De Gids. Jaargang 7(1843)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 663] [p. 663] Het toekomstig leven. (W.C. Bryant gevolgd.) o Liefste! hoe zal 'k u herkennen, Hoe weêrzien in der geesten kring, Als wat in u de tijd kon schennen, Verwelkt in 't stuivend stof verging? Van welk een glans die sfeer mogt gloren, Getuige wierd zij van mijn rouw, Deedt gij er mij geen welkom hooren, Las ik er in uw blik geen trouw! Blijft, overstelpt van zaligheden, Uw ziel er d'eigen' wensch niet voên? Op aard' hebt gij voor mij gebeden: Zoudt gij 't niet in den hemel doen? Het koeltje suizle er vreugde en vrede, En licht en lucht zij smetteloos; Wat waar 't, droegt g'er geen heugnis mede Van wien uw jeugdig harte koos? Ach! had de liefde, die u blaakte, Mijn strafheid dragend met geduld, Die u veredelde, u volmaakte, Haar roeping ook in mij vervuld! [pagina 664] [p. 664] Voor u ging dáár de hemel open, Wijl hier ge u boogt voor 's hemels wil; Gij zweegt in bidden, lieven, hopen, Het kwaad met goed vergeldend, stil! Voor mij, in aardsche zorg gedompeld, Ik werd door baatzucht overheerd; Mijn hart, van gramschap ingeschrompeld, Schijnt, door dien helschen gloed, verteerd. U voegen paradijspalmkransen, Door zusterenglen aangeboôn; U de onverdoofbre hemelglansen, Een weêrschijn van des Hoogsten troon. Maar slaat ge ook onder 't nederknielen Thans hagelblanke wieken zaam, Gij draagt toch bij die zaalge zielen Den welbekenden, dierbren naam? Maar mogt de Hemel 't schoon verklaren, Uw aanschijn hier op aard' bedeeld, Uwe oogen bleven, wat zij waren, De spiegel, waar uw ziel in speelt? En zult gij, als de gunst des Heeren Mij toelaat in uw zalig oord, M'er niet waarachte wijsheid leeren, Begrepen in een enkel woord? In liefde, die de wereldorde Me onthult in al haar harmonie, Tot ik ten leste U waardig worde En met u dankbaar opwaart zie! P. Vorige Volgende