De Gids. Jaargang 12
(1848)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 474]
| |
Twee Gedichten van Piet BogcheljoenGa naar voetnoot1.I. 13 maart 1848.
| |
[pagina 475]
| |
Geen ellebogen door de mouwen,
Maar gouden kroon en purpren kleed,......
En toch, geloof het vrij, wij houên
Nog even vast aan trouw en eed,
Als eens ons voorgeslacht het deed.
Och! 'k bidje, doe het evenzeer,
En denk met ootmoed aan 't weleer,
Toen Willem pover was maar krachtig;
Toen waren onze vadren rijk......
Thans zijt Gij boven allen magtig,
En wij - eens koningen gelijk,
Wij zonken laag en diep in 't slijk.
Zie! waar ge in 't purper ons ontmoet,
Daar steekt ons 't haar soms door den hoed,
Ons de ellebogen door de mouwen; -
Neen, koning! wij misgunnen 't niet,
Dat Gij zoo'n fikschen staat kunt houên,....
Maar 'k bidje, denk, wanneer Gij 't ziet,
Aan wat hier voortijds is geschied.
Geen tiende penning den tiran!......
Maar vijftig aan den wakkren man
Uit ons Oranjehuis gesproten,
Die Neêrland rukt uit slavernij; -
Voor hem ons beste bloed vergoten,
Voor hem de ruwe geuzenpij,
De bedelstaf, zij 't nood...... maar vrij!
En thans, wat boeit ons? - Niet de magt
Van half Euroops verbonden kracht,
Van Frankrijk, England of van Spanje,
Maar hoog gepeupel, dat zijn net
Om Nederland en om Oranje
Met sluwen list heeft uitgezet,
In 't mom van eerbied, regt en wet.
Breek, fiere leeuw! die banden los!
Gij, koning! werp dien purpren dos
Uw schouders af - ruk van uw slapen,
| |
[pagina 476]
| |
Zoo 't moet, die rijkversierde kroon,
En sta als man des volks in 't wapen,...
Dan juicht ons hart met dankbren toon:
Dát is der Nassouws groote zoon!
| |
II. 14 maart 1848.
| |
[pagina 477]
| |
De naam des Zwijgers nooit vergeten.....
Gij, Willem! zult de Spreker heeten
Voor 't woord dat uwe en onze keten
Verbrak - en Neêrland redding bragt.
Och, koning uit Oranjebloed!
Och, tweede Willem van Nassouwen!
Wij danken God, dat ons gemoed
Weêr krachtig zich aan U kan houên:
Weêr is Oranje en Nederland
Voor ons op 't innigst zaamgeweven,
Weêr voelen we ons aan U verpand,
Al waar 't om goed en bloed te geven.
Dát tintel' door de ziel U heen,
O Koning! zoo als 't ons ontgloeije,
Opdat, waar liefde en eendragt groeije,
De bede aan mond en hart ontvloeije:
‘Lang blijve Oranje en Neêrland één!’
|
|