| |
| |
| |
Thomas Moore.
III.
Wij zijn genaderd tot het derde der dichterlijke verhalen, welke de Lalla-Rookh vormen.
Het is getiteld: ‘The Fire-Worshippers’ en beschrijft den laatsten strijd der Ghebers of Vuuraanbidders tegen de volgelingen van den Profeet, die de nieuwe leer door het zwaard in Perzië hadden ingevoerd. - De Zon week voor de Halvemaan, en Iran was een wingewest geworden van het magtige Arabië, dat een zijner dapperste en strengste veldheeren, den Emir Al Hassan, tot landvoogd der kostbare provincie had aangesteld, wiens scepter loodzwaar drukte op het ongelukkige volk.
De strijd der Ghebers was niet alleen een strijd voor de vrijheid en het regt, het was een strijd voor het geloof; eene laatste wanhopige poging tot herstel der altaren aan de dienst van het groote Licht, de godheid van Perzië, gewijd. - De dramatische handeling van het gedicht, die even belangrijk en boeijend als schoon beschreven is, is ontleend aan de hartstogtelijke liefde, die de dochter des Emirs voor eenen vreemdeling heeft opgevat, welke alle gevaren trotseert, om tot zijne bekoorlijke Hinda door te dringen, wanneer zij de koelte van het avonduur geniet onder het frissche prieël, dat haar vader's zorge voor haar had bereid op het vlak van den hoogen toren, die het paleis van Harmozia - den zetel des Emirs - beschutte.
Wederom had de jongeling den steilen rotswand beklommen, aan welks uiterste rand zich de toren verhief, om eenige vlugtige oogenblikken in het bijzijn der geliefde door te brengen, maar ditmaal had de glans van verrukking, waarmede hij haar plagt te gemoet te treden, plaats gemaakt voor eene uitdrukking van somberen ernst, welke Hinda niets goeds voorspelde. - Vergeefs trachtte zij de wolken van zijn voorhoofd te vagen door de schildering van
| |
| |
het geluk dat hen wachtte in de toekomst; hij bleef haar zwijgend en weemoedig aanstaren, en ook van haar gelaat verdween de glimlach. Zij barstte in tranen uit:
‘Yes, yes!’ she cried, ‘my hourly fears,
My dreams have boded all too right; -
We part - for ever part - to night!’ -
Zij meende, dat den geliefde gevaar dreigde, zoo hij zijne bezoeken herhaalde en zij berustte in de scheiding, zoo zij slechts de overtuiging mogt hebben dat hij veilig was. - Maar niet het gevaar hield den vreemdeling terug; hij was moedig het te trotseeren, hij, die gewoon was met de hand aan het zwaard te slapen. - Een magtiger beletsel stond hunner liefde in den weg; de vreemdeling was een dier gevloekte, dier wreed vervolgde Ghebers, tegen wien haar vader in naam van den Islam den krijg had verklaard. - Vreesselijk was de ontdekking, en bang de vertwijfeling, die haar volgde, tot de Gheber eensklaps het sein ontdekt, dat hem tot zijne legerplaats terugroept:
‘My signal lights! - I must away -
Both, both are ruin'd, if I stay.
Farewell - sweet life! thou cling'st in vain. -
Now, Vengeance, I am thine again!’ -
De toestand der Vuuraanbidders was wanhopig geworden en hunne gelederen werden dagelijks zwakker; - het eens zoo geduchte heir was tot een handvol helden gesmolten, die zich, als laatste wijkplaats, hadden verschanst in de puinhoopen van den tempel, die de spitse kroonde van den barren Kohé Gubr, welke zich, op weinig afstands van Harmozia, dreigend uit de diepten der Perzische Golf verhief. - Maar hoe luttel ook het aantal der krijgers wezen mogt, de moed en geestdrift, die hen bezielden - de moed en geestdrift des geloofs - de onverwinnelijke en ongenaakbare sterkte, die hen omsloot, maar bovenal de onverschrokkenheid van hunnen aanvoerder, den jeugdigen Hafed, wiens naam de schrik der Musulmannen was, maakten hen voor den Arabischen Emir nog steeds tot eenen gevaarlijken vijand, die - het koste wat het wilde - uitgeroeid moest worden. - Het gold de rust zijner provincie, die gedurig door de aanvallen dezer oproerige Ghebers werd verstoord. - Oproerige Ghebers!
Schoon zijn de woorden en der behartiging overwaardig, die Moore ter plaatse inlascht:
| |
| |
‘Rebellion! foul, dishonouring word,
Whose wrongful blight so oft has stain'd
The holiest cause that tongue or sword
Of mortal ever lost or gain'd. -
How many a spirit, born to bless,
Hath sunk beneath that withering name,
Whom but a day's, an hour's success
Had wafted to eternal fame!’ -
Wij willen niet beslissen of de veronderstelling juist is, dat Moore in den laatsten strijd en ondergang der Vuuraanbidders het lot van zijn eigen, geliefd Ierland heeft willen veraanschouwelijken - eene veronderstelling, welke, zoowel door eene passage in de voorrede, als door de treffende overeenkomst van sommige accidenten en karakters allezins gewettigd schijnt - maar het komt ons meer dan waarschijnlijk voor, dat hij, bij het nederschrijven dezer regels, aan Lord Edward Fitzgerald en Robert Emmet heeft gedacht. - Wij bevelen die regels ter overweging aan allen, die maar al te vaardig zijn een hard en onteerend vonnis te spreken over ieder verzet tegen de gestelde magten, hoe weinig zij ook beantwoorden aan hare hooge roeping.
De Emir slaagde; - niet door den moed zijner krijgers of de sterkte zijner wapenen, die hij vruchteloos zoude hebben gekeerd tegen de zwarte wanden der rots, maar door het verraad van een der volgelingen van Hafed, die den vijand het enge voetpad ontdekte, dat den eenigen toegang tot de schuilplaats der Vuuraanbidders bood. De Arabier bekent het zelf aan zijne dochter:
‘Hafed, my child, this night is our's,
Thanks to all-conquering treachery
Without whose aid the links accurst,
That bind these impious slaves, would be
Too strong for Alla's self to burst!’ -
Men stelle zich den angst van Hinda voor, bij het vernemen der tijding, welke het harte haars vaders met zooveel vreugde vervult! Bij den nachtelijken overval, dien de Emir tegen de Ghebers had beraamd, zoude ook hij vallen, de jongeling, dien zij meer lief had dan haar eigen leven, dan het licht harer oogen! - Hare ontsteltenis ontging den Emir niet, maar hij was verre van de ware oorzaak te vermoeden; hij schreef haar toe aan de teederheid harer sekse, welke haar ongeschikt maakte om deel te nemen aan een
| |
| |
leven van moord en verwoesting, en hij besloot haar terug te zenden naar Arabië, waar zij in vrede en rust, te midden der weelde, hare dagen zoude kunnen doorbrengen. - Al-Hassan mogt een wreed landvoogd wezen, hij bleek den naam van een goed vader niet onwaard.
De laatste strophen van dit deel des gedichts - dat door de voortzetting der geschiedenis van Lalla-Rookh in verschillende boeken wordt gesplitst - mogen onder de schoonste worden gerangschikt; zij bevatten eene vloek op het hoofd van den verrader, die dus de raadslagen des Dapperen verijdelde en hem vernietigde in de ure der magt.
Gehoorzaam aan het bevel haars vaders, scheepte de arme Hinda zich te Harmozia - het tegenwoordige Gombaroen, aan den oever der Perzische Golf - naar het land harer geboorte in. - Naauwelijks had zij de reize aanvaard en was het schip aan de Kohé Gubr genaderd, of een hevige storm stak op en dreigde de kiel tegen de hoekige wanden der sombere klip te verbrijzelen; maar Hinda, vervuld van de gedachte aan haren geliefde en het gevaar, waarin hij zich bevond, had geen acht geslagen op het woeden der elementen. - Eindelijk ontwaakt zij uit hare bange droomen, maar haar oor vangt tusschen het gieren van den wind en het kraken van het vaartuig nog andere geluiden op in dien nacht van verschrikking; zij hoort het gekletter van wapenen, het krijgsgeschreeuw der Musulmannen en de kreet: ‘Voor het Licht en voor Iran!’ - Zij wil hare rustplaats verlaten, maar de kracht ontbreekt haar en zij valt half bewusteloos neder. - Zij voelt eene hand, die haar aanraakt, zij wordt medegevoerd, maar zij weet niet waarheen en door wien, en toen zij tot bewustzijn terugkeerde, bevond zij zich aan boord van een ander vaartuig en miste hare dienaren, en ontwaarde met angst onder hen, die haar omringden, niet éénen Musulman. - Zij was overgeleverd in de handen der Vuuraanbidders - de lederen gordel en het donkergele wambuis bewezen het - in de handen van den bloeddorstigen Hafed, den vijand haars vaders, den bestrijder van haar geloof! Ééne hope blijft haar slechts over, of de geliefde zich ook onder hen bevinden mogte! Maar neen, zij staart vergeefs rond; de vreemdeling, dien zij zoekt, is niet op het vaartuig.
Toen de dag aanbrak, waren zij aan den ingang van een grot en te midden eener hevige branding, waardoor het schip pijlsnel voort werd gestuwd, tot het danste en wie- | |
| |
gelde onder het gewelf der spelonk. - Hare oogen werden gebonden en zij werd langs een doolhof van paden medegevoerd door de ingewanden der rots en binnengeleid in de burgt der Ghebers. - In weêrwil van het hagchelijke van haren toestand, gevoelde Hinda zich één oogenblik gelukkig in het bewustzijn, dat zij in de nabijheid van haren geliefde was, maar even spoedig als de gedachte ontstond, maakte zij plaatse voor het verschrikkelijke denkbeeld, dat Hafed mogt ontdekken, dat een zijner volgelingen eene dochter van Arabië beminde. - In de wanhoop van haar harte, zweert zij zich geheel aan de dienst van Alla te zullen wijden en:
‘From her heart's inmost core to tear
Love, Hope, Remembrance, though they be
Link'd with each quivering life-string there.’ -
Daar werd de komst des aanvoerders aangekondigd; alle stemmen herhalen den naam van Hafed; schuchter en bloode durft zij den blik niet opheffen bij de nadering des gevreesden, maar toen allen, op zijn wenk, zich hadden teruggetrokken en hij haar aansprak met eene stemme, die haar zoo innig bekend was en alle snaren in haar gemoed deed trillen, sloeg zij het oog naar hem op; - in den veldheer der Ghebers had zij haren geliefde herkend!
Hoe spoedig verdween evenwel de vreugde der ontmoeting en de begoocheling van geluk, die zij opriep! Met rassche schreden naderde de onheilvolle nacht, dien haar vader tot zijnen overval had bepaald, en zij smeekte den jongeling, bij alles wat hem dierbaar was, met haar te vlugten en een ander oord op te zoeken, waar het geene zonde zoude zijn elkander te beminnen, of waar zij, zoo 't zonde was:
‘.......... Might weep our faults away,
Together kneeling, night and day,
Thou, for my sake, at Alla's shrine
And I - at any God's, for thine!’
Hafed wankelde; had hij eerst aan hare waarschuwing weinig geloof gehecht, daar hij meende, dat zij uit eene verhitte verbeelding was ontstaan, hare stellige verzekeringen, de diepe ernst, waarmede zij sprak, overtuigden hem, dat het gevaar niet denkbeeldig was. - Hij wankelde, want ook hij liet zich eene wijle medeslepen door de schoone toekomst, welke zij voor hem opende, maar hij overwon de
| |
| |
zwakheid en besloot tot den einde toe trouw te blijven aan Iran en het geloof zijner vaderen en den martelaarsdood te sterven. De ongelukkige Hinda mogt evenwel niet in zijn lot deelen; zij werd aan de zorg van eenige grijze krijgers toevertrouwd, om in een vaartuig terug te worden gebragt naar de woning des Emirs.
Toen de laatste strijd in zijn harte gestreden, en Hinda in veiligheid was, spoedde Hafed zich naar de wallen. De hoorn weêrgalmde lang en weemoedig door de bergpassen en de omringende vallei; het was het teeken dat zijne laatste ure van wraak geslagen had. Al de Ghebers verzamelden zich om hunnen aanvoerder en hoorden uit zijnen mond de mare van het gevaar, dat hen dreigde; nog nooit was de uitdrukking van Hafed's gelaat zoo edel en bezield geweest als op dien oogenblik. De overtuiging, dat zijne taak ten einde spoedde en dat hij haar met trouwe had vervuld, scheen een glans van verrukking over zijne schoone trekken te spreiden. Dat einde was gekomen; na eenen bloedigen tegenstand, bleef Hafed, met wond op wond overdekt, slechts met éénen zijner volgelingen over. Zij sleepten zich voort tot den ingang des tempels, waar het heilige vuur brandde; Hafed's laatste vriend bezweek! Met meer dan menschelijke kracht hief hij het lijk op en legde het op het altaar, en terwijl hij de vlammen deed aanwassen, tot ze zich uitspreidden tot een zee van licht, besteeg hij zelf de gewijde stede, onder den uitroep:
‘Now, Freedom's God! I come to Thee!’ -
en sterft, vóór nog het vuur zijne kleederen heeft gezengd.
En zij, de deerniswaardige Hinda, roerlooze getuige van het schriktafereel, dat zich op de hoogten der rots ontvouwde, vindt onder de smaragden wateren van Oman's Zee haar graf.
Wij hebben aan de mededeeling van den inhoud van dit dichterlijke drama eenige meerdere ruimte gewijd, omdat wij ons oordeel wenschten te motiveren, dat the Fire Worshippers in rijkdom van inhoud en belangrijkheid van situaties de eerste plaats bekleedt onder de vier verhalen van Lalla Rookh. De geschiedenis van Hafed en Hinda is bij uitnemendheid geschikt voor eene dichterlijke behandeling, zoowel om de karakters der beide figuren, als om den toestand waarin zij, als vertegenwoordigers van een verschillend geloof, gescheiden door volkshaat en godsdienst, en verbonden door de natuur, door hunne reine menschelijkheid, welke
| |
| |
krachtiger blijkt dan vooroordeelen en conventies, zijn geplaatst. Wij vinden deze gedachte schoon en treffend, en gelooven dat, ook als kunstwerk beschouwd, de Vuuraanbidders verre den voorrang verdient boven de Gesluijerde Profeet van Khorassan. Niet alleen zijn de natuurbeschrijvingen in dit gedicht - even als in alle andere van Moore - verrassend en weelderig, maar zijn ook de tooneelen tusschen de beide gelieven zoo aanschouwelijk, met zooveel levendigheid en waarheid aan het eenmaal opgevatte karakter geschreven en de motiven, die de handelingen verklaren, zoo juist en fijn aangegeven, dat zij den lezer het hoogste belang doen stellen in de ontwikkeling van het drama. Het gedicht wordt besloten met eene elegie der Peri op de schoone Hinda, die in de stilte der donkere zee rust.
Hoeveel minder rijk aan inhoud is daarentegen The Light of the Harem, welke groote verdiensten het ook bezitten moge in de welluidendheid zijner vaerzen en de bevalligheid zijner beschrijvingen, waaronder vooral die van het dal van Cashmire met hare rozen, de schoonste, waar 't bietje op aast, van het feest en de bekoorlijke bewoonsters van den Harem, uitmunten.
De geschiedenis, welke de stoffe van dit gedicht vormt, is de twist van twee gelieven - Selim en Nourmahal, het Licht van den Harem - waarvan ons de aanleiding in de volgende zoetvloeijende vaerzen wordt medegedeeld:
‘Alas! - how light a cause may move
Dissension between hearts that love! -
A something, light as air - a look,
A word unkind or wrongly taken -
Oh! love, that tempests never shook,
A breath, a touch like this hath shaken.’ -
Op het groote feest der Rozen, waar de schoone Nourmahal, gesluijerd als eene dochter van Arabië verschijnt en den Sultan door de liefelijke toonen harer stem in verrukking brengt, worden de beide gelieven weder verzoend, en drukt Selim in de bevallige zangeres, het Licht van zijn Harem aan het hart.
Men ziet, dat het onderwerp - zoo 't een onderwerp heeten mag - eenvoudig genoeg wordt behandeld, en zoo de ingevlochtene zangen, zoo vooral de weêrgalooze weelderigheid der natuurschilderingen, het Licht van den Harem niet redden, twijfelen wij zeer of het gedicht ooit de plaats
| |
| |
zoude hebben ingenomen, welke men daaraan heeft toegekend.
De gunstige ontvangst van den oosterschen dichtkrans, en het gevoel van zelfvoldoening en kalmte, welke de gelukkige afloop van de grootsche taak bij Moore teweeg bragt, bewogen hem voor een tijd lang zijn werkzaam leven te verpoozen, en de uitnoodiging van zijnen vriend Samuel Rogers, tot eene reize naar de zoogenaamde hoofdstad der beschaving, Parijs, aan te nemen. -
Het was in het najaar van 1817, dat Moore voor eene korte wijle afscheid nam van zijn gezin en zijn vriendelijk May-field Cottage, om aan de hand van zijnen dichterlijken reisgenoot de schoonheden van de groote stad te bewonderen, en zich met hare kringen bekend te maken. - Het tijdstip kon voor een geest als de zijne niet gelukkiger gekozen zijn; - de eerste dagen der restauratie van de Bourbon-dynastie, boden rijke stoffe aan tot opmerking in de kantige en hoekige contrasten, die de verschillende elementen - het keizerrijk en het ancien régime - vormden. De dichter wist er ruimschoots partij van te trekken, waartoe de toegang tot de hoogere kringen van Parijs en zijne vroegere bekendheid met vele leden der familie Bourbon en van den ouden Franschen adel - die hij in de jaren 1802-1803 meermalen op het landgoed van Lord Moira, Donington Park, had ontmoet - hem meer dan eenig ander in staat stelden. - Toch waagde hij niet, in het bewustzijn der onvolkomene kennis, die hij van de Fransche politiek bezat, de ondeugende opmerkingen neder te schrijven, die zonder twijfel in zijn geest oprezen, en vergenoegde zich de weelderigheid zijner schalke luim uit te storten op het hoofd zijner eigene landgenooten ‘those groups of ridiculous English, who were at that time swarming in all directions throughout Paris, and of all whose various forms of cockneyism and nonsense I endeavoured, in the personages of the Fudge family, to give the concentrated essence.’
The Fudge Family in Paris, waarin wij den schrijver van ‘The Two-penny Postbag’ wedervinden, geeft ons de brieven van de verschillende leden der famille en vooral van Miss Biddy Fudge, waarin zij hun leven en hunne ontmoetingen in Parijs en de geschiedenis van den dag aan hunne vrienden in Engeland mededeelen, vergezeld van hunne eigene beschouwingen omtrent de voorvallen en personen om hen henen. - Zij zijn zeer karakteristiek en mogen met regt
| |
| |
een essence genoemd worden van typisch-engelsche buitensporigheid en cockneyisme, waar we vergeefs een gelijkstaand hollandsch woord voor zouden zoeken. - Dat het in deze brieven aan vrij scherpe en ondeugende aanvallen op Fransche zeden en toestanden en op de hoofdfiguren op het staatkundig tooneel niet ontbreekt, zal ons voorzeker van Thomas Brown the younger, na zijne epistelen over den Prins-Regent, niet verwonderen. Moore bezat in hooge mate de benijdenswaardige gave om lagchend en goedhartig-naïf de scherpste waarheden te zeggen; de aangename vorm, waarin hij den kwinkslag wist te gieten, droeg daartoe voorzeker het hare bij.
Ditmaal bleef de dichter slechts korten tijd in den vreemde; hij haastte zich zijne stille woning weder op te zoeken, en daar de bouwstoffen te ordenen, welke hij op zijne reize had verzameld. De Fudge Family zag in 1818 het licht en mogt een even gunstig onthaal ontmoeten als het groote werk, dat het was voorafgegaan.
In datzelfde jaar bezocht Moore zijn geboorteland, dat hij sedert zijne vestiging in Engeland slechts eenmaal had aanschouwd. Met warme sympathie, met geestdrift en liefde werd de zanger der Iersche Melodiën door zijne landgenooten verwelkomd, en zijn verblijf te Dublin en in de overige steden van het groene Erin was eene reeks van feesten, zijne gansche reize een triomftogt!
Wij zouden te breedvoerig worden, wanneer wij de aanspraken wilden wedergeven, door hem gehouden bij de verschillende eeremaaltijden, die hem werden aangeboden; wij mogen - op het gezag van Lake - aannemen, dat zij het bewijs leverden, dat Moore aan zijne overige talenten ook de oratorische gave paarde.
Zoo wij ons, bij het schrijven van dit artikel, hadden voorgesteld eene volledige opsomming te leveren van al zijne werken, dan zouden wij de Ballads and Songs, de Fables for the Holy Alliance, de Evenings in Greece of de Miscellaneous Poems by different Members of the Pococurante Society niet mogen vergeten, en evenmin de vermelding achterwege mogen laten van de Trifles reprinted, de Political en Satirical Poems en vooral van Tom Crib's Memorial to Congress, dat een der beste van zijne vele satirische gedichten is, en van de Rhymes on the Road, waarin hij de indrukken en ontmoetingen op zijne reize door Frankrijk en Italië wedergeeft, welke hij in het jaar 1822 in gezelschap van den jeugdigen Lord John
| |
| |
Russell ondernam, en die vooral belangrijk geacht mag worden om zijn verblijf bij Lord Byron te Venetië.
Alvorens hij evenwel ten tweeden male zijn vaderland verliet, had Moore zijne woning bij Ashbourne verwisseld voor Sloperton-Cottage bij Devizes, niet verre van Bowood, het vorstelijke landgoed van zijnen edelen vriend, den Markies van Landdowne, wiens kostbare bibliotheek hem onder hare trouwste en waardigste bezoekers telde. In Sloperton-Cottage bragt Moore het overige gedeelte zijns levens door; meer dan dertig jaren ondervond hij er veel liefs, veel geluks en veel roems, maar ook veel leeds; het was daar, dat hij de hem overgeblevene kinderen van zijne zijde zag weggerukt en dat hij zelf de eeuwige ruste inging, na drie jaren van treurig lijden, waarin hij in eene soort van wezenloosheid verkeerde, even als een zijner vroegere dichterlijke landgenooten, de Deken Swift.
Weinig tijds na zijne terugkeer van Italië, ontving Moore het berigt, dat zijn plaatsvervanger te Bermuda de vlugt had genomen, hem aansprakelijk latende voor eene verbindtenis van 6000 pond st., welke hij in zijnen naam had aangegaan. Wel verre van zich door deze ramp ter neêr te doen slaan, of de hulp aan te nemen, die hem door zijne vele vrienden werd geboden, besloot hij door eigen krachtsinspanning het gevoelige verlies te boven te komen en aan zijne verpligtingen te voldoen. Hij leende de som van een zijner uitgevers onder verbindtenis haar door de vruchten van zijnen geest te kwijten; - hij hield zijn woord en had binnen weinig jaren de schuld weder afgelost. Te regt wordt, naar onze meening, de handelwijze des dichters in deze zaak hoogelijk door zijne Engelsche biographen geprezen; zij getuigt van een braaf, mannelijk en onafhankelijk gemoed, dat slechts in en bij zich zelven hulpe zoekt.
Behalve de vlugtig door ons vermelde bundels, verscheen in 1823 een groot gedicht: The Loves of the Angels, een zijner schoonste en verhevenste gewrochten, waarvan de stoffe ontleend is aan het vaers van Genesis: ‘Toen zagen de zonen Gods de dochteren der menschen aan, dat zij schoon waren, en namen zich vrouwen uit allen, die zij verkoren.’ - De gedachte, die Moore heeft trachten te veraanschouwelijken, is het verlies van het licht en de rust der ziele, bij het najagen van de goederen dezer aarde, en de straffen, waarmede het geweten en de goddelijke regtvaardigheid de zonde, den trots, en de vermetelheid, die Gods raadsbesluiten tracht te doorgron- | |
| |
den, achtervolgen. - De geschiedenis der drie gevallene engelen, die om de dochteren der aarde hun hemelsch verblijf hadden verlaten, aangedreven door hartstogt, door kennisdorst, door behoefte aan liefde - het is de clima, die de dichter in de drie boeken heeft gelegd - wordt ons in vaerzen verhaald, beurtelings tintelende van vuur en verbeelding, of medeslepend door hun weemoedig gevoel. - Zoo wij een vergelijkend oordeel moesten uitspreken over de verschillende deelen van dit gedicht, wij zouden het verhaal van den tweeden engel het schoonste prijzen, zoowel om de motiven van den val als om den rijkdom der dictie.
Men heeft The Loves of the Angels steeds vergeleken met Heaven and Earth van Byron, dat ongeveer terzelfder tijde het licht zag, en waarin hetzelfde onderwerp wordt behandeld. - Wij geven toe, dat de coïncidentie het vereenigen der beide werken wettigde, maar wij gelooven, dat eene naauwkeurige waardering der relatieve verdiensten van Moore's en Byron's gedicht hoogst moeijelijk is, bij het geheel verschillend karakter der beide zangers. Wat de laatste in gloed en hartstogt, in diepte en stoutheid boven Moore verheven is, wordt aan de andere zijde opgewogen door het fijnere en zachtere gevoel, de weelderiger fantaisie en schooneren vorm van den Ierschen bard, en wij zouden dus slechts aarzelend den palm aan een' van beiden reiken.
Zoo wij de kleinere gedichten, welke onder verschillende titels sedert 1823 het licht zagen en die gedeeltelijk politieke satiren, gedeeltelijk zangen en balladen bevatten, voorbijgaan, kunnen wij met The Loves of the Angels de beschouwing van Moore's dichterlijke werken besluiten. Wij willen dit evenwel niet doen, zonder melding te hebben gemaakt van zijn Alciphron, een fragment, waarin hij ons eenige grieksche brieven geeft, die aan de schoonheid der vaerzen eene lokale kleur paren, welke wij van den vertaler van Anacreon mogten verwachten, maar die niettemin aan dit werk eene hooge waarde bijzet en ons op nieuw overtuigt van zijne grondige en veelzijdige studie der klassieken, eene studie, welke zich mede openbaart in The Sceptic, maar inzonderheid in The Epicurean, een proza-verhaal, waarin de sceptische philosophie, worstelend met sentimentaliteit, ons wordt veraanschouwelijkt op eene levendige en hoogst onderhoudende wijze, en waarin Moore welligt het meest objectief is geweest van alle zijne werken.
The Epicurean zal echter, om verschillende redenen, slechts
| |
| |
door weinigen kunnen worden gewaardeerd en genoten; hij staat althans boven het bereik van hen, die geheel onbekend zijn met de systemen der oude wijsbegeerte.
Aan the Epicurean ging het Leven van Sheridan vooraf, dat in 1825 verscheen en waarvoor de Schrijver 2000 guinjes ontving. - Door dit werk vestigde Moore zijnen naam als Proza-Schrijver, welken hij heeft weten te handhaven in zijne later gevolgde Geschiedenis van Ierland, Gedenkschriften van Lord Byron en Leven van Lord Edward Fitzgerald. - Zijn schrijversloopbaan mag daarmede als geëindigd beschouwd worden; sedert de verschijning van de Geschiedenis van Ierland heeft hij geene afzonderlijke werken meer uitgegeven en bepaalde hij zich tot het leveren van politieke satires aan The Times en de Morning Chronicle. - Het honorarium, dat hij daarvoor ontving, en de jaarwedde van £ 500, die hij zich van Power voor zijne Iersche Melodiën verzekerd had, stelden hem in staat om in de afzondering van Sloperton-Cottage met zijne vrouw onbekommerd te leven. - Sedert het jaar 1835, toen de Whigs onder Lord Melbourne weder aan het bestuur geraakten, genoot hij daarbij een pensioen van £ 300, als belooning voor de diensten, aan die partij bewezen.
In de laatste jaren zijns levens, had Moore begonnen zijne verspreide gedenkschriften te verzamelen en tot een Dagboek te vereenigen; de geestverzwakking, waarin hij echter sedert 1847 of 1848 verkeerde, verhinderde hem in de voortzetting der taak. - Mrs. Moore heeft die papieren aan bekwame vriendenhanden toevertrouwd, ten einde ze voor de uitgave geschikt te maken.
Op den 25sten Februarij van dit jaar eindigde de Dichter zijn werkzaam en schoon leven; van hem kan met waarheid worden gezegd, dat hij een goed mensch en groot man was, die zich evenzeer bemind en geëerd wist te maken door de hoedanigheden van zijn hart, als door die van zijn geest.
Welke zijne gebreken als Dichter ook mogen zijn, de geheel eigenaardige liefelijkheid en bekoorlijkheid zijner zangen en melodiën waarborgen hem eene blijvende, eervolle plaatse onder de eerste starren aan Engeland's letterkundigen hemel. -
joh. c. zimmerman.
|
|