kweekschool binnen Amsterdam gevierd werd, was hij onder de schare, uit alle oorden des vaderlands zaamgevloeid, om de rede des Hoogleeraars te hooren. In even bevallig en los Latijn, als zijn Hollandsche stijl later was, heeft hij ons verhaald hoe de wensch hem trof, toen door den redenaar geuit, ‘dat geen derde jubeldag voor deze kweekschool mogt aanlichten!’ Niets, waande hij, bleef den kweekeling der Broederschap over, dan de geschiedenis eener afdeeling te boek te stellen, die welhaast zich op nieuw met de kerk, waarvan zij was losgemaakt, vereenigen zou. Later door woeste kreten van eene andere zijde verschrikt, hield hij vast aan het denkbeeld, dat men uit de lessen der geschiedenis bedachtzaamheid zou leeren. Daarom bewerkte hij met veel zorg zijne twee Verhandelingen over Clericus en Limborch, overvloeijende van een tal onbekende bijzonderheden, meestal opgedolven uit onuitgegeven handschriften en brieven, waarvan eens de toekomstige geschiedschrijver der Broederschap de onschatbare waarde erkennen zal. Dat hij de dubbele doctorale waardigheid door deze proefschriften dubbel verdiend had, zal niemand betwisten. Ons treft daarin weder, bij het doorlezen, die aandoenlijke liefde voor zijnen vader, die een hoofdtrek in zijn karakter was, en hem tot zijn' jongsten snik is bijgebleven. Een bezoek, in het najaar van 1843 aan de Duitsche Hoogescholen gebragt, is in zijne ‘Academiereis’ beschreven met onovertrefbare, bekoorlijke eenvoudigheid. Wij behoeven aan de lezers van de Gids zijne ‘Aphorismen’ niet te herinneren, en kleinere opstellen, doorgaans met de initialen van zijnen naam geteekend, allen te herkennen aan den meesterlijken stijl, dien zij als familietrek vertoonen, en waarvan enkelen in den Referent
zijn opgenomen. Wanneer het titelblad de letters ‘v.d.H. Jr.’ te lezen gaf, haakten wij naar het genot. En is er, wat vorm en stijl betreft, in den ganschen omvang onzer letterkunde, iets voortreffelijkers aan te wijzen dan sommige bladzijden uit zijnen brief aan Dr. van Oosterzee, - helaas! tegelijk het laatste wat voor het publiek uit zijne pen is gevloeid? Die zelfde zuivere, onbesmette smaak kenschetste ook zijne kanselredenen, zoowel de eerste, die wij hem als student hoorden uitspreken, en waarvan de herinnering nog levendig bij ons is,