| |
| |
| |
Iersche Schetsen.
II.
‘What are you doing, Jack?’
‘I'm running to, and back.’ -
Het is eene treurige waarheid, dat mijn vriend Ned op den eersten morgen na onze aankomst te Dublin weder verpligt was mij wakker te schudden uit den gerusten slaap, waarin ik, niettegenstaande de twee oproepingen van den knecht - gelijk dit mijne laakbare, doch streng volgehoudene gewoonte is - was blijven liggen.
Het mag niet ongepast schijnen, dat ik mij te dezer plaatse van den pligt der dankbaarheid kwijte, en mijn' goeden vriend Ned hulde toebreng voor de welwillende en zachte wijze, waarop hij mij iederen morgen deze kleine dienst bewees. - Zij was mij op dien bewusten dag te aangenamer, omdat wij besloten hadden, daarop de geheele stad te doorkruisen, en alles op te nemen, wat zij merkwaardigs aanbiedt.
Schrikt niet, lieve lezers! bij het vooruitzigt der vermoeienissen, die gij zoudt meenen dat u wachten, wanneer ge ons het genoegen aandoet, ons bij de dagreize te verzelleu, en laat het u tot bemoediging strekken, dat noch mijn vriend Ned, noch ik zelf, die buitengewone ontwikkeling der beenspieren bezitten, welke zulk een arbeid zoude vereischen.
De gevoelens zijn zeer verdeeld omtrent 't geen men onder het bezigtigen eener stad te verstaan hebbe. - Onder de vele uiteenloopende meeningen is het ons echter gelukt twee hoofdrigtingen te ontwarren, welke wij aan uw oordeel wenschen te onderwerpen.
| |
| |
De eene bestaat daarin, dat men een cicerone - gemeenlijk commissionaire of valet-de-place genoemd - aanneemt, en onder zijn geleide de plaatsen bezoekt, welke hij als merkwaardig beschouwt of - met wier eigenaars hij op een' goeden voet staat, en een klein onderhandsch contract heeft aangegaan. - Uwe genoegens en uwe bezigheden bepalen zich in dit geval tot het doorloopen van paleizen en musea, en het vergelijken der cijfers en jaartallen die de man u opgeeft met de rekenkundige voorstellen van uw Handboek, en in het scherpen van uw geheugen om de lengte, breedte en hoogte van gebouwen, het jaar hunner stichting en de kosten hunner oprigting te onthouden.
Deze wijze onderscheidt zich door het vervelende - vermoeiende en kostbare, en heeft tot noodzakelijk gevolg dat gij, thuis gekomen, tot de overtuiging geraakt, dat alle groote steden elkander gelijken.
De tweede wijze - wij begeven ons hier in den receptenstijl - is deze: gij laat door den knecht van uw hôtel een open wagentjen bestellen met één paard; gij gaat er in zitten, en rijdt op een gematigd drafjen - huurkoetsiers voldoende bekend - de hoofdstraten en hoofdgrachten, de pleinen en markten langs; gij vraagt den voerman, wat die zuil of kolom, dat gebouw, de affiches hier, de samenloop van menschen ginds, beteekent; gij bestudeert de voetgangers en straatneringen, den algemeenen omtrek der huizen, gij houdt een oogenblik stil bij de aankomst of het vertrek eener omnibus en neemt de rijtuigen, die u voorbijgaan, op; gij verlaat de aristocratische wijken en zet uwen togt voort langs de plaatsen van bedrijvigheid, van handel en industrie, en laat u eindelijk rondvoeren door kromme stegen en straten, door de armoedigste buurten, en gij kunt u geluk wenschen, dat gij het leven der stad hebt gezien. -
Deze wijze beveelt zich aan door de gemakkelijkheid, waarmede gij kennis maakt met de physionomie, het karakter eener plaats, en door dat ze u in staat stelt om juist op datgene te letten, wat anderen over 't hoofd zien.
Behoeven we u, na de niet zeer onzijdige beschouwing der twee rigtingen, nog te zeggen dat wij de laatste kozen, en plaats namen op een ‘outside-car’?
Een ‘outside-jaunting car’ nu is een bij uitstek Iersch vervoermiddel, en bestaat uit twee banken, die over de wie- | |
| |
len uitsteken, waarop vier personen rug aan rug kunnen zitten, terwijl de opene ruimte tusschenbeide ingenomen wordt door eene bergplaats voor de bagage. - De voeten der reizigers rusten op een' houten neêrslaanden klep, die slechts weinig boven de straat is verheven, en de koetsier vindt zijne plaats op een kleinen bok, die vóór het rijtuig is aangebragt. - Wij willen niet beweren dat dit vehikel op gemak of gezelligheid aanspraak mag maken, en nog minder dat uwe beenen er op gevrijwaard zullen zijn van eene lastige aanraking der voorwerpen, die u voorbijgaan; evenmin zouden wij het wagen u te verzekeren, dat gij geen hinder zult hebben van de stof of van den modder - 't geen waarschijnlijker is, daar 't in Ierland bijna altoos regent -, ook gaan wij niet zoo ver van u te willen doen gelooven, dat gij er, zonder nekverdraaiing, het geheele landschap op zoudt kunnen zien, want de ‘outsidecar’ dwingt u tot éénzijdigheid, hoe gij ook anders van dat gebrek vrij moogt zijn; maar toch, niettegenstaande al deze negatieve eigenschappen, ziet het rijtuigjen er zoo ligt, zoo prettig, en zoo kras en bijdehand uit, en belooft zooveel spoed - dat het niet de belofte van een' duitsch of italiaansch vorst blijke te zijn! - dat gij er met een waar genoegen opstapt, en geen beter vervoermiddel begeert.
Nu gij kennis hebt gemaakt met deze echt Iersche specialiteit, zult gij 't ons ten goede houden, wanneer wij in geene beschrijving treden der ‘inside’ en ‘covered car’ twee andere leden derzelfde familie.
Mijn vriend Ned plaatste zich met een' platten grond van Dublin aan de eene, en ik aan de andere zijde, want het evenwigt vorderde, dat wij dos-à-dos reden, en wij verlieten Morisson's-Hôtel in Dawsonstreet, en begaven ons langs Nassau-street naar College-Green.
Vóór ons lag het uitgestrekte park van de Dublinsche academie, Trinity-College, door koningin Elizabeth opgerigt en door hare opvolgers, vooral ook door Willem III, steeds met warme belangstelling bevorderd en beschermd. -
Wat men ook van den vroegeren orangistischen of tory-geest van deze academie moge gezegd hebben, wij gelooven dat zij voor Ierland eene groote weldaad geweest is en veel heeft bijgedragen tot verspreiding van verlichting en beschaving in dat land.
De vele beroemde namen, die zij als hare kweekelingen,
| |
| |
kan aanwijzen, leggen een gunstig getuigenis af van het onderwijs en de forming aan hare leerschool, en nog geldt de titel van ‘fellow of Trinity-College’ als groote aanbeveling, en zal, naar onze bescheidene meening, nog meerdere waarde, ook in het oog der Ieren zelven, verkrijgen, wanneer de hoogeschool op den weg van liberaliteit en onpartijdigheid voortgaat, dien zij sedert het Russell-ministerie heeft bewandeld.
We deelen gaarne als een verblijdend teeken van het gezond verstand en de gematigdheid der iersche Roomsch-Catholieken mede, dat de aanwas van leerlingen, tot dié kerk behoorende, gedurende dit jaar die van alle vorige heeft overtroffen.
Het ruime en schoone gebouw, of liever de verzameling van gebouwen - want Trinity-College bestaat uit verschil lende deelen, waaronder vooral de bibliotheek, het anatomisch theater, en de kerk uitmunten - is omringd door eene ruime wandelplaats en heeft zijnen hoofdingang op College-Green, waarop we ons thans bevinden.
De aanblik van Dublin, van dit plein uit, is inderdaad grootsch en indrukwekkend; aan alle kanten is men omgeven door regelmatig aangelegde breede straten met ruime huizen, hier en daar afgewisseld door den afwijkenden bouwtrant der winkels, en de pracht der openbare gebouwen. - Achter u verheft zich de bedrijvige Grafton -, aan uwe slinke de niet minder levendige Dame-street, die naar de ‘Commercial-buildings’ en de Beurs leidt, en vóór u strekt zich de breede Westmorelandstreet uit, en als vervolg daarop Carlisle-Bridge, die de Liffey overspant, en de reusachtige Sackvillestreet, met de kolom van Nelson, en de statige Rotunda als gezigteinder, terwijl de opene ruimte van College-Green ter regter wordt ingesloten door de academie, waaraan zij haren naam ontleent, en ten westen door de Bank van Ierland.
De bedrijvige menigte om u henen, het geraas der rijtuigen en vrachtkarren, het sierlijke voorkomen der gebouwen, de grootsche aanleg der straten, de schittering der magazijnen en winkels, alles zoude u doen gelooven, dat gij geplaatst waart in de hoofdstad van een rijk en welvarend volk, en uwe illusie zoude nog versterkt worden, indien ge dit ‘business part’ der stad verlaat, en u naar eene der Squares, Mountjoy, Merrion, Fitzwilliam, of het uitgestrekte
| |
| |
Stephens-Green begeeft, en kennis maakt met al wat Dublin voornaamst of gegoedst heeft aan te wijzen, en u verlustigt in de lieve toiletten dier bevallige vrouwen, die in de Parken rondwandelen, terwijl ‘the Band’ de motieven der nieuwste opera's uitvoert, en de
het oudste, maar welligt niet het minst aangename motief aan de uitverkorene huns harten herhalen.
Wat al schittering, leven en lust, wat al smaak en weelde, wat drom van équipages en gelivereide bedienden, wachtende tot het uur der ‘fashionable promenade in the Square’ zal zijn verstreken!
Maar laat u niet verblinden door die tooneelen van levenslust, door al dat blinkende en klinkende, en behoudt u uw oordeel voor, tot ge een meer onderzoekenden blik hebt geslagen op de menschenmassa, waarin gij u beweegt, en de groepen van havelooze en hongerige wezens hebt bestudeerd, die de hekken der Parken omringen of den toegang der heerenhuizingen versperren. Ziet dat gebrek en die armoede in al hunne naaktheid, en vergelijkt ze met wat ge schoons en weelderigs hebt aanschouwd, en gij zult moeten toegeven dat op geene andere plaats ter wereld rijkdom en armoede zóó hand aan hand gaan, alsof ze onderling te scherper mogten afsteken, als in Ierland's hoofdstad.
Daar is welligt geene stad, die, willens of onwillens, zoo op het effect is gebouwd als Dublin; het is of al de schoonheden, die zij bevat, te saam gebragt zijn binnen eene beperkte ruimte, opdat de totale indruk te gunstiger zoude wezen, en den vreemdeling, die zich in dien magischen kring alleen beweegt, te meer mogt verrassen.
Dublin mag als bewijs aangehaald worden waar het geldt de kracht der concentratie te bepleiten, en is eene der sterkste uitdrukkingen van dien ierschen karaktertrek, waarop we reeds vroeger wezen, namelijk ijdelheid, en zucht om te schitteren.
Maar wij willen u terugvoeren tot College-Green, waar onze ‘outside-car’ geduldig stilstaat - daar is niets, waarin huurkoetsiers, die bij 't uur aangenomen zijn, zich zóó weten te
| |
| |
schikken - tot mijn goede vriend Ned verzadigd zal wezen van den aanblik van gindsche Iönische zuilenrei, die de Bank van Ierland omgeeft.
Daar zijn weinig gebouwen, die in smaak en pracht met de Bank kunnen wedijveren, en teregt draagt Dublin er roem op; maar toch is er iets weemoedigs in haar, deels door de gedruktheid der formen en door den graauwen tint der steenmassa's, deels door hare bestemming, welke men bijna zoude wagen overbodig te noemen, maar vooral door de historische herinneringen, die er aan zijn verknocht.
Het is welligt kinderachtig in ons, dat we zoo gaarne ieder gebouw zijne geschiedenis laten vertellen, en ons door zijnen aanblik terugvoeren tot het verleden, alsof we niet tevreden konden zijn, het tegenwoordige te genieten. - En toch ligt er eene zekere regtvaardigheid in; want wij vragen u, of ge 't niet zeer ongepast zoudt vinden dat de Bank van Ierland, die plaats van positiviteit, van klinkende specie, van negentiende-eeuwschheid bij uitnemendheid, er bedrukt en weêmoedig uitzag, zoo ge niet wist dat zij vroeger eene andere betrekking had vervuld dan die van geldschieter; eene betrekking, haar aangeboren en dierbaar; eene betrekking, waarop zij trotsch was, en die zij noode verliet voor de tegenwoordige?
Hoe haar nog die schoone dagen heugen, toen zij de wetgevers des lands, de vertegenwoordigers des volks in hare zalen zag vergaderen, en hare wanden weêrgalmden van de welsprekendheid der redenaars! Wat al strijds werd in hare muren gestreden voor waarheid en regt, voor onafhankelijk volksbestaan en politische gelijkstelling; wat al stormen der hartstogten hadden daar binnen gewoed, met welk een vuur en verbittering werd den engelschen invloed iedere schrede betwist. Hoe menig hart had in het voormalig Parlementshuis van hoop en vreugde en geestdrift geklopt, als een flaauwe lichtstraal door het wolkenfloers brak; hoe menig hoofd had zich moedeloos gebogen, als het licht niet bestand bleek te zijn tegen de toenemende duisternis! Door de acte van den 1sten Januarij 1800 werd het Iersche Parlement opgeheven, en Ierland door de Unie aan Groot-Brittanje verbonden. - Treurige inwijding des jaars en der eeuw!
Het Parlementsgebouw werd aan de Bank van Ierland verkocht, en het laatste overblijfsel der Iersche onafhankelijkheid in een geldkantoor herschapen.
| |
| |
Wij zouden Ierland echter onregt doen, wanneer we de pogingen verzwegen, in latere jaren tot herstel van zijn volksbestaan aangewend, en niet wezen op den jeugdigen Robert Emmett, den broeder van Thomas, die al spoedig na de acte van inlijving waagde, het Engelsch gezag aan te randen.
Het was op een avond van het jaar 1803, dat Robert Emmett zijne vrienden samenriep in een klein, armoedig huis bij Thomas-street, en met hen het vermetele plan beraamde om het kasteel van Dublin aan te vallen, en aan de Engelsche bezetting te ontrukken.
Medegesleept door het vuur der geestdrift en der vaderlandsliefde, vergat de stoutmoedige jongeling al wat hij op 't spel zette bij de daad van geweld en opstand, die hij op 't punt stond te begaan, en zag, bij het gewillige volgen zijner vrienden, door zijne welsprekende taal opgewonden, het hopelooze der poging niet in.
Één oogenblik had hij evenwel geaarzeld. Hij dacht aan haar, in wier liefde hij zich gelukkig gevoelde en die weldra zijne bruid zoude worden, en hij besefte hare smart, zoo hij mogt vallen als het slagtoffer zijner vermetelheid, want hij kende haar hart en wist hoe haar aanwezen zich geheel in het zijne had opgelost, met welk eene teederheid hij bemind werd, met hoeveel wanhoops hij betreurd zoude worden. - Hij stiet de bange gedachte van zich, en ging!
De uitslag kon niet gunstig zijn; een handvol jongelingen was niet bestand tegen de krijgsmagt van het kasteel; de roekelooze onderneming faalde, en Robert Emmett werd gevangen genomen, aan hoog verraad schuldig verklaard en teregt gesteld.
Dit bloedig uiteinde verwekte eene diepe verslagenheid door het geheele land, want men had den vurigen en edelen jongeling lief, die door zijne groote welsprekendheid en vrijheidszucht de roem zijns volks beloofde te worden, en men zag in hem een martelaar voor de Iersche onafhankelijkheid!
Maar hoe u den diepen rouw, de grenzenlooze droefheid van de bruid van Robert Emmett, de dochter van John Philpot Curran beschreven! Wezenloos zat zij neder in het ouderlijke huis, en noch de teedere zorgen der haren, noch de afleidingen der wereld konden haar wekken uit haren deerniswaardigen toestand. Treurig bewijs van de kracht eener eerste liefde!
| |
| |
Wilt gij 't aandoenlijke verhaal in schooner en uitvoeriger trekken geschetst zien, dan wij 't u kunnen geven, slaat Geoffrey Crayon's Sketchbook van Washington Irving op, of, nog liever, herleest de gevoelige woorden des dichters:
‘She is far from the land, where her young hero sleeps,’
en vooral het derde couplet, waarvan gij voorzeker de schoone gedachte zult bewonderen.
Alvorens wij College-Green vaarwel zeggen, willen we u wijzen op gindsch ruiterstandbeeld van Willem III, dat op het midden van het plein aan de zijde van Damestreet is geplaatst en door de ‘Orangemen’ van Dublin is opgerigt.
De ‘Orangemen’ en de ‘Jacobites’ - welke gij wel zoo beleefd zult zijn niet met Jacobijnen te verwarren - formden vroeger in Ierland de twee grootste vijandige partijen, en menige bloedige ontmoeting had er tusschen de aanhangers van den hollandschen stadhouder en die zijns schoonvaders plaats, ook nadat beiden reeds het wereldtooneel hadden verlaten. - Vooral gaf het jaarlijksche gedachtenisfeest van den slag aan de Boyne gedurige aanleiding tot hernieuwing der oude veete; het schijnt echter dat in de laatste jaren eene wezentlijke toenadering tusschen de beide partijen heeft plaats gehad, en een geest van verbroedering en samensluiting zich bij de geheele Iersche natie openbaart.
Eere den mannen, die door hunne zangen dien geest hebben opgewekt, en nog steeds blijven aankweeken en daarin het schoonste bewijs leveren, dat zij hunnen geboortegrond waarachtig liefhebben.
Verwondert ge u, dat tweespalt en vijandschap vergeten worden, bij het luisteren naar woorden als deze:
‘Ireland! rejoice, and England! deplore. -
Faction and feud are passing away.
'T was a low voice, but 't is a loud roar:
“Orange and Green will carry the day.”’
Pitted together in many a fray -
And link'd in their might,
Orange and Green will carry the day,
Wave them together o'er mountain and bay. -
| |
| |
Hebt ge Thomas Davis niet lief om die aansporing tot eendragtig samenmengelen der beide kleuren, en verheugt het u niet, wanneer we u mededeelen dat dit jaar het orangistische feest niet zal worden gevierd, maar daarentegen door de ‘Orangemen’ aan al hunne landgenooten eene oproeping is gerigt, om op den gedenkdag van den slag aan de Boyne een hoogtij der verbroedering te houden?
Moge de wensch van Edward Lysaght in zijn ‘Union for Ever’ uitgedrukt, vervulling vinden:
‘No longer in Erin let bigotry reign
No longer let factions your union restrain. -
Oh, Erin for ever, oh, Erin 's the land
Where freedom and union shall go hand in hand!’
We gevoelen te veel sympathie voor den vurigen en populairen John Banim, den schrijver der ‘Tales of the O' Hara family’ en van ‘the Boyne Water,’ om u niet, ten koste van uwe berisping over onze lange en vele citaties, de wijze te doen kennen, waarop hij de leer der liefde voor zijn volk predikte. Zoo iemand, Banim was de man om ingang te vinden bij zijne geringere landgenooten, in wier toestand hij leefde en zich bewoog en wier zeden en overleveringen in hem eenen naauwkeurigen geschiedschrijver vonden.
Wij vertellen u de geschiedenis van ‘the Shamrock and the Lily.’
Sir Shamrock zat, bij het vallen van den avond, vóór zijn deur een glaasjen toddy te drinken, en blies met innig welbehagen de rookwolken uit zijn kort pijpjen, toen hij in de verte Oranje Lelie zag aankomen, in diep gepeins verzonken.
Met de kan in de hand noodde hij hem, en heette hem welkom, en Lelie beantwoordde den groet, en ging met hem naar binnen, en bleef niet in gebreke Shamrock bij iederen teug gezelschap te houden.
Zij spraken eerst over koetjens en kalfjens, over de aardappelen en het weêr, en de slechte tijden, en het ging wel wat stroef en zij waren niet geheel op hun gemak; maar toen de glazen wat sneller werden aangeschoven, gevuld en geledigd, kwam er meer gang in het gesprek; het werd vertrouwelijker en vriendschappelijker.
| |
| |
‘Wel, man!’ zeî Shamrock, ‘waarom ben je niet al voor lang eens bij me aangekomen, om mijn whiskey te proeven?’
‘Och,’ antwoordde Lelie, ‘wat zal ik je zeggen? De menschen vertelden me, dat je me de deur zoudt wijzen, en zelfs fluisterden ze, dat ik den dood in de pot bij je zou vinden, ja, man! dat zeiden ze, maar ik hoop van beter.’ - ‘O, dwaze en benaauwde Lelie! hoe is het mogelijk, dat je zoo lang een lekker glaasjen hebt willen missen, en dat om zulke domme en valsche sprookjens, en waarachtig, geloof me, man! door al dat malle gepraat verliest ge dagelijks nog vrij wat meer dan mijn whiskey. - Kom, man! wees hier, in mijn eigen land, goede vrienden met me, en je zal een juweeltjen van een leven hebben; kannen vol zullen er altoos voor je gereed staan, totdat je in mijn lachend land een beetjen de gal krijgt en mager wordt, wat je best kan velen met je aldermansbuik.’ -
‘Nu dan,’ ging hij voort, ‘als ik er je niet meê beleedig, beloof me dan, dat je me altoos zult vertellen wat je noodig hebt, en laat ons eens een woordjen van pas met elkaêr spreken, want eigentlijk is er zin noch slot in, dat je je tot nu toe zoo kwaad op me hebt gemaakt. - Ik wil met je geven en nemen, en geen zorgen en bezwaren voor den tijd maken; ik vraag alleen maar, dat je me, om Onzen Lieven Heer's wil, niet kwalijk neemt, als ik een misjen knap, en mijn gebeden opzeg, en van tijd tot tijd een druppeltjen proef, als een fatsoenlijk mensch natuurlijk, en met mate. - Waarom kunnen we eigentlijk niet op dien voet met elkaêr omgaan, dat vraag ik je? - Omdat je zoo benaauwd voor me bent? Poe! dat is allemaal gekheid en praatjens, en waarom zou je om den kleinen Willem zoo veel beweging maken? Wat is hij eigentlijk voor jou en voor mij, voor mij en voor jou? Kan hij met al dat geschreeuw weêr levend worden, he? Kan hij weêrom komen om de duivels uit te werpen en te doen verstommen? Of kan hij maken dat er 's zomers een zacht, verkwikkend westewindjen waait, tot onze velden en akkers van God's zegen overvloeien?’ -
‘Wat je daar zegt, Sir Shamrock!’ zeî Lelie, die altijd een tik van het aristocratische weg had, na de lange aanspraak zijns gastheers, ‘wat je daar zegt, zal ik eens ernstig in overweging nemen, mijn oude kampioen! en nog
| |
| |
een heele boêl andere dingen meer. - Één ding is echter zeker, broeder; dat is, dat wij meer op deze manier zoo vertrouwelijk bij elkaêr moesten komen.’
‘Wel, top! je glas, Sir Lelie! Één op 't valreepjen nog! Een beker en een boordevolletjen op 't verledene en geledene, en op den dag van morgen, me jongen, die getuige zal wezen van vrolijke scherts en eene hartelijke vriendschap tusschen ons beiden.’ -
Wij raden u in gemoede aan, u niet tevreden te stellen met onze proza-vertaling, maar het oorspronkelijke vaers te lezen, dat ge in ‘The Songs of Ireland’ door Michael Joseph Barry uitgegeven, kunt vinden. - Banim is wel der moeite waard door u bestudeerd te worden, al mogen zijn stijl en vaersbouw soms wat slordig wezen; wij zijn overtuigd, dat gij regt zult laten wedervaren aan zijnen rijkdom van gedachten en zijne geestige schilderingen. -
Maar laat ons de ‘Orangemen’ vaarwel zeggen, en tot het standbeeld van hunnen held terugkeeren.
De Hollandsche vorst ziet er, - wij verklaren 't met leedwezen - in zijn Romeinsch costuum en den gouden lauwerwrong door 't haar, hoogst ongelukkig uit, niettegenstaande de uitvoering van het beeld werkelijk schoon mag worden genoemd. - Wij houden niet van die romeinsche kleederen, op personen uit lateren tijd toegepast, en het kost ons veel moeite in al die imperatoren, consuls en senatoren, die de marktpleinen der groote steden heeten te versieren, vorsten, veldheeren of geleerden der 17de of 18de eeuw te ontdekken. - De gezigten der tot statue verheven personen staan doorgaans in volmaakte disharmonie met het hun aangetrokken kleed; wij bekennen echter, dat Willem III met zijnen aristocratischen arendsneus, in dit opzigt, eene gunstige uitzondering maakt.
Het zal uw hollandsch hart welligt goed doen, in een ander land het standbeeld van een' Oranje te ontmoeten, dien gij wel is waar niet lief hebt - daartoe was zijn karakter niet beminnelijk genoeg - maar toch in hooge mate bewondert, al zijt ge een verdediger van Jan de Witt; maar laat het u geen bewijs zijn van de sympathie des volks, in wiens hoofdstad hij is geplaatst. - Willem III is in Ierland niet populair, evenmin als Wellington; de eerste omdat hij tegen Ieren, de laatste omdat hij tegen Ierland gestreden heeft, wel
| |
| |
niet met de kracht der wapenen, maar met die van zijnen veelvermogenden invloed.
De held van Waterloo - voor wien ook een gedenknaald in het Phoenix-Park, waar we u later zullen geleiden, is opgerigt - heeft zich steeds onverbiddelijk tegen de wenschen zijner eigene landgenooten gekant, en de eindelijke voorstelling van de ‘Irish Catholic Relief Act’, is niet in staat geweest hem de verbeurde volksgunst te doen herwinnen, waaraan hij trouwens ook door latere handelingen toonde weinig waarde te hechten.
Men weet met welk eenen onvermoeiden ijver, met hoeveel talent en warmte, Daniël o'Connell - ‘great Dan, the Liberator’, zoo als Ierland hem noemde - de politieke gelijkstelling der Roomsch-Catholieken heeft gevorderd, en eindelijk, na 6 jaren strijds, in 1829 van het Wellington-ministerie heeft verkregen.
Daniël o'Connell - de naam is eene geheele geschiedenis - is zeker een der merkwaardigste mannen van onzen tijd geweest, en heeft op zijn volk eenen invloed uitgeoefend, waarvan de geschiedrollen weinig voorbeelden hebben aan te wijzen. - Begaafd met eene zeldzame welsprekendheid en eenen onbuigzamen wil, gevoegd bij al de geestdrift en vaderlandsliefde, zijner natie aangeboren, maar tevens bezield met eene grenzenlooze eerzucht, wist hij zich al spoedig tot den aanvoerder der Iersche partij, en den geduchtsten binnenlandschen vijand van Groot-Brittannië te verheffen.
Niet tevreden met de politieke gelijkstelling, in 1829 verkregen, besloot hij zijn leven te wijden aan de herstelling van het vroegere Iersche parlement op College-Green, en aan de Herroeping der Unie, en de bekende ‘Repeal-Association’ werd door hem geformd.
Teregt zag o'Connell daarin het krachtige middel tot zedelijke en stoffelijke verbetering van den toestand zijns volks. - Het Parlement op College-Green zoude de aanzienlijken des lands terugvoeren naar Dublin, en verwijderen van den invloed van het Engelsche hof; het zou de aristocratie leeren Iersch te denken en te spreken, en haar in nadere aanraking brengen met hare pachters en onderhoorigen; het zou den weg openen tot zorgvuldiger bebouwing der akkers, tot het aanbrengen van landelijke verbeteringen, tot het onder- | |
| |
houden der bosschen en waterleidingen, en eindelijk - maar niet het minst - het zou de door Ierland opgebragte gelden in Ierland zelf doen circuleren, en weldadig doen werken.
Dat alles lag voor o'Connell opgesloten in het denkbeeld van de Herroeping der Unie; welligt ging hij nog verder en huwde er droombeelden aan van toekomstige eigene glorie en magt, bij een onafhankelijk Iersch volksbestaan.
Onafhankelijkheid! vrijheid! Tooverwoord, - schaars begrepen door hen, die nooit den knellenden band der afhankelijkheid hebben gevoeld, geminacht door die hun geluk in stoffelijk voordeel alleen zoeken, gevreesd door die 't eensluidend wanen met anarchie, o, hoe gij in Ierland de harten in beweging hebt gebragt, hoe gij daar geldt als het hoogste goed des levens! - Kunt ge geene sympathie gevoelen voor regels als deze, welke wij uit ‘Paddies Evermore’ afschrijven:
‘What, though they menace, suffering men
Their threats and them despise
We stand resolved those rights to claim
They robbed us of before:
Our own dear nation and our name
Look round - the Frenchman governs France
The Spaniard rules in Spain,
The gallant Pole but waits his chance
To break the Russian chain;
The strife for freedom here begun,
Nor own a land on earth but one -
Het was in Julij van het jaar 1845, dat wij voor de eerste maal de vergadering der Repealers in Conciliation-Hall bijwoonden.
De groote zaal was smaakvol behangen met draperiën van de kleur des lands, ‘our own immortal green’, en langs de
| |
| |
galerijen - aan weêrszijden aangebragt en door eene talrijke vrouwenmenigte in nationale kleederen gevuld - prijkte Erin's harp,
‘the harp, that once thró' Tara's hall
Its strains of music shed,’
in gulden luister. - Alles had een feestelijk voorkomen, en geen wonder, want het was voor de eerste keer dat ‘de Bevrijder’, na de moeitevolle parlementssessie, waarin hij de merkwaardige woorden gesproken had: ‘Ik zal eerder sterven op den grond van het Huis, dan dat ik de Iersche dwangwet zal laten doorgaan,’ eene phrase, die meer klank dan zin bevat, weder de vergadering in Conciliation-Hall zoude bijwonen. - De zaal was dan ook tot stikkens toe vol, en met moeite kon men de opene ruimte in het midden vrijhouden, die voor o'Connell en zijne verdere Iersche medeleden en het bestuur der associatie was bestemd.
Wij herinneren ons niet, ooit zoovele ‘Shamrocks’, zelfs op onze klaverrijke weiden, bij elkander gezien te hebben, als op dien dag de boezems der Iersche schoonen en de overhemden der Repealers bedekten.
Shoots up with dew-drops streaming,
Thró purest crystal gleaming!
Old Erin's native Shamrock!’ -
Eindelijk trad de kampioen van Ierland binnen; de muziek schetterde, de zakdoeken wuifden, de menigte stond op, en onder een daverend handgeklap en gejubel, nam hij zijne plaats in. - Die oogenblik zal niet ligt uit onze gedachten worden gewischt; de geestdrift des volks was zoo welgemeend, de glimlach, waarmede zij door o'Connell beantwoord werd, zoo hartelijk en beminnelijk, dat beide op ons eenen diepen indruk maakten.
Na nogmaals de blikken naar de vergadering rondgewend te hebben, haalde de grijsaard een groen fluweelen kapjen voor den dag, met gouddraadfiguren geborduurd, die door een grillig toeval den form aannamen van de tanden eens
| |
| |
koningkroons, en een uitbundig gejuich ging op, toen het hoofddeksel den schedel van o'Connell naderde.
Wij willen in geen uitvoerig verslag treden van al het gesprokene op die gewigtige vergadering, en slechts in 't voorbijgaan de welsprekende wijze aanstippen, waarop de gebeurtenissen in de afgeloopen Parlements-zitting, door o'Connell en Henry M'Grattan werden medegedeeld.
De flaauwe figuren van Maurice en John Daniël - de beide zonen van o'Connell - staken allertreurigst af bij het bezielde gelaat huns zeventigjarigen vaders, en wettigden de vrees van velen, die in den dood des laatsten, de geheele ontbinding der Vereeniging te gemoet zagen.
Naauwelijks hadden de Iersche Parlementsleden hunne mededeelingen geëindigd, of de woordvoerders van ‘young Ireland,’ de schrijvers van ‘the Nation’ stonden op, en waagden het op meer krachtige middelen aan te dringen, en de ongenoegzaamheid der tot nu toe gebezigde te betoogen. - De tijd was voorbij - zoo heette het - waarop men den wettigen weg kon bewandelen, en het uur had geslagen van opentlijk verzet, van wapening en strijd.
Onder eene diepe stilte hernam o'Connell het woord, en sprak tot ‘his talented young friends, who were rather too fond of sword-florishing,’ en vermaande tot geduld en volharding bij de eenmaal afgebakende rigting; maar de be straffing ging met een' glimlach vergezeld, die haar weêrsprak, en de jong-Ierland partij zag den lach en hoorde naar de lessen van vader o'Connell niet.
Die voorboden eener naderende scheuring moeten den ouden man pijnlijk hebben aangedaan, daar zij hem de verijdeling zijner vurigste wenschen verkondigden; maar toch, wij gelooven dat hij zelf in geene geringe mate er toe heeft bijgedragen. - Niettegenstaande hij tot kalmte en bezadigdheid aanspoorde, hield elk zijner eigene woorden een verzet of bedreiging tegen de wettige overheid in, en bestraffingen, uitgebragt op den toon, waarop wij ze hoorden, konden bij het jongere gedeelte zijns auditoriums geenen indruk maken, en wekten bij hen veeleer de gedachte op, dat hij slechts voor 't oog der wereld hunne plannen afkeurde, en ze in zijn binnenste toejuichte.
Het dreigende gevaar liet zich niet lang wachten; slechts weinige maanden had o'Connell de oogen geloken, of het
| |
| |
jonge Ierland scheidde zich af, en de Vereeniging sleepte nog maar korten tijd een ziekelijk en kwijnend bestaan voort.
De groote volksleider is thans bijna vergeten, en zelden wordt zijn naam met dankbaarheid herdacht: ‘Conciliation Hall,’ de schouwplaats zijns roems en zijner ijverige popingen, is gesloten, de ‘Repeal-Association’ ontbonden, de radicale partij geknot en vreesachtig geworden, en de plannen tot herstel van een Iersch Parlement op College-Green opgegeven - tot latere tijden.
‘Het heeft al twaalf uur geslagen,’ zeî Ned, die zich werkelijk zeer verveelde, terwijl ik naar de Bank en het ruiterstandbeeld zat te turen, ‘en we staan al vijf kwartier op dit plein stil. Zoo ge er nog niet genoeg van hebt gezien, zoudt ge er, dunkt mij, even goed van avond nog eens naar toe kunnen gaan.’
De aanmerking, ofschoon wel wat hatelijk, was echter zoo juist, dat ik er niets op wist te antwoorden, en mij haastte den koetsier te doen oprijden.
Weinige oogenblikken later bevonden we ons op Carlislebridge, waar we een heerlijk uitzigt genoten op de verschillende kaaïen aan de Liffey, die tot deze brug voor zeeschepen bevaarbaar is, en op de bedrijvige Sackville-street, den trots van Dublin, en stellig een der breedste en schoonst aangelegde straten.
Aan beide zijden dezer reusachtige straat verheffen zich regelmatig gebouwde winkels, magazijnen en hôtels, en aan uwe linkerhand, in de onmiddellijke nabijheid van de kolom van Nelson, het groote Postkantoor.
Al de publieke gebouwen in Dublin munten uit door omvang en een goeden en prachtigen bouwtrant; vooral zijn de zuilen nergens gespaard, en zelfs met te kwistige hand aangebragt.
Nadat wij ons overtuigd hadden, dat de Sackvillestreet verschrikkelijk breed en Nelson's kolom zeer hoog was, en er verder niets te zien viel dan de Rotunda, een gebouw voor concerten, tentoonstellingen, ‘meetings’ en wat niet al, ingerigt, en veel omnibussen en jaunting-cars, verzochten wij den koetsier ons naar de Liffey terug te brengen, en hielden weder aan de Carlislebridge stil.
‘Links,’ zeî Ned, die in zijn ‘Gids door Dublin’ gekeken had.
| |
| |
‘Regts!’ zeî ik.
‘En het “Customhouse” dan?’ hernam hij, en wees mij het groote gebouw, waar eenige schepen vóór ten anker lagen, en dat u zoo gaarne het denkbeeld zoude willen geven, dat Dublin veel handel dreef, en er vrij wat aan de douane omging.
‘Gij kunt het immers in zijne geheele breedte zien,’ antwoordde ik, ‘en dat is al het merkwaardige, dat het bezit, en daarbij weet gij, dat ik niet van waterhoofden houd.’
Ik zou niet durven verzekeren, dat mijn vriend Ned op dien oogenblik juist begreep wat ik onder waterhoofden verstond; trouwens, er lag iets dubbelzinnigs in; maar Ned is een best mensch en wij gingen dus regts.
Opmerkelijk is het onderscheid tusschen de voetgangers, die ge thans voorbijrijdt of tegenkomt, en die, welke gij op College-Green, in Dame- of Sackville-street hebt ontmoet. Zij hebben iets deftigers en ernstigers en haasten zich langzamer of in het geheel niet, en hoe verder gij voortgaat, hoe meer de zwarte kleur predomineert en de rok zich vertoont, totdat ge eindelijk, na de derde brug, in een toga en een blond-grijzen pruik, door een hoog, vierkant, zwart kapjen gedekt, de verklaring van het verschijnsel vindt. - Wij naderen de ‘Four Courts,’ de vier geregtshoven van Dublin, voorzeker een der schoonste en indrukwekkendste gebouwen, welke de stad bezit. - Vooral de Rotunde in het midden, welke de verzamelplaats - het woord ‘foyer’ blijft ons in de pen steken - der regtsgeleerde wereld uitmaakt, geeft aan dit paleis der geregtigheid een verheven voorkomen.
Daar is geene stad op den aardbodem, die, in verhouding harer bevolking, zoo vele regters, advocaten, officieren van justitie, procureurs en
deurwaarders en de klerken van dien, bevat als Dublin, en het is stellig niet overdreven, wanneer wij aannemen, dat zij twee derden van het mannelijk gedeelte der fatsoenlijke standen uitmaken. - Dit geeft aan den algemeenen toon der conversatie eene welligt minder aangename pleidooitint, want, behalve dat men gerust de hoop mag koesteren bij ieder diner of souper met vier of vijf belangrijke processen kennis te maken of - te vernieuwen, wordt ook het gesprek over andere onderwerpen bij wijze van verdediging en oppositie gevoerd, en
| |
| |
straalt daarin steeds een kennelijk streven naar oratorie door.
Wij hebben het bijzondere voorregt mogen genieten, ons dagelijks in dien kring te bewegen, en met drie Heeren van de Balie ‘een lijntjen te trekken,’ nadat wij, gelijk 't pas gaf, eerst met al de Dames aan tafel wijn hadden gedronken, of liever, aangeraakt. - Vooral als het schoonere geslacht zich verwijderd had, en de ‘whiskey’ en het warme water waren binnengebragt, en de heerlijke toddy toebereid was, door een vurig liefhebber aangesproken als:
‘Mild beautiful, beloved one!
Priz 'd o'er all maids and misses!
O! quit me not, or I'm undone;
My fathers lov'd your kisses. -
But O! my bounding heart is glad
To see you crown the table -
Dear fondling of the nuptial nest,
My father kind, my mother blest,
My upper coat, my inner vest,
I'll hold you while I'm able.’
wanneer nu, zeggen wij, deze ‘vader en moeder’ behoorlijk toebereid was, werden we als door een tooverslag in volle raadszaal verplaatst, en gelukte het ons niet dan na vele moeite, ons gezelschap over te brengen naar het kabinet of de studeerkamer, waar we echter slechts kort mogten toeven, om dadelijk onze huis- of baliegoden weder op te zoeken.
De Dublinsche geregtshoven gelden als de eerste, niet alleen in Ierland, maar zelfs in Groot-Brittanje, en hunne regters en ‘barristers,’ hebben zich den roem verworven van de uitstekendste regtsgeleerden van het Vereenigd Koningrijk te zijn, een roem, die in ons oog zeer hooge waarde heeft.
Wij hebben de advocaten te lief, om hier melding te willen maken van de ongepaste aardigheid, welke de Dublinsche bevolking aan de toevallige omstandigheid ontleent, dat het zijstraatjen, dat naar de ‘Four Courts’ voert, den naam van ‘the Hell’ draagt, en laten dit liever aan Leitch Ritchie over.
Daar ik mijn vriend Ned bekend had gemaakt met de
| |
| |
genoegens, welke hem aan tafel bij den Heer o'Connor wachtten, vond hij het overbodig om een der geregtshoven binnen te gaan, en vergenoegde zich met een' vlugtigen blik in de Rotunde, en op de toga's, waarvan hij toch 's middags de ‘quint-essence’ zoude genieten.
Wij besloten dus het verdere bezigtigen der stad uit te stellen, en naar het Phoenix-Park te gaan, waar wij groene boomen, frisch gras en vrije lucht zouden vinden, iets, waarnaar men altoos het sterkst verlangt, als men in eene engelsche of iersche stad is.
Wij vinden het echter gepaster het Phoenix-park voor het derde hoofdstuk te bewaren.
d.w.
(Wordt vervolgd.) |
|