Bl. xlii: Er is geen verschil in dezelve. In het Grieksch staat: er is geen klein verschil in dezelve. Waarschijnlijk eene drukfeil; zeker eene zeer zinstorende.
Bl. 120: Immers gij zelf, als gij u zat gedronken hebt, zijt in die mate waanzinnig, enz. - In het oorspronkelijke wordt dit verwijt niet in het enkelvoud aan cyrus persoonlijk, maar in het meervoud aan de Perzen in het algemeen gerigt.
Bl. 123: En achten het een geluk, dat hij niet heeft mogen geslagt worden. De zin vordert, dat men hier vertale: En achten het een ongeluk. Doch misschien is dit weder eene drukfout.
Bl. 222. Het verwondert ons, dat de schrijver bobrik's opmerking over eene plaats van herodotus juist noemt. Zij is ten eenemale onwaar. Te meer verwondert het ons, omdat de schrijver zelf deze plaats goed verklaard had op bl. xxxvi.
Bl. 277. Omdat dan het water warmer is dan de heldere hemel. Het woord αἰθϱία heeft hier niet de bepaalde beteekenis van helderen hemel. De zin is, dat het des nachts warmer is in het water van den Nijl, dan in de opene lucht, onder den blooten hemel. Reeds salmasius heeft de woorden van herodotus dus verklaard. Exerc. Plin., p. 314, C.
Ald. Hij heeft groote vooruitspringende tanden, naar evenredigheid van zijn ligchaam. Herodotus zegt: groote tanden, en vooruitstekende tanden naar evenredigheid van zijn ligchaam.
Bl. 279. Deszelfs huid is zoo digt, dat men er, als ze gedroogd is, gepolijste speerschachten van maakt. Lees: zijne huid is zoo dik, enz.
Bl. 321. Is van de grootte van eene levende koe. Het Grieksch heeft: van eene groote levende koe; hetgeen eenig verschil oplevert.
Ten slotte kunnen wij niet nalaten op te merken, dat wij het volstrekt niet eens zijn met de goede vrienden van den schrijver, die hem (zoo als uit de voorrede blijkt) hadden aangeraden, zijn boek in de Latijnsche taal te schrijven. Het bevat toch hoofdzakelijk geene nieuwe, geleerde onderzoekingen, voor den man van het vak belangrijk, maar is vooral als leesboek voor jonge lieden aan te bevelen.
Over den stijl onthouden wij ons van aanmerkingen. Anders zouden wij eenige weinige woorden brandmerken, zoo als geneeskrachtigheid (bl. 134) voor geneeskracht, en goeddeels, dat door den schrijver zeer dikwerf gebezigd wordt.
De correctie van dit Deel laat nog al wat te wenschen over.