frankrijk niet dan nadeelig, mogt niettemin voor den koning gegelukkig worden geacht. Het voorgestelde doel althans werd bereikt, Milaan genomen, Sforza tot abdicatie gedwongen, en eene schitterende overwinning op de muitende Zwitsers behaald, waarvan de zoogenaamde eeuwige vrede tusschen Frankrijk en Zwitserland het gevolg was, - terwijl het verdrag van Noyon, in naam tusschen Frans I en Karel van Oostenrijk, inderdaad door Boisy en Chièvres gesloten, allen strijd tusschen de beide vorsten voor het vervolg scheen te voorkomen. Het blijft intusschen de vraag, of die eerste gunst der fortuin in waarheid ten voordeele des Franschen konings heeft gestrekt, en of niet veeleer eenige tegenspoed in den beginne, door zijn overmatig zelfvertrouwen te verminderen, in latere jaren tot meerdere voorzigtigheid en bezadigdheid hem had geleid. Wat Lodewijk XII had opgegeven was door hem volbragt, en de slag van Marignano, waarin hij groote dapperheid, maar weinig beleid en geenerlei veldheerstalent had betoond, verwierf hem den trotschen naam van Europa's eersten koning, en den niet minder vleijenden van den eersten ridder zijns tijds. Maar Karel V stond hem nog niet tegenover, en hem zelven was tot dusverre de gelegenheid nog niet gegeven, door eigene misslagen zijne kansen te verzien.
Jonger nog dan hij, en naar het scheen, in den beginne ook minder ontwikkeld, had Karel van Oostenrijk, zoon van Filips den Schoone en kleinzoon van keizer Maximiliaan en Ferdinand den Katholieke, in 't zelfde jaar van de troonsbestijging des Franschen konings, het bestuur over de Nederlanden, na het einde van 's keizers voogdijschap, aanvaard. De bijkans gelijktijdige dood van Ferdinand en de krankzinnigheid zijner moeder Johanna, bij 't plotseling overlijden van Filips tot waanzin vervallen, bragten hem, 1516, in 't bezit der Spaansche kroon. Weinig voorspelden zijne jeugd en de eerste tijd zijner regering de groote talenten die hij later zou ontwikkelen. Hij was langzaam, traag, voor indrukken weinig vatbaar, onbeperkt gehoorzaam aan zijne leermeesters, tot eigen handeling ongeschikt,
| |
| |
het werktuig van wie hem wist te leiden. Zijn uiterlijk stemde overeen met zijn karakter, en hoewel in sommige opzigten niet van schoonheid ontbloot, miste het leven en bewegelijkheid. Van middelmatige grootte en geringe ligchaamskracht betoonde hij weinig lust voor ridderlijke oefeningen. Zijne wetenschappelijke opvoeding was gebrekkig, deels door gemis aan ijver van zijnen kant, deels ook door de ongeschikte leerwijze van den vromen doch uiterst gestrengen Adriaan van Utrecht. Met vrucht daarentegen had hij de lessen van Willem van Croy, Heer van Chièvres, gevolgd, die hem grondig in de geschiedenis had onderwezen, en van het eerste oogenblik zijner regering reeds aan de behandeling van zaken had gewend. Karel in één woord was een dier weinigen, die van nature tot staatslieden schijnen gevormd: bedaard, voorzigtig, degelijk, langzaam ontwikkeld en nimmer onder den invloed van oogenblikkelijken indruk, - een man, die weifelend in het eerst, maar spoedig door ondervinding geleerd, de gelegenheid slechts afwachtte om zelfhandelend op te treden, en, vrij van de banden die zijne werkzaamheid hadden belemmerd, eenen loopbaan te beginnen, die menigeen met meerder zelfvertrouwen met minder geluk zou hebben volbragt.
Zijne eerste daad, aan den invloed intusschen van slechte raadslieden en aan zijne onbedrevene jeugd veeleer dan aan hem zelven te wijten, was eene daad van anders onvergeeflijke ondankbaarheid. Met Ferdinand reeds had Castilië na den dood van Isabella, en later ook na dien van Filips den Schoone, over het regt op regentschap of regering getwist. Maar het beleid van den koning en de invloed van Ximenes hadden de bezwaren uit den weg geruimd, die den duur zijner heerschappij schenen te verhinderen. Zijn overlijden werd het teeken tot nieuwe onrust en nieuwe oneenigheden. Dan ook deze wist de als mensch met reden hooggeachte, doch als regent niet ten onregte gehate kardinaal, bij Karels afwezigheid in zijne Vlaamsche erflanden, door overtuiging deels en deels ook met geweld, te onderdrukken en den nieuwen koning schadeloos te doen worden. Dringend intusschen riep hij dezen op, de Nederlanden voor een tijd althans te verlaten, en persoonlijk aan zijne Spaansche onderdanen zich te komen vertoonen. Karel gehoorzaamde, maar wel verre van zijnen getrouwen dienaar te gemoet te snellen, en zijne dankbaarheid
| |
| |
voor de bewezene diensten hem te betuigen, liet hij door Vlamingen en Spanjaarden, die den val van den magtigen regent sinds lange reeds hadden gewenscht, zich verleiden, hem, onder voorwendsel dat zijne jaren rust vereischten, zijn ontslag als landvoogd te doen toekomen. De tachtigjarige staatsman lag op het ziekbed zijnen jeugdigen meester af te wachten, toen hij het loon der ondankbaarheid voor zijne trouwe en belangelooze diensten ontving. Weinige uren later stierf hij, - den 8sten December 1517. - Of Karel in latere jaren dat onbezonnen vertrouwen in slechte en belangzuchtige raadslieden niet gerouwd zal hebben, toen hij beter dan destijds verstond, wat Ximenes voor hem en voor de Spaansche kroon was geweest? Zeker is het, dat hem spoedig genoeg gelegenheid werd gegeven om het noodlottige van dat onbeperkt vertrouwen in te zien, toen de opstand der Castiliaansche steden na langdurige twisten het eindelijk gevolg werd van het aanmatigend en hebzuchtig gedrag zijner Vlaamsche hovelingen, die als 't ware om buit te maken naar Spanje waren overgekomen, en na den val van den aartsbisschop-kardinaal de hooghartige Spanjaarden uit alle eereambten en winstgevende betrekkingen in kerk en staat verdrongen, terwijl de klagten der gemeenten, hoe dringend ook, door vorst en regenten het aanhooren naauw waardig werden gekeurd.
Die opstand dreigde reeds toen keizer Maximiliaan den 12den Januarij 1519 overleed, en de strijd tusschen Karel en Frans, bestemd, om gedurende bijkans eene halve eeuw Europa te verontrusten, ter gelegenheid der keizerkeuze eenen aanvang nam.
Medeminnaars reeds nog vóór zij de kindsheid waren ontwassen, daar Claudia, oudste dochter van Lodewijk XII, door Anna van Oostenrijk voor Karel bestemd, na haren dood door den koning aan Frans was gehuwd, schenen zij voorbeschikt om levenslang elkanders vijanden te blijven. Het verdrag toch van Noyon, tot behoud van den vrede aangegaan, was met de beste bedoelingen niettemin zoo slecht gesteld, dat het veeleer de uitnoodiging aan partijen bevatte om twist en oorlog te beginnen. Oude veeten, over Bourgondië, over Navarre, over Napels werden er in opgehaald en hare beslissing van de meest onzekere en eerst na langdurig tijdsverloop te vervullen voorwaarden afhankelijk gemaakt, zoodat niets natuurlijker kon worden geacht
| |
| |
dan dat twee jonge vorsten, beide eerzuchtig en beide begeerig naar magt (want Karel begon langzamerhand uit den slaap zijner werkeloosheid te ontwaken) in de bepalingen van zulk een verdrag meer dan één voorwendsel zouden weten te vinden om den strijd te hernieuwen door hunne voorgangers aangevangen.
Daarbij kwam nu, alsof dat alles niet reeds genoeg was, de mededinging naar de keizerskroon. Karel van Oostenrijk, door zijne erfelijke bezittingen en zijne afstamming uit een bijkans erfelijk keizersgeslacht naauw aan Duitschland verbonden, door zijne uitgestrekte rijken de magtigste der Europesche vorsten, en dientengevolge en door de ligging van zijne Duitsche landen de natuurlijke beschermheer der Christenwereld tegen de meer en meer dreigende Turkenmagt, kon beter dan eenig ander op de keizerlijke waardigheid aanspraak maken. Frans I, naar 't schijnt door zijne hovelingen, jong en opgewonden als hij, tot wedijver tegen zoo gevaarlijk een mededinger verleid, om als een tweede Karel de Groote, omringd van paladijnen een wereldrijk te stichten, en de ongeloovigen tot in het hart van Azië terug te dringen, had weinig waarop hij zich tot staving zijner vorderingen kon beroepen. Maar Frans had Milaan veroverd, de zege van Marignano bevochten, en was vergood door zijne tot dusverre nog ten eenenmale verblinde onderdanen. Karel daarentegen had in niets nog zich doen kennen; hij regeerde door zijne hovelingen en staatslieden; hij streed door veldheeren met hunne legers hem nagelaten, en Spanje beschouwde hem als den waardigen zoon der krankzinnige Johanna, van wie hij naar veler meening de doffe zwaarmoedigheid met het gebrek aan verstandelijke vermogens had overgeërfd. Hendrik VIII, sinds 1509 koning van Engeland, had een wijl naar het keizerrijk getracht, maar spoedig de vruchtelooze poging opgegeven. Thans hield hij zich onzijdig, schoon hij meer tot de zijde van den Franschen koning overhelde, die zoo door geschenken als door vleijerij den magtigen en invloedrijken Wolsey tot zijne partij had weten over te halen. De Spanjaarden zagen ongaarne hunnen koning uit het land verwijderd, onder vreemden invloed geplaatst, en met andere zorgen dan die zijner eigene rijken beladen. Venetië en Zwitserland waren geen van beiden, maar Frans toch eer nog
dan Karel genegen. En Leo X, die teregt begreep, dat de onderlinge
| |
| |
naijver van Europa's magtige vorsten niet dan ten voordeele van Rome strekken kon, en dat Italië aan wis verderf was prijs gegeven zoodra een van beiden overwon, trachtte heimelijk beiden tegen te werken, onder den schijn van beiden gelijkelijk te begunstigen. Dat zijn plan mislukte, hoe kunstig ook bewerkt, dat zijne intriges faalden, hoe fijn ook gesponnen, bewees de onverwachte uitkomst, toen Frederik de Wijze de hem opgedragene keizerskroon weigerde, en alzoo tot eene nieuwe keuze moest worden overgegaan. Beide Karel en Frans ontzagen geene middelen ter bereiking van hun doel; verscheidene keurvorsten werden omgekocht, één zelfs door beiden tegelijk; maar in 't einde toch zegevierde de min belangzuchtige vaderlandsliefde; en sinds geen Duitscher na Frederiks weigering kon gekozen worden, verklaarden zich de keurvorsten, den 28sten Junij, dus vijf maanden en tien dagen na den dood van Maximiliaan, eenstemmig voor Karel van Oostenrijk, sinds dien tijd Karel V.
En sinds dien tijd, sedert het oogenblik waarop hij te Barcelona de tijding zijne keuze ontving, schijnt Karel den sluijer af te werpen die tot dusverre voor het oog der wereld zijn wezenlijk karakter had verborgen. Sinds dat oogenblik treedt hij te voorschijn in de volle kracht van leven en werkzaamheid, toegerust met de zijnen vijand zoo noodlottige wapenen van diepzinnig verstand en vroeg verkregen ondervinding. Karel V is naauw dezelfde persoon als Karel van Oostenrijk.
Onmiddelijk nadat hij van zijne keuze het gewenschte berigt had ontvangen, haastte de keizer zich naar Duitschland, om te Aken gekroond te worden en de capitulatie aan te nemen, die door de rijksvorsten ter bevestiging hunner regten hem was voorgelegd. Vooraf echter bezocht hij Engeland om Hendrik VIII en Wolsey tot zijne belangen over te halen, en vertrok vandaar over de Nederlanden naar de keizerstad. Wel werd in Spanje, waar inmiddels de opstand der gemeenten was uitgebroken, zijne tegenwoordigheid dringend vereischt, maar belangen gewigtiger nog dan zijne eigene bleven in Duitschland hem bezighouden, en beletten hem eenig werkzaam aandeel te nemen in de onderwerping zijner zuidelijke onderdanen. Een oogenblik dien ten gevolge dreigde de Spaansche heerschappij zijne hand te ontvallen - eene gebeurtenis die, van onbe- | |
| |
rekenbare gevolgen voor het lot van Europa, naar de opmerking van een hedendaagsch schrijver de nieuwere geschiedenis eenen geheel anderen loop zou hebben gegeven, - maar die, een onmogelijke terugkeer tot het voorleden, weldra bleek naauw waarschijnlijk te zijn geweest. De opstand toch, regtmatig welligt, doch jaren te laat begonnen, maakte door noodlottige, maar bij den stand van zaken onvermijdelijke verdeeldheid van adel en gemeenten en van gemeenten onderling, een einde aan zich zelven, en verschafte de in aantal geringe maar door eenheid magtige koningspartij eene ligte doch beslissende zegepraal, - zoodat Karel, na de zaken van Duitschland voor 't oogenblik te hebben geregeld, in het rustig bezit zijner kroon naar zijne Spaansche erflanden terug kon keeren.
Niet zoo ligt was in Duitschland de beweging te bedaren, die sinds eenigen tijd eene tot dusverre onverwinnelijke magt aan 't overmoedig Rome betwistte. Wel riep de rijksdag van Worms den verwaten monnik ter verantwoording op, die met roekelooze stoutmoedigheid het heiligste had aangetast wat tot hiertoe de Christen op aarde had erkend; wel werd de rijksban over hem en zijne volgelingen uitgesproken; maar weinigen die, als de scherpzinnige Valdes, wisten in te zien, dat het schijnbaar einde het wezenlijk begin van het lange treurspel worden zou. Ook de keizer begreep het niet; maar is het tot schuld hem te rekenen, zoo hij met de meesten zijner tijdgenooten heeft gedwaald, die de zwakke wapenen van menschelijk gezag voldoende achtten om een beginsel te vernietigen dat vóór alles dat gezag ontkende, en verwaten de stemme des volks dachten te smoren waar zij zelven te lang een zwijgen hadden bewaard? Wij, die de gevolgen zien, wij mogen beter de oorzaken verstaan; hem, die slechts 't voorleden kende, en in dat voorleden de zegepraal aanschouwde der kerkelijke hierarchie, was het niet gegeven een vraagstuk te verklaren dat eerst later zijne volkomene oplossing zou erlangen. En zou Karel V te beschuldigen zijn, omdat hij optrad als verdediger van het aloud geloof? Eerst dan, wanneer staatkunde in zijne overtuiging zich mengt, wanneer de middelen onregtmatig worden ter bereiking van een onbereikbaar doel, eerst dan treft hem met reden de veroordeeling der onpartijdige geschiedenis. De rijksdag van Worms heeft die feilen nog niet aan te wijzen: loffelijk, schoon vruchteloos,
| |
| |
uit den aard der zaak, was de poging des keizers om de strijdende partijen te verzoenen, wat ook hare ijveraars in dezen van zwakheid of tijrannie hem te laste hebben gelegd. De rijksdag had Luther veroordeeld; door Karel werd het vonnis bekrachtigd; maar trouwer zijn woord dan de eerlooze Sigismund, wist hij het eenmaal gegeven vrijgeleide tegen allen te handhaven die den ketter het deerniswaardig lot van den Boheemschen hervormer hadden toegedacht. Was die trouw verkeerd? Den keizer eene onuitwischbare smet, had eene woordbreuk noch hem, noch de kerk, die hij verdedigde, gebaat: de hervorming was niet langer afhankelijk van het lot van één; de hervorming was ten laatsten de zaak der volken, de zaak van het menschdom geworden.
Den 16den Julij 1522 zag Spanje zijnen koning na tweejarige afwezigheid terug; weinige dagen later hield hij zijnen zegevierenden intogt in Valladolid. Duizenden verwachten van hem de beslissing van hun lot; de hoofdleiders van den opstand waren reeds vóór zijne komst ter dood gebragt; maar tallooze burgers verbeidden nog in de gevangenissen de hen dreigende straf. Omringd van zijne granden en van een ontzaggelijk gevolg begeleid, verscheen Karel op de daartoe ingerigte markt der stad, en verkondigde eene amnestie, hoedanige niemand zelfs gewaagd had van zijne genade te hopen. Slechts acht der hoofdschuldigen werden ter dood veroordeeld, en eenige weinige anderen, meest wezenlijke misdadigers, met gevangenis gestraft, maar overigens niemand van ambten of aanzien beroofd; en toen eenmaal een verspieder de schuilplaats van een der veroordeelden aan Karel wilde verraden, antwoordde hem deze, dat hij beter deed den vlugteling eene veilige wijkplaats aan te wijzen dan zijnen rigter te ontdekken waar hij te vinden was. Verstandige staatkunde moge een der beweeggronden van Karels vergevensgezindheid zijn geweest; zijne verontwaardiging tegen den verrader bewijst dat zij niet de eenige was. En zoo Spanje meer en meer onder den scepter der vorsten zich boog, was hem alleen de ondergang der vrijheid te wijten, of het volk, dat, ontaard van een roemrijk voorgeslacht, geen midden meer kende tusschen anarchie en despotisme?
Inmiddels was de lang reeds dreigende oorlog tusschen Europa's magtigste vorsten in het jaar 1521 uitgebroken. De oorzaak was de onderlinge naijver en wederzijdsche eer- | |
| |
zucht van Karel en Frans; de aanleiding een langdurige twist over Napels, Milaan, Bourgondië en Navarre; het voorwendsel wederkeerige schending van 't verdrag van Noyon. Dat beiden even zeer in 't gelijk als in 't ongelijk behooren gesteld te worden, zal het resultaat zijn van elk regtskundig onderzoek naar de gronden hunner vorderingen; maar ook al hadden ze elkander niets te verwijten gehad, toch ware op eenigerlei wijze twist gezocht en oorlog door hen begonnen. Door de bijzondere omstandigheden, onder welke zich beiden wederzijds zagen geplaatst waren hunne krachten in 't algemeen vrij wel geëvenredigd; al spoedig echter begon de vroeger gelijke kans, deels door schuld en nalatigheid van den Franschen koning, deels ook door Karels beter beleid, ten voordeele van dezen over te slaan. Niet lang toch of Frans zag van al zijne bondgenooten zich verlaten en bijkans geheel Europa met de partij van zijnen vijand vereenigd. Te vergeefs had hij schatten verspild om luisterrijk den koning van Engeland te ontvangen: de bijeenkomst van het wegens schromelijke verkwisting zoo beruchte Champ du drap-d'or had door eene latere evenzeer persoonlijke onderhandeling van Karel V met Hendrik VIII en diens eerzuchtigen minister den gewenschten uitslag gemist, en de later onvoorzigtiglijk door Frankrijk met Schotland aangeknoopte betrekking deed de onverschilligheid van Hendrik in openlijke vijandschap overslaan. Paus Leo, als beschermheer van wetenschap en kunst de dankbaarheid van het nageslacht waardig, maar tot kerkvoogd en wereldlijk vorst ongeschikt, had de beide mededingers naar de keizerskroon door listig gevoerde onderhandelingen steeds meer en meer tegen elkander opgehitst, en was nu, verbolgen tegen Frans en voor den keizer bevreesd, tot de reeds magtige partij van den
laatsten overgegaan. In 't noorden, waar de oorlog het eerst was begonnen en flaauwelijk werd gevoerd, had Robert van der Mark op aansporen van Frans een leger tegen Karel op de been gebragt, maar was later trouweloos, op 's keizers klagt, door den koning verlaten, alsof hem nimmer eenige hulp door dezen ware toegezegd. In Italië bleven de troepen van soldij verstoken; Louize van Savoye had de voor hen bestemde gelden ontvreemd (eene misdaad waarvan later de ongelukkige Semblançay het beklagenswaardig slagtoffer werd), en Lautrec, de stedehouder van Milaan, zag door zijne muitende soldaten zich de
| |
| |
wet voorgeschreven, terwijl de keizerlijke veldheeren, Pescara en Colonna, steeds verder en verder voorwaarts drongen. Het gevolg was dat Lautrec, door de Italianen gehaat en door hen verraden, uit Milaan en daarna, tegen zijnen wil, door zijne eigene troepen den 27sten April 1522 tot den noodlottigen slag bij Biccocca gedwongen, na eene beslissende nederlaag ook uit Lombardije werd verjaagd. Een veldtogt tegen Navarra was reeds mislukt en den 5den Junij verklaarde Hendrik VIII den oorlog aan Frankrijk. En werkeloos en onverschillig, als ware het niet zijne zaak die Europa in beweging bragt, bleef Frans zijne onophoudelijke verliezen en de hem meer en meer dreigende gevaren rustig aanzien, zich troostend met de schoone Chateaubriand, en in spelen en feesten de schatten verkwistend aan den arbeid zijner onderdanen ontroofd, terwijl Karel, steeds ijverig en voortvarend, met de Europesche mogendheden onderhandelde en zijne legers bevelen, en wat meer was, ook de benoodigde gelden zond. Eensklaps intusschen rees Frans I uit zijne werkeloosheid op en haastte zich nieuwe legers op de been te brengen om, zelf aan het hoofd, den aanval op Italië te hernieuwen, en daarna (het droombeeld van Frankrijks vorsten scheen niet verdwenen, maar werd ook nimmer meer dan dat) de ongeloovigen in hunne eigene rijken te gaan opzoeken en bestrijden.
In het begin van October 1524, toen Clemens VII na de korte regering van Adriaan VI Leo's opvolger, den pauselijken zetel had bestegen, trok koning Frans ten tweedenmale met een magtig leger over de Alpen. Bonnivet, zijn meest begunstigde doch minst bekwame veldheer, had reeds vroeger den aanval tegen Italië begonnen, maar was spoedig weder teruggedreven, terwijl de hertog van Bourbon, uit wraakzucht over roekelooze beleedigingen en grove onregtvaardigheden, door Frans en zijne moeder hem aangedaan, de wapenen tegen zijn vaderland had opgevat en met een keizerlijk leger in 't zuiden van Frankrijk was doorgedrongen. De Engelschen oorloogden in Picardië, de finantien van het rijk waren in slechten staat, het land werd door muitende soldaten afgeloopen. Niets intusschen ware nog verloren geweest, had de koning vrede gewild of zich vergenoegd den aanval zijner vijanden af te weren; maar zijne eer was, naar zijne meening, met de herovering van het verlorene, niet met het welzijn zijns lands gemoeid, en, roeke- | |
| |
loos en onbedacht werd de noodlottige veroveringstogt, tegen den raad van ouderen en meer verstandigen, in een slecht jaargetijde en op een ongunstig oogenblik ondernomen. De aanvang intusschen voorspelde de uitkomst niet: zegevierend drong de koning zijn trouweloozen vasal terug, zegevierend trok hij over de Alpen, dreef de keizerlijke veldheeren voor zich uit, heroverde Milaan en dwong Sforza, door Karel in 't erfelijk bezit van het hertogdom hersteld, tot eene overhaaste vlugt. Italië was den koning gunstig; Clemens VII hield zich onzijdig, de keizerlijke legers waren teruggeweken en Bourbon was naar Duitschland vertrokken om nieuwe troepen aantewerven. Had in dit oogenblik de overwinnaar zijn vlugtenden en uitgeputten vijand vervolgd, de keizerlijke magt ware in Italië vernietigd geweest; maar een koning en een ridderlijk koning als Frans was geen gewoon veldheer; het was schande voorwaarts te trekken zoo lang nog
enkele burgten en steden in het veroverd land het waagden zijne zegevierende wapenen weerstand te bieden; en niet gewaarschuwd door den verstandigen raad zijner kundige veldheeren, maar gehoor gevend aan de inblazingen van jeugdige en ligtzinnige hovelingen, sloeg de koning het beleg voor Pavia, door Antonio de Leyva met Spaansche bezetting verdedigd. De winter naderde; het innemen der stad bleek moeijelijker te zijn dan men had gemeend; het beleg dreigde langdurig te zullen worden, en, om zijne soldaten werk te geven, zond de koning een aanzienlijk gedeelte van zijn leger ter verovering van Napels naar het zuiden, in plaats van zelf derwaarts te gaan of althans zijne troepen bijeen te houden en niet roekeloos zijne krachten te verdeelen. Weldra dan ook ondervond hij de gevolgen zijner onvoorzigtigheid, toen Lannoy, Pescara en Bourbon hunne nieuw geworven en weer herstelde legers naar Pavia voerden om de stad te ontzetten en de kansen van eenen veldslag met het thans verzwakte leger des konings te beproeven. Vruchteloos was nogmaals, ook bij het dreigend gevaar, de verstandige raad van la Palisse en la Tremoille om nu althans het noodlottig beleg op te geven, en voor 't oogenblik ten minste een beslissenden en door de keizerlijken gezochten slag te ontgaan, terwijl een weinig oponthoud hunne nu nog gevaarlijke magt door geldgebrek en zwakke krijgstucht zou verstrooijen; en ter kwader ure gaf Frans I aan het vleijend maar noodlottig woord van den ligtzinnigen
| |
| |
Bonnivet gehoor: ‘Een koning van Frankrijk wijkt voor zijne vijanden niet, en laat zich de wet niet stellen door hunne luimen!’
Den 24sten Februarij 1525, den geboortedag van Karel V, had de merkwaardige veldslag plaats, die, eene onuitwischbare vlek op den veldheersroem van Frans I, door bekrompen nationaliteit liefst met stilzwijgen wordt voorbijgegaan. In den beginne neigde de oorlogskans geenszins ten voordeele der keizerlijke veldheeren: het plan van Pescara mislukte om ongemerkt de stad te naderen, en een welonderhouden geschutvuur ontving de legerafdeeling van den markies del Guasto, die tot ontzet der stad vooropgezonden, eene geheel opene en door den vijand geheel bestrekene vlakte had door te trekken en zich derhalve zag genoodzaakt, zijne soldaten, om ze te sparen, uit elkander te doen gaan, en hun den versnelden pas te doen aannemen. Tot dus verre derhalve ging alles den Franschen naar wensch: eene voordeelige stelling goed bewaard, eene krijgslist des vijands mislukt, het keizerlijk leger of werkeloos, of blootgesteld aan het vernielend vuur der vijandelijke kanonnen. Een oogenblik slechts, geen uur welligt nog geduld, en de onverhoopte overwinning ware behaald, de aanval des vijands tegen verwachting afgeslagen, het koninklijk leger gered. Maar te lang reeds had Frans die werkeloosheid geduurd; te lang reeds had hij aan zijne veldheeren 't beleid van den slag moeten overlaten en de gelegenheid moeten afwachten om zelf deel te nemen aan den strijd en de naauwlijks meer twijfelachtige overwinning te helpen bevechten. Hij ziet del Guasto's troepen verspreid, hij ziet hunne verhaaste beweging om het vijandelijk vuur te ontkomen - - en ‘Voorwaarts! zij vlugten!’ roept hij den zijnen toe, - en voorwaarts! voorwaarts! herhalen Bonnivet en Chabot en de gansche ridderlijke stoet, die hem volgt in zijne onbesuisde vaart, - en vlak voor zijn eigen geschutvuur heen, dat, in zijne werking gestoord, volkomen nutteloos wordt, jaagt de koning de gewaande vlugtelingen na - - -. Eensklaps keeren deze zich om, stellen zich in slagorde en ontvangen den schok van 's
konings ruiterij. Plotseling tot staan gebragt, door 's vijands onverwachte beweging verrast, deinzen de ridders terug, en worden, naauw tot bewustzijn gekomen, of neergesabeld of doodgeschoten. Onmiddelijk maakt Pescara van 's konings dwaling gebruik, en snelt met zijne
| |
| |
gansche magt op het leger der Franschen aan, terwijl Antonio de Leyva door een welgerigten uitval uit de stad hen in de schromelijkste verwarring brengt. De meesten slaan op de vlugt, sommigen snellen den koning ter hulpe, maar worden neergehouwen voor zij in staat zijn hem te naderen. En van alle zijden omsingeld, zijne beste strijders naast hem neergeveld, overal niets dan vijandelijke wapenen, ziet ook deze geen ander heil dan in den eenmaal zoo trotsch verworpen terugtogt - weldra eene vlugt: hij slaat zich moedig door zijne vijanden, rent over 't slagveld naar den Ticino, maar vindt de brug door de vlugtelingen afgebroken. Op dat oogenblik ontmoeten hem Spaansche soldaten; hij tracht zich te verdedigen, maar zijn paard wordt onder hem geveld en zelf in zijne bewegingen door den last van het neergestorte dier belemmerd, valt hij weerloos in de handen zijner vijanden.
Geen uur nog had de slag geduurd, en reeds was alles voor de Franschen verloren: acht tot tien duizend gedood, Bonnivet met den bloei van den adel gesneuveld, geen geschut, geen bagaadje gered, de koning gevankelijk door Lannoy en Bourbon naar het versterkt kasteel van Pizzighettone weggevoerd.
Waardig betoonde zich Frans in het ongeluk dat hem had getroffen, en edel is het woord, met ten hemel geslagen oog op het slagveld door hem gesproken: ‘Geduld waar 't geluk ontbreekt!’ - maar stout toch ook het zonderlinge verdichtsel van hen, die eenen langdradigen en in slependen stijl door Frans aan zijne moeder geschrevenen brief tot het sedert zoo algemeen bekende en beroemde gezegde: ‘Tout est perdu fors l'honneur’ hebben weten te vervormen, - een gezegde dat, hoe krachtig en ridderlijk het ook klinke, toch in allen geval niet eens waarheid bevatte, daar eigenlijk, volgens de opmerking van een Duitsch historieschrijver, niets was verloren behalve juist die eer waarop de koning zoo hoogen prijs had gesteld. Zeker is het dat de standvastigheid, in den beginne door hem betoond, al spoedig in zijne gevangenschap hem verliet, toen hij aan Pennalosa, gezonden om Karel de tijding der overwinning over te brengen, een allernederigsten en klagelijken brief aan den keizer medegaf, waarin hij, zijner waardigheid weinig gedachtig, als 't ware om gunst en genade jegens een ongelukkigen gevangene vroeg: ‘- - Par quoi, s'il vous plait avoir cette
| |
| |
honnête pitié, et moyennant la sûreté que mérite la prison d'un roi de France, lequel on veut rendre ami et non désespéré, vous pouvez faire un acquest, au lieu d'un prisonnier inutile, de rendre un roi à jamais votre esclave - -.’
Met groote gematigdheid ontving Karel in Spanje de heugelijke tijding van de schitterende zege, door zijne legers op den koning behaald: onmiddelijk begaf hij zich naar zijne kapel om in eenzaamheid te danken voor 't geluk hem ten deel gevallen, keerde daarop in de gehoorzaal terug en verbood alle feesten en vreugdebetoon, als beleedigend voor zijnen gevallenen vijand. - Huichelarij is dat genoemd door zijne tegenstanders en de lofredenaars van den Franschen koning; - is het noodig eene beschuldiging te wederleggen, die eene volkomen doellooze dubbelzinnigheid toeschrijft aan een overwinnaar, wien niets verhinderde zich te vertoonen zoo als hij was? Maar wanneer Karel beweerde uit medelijden den aanval op het land van zijnen gevangene te verbieden, dan staat het ons vrij, en dan is de onpartijdige beoordeelaar verpligt, aan verstandige en welbegrepene staatkunde toe te schrijven wat niet dan grootmoedigheid schijnen moest. De harde voorwaarden toch, den gevangenen koning voorgelegd, ook nadat hij, op zijn verzoek, naar Madrid was overgebragt, bewezen genoegzaam dat het de bedoeling des overwinnaars niet was, aan den romantischdichterlijken raad van zijnen biechtvader gehoor te geven, en geenerlei voordeel te trekken uit het ongeluk, door zijnen vijand zich zelven berokkend. Of intusschen die voorwaarden, later in menig opzigt toch ook verzacht, op zich zelve zoo onbillijk mogen worden genoemd als sommigen gepoogd hebben het te doen voorkomen, zullen wij nader gelegenheid vinden te onderzoeken bij de beoordeeling van het te Madrid gesloten verdrag.
Eene gewigtige periode in het leven van Frans I vangt hier aan - een tijdvak waarin zich het duistere van zijn karakter ten volle ontwikkelt - de periode, zouden wij ze noemen, van woordbreuk en van meineedigheid. Zelden vindt men ze onpartijdig beschouwd, en meestal wordt de keizer met verwijten van hardvochtigheid overladen, om de trouweloosheid van Frans te minder te doen uitkomen; zoo zelfs, dat tot verbazing van ieder, die onbevooroordeeld de geschiedenis leest, de blaam van 's konings valsche trouw
| |
| |
op den eerlijken maar al te ligtgeloovigen keizer wordt gelegd, wiens gemis aan grootmoedigheid zijnen vijand tot meineed verleid, zoo niet bijkans gedwongen zou hebben! Op voorbeeld van die weinigen, die met beter inzigt de geschiedenis der 16e eeuw hebben beschreven, zullen wij trachten, door meer gezonde redenering en juister voorstelling van al wederom geenszins betwiste feiten, het scheef en bekrompen, maar niettemin te dikwijls nog geloofd verhaal der partijdigheid te wederleggen.
(Wordt vervolgd).
P.A.S.v.L.B. |
|