De Gids. Jaargang 15
(1851)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 238]
| |
Napoleon Bonaparte.Een bladzijde uit een onuitgegeven Drama,
| |
[pagina 239]
| |
de cobentzel zacht tot di gallo.
De fijnste vleiereien des Ministers
Voor Pruisen en voor Spanje. Merkt gij 't?
di gallo.
Ja.
de markoff zich bij deze beiden voegende, zacht.
Er dreigt een onweêr.
de cobentzel fluisterend.
Uit het Noorden?
di gallo.
Stil.
Mijnheer de Talleyrand hoort scherp. Hij ziet
Ons aan. Verdeelen we ons een oogenblik.
(hij voegt zich bij een andere groep).
de markoff hem nastarend.
Hoe Napels siddert voor den eersten Konsul!
de cobentzel met beteehenis.
En Rusland dan?
de markoff.
Het schuwt de republiek
Gelijk de blanke steeds den roodhuid.
de cobentzel.
Zachter.
Ontzie des rooden kracht.
de markoff.
Hebt gij 't vernomen?
Een Zwitser, in mijn dienst, heeft men gevat.
geheimzinnig.
Dat is een hoon. Men mompelt van een aanslag.
de cobentzel gesmoord.
Wat een pistoolschot doen kon!
(de talleyrand nadert hen.)
| |
[pagina 240]
| |
de cobentzel luid, zich tot dezen keerend.
Hoe mijn meester
Den jongen Caesar wenscht te zien!
de talleyrand glimlachend.
In Weenen?
de cobentzel fijn.
Of.... in Parijs.
de prefekt der Tuilleriën.
De burger eerste Konsul.
Napoleon Bonaparte treedt binnen, begeleid van zijn staf en de twee Konsuls, Cambacérès en Lebrun, beide in het Konsulskostuum, - rooden rok met goud geborduurd. Hijzelf is zeer eenvoudig in Generaalsuniform. Bij het binnentreden neemt hij den hoed van het hoofd. Hij treedt de rijen langs en houdt bij den Afgezant van Pruisen stil.
bonaparte.
Markies de Lucchesini! groet uw meester,
En breng Zijn Majesteit d'oprechten dank
Van d'eersten Konsul voor het schoon geschenk.
lucchesini zich buigend.
fluisterend.
Maar, Generaal! Hanover....
bonaparte voortgaande, half luid.
Blijft bezet.
(Hij nadert di gallo, Napelsch afgezant.)
Ik heb bericht dat Napels onderhandelt
Met England. Is dat waar?
di gallo stamerend.
't Is me onbekend.
bonaparte.
Ik ken sints lang het Napelsch Kabinet.
Het is bevreesd dat ik geheel Itaalje
Mijn eigendom doe worden, - dat 's geenzins
| |
[pagina 241]
| |
Mijn wil. 'k Begeer uw staten niet, maar wel
Dat gij uw havens sluit voor Engeland.
Tot heden staat Saint Cyr met zijn divisie
Aan déze zijde van uw grenzen; als
't Gerucht, dat ge onderhandelt, zich bevestigt,
Dan trekt hij ze over. Meld dit.
(bonaparte wendt zich naar eene andere zijde.)
de markoff voortredende.
Generaal!
Een Zwitser, in de dienst van d'afgezant
Van Rusland, werd in dezen nacht gevat.
'k Mag niet vermoeden dat de last daartoe
Door U werd uitgevaardigd; - de afgezant,
Zijn dienaars, waren door alle eeuwen heen
Bij iedere beschaafde natie heilig.
bonaparte.
Ik had gewenscht dat de afgezant van Rusland
Gelukkiger geweest ware in het kiezen
Van dienaars en beambten; want die Zwitser
Zweert samen met de vijanden van Frankrijk,
En ik vermoed dat de afgezant van Rusland
Niet dezen zal beschermen.
de markoff hevig.
Generaal!
bonaparte.
Het goud van England heeft een bende roovers
Ten tweedenmaal gehuurd. 'k Heb hun carré
Verbroken; in 't gelid stond ook die Zwitser.
Ik deed hem vatten. Graaf! het hoofd van Frankrijk
Weet wel wat een beschaafde natie voegt.
En zou, wist hij het niet, gewis niet wenschen
Van 't Noorden het te leeren.
de talleyrand zacht.
Wil hij oorlog
Met Rusland? 't Is te vroeg nog.
bonaparte de rij langs gaande, staat stil bij d'azara, den Spaanschen gezant.
Welkom, Ridder!
| |
[pagina 242]
| |
(Hij neemt hem onder den arm en treedt ter zijde.)
'k Heb dezen ochtend het verdrag geteekend.
Het trouwe Spanje deelt thands in de grootheid
Van 't overwinnend Frankrijk. 'k Wacht u heden middag.
(zich tot de anderen heerend)
Mijn echtgenoot kan u ontvangen, Heeren!
(Het Corps Diplomatique verwijdert zich met de talleyrand aan het hoofd.)
fouché ter zijde.
Dwaas! die nog heil zou wachten van partijen.
Kan 't ros nog steigren als die sterke vuist
De teugels grijpt?
bonaparte.
Fouché!
(deze nadert buigend.)
Ik heb uw brief
Ontvangen. Gij hebt goed gezien. Ook ik
Vermoedde lang reeds een komplot. Réal
Beweerde stout het tegendeel, maar twee
Vendeërs en die Zwitser....
fouché.
Gij meent Troche
Bouvet, Picot....
bonaparte.
Gij kent hun namen?
fouché.
Ja.
Sints gister.
bonaparte.
'k Moet erkennen, gij ziet scherp.
fouché.
Moet ik den eersten Konsul nog herinren
Dat ik eenmaal zijn dienaar was.
| |
[pagina 243]
| |
bonaparte.
Gij weet
Dan ook dat dezen zijn gevat.
(fouché knikt toestemmend.)
Ze ontdekten
Dat Cadoudal en Pichegru zich hier
Bevonden met een schaar Vendeërs; dat
Die beiden, in een brik, van Englands kust
Vervoerd zijn naar de rotsen van Bretagne
En daar geland bij d'inham van Biville;
Dat ook die brik nog andren, ja den staf
Van 't rooversheir moest overvoeren, en
Den Generaal en chef - een der Bourbons.
fouché.
En is hij aangekomen?
bonaparte.
Neen; want hij
Moest landen als het uur van d'aanslag was
Bepaald, dat werd verschoven door de weifling
Van een der Chefs in Frankrijk - van Moreau.
fouché.
Moreau!... hij stond reeds lang in mijn register
Met rooden letter aangeduid. Ik wist
Dat hij omringd werd van Vendéërs, die
Hem vleiden en aanhitsten tegen u.
Hij is gestrikt, de dwaas! 'k Wensch u geluk,
Die mededinger zal u niet meer deren.
bonaparte.
Nog vraag ik uw gevoelen niet.
(een horte pauze)
Het eedgespan schijnt op Moreau verbitterd;
Zijn weiflen had hun arm verlamd; thands echter
Heeft hij aan Pichegru een mondgesprek
Beloofd. 't Wanneer is me onbekend; en toch
Het is mij noodig dit te weten; gij
Begrijpt mij.... als Moreau betrapt kon worden
Op heeter daad....
fouché.
Wat licht! Dat mondgesprek
Heeft plaats gehad.
| |
[pagina 244]
| |
bonaparte.
Wanneer?
fouché.
Dees nacht.
bonaparte.
Hoe weet gij 't?
fouché.
Die vroeger mijn agenten waren, zijn nog vrienden.
Ik lees de nacht-rapporten vaak, en heden
Las ik dat Generaal Moreau, te half vier,
Gezien was op de Boulevards, gekleed....
bonaparte hem op den schouder kloppend.
Bravo!
fouché ter zijde.
Ik zal Minister zijn.
de prefekt der Tuilleriën.
De burger
Real.
bonaparte hem ziende.
Wel?
real zich buigend.
Burger Konsul!....
bonaparte.
Brengt ge iets nieuws?
real.
Het nacht-rapport meldt ons....
(op fouché duidende).
Maar kan ik spreken?
bonaparte.
Die man is doof en blind als hij het zijn moet.
Spreek op.
| |
[pagina 245]
| |
real.
Men heeft Moreau gezien.
bonaparte zich driftig van hem afkeerend.
Ik weet het.
(Een spotachtige glimlach vertoont zich op fouché's gelaat. Real is onthutst.)
Gij neemt, vóór d'avond valt, Moreau gevangen.
't Besluit der Konsuls dat u daartoe machtigt
Ontvangt ge straks.
(Hij geeft hem een wenk te vertrekken).
bonaparte tot fouché.
Spiê rond, meld wat ge ziet.
Gij kunt mij dienen; dien me, en 'k zal beloonen.
Gij weet, - de burger eerste Konsul kan het.
fouché.
't Is glorie u te dienen.
(Hij vertrekt.)
bonaparte hem nastarende.
Wolf in schaapsvacht!
Hoe jammer dat die man onmisbaar is.
de prefekt.
De Kolonel de Savary.
bonaparte tot den binnentredende.
Goê dag, mijn vriend!
U wacht een werk, dat oordeel, vlugheid vordert.
Gij hebt ze beide.
savary.
Generaal!
bonaparte.
Vermom u
Aan 't hoofd eens eskadrons. Snel vogelvlug
Naar d'inham van Biville. Gij zult daar
Een brik zien kruisen, die de kust zal naadren
| |
[pagina 246]
| |
En zijn bemanning zal doen landen. Deze
Neemt gij gevangen; daadlijk zendt ge mij
Bericht, geheim.
savary.
'k Versta u, Generaal!
(af.)
bonaparte alleen. Hij kruist de armen en loopt heen en weder; eindelijk blijft hij staan.
Wordt een Bourbon gevangen, wat te doen?
o Dat geslacht is vijand van nature;
Het wil mijn bloed, - dat is het hunne waard.
En dan Moreau!... Dien dwaas kan ik vergeven,
Hij heeft zich-zelv' vernietigd.
josephine is ongemerkt binnengetreden. Hem de hand op den schouder leggend.
Bonaparte!
(Hij ziet driftig om)
Ik stoor u immers niet?
bonaparte.
Wat voert u herwaarts?
Gij weet toch dat dit uur.....?
josephine.
Niet mij behoort.
bonaparte.
'k Heb bezigheden, maak het kort.
josephine.
Mijn vriend!
Dat 'k uitruste aan uw zij. Ik heb een uur
In 't keurs der etikette doorgebracht,
't Scheen mij een dag.
bonaparte.
Gij toonde u echtgenoot
Van d'eersten Konsul?
| |
[pagina 247]
| |
josephine.
'k Wilde 't, maar 'k geloof
Dat ik slechts Josephine, slechts de vrouw
Van Bonaparte was.
bonaparte.
'k Begrijp 't. Gij gaaft
Der spotternij weêr voedsel voor een week.
Hoe de adel, dat skelet der vorige eeuw,
Weêr rijk wordt in herinneringen; zich
Verkneukelt bij 't verhaal van d'ouden tijd,
Toen 't wellust was een Koning te zien buigen!
o, Zij, die siddren voor den eersten Konsul,
Ze wreken zich op d'echtgenoot.
josephine.
Mijn vriend!
Het kost mij veel, om niet mij-zelv te zijn;
En stond ik nog naast u, maar dan alleen
In 't midden dier begouden, die mij aanzien,
Die elk gebaar bespieden, - als ik denk
Dat vroeger Koninginnen daar regeerden,
Gij mij geboodt een Koningin te zijn,
Dan vrees 'k een misstap en ik doe er een.
bonaparte.
De bloode! Hoe zou 't zijn als gij, in 't aanzicht
Van gantsch Euroop, moest zeetlen op een troon.
josephine.
Een troon? Maar mijn gemaal is geen Bourbon.
bonaparte, ter zijde.
Zij kan mij niet begrijpen, mij niet volgen.
josephine.
Wat zijt gij anders dan voorheen! Die klacht
Verbaast u? Toch is 't waar. Ik gaf mijn rijkst
Kleinood, zoo 'k in dat hart, dat brein mocht lezen;....
Een oogenblik, niet lang; want dan zou 'k duizlen,
Bij al die plannen, al die grootheid; ja beken 't,
Gij zijt gants anders dan voorheen.
| |
[pagina 248]
| |
bonaparte, lachend.
Ben ik
Gegroeid?
josephine.
k' Ben ernstig.
bonaparte.
Toch? De kleine is ernstig!
josephine.
Scherts niet. 'k Ben dikwerf ernstig thands. Ik ben
Beklemd, ik vrees......
bonaparte.
Welnu, gij vreest....?
josephine.
Zult gij
Niet toornig worden?
bonaparte.
Kind!
josephine.
Ik vrees uw eerzucht.
Zij is het schrikbeeld dat mij staâg doet huivren.
Ik stel 't mij voor, bij wijlen, als een monster
Dat tusschen u en mij zich plaatst.
bonaparte.
Zottinne!
Gij minacht, wat gij achten moest. Die eerzucht
Maakt uw gemaal den eerste in Frankrijk.
josephine.
En
Eerlang tot Koning.
bonaparte.
Wie heeft dit gezegd?
Wie tooverde u die grillen in het hoofd?
| |
[pagina 249]
| |
josephine, gehaast.
Och, niemant!
bonaparte, haar scherp aanziende.
Toch wel....
josephine, de oogen nederslaande.
't Is.... een.... voorgevoel.
bonaparte.
ter zijde.
Men heeft er van gesproken. Wie zou 't zijn?
luid.
Wat dwaasheid! Maakte ik ook gebruik van mijn
Vermogen, greep ik naar een kroon, die ik
Zou kúnnen grijpen, wettigt dat uw angst?
Voor u de glans, voor mij 't gewicht.
josephine.
Die taal!
Vergrijp u niet aan 't eigendom eens andren.
Die kroon behoort Bourbon. - Gij kunt haar nemen,
En dus ook geven, - geef haar aan Bourbon.
Gij zijt reeds grooter, dan de grootsten dezer aarde.
Stijg slechts niet hooger; - iedre schrede voorwaarts
Verwijdert u van mij. De liefde scherpt
Het vrouwenoog; - gij zijt reeds anders dan voorheen.
Hoe zou het zijn, zoo gij een Koning waart!
bonaparte.
Niets meer daarvan. Doe spoedig mij vergeten
Dat 'k eerste Konsul ben. Wist mijn policie
Dat gij geheim agent waart van Bourbon....!
josephine.
Wat meent ge?
bonaparte.
Welk een angst! Ik zou haast wanen
Dat ge in 't gevoelen deeldet van Europa
En me aanmerkte als barbaar, als kannibaal, -
Den schrik der kindren op Europaas troonen.
josephine.
Hebt gij mij lief zoo als voorheen?
| |
[pagina 250]
| |
bonaparte.
Wat vraag!
josephine.
Geen andwoord?
bonaparte ziet op zijn horloge.
Hoe! 't staat stil!
josephine.
Toch wondt gij 't op?
Het is voor 't eerst sints ik 't u gaf. Slecht teeken!
Mijn oude negerin zeî 't immer.
bonaparte.
Kind!
ter zijde.
't Is zonderling.
josephine.
Gij hebt mij niet meer lief!
't Was anders toen ik u dat uurwerk schonk.
Herinnert gij 't u nog? 't Was nacht, - gij gingt
Naar 't leger van Italië, onbekend....
Weet gij nog wel wat gij toen zeidet....?
bonaparte.
Zeker!
Bij iederen sekonde-slag zou 'k u
Gedenken.... 'k deê 't; bij Arcole en bij Lodi
In 't midden van 't gevecht dacht ik aan u.
josephine.
Nu staat het stil. Gedenkt ge mijner nog?
bonaparte, gedwongen schertsend.
Wat bijgeloovig kind!
josephine.
Laat me u eens aanzien.
Nu zijt gij de oude.
bonaparte.
Ik lees het in uw oogen,
Gij hebt mij iets te vragen.
| |
[pagina 251]
| |
josephine.
Ja, zelfs veel.
Het geldt een uitgeweekne. Weiger niet.
Hij schreef me een brief; hij wilde herwaarts keeren.
Gij hebt het velen reeds vergund, niet waar,
Ook dezen?
bonaparte.
Vrouw! gij weet niet wat ge vraagt.
Die uitgewekenen zijn dankbaar! Gij
Kent niet de vrienden van Bourbon.
josephine.
Gij weigert?
Maar hij, voor wien ik vraag, is ongelukkig.
Hij reikhalst naar Parijs om daar te sterven.
bonaparte.
Zijn naam.
josephine.
Larochejaquelin.
bonaparte.
Een oud
Geslacht!.... maar hij bestreed......
josephine.
De republiek.
Hij heeft een dochter, die....
bonaparte.
Een plaatsing zocht
Als dame van uw huis? Ik schenk haar vader
Verlof terug te keeren.
josephine.
Hartlijk dank!
bonaparte.
Nog iets. De raad der Konsuls heeft uw huis
Vergroot. Ge ontvangt vier eeredames.
josephine.
Ach!
'k Had reeds te veel aan twee.... Bevrij me er van.
| |
[pagina 252]
| |
bonaparte.
Gehoorzaam. Thands vaarwel!
josephine.
Nog één verzoek.
bonaparte.
Straks, later.....
josephine.
Hoor mij thands - het geldt mij-zelve.
aarzelend
Mij drukt een schuld.
bonaparte.
Sluit weêr uw budget niet?
Hoe groot is uw te-kort?
josephine fluisterend.
Drie duizend francs.
bonaparte.
Drie duizend francs! Drie duizend!.... Josephine!
Het is mij lichter 't budget van den Staat
Dan 't uwe te besturen.... Gij verspilt....!
josephine.
Vergeef me.... ja, 't is veel; maar weet ge, ik zag
Een sjaal bij Brignolé, een cachemire!
bonaparte.
Daarvoor betaaldet gij....?
josephine.
Maar zij is heerlijk.
Mevrouw de Hertoginne de Chevreuse
Was trotsch op 't laatste bal dat háár kostuum
Het mijn' ver overtrof.
bonaparte.
Ik zal uw schuld
Betalen.
josephine.
Zult ge? Ik adem weder vrij.
| |
[pagina 253]
| |
de prefekt der Tuileriën op den drempel.
De Staatsraad is bijeen.
bonaparte.
Ik kom.
(De Prefekt vertrekt.)
tot josephine:
Vaarwel!
josephine.
Gij zult dus......?
bonaparte.
Ja, maar zorg ook voor 't vervolg.
josephine keert ter halverwege.
Gij kunt het korten op mijn volgend maandgeld.
bonaparte lachend haar heenwenkend.
Ik ken dat.....
(terwijl zij zich heenspoedt en hij het Kabinet nadert)
Goede vrouw! gaf zij me een zoon!
|
|