| |
| |
| |
Mengelingen.
De Prinses Orsini.
(Vervolg van blz. 495.)
Alberoni had nog niet lang vertoefd aan het Hof van Turin, of er veranderde veel in het paleis van Medina. Het gelaat der Camerera-Mayor, dat eene wijle strak had gestaan van gespannen verwachting, verhelderde eensklaps, en met dien lichtstraal werd het alles leven en beweging om haar henen. De Koning, die in bangen twijfel naar haar had opgezien, glimlachte nu weder vertrouwelijk, als zij hem naderde; de lieden van hare partij - en wie in het paleis waren zulks niet? - die in weifeling en onrust op hunne Meesteres hadden gestaard, hernamen plotseling hunne zekerheid en hunne blijmoedigheid, en hare vijanden, die, door iets onzekers in hare blinkken en houding, het regt meenden gekregen te hebben tot meerdere stoutheid en tot een onverholen wantrouwen, naderden haar weder vleijend, en met die mate van openheid, welke politieke partijen tegenover elkander plegen te toonen. Het is ook waar, dat de toebereidselen tot 's Konings huwelijk, die te Madrid voor eene poos als gestaakt schenen, daarna op eenmaal waren hervat met eenen ijver en eenen spoed, die van ernstige opregtheid schenen te getuigen, en dat was te vreemder, daar het meer bekend was geworden, dan het der Camerera-Mayor lief moest zijn, dat de berigten, die alberoni had overgezonden, omtrent de persoonlijkheid en de gezindheden der anastaande Koningin, niet zoodanig waren, als men kon gissen, dat de Prinses orsini zich had voorgesteld. Doch daar deze, ondanks die uitkomst, besloten scheen, filips deze gemalin te
| |
| |
geven, begreep men, dat zij zich sterk voelde voor den toekomstigen strijd, hetzij door de overmagt, die zij bezat op den Koning, hetzij door de jeugd en de onmagt der vreemdelinge, die daar aankomen zoude zonder vriende en zonder volgelingen, en zonder invloed, gescheiden van hare bloedverwanten, aan een vreemd. Hof, waarvan zij de gebruiken, noch de zeden kende, schoon het van haar geëischt zoude worden, zich er gansch naar te voegen; die blindelings en onzeker zoude voortwandelen tusschen de strikken en kabalen om haar henen; die er zich in verwikkelen zoude en daarin rondspartelen, eer zij het zelve wist, en die wel genoodzaakt zoude zijn, zich op genade of ongenade over te geven aan de alles beheerschende Camerera-Mayor, hetzij ze haar beminde of niet, te meer, daar deze door den aard zelven van haar ambt geroepen was hare bespiedster, hare opzigtster, hare kerkermeesteres te zijn - en dan eene Camerera-Mayor als orsini! Niemand ook, vriend of vijand van deze, durfde twijfelen aan hare overwinning, zoo het tot eenen kamp moest komen, te meer nog, daar zij al de personen, die het huis der Koningin zouden uitmaken, zelve had gekozen en benoemd, en de gekroonde gevangene zich dus zoomin als haar echtgenoot zouden bewegen, of hooren toespreken, dan zoo als de magtige Hofdame het door hare creaturen zoude laten aangeven. Toch werd de lijst van dit personeel naar Turin opgezonden en dáár goedgekeurd. De Edelman, die elisabeth farnese bij volmagt zoude huwen, in naam van filips V, was reeds gekozen, en de dag der voltrekking van dit verbond vast bepaald, en reeds zoo nabij, dat een koerier, van Madrid afgezonden, Turin zou kunnen bereiken, maar niet meer van daar terugkeeren vóór de plegtigheid; werkelijk werd er zulk een ijlbode afgezonden; het gerucht ging, om het ongeduld van den Koning te bevredigen omtrent den tijd der afreize zijner nieuwe gemalin; maar
het was raymon, de geliefkoosde page van den Sieur françois, welke bij deze gelegenheid den titel van Ridder verkreeg, en die werd afgezonden van wege de Prinses orsini aan den Graaf saintbertôt. Op den dag der voltrekking vonden er geene openlijke feestelijkheden plaats te Madrid - die alle werden uitgesteld tot op de komst van de jonge Koningin - eene spaarzaamheid, die uit de schraalheid en den armelijken staat van 's Konings kas kon worden verklaard, zoo slechts niet nog meer onnoodige verkwistingen die wedersproken hadden.
Het Spaansche volk morde een weinig; maar orsini had nooit
| |
| |
vrees voor den toorn van de Spanjaarden, of ooit inschikkelijkheid voor hunne wenschen. Het Hof zweeg gebogen - en de Koning zweeg gegriefd - maar de Camerera-Major zelve bragt dien dag door in eene soort van angstige gespannenheid, die zij niet wilde laten opmerken, en die zij toch zoo weinig meesteresse scheen, dat zij zich, onder voorgeven van ongesteldheid, opsloot in hare bijzondere vertrekken, waar de Sieur françois haar een uur kwam bezoeken. Hij herhaalde dat bezoek laat in den avond, nadat orsini den Koning had opgewacht bij zijn naar bed gaan, een pligt, waarvan zij zich niet had willen ontslaan, en welken filips haar moeijelijk maakte, door, met de onbuigzame halsstarrigheid van een kind, den gewonen tijd te overschrijden en te verlengen door ieder mogelijk voorwendsel, in de hoop, van zich ter ruste te begeven, met de zekerheid, elisabeth farnese tot gemalin te hebben. Eene tijding, die in waarheid van minuut tot minuut werd gewacht - de reden, waarom ook alle hovelingen, die er het regt toe hadden, zich, zoo lang zij konden, bleven ophouden in de slaapkamer des Konings en in de aangrenzende vertrekken - dan zij werden alle teleurgesteld. Het laatste voorwendsel voor hen om te blijven was weggevallen; filips rustte of rustte niet, maar was ten minste weggeschoven achter zijne fluweelen ledekantsgordijnen, en de Camerera-Major verliet met eenen triomferenden glimlach het slaapvertrek, en ontsloeg alle overigen met een' blik van haar oog, zonder dat de overbrenger van het telegraphisch berigt was verschenen.
Naauwelijks echter was zij in haar eigen vertrek, was zij er met den Sieur françois alleen, of die bode werd bij haar aangediend.
‘Laat den Senor velasquez hier binnenkomen, en verwijder u, cynthia!’ riep de Prinses, in eene soort van hartstogtelijke hevigheid, die haar ongewoon was.
De Spaansche Ambtenaar trad vlak voor de Camerera-Major, boog zich diep en ernstig, en vroeg eenigzins verwonderd, of zijn berigt niet eerst behoorde bij den Koning?
‘Natuurlijk niet, daar ik het ben, die er den Koning op moet voorbereiden,’ antwoordde zij met een volgen van hare eigene gedachten, dat eene sterke verstrooijing bewees, en waarover de Sieur onmerkbaar het hoofd schudde.
Senor velasquez zag met nog meer verwondering op de Prinses orsini, en bleef zwijgend en aarzelend zijne depêche in de hand houden.
| |
| |
‘Senor velasquez! aan uwe handelwijze is het merkbaar, dat gij weinig bekend zijt aan het Hof, en zij dient evenmin, om er u gunstig bekend te maken,’ sprak orsini scherp.
‘Zoo ik eene fout heb begaan, vergeve het mij de Senora Principessa! zekerlijk, ik wist niet beter,’ sprak de Spanjaard overbluft en gaf zijn geschrift over.
De Senora Principessa draaide den verschrikten oproerige den rug toe; was dat toorn of voorzigtigheid? - want de Sieur françois, die bij haar gegaan was, terwijl zij las, zag haar vaalbleek worden - een verbleeken van onvermeesterden schrik, als nooit een sterveling op die trekken had bespied. Zij sprak geen woord, maar zij wenkte velasquez met de hand, dat hij gaan zoude - een wenk, dien de Sieur verduidelijkte, terwijl hij hem verzocht de bevelen der Camerera-Major te wachten in de voorzaal. Die man, die zich meende schuldig gemaakt te hebben aan een groot vergrijp, en die zich zelven verweet zijne eigene fortuin te hebben weggestooten, terwijl zij als onder het bereik zijner hand lag, verwijderde zich haastig en verward, eene gelukkige omstandigheid, waardoor hij de verwarring der Prinses niet opmerkte.
Die verwarring intusschen was groot, zoo groot, dat toen de Sieur haar weder naderde, hare hand vatte en belangstellend vroeg, wat er was, zij hem eerst met groote verwilderde oogen aanzag, en daarop in eene soort van woede opvloog van haren stoel, onder den uitroep: ‘Zij hebben het huwelijk voltrokken! elisabeth farnese is Koningin van Spanje!’
‘Het is niet mogelijk, gij moet u vergissen!’ riep d'aubigny, terwijl hij de depêche inzag, en even daarna met ontzetting ter zijde legde. Hij had zich overtuigd. Het was niet slechts mogelijk, maar het was waar!
‘Een afschuwelijk verraad van sainbertôt!’ riep orsini, met tranen van spijt in het oog.
De Sieur haalde de schouders op. - ‘Het kan eene vergissing, een misverstand zijn, eene onhandigheid,’ hernam hij, vergoêlijkend.
‘Misverstand!’ herhaalde orsini met bitterheid en ergernis; mij dunkt, het bevel was duidelijk en bepaald! Onhandigheid! een page van zestien jaar had die dienst kunnen bewijzen, het overhandigen van een' brief!
‘Is het niet mogelijk, dat victor amadeus, ondanks alles, de zaak hebbe doorgezet?’
‘Al ware victor amadeus de bedriegelijkste schelm, die ooit
| |
| |
een' Vorstenzetel van Europa onteerde, hij zoude zoo schaamteloos niet hebben durven handelen.’
‘Hoe het ook zijn mag, ik smeek u, Mevrouw! ook om uws zelfswil, veroordeel niemand, vóór gij het nadere weet, vóór gij meer helder ziet in deze ongelukkige uitkomst.’
Maar de Prinses luisterde niet; zij ging voort, heen en weder te loopen door het vertrek, met groote ongeregelde schreden; met lippen, sidderende van toorn, en wangen, gloeijende van ontvlamde drift den armen Graaf te beschuldigen, de jonge Koningin te verwenschen en victor amadeus te beschimpen; zij vergat geheel alle matiging en zelfbeheersching, zoo als het natuurlijk zijn moest van eene, die gewoon was zich zelve te betoomen, en die op eenmaal, om eenige geweldige oorzaak, alle banden van zich werpt; zoo vaak toch wij de Prinses orsini koel hebben gezien en onbewogen bij gebeurtenissen en onder omstandigheden, die haar hadden moeten schokken, was dat niet, om een koud laconisme te doen opmerken, maar om bewondering te vragen voor een zeldzaam verschijnsel van menschelijke zielskracht; want zij was eene hartstogtelijke vrouw, hartstogtelijk in de liefde - wij hebben het gezien in hare verbindtenis met françois - hartstogtelijk in de eerzucht, hartstogtelijk tot in de ijdelheid toe, tot in alles, wat zij opvatte, begeerde of gevoelde; en daarom was die uitbarsting zoo vreesselijk en zoo geweldig, omdat zij niet, als anderen, aan die hartstoglelijkheid nu en dan had toegegeven, en er als het ware afleiding aan had vergund; maar dat dit alles bijeenbewaard was gebleven en gesmeuld had tot een enkel oogenblik van uitbarsting. Een vierde van een uur lang gaf die zonderlinge vrouw toe aan hare hartstogtelijkheid, aan hare woede, aan hare spijt, aan haar berouw, aan haren toorn, aan alle driften en gewaarwordingen, die haar bestormden; maar toen ook was zij zelve de eerste, die er aan dacht, kalmte en beradenheid te hernemen, zonder dat een woord van den zwijgend belangstellenden getuige dezes orkaans harer ziele noodig had het haar te herinneren. françois had te wel het noodzakelijke van dit lucht geven begrepen, om haar te storen door vertoogen, die hij berekenen konde, dat volstrekt nutteloos moesten
zijn.
De Prinses orsini stelde zich in het einde nevens d'aubigny, die was blijven zitten, legde hem beide handen op de schouders, en hem aanziende met die schrandere oogen, waaruit de flikkering der togten reeds weder terugweek voor de kalmere helderheid des verstands, zeide zij hem:
| |
| |
‘D'aubigny! mijn trouwe vriend! gij waart de eenige getuige van mijne zwakheid, van mijn zelfvergeten, van mijne vernedering, mag ik zeggen; gij zult het ook zijn, die zal weten te getuigen, hoe ik kracht kan toonen, en hoe ik mij weet op te rigten.’ - En daarop aan zijnen arm uit hare kamer tredende, ging zij met vasten tred de voorzaal binnen, waar velasquez haar wachtte.
‘Senor!’ zeide zij met eenen glimlach, die den armen man het leven teruggaf, ‘ik heb mij lang beraden, of ik het regt had Zijne Majesteit te wekken om deze tijding, of niet - ik ben tot het besluit gekomen, dat zij den Vorst behoort te verkwikken bij zijn opstaan; wees dus morgen tijdig op het paleis, om uit de handen van uwen Koning eene betere belooning te ontvangen voor uwe goede berigten, dan dit voorloopjg blijk mijner vreugde bij deze gelegenheid,’ en zij schonk hem een zwaar diamanten kruis, dat zij losmaakte van haren halsketting. ‘Tot morgen evenwel zij uwe aankomst een geheim,’ voegde zij er bij, toen de verrukte haar de hand kuste.
Den volgenden morgen werden filips en geheel zijn hof werkelijk verblijd, naar de verordening der Camerera-Major, door de mededeeling van de gewigtige tijding, en zij zelve ging voor bij dat vreugdebetoon, met eene bevallige goedwilligheid, als ware het gebeurde haar geene schokkende teleurstelling geweest. En de Koning, in zijne kinderachtige blijdschap, drukte haar de hand, noemde haar zijne schoone vriendin, ‘de zuster zijner ziele,’ en dankte haar als voor eene weldaad, die zij hem bewees.
Dien dag ook deelde zich de stemming van het Hof mede aan het volk van Madrid, dat bij Kabinetsorder de vrijheid kreeg, zijne vreugde aan den dag te leggen over de blijde gebeurtenis, op de gewone en gebruikelijke wijze. En er werden te Deum's verordend in alle kerken van de Hofstad, en de Koning met geheel het Hof woonde de hoogmis bij in de Kathedrale; er hadden plegtige omgangen plaats door de straten - en er werd wijn en brood uitgedeeld aan de armen, en het volk toonde zijne deelneming door al die luidruchtige bedrijven, die niets bewijzen, en waaraan de Vorsten toch gelooven. Al die juichtoonen werden met ophef en met overdrijving weêrgalmd door geheel Spanje henen naar het buitenland, en vooral naar Turin; daarvoor wist de Prinses orsini te zorgen!
Toen eindelijk meer uitvoerige tijdingen waren aangekomen van Savoije; toen de Spaansche Ambassadeur, de Hertog
| |
| |
victor amadeus, en de jonge Koningin, allen geschreven hadden aan den Koning, en sainbertôt en alberoni beide aan de Prinses orsini, wist deze laatste, waaraan zich te houden; ook sprak zij tot den Sieur françois, die in geene kleine onrust tot haar gekomen was: - ‘Welaan, nu oordeel ik met volle kennis en zekerheid van alles. Sainbertôt bekent het zelf; hij heeft te laat gehandeld.’
‘De ongelukkige!’ riep d'aubigny moedeloos; ‘hij heeft de belangen van elisabeth farnese beter behartigd dan de zijne.’
‘Zoo! begrijpt gij het ook, dat hij mijne gunst heeft verbeurd?’
‘Ik ken u, Mevrouw! en ik weet, dat diana voor hem verloren is. En als nu mijn kind hem bemint, is ook zij ongelukkig. Dat heb ik dan gewonnen bij mijne reis naar Spanje! Maar ik wil haar ten minste zelf daarop voorbereiden, dat zij dien jongen man niet zal wederzien.’
‘Gij zult dus dit huwelijk niet meer bevorderen willen, ondanks mij?’ vroeg de Prinses orsini verrast.
‘Ik heb u immers mijn woord gegeven, dit niet te doen, zoo de jonge Graaf uwe verwachting teleurstelde. Hoe onverklaarbaar het zijn moge, dat is gebeurd, en het eenige, wat ik nog vermag, is van u te vragen, dat gij uwe wraak tegen den ongelukkigen jongman bepaalt bij de wonde van zijn hart!’ -
‘Mijnheer sainbertôt is onderdaan van Frankrijk; hij heeft geene andere gunst van mij gewenscht, dan die, welke ik hem nu moet weigeren - hij heeft niets gedaan, dat hem schuldig maakt voor eenige wet van dit Land, waarin hij waarschijnlijk niet zal wederkeeren, en zoo hij het waagt, welnu, d'aubigny! wie is hij dan, dat ik mij om hem zoude aflaten tot persoonlijke wraakneming? Ik had den jongen man willen beloonen - ik kan het niet meer, ziedaar alles!’
‘Ik vertrouw dit woord; de jonge Graaf is veilig, en nu Mevrouw! mij rest van nu aan niets meer te doen in Spanje; ik ben er nutteloos, en ik kan er niets meer verhelpen voor mijne dochter; gun mij, dat ik naar haar terugkeere, en laat dit een afscheid zijn.’
Maar de Prinses orsini wilde dit niet toestaan; zij wenschte hem bij zich te houden; zij gebruikte alle middelen ter overreding; maar, zonderling, ondanks hare bekentenis, dat zij hem noodig had te dezer dage, zoo niet als steun en als raadsman, dan toch als vriend en als vertrouwde; bekentenissen, die hem
| |
| |
bijna overreedden om te blijven, was er in de wijze, waarop zij die uitsprak, iets vreemds, iets gedwongens - er mengde zich eenige verlegenheid in, die verborgen werd onder gulheid, dat hem juist bewoog, om niet toe te geven, omdat zij er zoo veel, zoo kennelijk te veel prijs op stelde, hem langer terug te houden. Hij vermoedde daarachter eenig oogmerk, en hij volhardde bij zijn besluit, om te gaan. Zij had zijne terugreis kunnen belemmeren, en hem duizende moeijelijkheden in den weg leggen, om niet eenmaal te spreken van hare magt, om hem van zijne vrijheid te berooven, zonder dat hij het iemand konde klagen; maar voor dit laatste waarborgde hem hare edelmoedigheid, en wat zij nu voor vriendschap in de plaats had gesteld van hare vroegere liefde, en tegen het eerste was hij evenzeer beveiligd, omdat Mevrouw orsini hem kende, en wist wat hij zoude ondernemen, zoo zij door list of door geweld zulk een plan van hem trachtte te dwarsboomen. Zij verschafte hem dus zelve de middelen, om veilig en snel te reizen. Bij het afscheid meer bewogen, dan hij het zich zelven wilde bekennen, of had gewacht, sprak hij met zijne dofste, zwaarmoedigste stem:
‘Nu toch zal het een afscheid zijn voor dit leven, anna!’
‘Wie weet?’ antwoordde zij, met eenen opgeruimden glimlach!
Wij hebben regt te weten, waarom het voor orsini zoo groot eene teleurstelling was, elisabeth farnese Koningin van Spanje te zien, nadat zij toch zoo veel had gedaan, om er haar toe te verheffen, en nadat zij er zoo zeer op scheen voorbereid, haar als zoodanig te ontvangen, en vooral ook om te weten, waarom sainbertôt hierin zoo schuldig werd gehouden en zoo zwaar gestraft. Met een enkel woord kan het gezegd zijn. De Camerera-Major had hem in staat gesteld, om dat huwelijk te voorkomen, en hij had het laten voltrekken! Waarom toch had de jonge Graaf zich zoo vergrepen tegen zijn gegeven woord en tegen zijne eigene vooruitzigten? Hij had het niet gedaan, hij was niet nalatig geweest; hij was onschuldig; slechts had er eene schrikkelijke misleiding plaats gegrepen. Men herinnert zich, dat de Abt alberoni te Turin aankwam, juist op het oogenblik, dat sainbertôt zich meende te helpen door eene wan- | |
| |
hoopsgreep, welke geene andere was dan deze: zich, even als vroeger, onaangemeld en ongewacht te vertoonen voor de Prinses elisabeth, op hetzelfde uur en op dezelfde plaats, waar zij hem eenmaal regt had gegeven haar te komen zien; dit te doen met de vorige vrijmoedigheid en gemeenzaamheid, alsof er niets lag tusschen hun laatste zamenzijn en deze bijeenkomst; niet zijn beleedigend vertrek, niet zoo veel tijdsverloop, niet hare verloving met een' Koning, niet hare opzettelijke vreemdheid tegen hem, die wel den grootsten afstand maakte. En zij mogt dan verschrikt zijn, verontwaardigd, toornig, zij zou de voorzigtigheid moeten hebben, zijne stoutheid te zwijgen, omdat..... het niet de eerste was. Zij zou hem moeten aanhooren - en als hij eenmaal tot haar spreken konde, vrij en zonder getuigen, dan, meende hij, moest zijne zaak gewonnen zijn, en die der Prinses orsini te bepleiten scheen hem daarna geene moeite. Maar zoo hij zijne zaak
verloor - en de mogelijkheid bestond - dan zou dit roekelooze onderwinden, vermetel, zoo als het slechts in het hoofd van eenen Franschen Edelman der achttiende eeuw kon opkomen, zijnen val onvermijdbaar maken en dien der Camerera-Major tevens, wie men beschuldigen zou in haren zendeling. Zoo ten minste oordeelde het alberoni, die tot hem kwam als de vertrouwde der Prinses, hem toegezonden als een raadsman, wien hij dus zijn vermetel ontwerp moest mededeelen, en die het nadrukkelijk ontried, als te gewaagd en te onherstelbaar, zoo het mislukte. Het had anders de uitvoerbaarheid voor zich; want de Graaf had de ontdekking gedaan, dat vachini, de Napolitaansche zangmeester der Prinses, dezelfde, die de gedienstige en getrouwe middelaar was geweest hunner zamenkomsten, niet van haren persoon was verwijderd, en hij had dien man, een veil wezen, nog in dezelfde goedwillige gezindheid voor hem teruggevonden, zijne diensten als altijd te koop, en zijn vermogen om die te bewijzen, hetzelfde; maar de Abt dwong hem het ontwerp op te geven, en beloofde daarentegen, zonder zulk een gewelddadig hulpmiddel, hem te brengen in de nabijheid der Prinses. De Graaf geloofde dit naauwelijks; maar aan den man, die de laatste instructiën had van de meesteres, moest hij zijn inzigt onderwerpen, en zonderling, hij ondervond spoedig, dat hij welgedaan had. Alberoni had, als reeds gezegd is, een werkzaam aandeel genomen in de eerste opening der Spaansche huwelijksonderhandeling - dit had toenmaals reeds den zelfzuchtigen Hertog van Savoije te zijner gunste gestemd; maar hij
| |
| |
had nu nadere aanspraak verkregen op het vertrouwen en de gunsten van dezen, door de geheime diensten, welke hij het Fransche Hof bewees, en waarin ook de belangen van victor amadeus verwikkeld waren; daarbij door zijnen vroegeren meester, den Bisschop van Parma, en het onbepaalde vertrouwen van vendôme, ingewijd in al de kronkelgangen der Italiaansche en Savooische staatkunde, en door eigene slimheid en list de slimheid en de list van anderen het eerst ontcijferende, had hij den dubbelhartigen Hertog, even als orsini, doen begrijpen - dat het meer schadelijk moest zijn, hem tot tegenpartij te hebben dan tot bondgenoot - en zoo was hij er in geslaagd, zoo veel van zijn vertrouwen te winnen, als het mogelijk was van iemand, bij wien bedrog hebbelijkheid is geworden, en een deel van zijn wezen. Nu gebruikte de Abt dien invloed, zoo het scheen, geheel alleen ten voordeele van sainbertôt, want de gemakkelijkheid, waarmede men hem tot de Prinses van Parma toeliet, scheen weldra op dezen terug te werken; ten minste elisabeth zocht den Graaf - de hinderpalen vielen weg, alsof zij nooit hadden bestaan; de jonge Prinses scheen, zoo niet haar vroeger welgevallen, dan toch hare voormalige welwillendheid te hernemen voor hem, en ten laatste kostte het hem niets meer, dan den wensch, om daat gehoor te verkrijgen, dat hem reeds zoo vele zorge gegeven had en zoo veel hoofdbreken. Zich te regtvaardigen tegenover de Prinses farnese over eene verwijdering, die haar smartelijk viel, doch die door zijn Hof werd geëischt, moest hem niet moeijelijk vallen, daar die Prinses nu op het punt stond, Koningin van Spanje te worden, een' rang, die haar gered was door zijne edelmoedigheid, daar de ongelukkige jonge Vorstin toenmaals aan haren ondragelijken toestand een einde had willen maken door een geheim huwelijk en eene vlugt met den Franschen Graaf, een kinderplan,
dat zijn rijper oordeel, ondanks zijnen hartstogt, toenmaals had bestreden en verijdeld, en waarvoor elisabeth hem nu nog dankbaar moest zijn. Maar het vooroordeel te bestrijden, dat zij tegen de Prinses orsini kon hebben opgevat, was te meer moeijelijk, daar zij, zelfs in de oogenblikken van het gulste vertrouwen, zich daarover niet uitliet, nooit den naam der Camerera-Major uitsprak, en als sainbertôt dien noemde, daarop willens geene acht sloeg, of wel hem verzocht haar niet het Spaansche Hof te herinneren. Dit alles was nu zeker het bewijs, dat zij Mevrouw orsini niet beminde; ten minste de Graaf meende het daarvoor te houden, en het op die wijze aan de Camerera- | |
| |
Major mede te deelen; maar dien tegenzin, zoo die bestond, te veronzijdigen, was op deze wijze niet mogelijk. Middelerwijl had alberoni's scherp oog in haar karakter blikken geslagen, en in haar hart schuilhoeken ontdekt, welke op te sporen de taak van den Graaf was geweest, doch waarvoor zijn oog niet genoeg helderziende was - of zij had hare vermomming tegenover hem te wel bewaard, en nadat beide hunne wederzijdsche opmerkingen aan elkander hadden medegedeeld, kwamen hunne gezamenlijke berigten tot orsini over, voor welke dit reeds genoeg was om te besluiten, dat elisabeth farnese niet Koningin van Spanje zoude zijn. sainbertôt had op alberoni gezien met bewondering, en op zich zelven met ergernis, toen hij door dezen zoo gemakkelijk en zonder eenige kunstgreep zag bewerkstelligd, wat hem ondoenlijk was geweest met al de vindingen van zijn vernuft, en met al zijne vroegere aanspraken; maar de behendigheid van den Abt had zich hierin juist niet bijzonder behoeven in te spannen, daar eene onvoorzigtigheid van victor amadeus hem zelven het middel daartoe had aangewezen. De Hertog had hem ondervraagd naar sommige betrekkingen en verhoudingen der Camerera-Major,
waarop hij geantwoord had, zoo als hij meende dat te kunnen doen in het belang der eerste, en zonder te veel terughouding, om zijne eigene belangen te redden bij den Hertog; - maar toen deze hem ondervraagd had naar den Sieur françois, of liever naar Monsieur d'aubigny, zoo als de Vorst hem noemde, had hij zich gered met de verklaring, dat hij eerst na 1705 aan het Hof van Madrid was gekomen, en dien Écuyer-Cicisbeo dus niet had gekend. ‘Dat spijt mij te meer,’ hernam victor amadeus, ‘omdat de Prinses van Parma eene ernstige reden heeft naar dien man te onderzoeken.’
‘Als de Prinses dat wenscht, zou ik een' persoon kunnen aanwijzen, die met d'aubigny bekend is.’
‘Gij moet haar dien persoon noemen, en gij kunt mijner dochter geene betere dienst bewijzen,’ had de Hertog gezegd.
Dit verklaart de toenadering van alberoni tot elisabeth, dit het zoeken der laatste van sainbertôt, want alberoni, die begreep, dat de Graaf behendig genoeg zoude zijn, om de Camerera-Major niet te verraden, noemde hem aan de Prinses. Hij had daarmede tegelijk Mevrouw orsini gediend, die het hem ten pligt had gemaakt, sainbertôt en elisabeth tot elkander te brengen. De jonge Vorstin, welker geheele leven tot hier toe was geweest een verbergen van zich zelve en van hare vroe- | |
| |
gere begeerten, had intusschen niet regtstreeks hare belangstellende vragen tot sainbertôt gerigt; - maar toen zij die eindelijk waagde, schoorvoetend en voorzigtig, had hij die zoo duister, zoo verschrikt en zoo kortaf beantwoord, dat hare omzigtigheid den lust verloor ze hem verder te doen. De jonge Graaf had bij die ondervraging nog sterker gevreesd voor de ontdekking van zijne liefde tot diana, dan voor die van het geheim der Camerera-Major; maar wat hem dan ook bedachtzaamheid voorschreef, het is zeker, dat hij haar oefende, en juist die terughouding overtuigde de Vorstin van Parma, dat hij veel moest hebben mede te deelen, en niet wanhopende zulks eenmaal van hem te hooren, al ware het bij toeval, bleef zij voortgaan hem eene vertrouwelijkheid te bewijzen, die evenmin waar was als onbaatzuchtig. Door te weigeren zich over Mevrouw orsini uit te laten, hoopte zij hem uit te tergen alles te zeggen, wat hij wist, om op deze terug te komen; dan de jonge Graaf was te bescheiden, om in dien strik te vallen; hij liet zich afschrikken een onderwerp aan te roeren, dat haar zoo ongevallig scheen.
Terwijl deze listen en tegenlisten te Turin werden afgesponnen, kwam de ijlbode in die hoofdstad, welke sainbertôt moest verpligten tot het overhandigen van de depêche, die de Prinses orsini aan zijne zorg had toevertrouwd. Alberoni, die zoo goed onderrigt was van alles, wat er omging te Madrid, als lodewijk XIV - want hij had spionnen, die betaald werden met het goud van den Franschen Koning, - was bekend met den inhoud van dat staatsstuk, door het Ministerie der Camerera-Major daargesteld, en dat eene vraag opwierp, welke het huwelijk onmogelijk maakte; hij wist twaalf uren vooruit de aankomst van dien bode en het doel van diens komst; - hij had zich vergewist van den weg, dien deze noodwendig moest nemen, en hij was zoo gelukkig den argeloozen raymon op te vangen, vóór hij de poorten van Turin binnenreed, met al de drift, die hij had noodig gerekend, om den last zijner meesteres te volvoeren. Wat de listige Abt hem zeide, of het door dreigingen was, of door beloften; of hij hem verschrikte door een magtwoord, of verschalkte door eene list, of dwong, of verleidde, dat is niet met zekerheid te bepalen; misschien heeft hij al die middelen achtervolgens aangewend; maar welken vond hij daarop ook had bedacht, zeker is het, dat die gelukte, en dat hij den misleide of den verleide overhaalde zich
| |
| |
vier en twintig uren lang verborgen te houden. Gewigtige vier en twintig uren! wat konden zij niet zijn in de hand van zulk een' behendigen en werkzamen intrigant als alberoni, wanneer men indenkt, hoe vaak een enkel uur, een vierde van een uur, gewonnen of verloren, beslissen kan over een menschenlot? En hier werkelijk hadden zij alles beslist, want de Abt had niet stilgezeten, en de Hertog had zijne leiding gevolgd, en toen sainbertôt ten laatste het bevel had ontvangen, en dat met de meeste haast wilde gaan uitvoeren, kwam men hem berigten, dat het huwelijk bij volmagt voltrokken was, en daar hem ernstig was aanbevolen, zijne depêche in geen geval te toonen na die verbindtenis, had hij niets beters te doen, dan zijne opwachting te gaan maken, in naam der Camerera-Major, bij - de Koningin van Spanje.
Hij wist niet, welk eene grieve hij zijner zendster had aangedaan, en wat hij zich zelven had berokkend. Onwetende daarvan, berigte hij het gebeurde eenvoudig en zonder eene verontschuldiging naar Madrid, en wachtte rustig de nadere bevelen der Prinses orsini. De laatste kon niet anders dan hem veroordeelen, dan hem verdenken van een boos verraad; eerst een brief van den Sieur françois wekte hem uit zijne rust, met den schrik en de teleurstelling, die men zich denken kan. Hij begreep, dat zijn levensgeluk verwoest was voor altoos, want ook de belangstelling van den Sieur françois scheen voor hem verminderd te zijn; het verbod, diana weder te zien, was er ten minste zonder eenige verzachting van hope bijgevoegd, en de arme Graaf, die nu wist, wie diana was, begreep te wel, dat zelfs d'aubigny haar niet zoude uithuwen tegen den wil der Prinses orsini, bij het groote regt, dat deze in waarheid op haar bezat. Die hardheid trof hem te dieper, naar mate hij haar eene onverdiende geloofde, en zijn ongeluk was te zwaarder, daar hij nooit zijne onschuld zou kunnen bewijzen, want raymon was verdwenen op eene onverklaarbare wijze. Hij wilde toch nog eene poging doen, om zich bij Mevrouw orsini te verontschuldigen, haren toorn te verzachten, en haar te verbidden, om van besluit te veranderen.
Hij reisde weg van Turin, en hij was reeds tot de Fransche grenzen gekomen, toen hij eenige verwarde regels schrifts ontving van den Sieur françois, die niets anders behelsden dan dit: ‘Mevrouw orsini heeft haar werk voltooid; zij heeft mij mijn kind laten ontschaken; waarheen zij het ook gevoerd heeft, nu het in hare hand is, is het verloren; zij kan niet anders dan diana
| |
| |
het verderf indrijven,’ en ter zijde stond, als een uitroep der bitterste smarte daarhenen geworpen: ‘Zoo de wrake mij geoorloofd ware! hoeveel magt zoude ik niet hebben tegen haar, en toch trotseert zij mij!’
De radelooze vader van diana, die zich uitstortte tegen haren geliefde, wekte eene gedachte op in zijne ziel, die al zijne smart en teleurstelling daarin nog niet hadden doen oprijzen. Toen de Camerera-Major daar zoo afschuwelijk voor hem stond, niet als de vrouw, die hem diana had geweigerd, maar als de vrouw, die diana deed verloren gaan voor hem, voor allen en voor zich zelve, - toen herinnerde hij zich al het leed, dat die vrouw hem reeds had gedaan, al het kwaad, dat zij had gepleegd, al de schuld, die zij reeds had op zich geladen; - zij stond voor hem als de wreede, zelfzuchtige, alle regten vertredende intrigante, die hij reeds vroeger had gehaat, en die hij nu moest verachten. Het geheele leven dier vrouw lag plotseling voor hem met al zijne zwarte vlekken, met al zijne blinkende zonden, met al zijne bloedige tranen, aan anderen afgeperst, met iederen zedelijken moord, dien zij had gepleegd, en hij herinnerde zich, dat hij eens eene opheldering had erlangd, die hem had doen zeggen: ‘Het lot dier vrouw is in mijne hand!’ en hij herinnerde zich de antipathie der Koningin van Spanje, en hare nieuwsgierige vragen, en hij wist die twee gedachten zoo goed te verbinden, dat hij meende, het uur der vergelding moest voor haar geslagen hebben, en de wrake, die d'aubigny niet mogt oefenen, was nedergelegd in zijne hand - en de opvatting vastklemmende, tot zij een besluit was geworden, reisde hij terug naar Turin.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Wij ook moeten even teruggaan, om te zien, wat den Sieur françois regt gaf tot zulk eene ontzettende aanklagt tegen de vrouw, welker gebreken hij altijd verheeld had en verzacht voor het minst door zijn stilzwijgen. Hij had nog niet de Spaansche grenzen overschreden; hij was Pampeluna nog niet genaderd, toen hij, op veranderd gespan van muilezels wachtende, zich in eene armelijke dorpherberg zat te vervelen, en die onbestemd verdrietige toestand plotseling veranderde voor de meest regtmatige smart en onrust, door de ontmoeting van zijnen getrouwen jerôme, die hem met al de omzigtigheid, welke zijne angstige nieuwsgierigheid toeliet, het volgende mededeelde:
| |
| |
Spoedig, nadat men op Chante-Loup de eerste berigten ontvangen had van des Sieurs komst te Madrid, hadden zich te Amboise van tijd tot tijd lieden vertoond, die, naar hun uiterlijk voorkomen, de liverei en het getal hunner bedienden, en de pracht hunner equipaadjes, kennelijk behoorden tot de eerste kringen van Parijs en Versailles. Nu eens waren het Dames geweest, begeleid door elegante cavaliers, dan weder bejaarde Heeren, door een' ganschen stoet van gevolg omringd, dan weder jonge edellieden, in eenvoudig jagtkostuum, en die te paard kwamen, en bijna onverzeld, maar aan wier uiterlijk en manieren het te zien was, dat zij tot het hof behoorden. Zeker had jerôme onder hen Heeren herkend, die tot het Huis van den Hertog van Orleans behoorden; maar hoe ook verschillend van voorkomen, van rang en van geleide, alle schenen slechts één zelfde doel te hebben, het doel namelijk, om het Kasteel Chante-Loup te bezien, te naderen en zoo mogelijk binnen te dringen. Maar jerôme en zijne medgezellen hadden zich te wel het strenge verbod van hunnen meester herinnerd, en waren te zeer aan hem gehecht, om eenen enkelen dier wenschen gehoor te geven, hetzij zij met beleefdheid werden geuit, met aanmatiging voorgedragen, of ondersteund door vleijerijen of door rijke aanbiedingen; die nieuwsgierigheid werd zoo in het oogloopend, dat het zelfs diana lastig werd; en zonder het bevel van den Sieur françois, die te wel met de inrigting der Spaansche posterijen bekend was, om ze te vertrouwen, om nooit anders dan over huisselijke en onbeduidende zaken te schrijven, en behalve den staat van diana's gezondheid, niets verder daarbij te voegen, had de schrandere Huishofmeester reeds dat begin hunner onrust aan zijnen Heer medegedeeld. Het was afgesproken, dat diana zelve niet schrijven zou; d'aubigny had zich liever
den troost harer brieven ontzegd, dan de gelegenheid te verwekken, dat de Prinses orsini zijne dochter zoude leeren kennen uit hare brieven! Hij wist, dat zij schreef met hare ziel, met haar hart, met haar hoofd. Alles, wat het beste en fijnste in haar was, zou dan voor het scherpe oog der Prinses zijn blootgesteld geweest, en volgens de angstvallige zorge van françois moest dat niet zijn. Diana's verdriet over dien kleinen overlast kwam dus niet tot hem, maar spoedig werd het door iets ergers gevolgd. Op eenen voormiddag hield eene prachtige reiskoets, met vier paarden bespannen, stil, vlak voor den ingang van het Kasteel Jerôme zelf ging zich in staat stellen, om op nieuw de gewone
| |
| |
weigering uit te spreken, toen er een Heer uit het rijtuig afsteeg in militair gewaad, die verzocht te mogen spreken met de bewoneres van het Kasteel. Toen dit geweigerd was, toonde hij een bevel van den Maarschalk villeroi, dat hem magtigde tot een mondgesprek met de jonge Dame, die zich op Chante-Loup bevond. Maar de Huishofmeester hield onverschrokken stand, en verklaarde geene bevelen te erkennen en te ontvangen, dan van zijnen meester, die juist bevolen had niemand binnen te laten. De krijgsman scheen zich hiermede te vergenoegen, ten minste het rijtuig vertrok; dan in den avond kwam het terug, voorzien van eene gewapende magt, en dezelfde persoon toonde nu dezelfde order, die hij nu bereid scheen met het geweld, dat in zijne magt was, te steunen. Jerôme durfde geenen strijd aanvangen met's Konings krijgslieden, ten minste niet voordat zijne jonge meesteres zelve had beslist, wat zij hierin wilde gedaan hebben. Diana meende te moeten toegeven, en nu trad de krijgsman binnen, eene Dame geleidende, die gemaskerd was; beide hadden een lang gesprek met diana, waarna de Jonkvrouw het vertrek verlaten had, leunende op den arm der Dame, jerôme met geen enkel woord had toegesproken, maar hem slechts de hand had gereikt, als tot een afscheid; want naauwelijks durfde de trouwe man zijne oogen gelooven; zij volgde de Dame in het rijtuig, en toen hij haar in het overgaan van het plein den wil haars vaders wilde herinneren, zeide zij alleen: ‘Ik gehoorzaam aan de naaste mijner betrekkingen’ - en het rijtuig reed weg! Den volgenden dag kwam een bediende hare Kamenier afhalen en eenige goederen vragen, die der jonge Dame onontbeerlijk waren. Men had sinds dat oogenblik niet meer van haar gehoord. Maar jerôme, die begreep, dat nasporingen, zelfs als zij gelukten, nutteloos zouden zijn, dacht zich als eerste hulp de voorkennis en tegenwoordigheid van den
Sieur zelven, en was met al de ijl der trouwe en der onrust henengereisd, de Pyreneën over. Men denke zich de toestand van eenen man als françois, van eenen vader, van eenen vader als hij! Hij had jerôme misschien verwijten kunnen doen, zeker ten minste vele ‘waaroms’ kunnen voorleggen; dan hij was overtuigd, dat die man niet anders had kunnen handelen; dat hij zich zelven en al zijne makkers aan eene vruchtelooze gevangenschap had kunnen blootstellen, met geweld te gebruiken, en dat daarbij de wil van diana alles had beslist! Daarom zweeg hij; maar onder dat zwijgen moet
| |
| |
zijn gelaat en zijne houding zoo iets schrikwekkend lijdends hebben aangenomen, dat de goede bediende, met de handen voor de oogen, aan de voeten van zijnen Heer was nedergeknield, en het luide had uitgesnikt: zoo hij zich aan eenig pligtverzuim had schuldig gemaakt, was dit zwijgen de vreesselijkste straf, die hem had kunnen worden aangedaan; ten minste hij voelde haar snerpend, nu hij onschuldig was. De Sieur françois begreep bij het eerste nadenken, dat het de Prinses orsini was, die hier had gewerkt. De Maarschalk de villeroi was haar getrouwste boezemvriend aan het Fransche Hof. Alleen door haar kon deze weten van het aanzijn van diana. Geen sterveling ook kon er belang in stellen, zich de regten aan te matigen eener nabestaande, dan iemand, door haar gezonden; de Maarschalk was een man, die alles durfde en wien alles vrijstond; want hij had het voorregt ongestraft en veelvermogend te zijn door de vriendschap en den steun van Mevrouw de maintenon. Het was hem duidelijk: orsini had zich bemagtigd van zijn kind, zoo als zij eens had gedreigd, en dat na alles, wat er tusschen beide echtgenooten was voorgevallen, wat hij zelfs nu weêr voor zijne gemalin was geweest! Hij vond dit verraad zóó snood, dat hij er iederen gruwel van vreesde. Toen schreef hij aan sainbertôt, en hij reisde terug naar Madrid, overtuigd, dat zelfs, al stond hij voor het huis, waar men diana ophield, hij zich niet zou kunnen verzekeren van zijn kind, en niet tot haar zou worden toegelaten, zonder den wil der Prinses. Want wie was de Sieur françois te Parijs, en voor wien zouden de vrienden van orsini hem erkennen, zelfs al erkende hem diana als vader? Overtuigd, dat hij zijn ongeluk bij de bron moest opzoeken tot herstelling, wilde hij de Prinses zelve, door welk middel dan ook, noodzaken tot het
teruggeven van zijn kind, al moest hij daartoe dan ook het vreesselijkste gebruiken, dat hij kende: het verbreken van zijnen eed. Maar hij vond de Camerera-Major reeds niet meer te Madrid.
| |
| |
| |
De koningin van Spanje.
Op den weg van Madrid naar Burgos zag men Koninklijke rijtuigen en hofkoetsen voortrijden met zoo veel snelheid, als een dubbel gespan van sterke reispaarden het konden mogelijk maken, in een bar saizoen, over eenen bevrozen' grond en bij slechte wgen; want het was in het laatste der wintermaand, en zelfs Spanje heeft zijne dagen van guurheid en van koude. Maar op wie daarbinnen gezeten waren in de koetsen, gewikkeld in gemakkelijke en warme reiskleederen, door digt en wollig bont beschut tegen iederen last van wind en vorst - konden beiden hunne plage niet oefenen, of het moest zijn, dat de vertraging hunner reis hun reeds tot de allergrootste kwelling was. Voor een' hunner moest dat zeker zijn, want het was filips V, die, met zijn gevolg en de Camerera-Major, zijne nieuwe gemalin te gemoet reisde tot aan Guadalaxara - of liever, het was de Camerera-Major, die den Koning heenleidde, hoewel het den schijn had, of zij volgde, want van het oogenblik af, dat haar Vorst gehuwd was, scheen het, of de Prinses orsini zich, meer dan ooit, meesteres gemaakt had van zijnen persoon en zijne handelingen. Had hij vroeger naauwelijks gesproken of gehandeld dan door haar, nu sprak hij niemand dan haar, nu handelde hij niet meer; het scheen of de heerschappij zoude moeten deelen met eene andere, nog de keten verengd had, die zij om haren koninklijken slaaf had heengeslagen. Het was ook niet om te deelen, dat zij eene Koningin van Spanje had geroepen tot den troon van Spanje; en nu die Koningin elisabeth van parma heette; nu die elisabeth van parma niet vooraf had willen dingen naar hare vriendschap, was zij tot die deeling minder gezind dan ooit; en terwijl zij een goed gelaat toonde bij het onveranderlijke - had zij in den tijd, die nog verloopen moest, eer de echtgenooten zamen zouden zijn, alle maatregelen genomen, die haar voortdurend meesterschap moesten vestigen, Op geheel de
driedaagsche reize volgde haar rijtuig onmiddellijk de koets des Konings, die tot gezelschap
| |
| |
had hare meest toegenegene afhangelingen, de eenigen ook, die hij sprak buiten haar zelve - want bij iedere verpoozing der reize zonderde de Koning zich af met haar alleen, en zag niemand meer tot aan zijn ter rust gaan. Filips scheen onder dit alles meer lijdelijk en meer afhankelijk dan ooit; hij sprak niet, dan om goed te keuren, wat de Prinses orsini had beschikt, of om zijn verlangen uit te drukken naar zijne jonge bruid. Het is zoo, deze reize was zijn wensch geweest; maar het regelen daarvan was geheel de Prinses overgelaten, en het was dus beschikt, dat de Koning slechts anderhalven dag vóór de Koningin te Guadalaxara zoude aankomen. Want van hare zijde naderde de Koningin met allen, die haar aan de grenzen waren komen ontvangen; hare ekwipaadjes, de personen, die haar huis zouden uitmaken, en een deel der lijkfwachten van den Koning van Spanje. Alberonii was in haar gevolg gebleven, van Parma af; de Hertog de saint-aignan was tot haar gekomen aan de Spaansche grenzen, en die van infantado was haar in ontvang komen nemen van wege zijn meester aan de Savooische - en de étiquette wilde, dat zij tot den Koning zoulde komen, en dat deze haar afwachtte.
Wij hebben de koetsen uit het oog verloren, die intusschen haren weg zoo goed vervolgd hebben, dat zij te Guadalaxara stilhielden voor het ruime en prachtige paleis der Hertogen van Infantado, dat den Koning tot verblijf zoude zijn gedurende zijn oponthoud in het stadje, waarvan dat Hertoglijk geslacht de Erfheeren waren. Maar schoon het paleis gesierd was en gemeubeld naar de behoeften van zoo hoog eenen gast - de inwoners der stad zelve verdrongen zich niet daar rondom henen, om hunnen Koning te zien en te begroeten, want het was avond, en de Camerera-Major had verordend, dat men in het geheim, en bij wijze van incognito, de stad zoude binnentrekken. Weldra dan ook zat de Prinses orsini alleen met filips V! Voor het laatst alleen, want hoe groot eenen invloed de eerste ook dacht te oefenen, en haar mogt worden ingewilligd, het zou haar niet geoorloofd zijn, zich zoo te stellen tusschen den Koning en zijne gemalin, dat de laatste niet altijd, als zij wilde, de derde zou mogen wezen bij dit zamenzijn.
Maar schoon het voor het laatst was, en hoewel beide daaraan welligt dachten, schenen zij elkander toch niets te zeggen te hebben; ten minste, de Koning, in zijnen hoogen armstoel gezente, leunde zwijgend het hoofd in de hand, terwijl hij den
| |
| |
elleboog rusten liet op de tafel, en de Camerera-Major, die nederzat op eenen kleineren ruggestoel, geplaatst op eenigen afstand van de tafel, bekeek zwijgend het fijne miniatuurschilderwerk van den waaijer, waarmede zij speelde, hetzij om hare verveling te vermommen, helzij om zich te hoeden tegen de verzoeking, om de achtelooze houding van haren Vorst te volgen, want de vermoeijenis en de schokkende beweging van eenen ganschen dag rijdens moesten ook hare levendigheid hebben afgemat.
Eindelijk sprak zij, kermelijk hare loomheid overwinnende tot de poging om een gesprek aan te knoopen:
‘Heeft Uwe Majesteit mij iets op te dragen voor de Koningin? Ik reize morgen vroeg naar Jadraque.’
‘Niets, schoone vriendin! of liever, zeg alles wat u goeddunkt; gij kent al mijne bedoelingen - en ik zal mijne vrouw immers welhaast zien!’ - En daarop zweeg hij, met het gelaat en de houding van iemand, die meer wilde zeggen - bleef haar eene wijle strak aanzien, met meer beteekenis dan gewoonlijk, en sprak toen aarzelend, en als had hij naauwelijks den moed om het te zeggen: ‘Maar, mijne vriendin! zoudt gij wel naar Jadraque gaan? Gij zelve? Zou niet de Hertogin van Bejars, of eene andere Dame, Hare Majesteit daar kunnen begroeten en hierheen geleiden?’
‘Mijn Koning vergeet, dat het behoort tot de pligten der Camerera-Major,’ hernam orsini eenigzins verwonderd, ‘en dat Hare Majesteit reden zoude hebben tot ontevredenheid zoo deze reeds terstond met eene nalatigheid aanving.’
‘In waarheid!....’ hervatte filips, nog weêr aarzelende en verlegen; ‘doch .... ik scheide mij zoo ongaarne van u..... en .... der Koningin, die u niet kent, moet het onverschillig zijn, wie haar ontvangt, zoo het slechts eene Dame van rang zij.’
‘Ik wil hopen, dat dit Harer Majesteit niet onverschillig zij; ik wil hopen, dat onze Koningin reeds genoeg Spaansche zal zijn, om begrip te hebben van den rang eener Camerera-Major en van het gewigt dier betrekking, om niet onverschillig te zijn, wie haar vervult en hoe; ik wil niet hopen, dat....’ De Prinses orsini zeide dat alles op dien harden, meesterachtigen toon, waarmede zij gewoon was filips te overbluffen, als zij het niet noodig vond hem te vleijen; ook viel de Koning haar nu snel in de rede met een: ‘Nu dan, in 's Hemels naam, ga!’ - dat hij voleindigde met een' diepen
| |
| |
zucht, en waarbij de Prinses met eene soort van minachtend medelijden nederzag op den zwakken Vorst, wien het zoo moeijelijk scheen te vallen, zich voor eenen enkelen dag te scheiden van haren steun.
Den volgenden ochtend, op den 23sten December, vertrok de Prinses orsini met een klein gevolg naar Jadraque, een stedeken, waar de Koningin dien avond zoude aankomen en den nacht doorbrengen; het was een kleine togt van eenige uren - en waarbij Mevrouw orsini, alleen in haar rijtuig, zich ongestoord konde overgeven aan iedere soort van overdenking, en zich volkomen voorbereiden tot die eerste gewigtige ontmoeting. Gewigtige ontmoeting van die twee vrouwen, die elkander nooit hadden gezien, en die reeds zoo veel op elkanders lot hadden gewerkt of nog vermogen zouden; die elkander nog niet hadden gezien, en die elkander toch niet meer onverschillig waren; die elkander vreesden en benijdden, of welligt reeds heaatten, en toch misschien bestemd waren elkander eenmaal te beminnen, te steunen, te handhaven, te troosten - of elkander het leven te verbitten, het geluk te betwisten, de wenschen te verijdelen, de hoop teleur te stellen; maar zeker om altijd zamen te zijn, te zamen, hetzij in de naauwste en innigste vertrouwelijkheid, hetzij om tegenover elkander te staan, met den haat en het wantrouwen in de oogen!
Gewigtige ontmoeting voorzeker, want zij kon ligt beslissend zijn voor altoos; want het kon afhangen van den eersten indruk, wat zij voor elkander zijn zouden. Dat ook had de Prinses orsini volkomen begrepen, en daarom was zij besloten, al hare kunst in dit oogenblik te vereenigen, om vastheid, die van kracht getuigde, te voegen bij die aanvallige tegemoetkoming, welke bewijzen zou, dat zij dan eerst vijandin zoude wezen, als het zeker was, dat zij geene vriendin konde worden. Zij zou al de behendigheid van haren geest, al de buigzaamheid van haren aard, al de wegslepende verleiding van hare persoonlijkheid, tegelijk of beurtelings in het werk stellen bij die eerste zamenkomst. Eere genoeg, dacht orsini zeker, voor eene zeventienjarige - te veel kunst welligt, dacht zij er nevensdan een jong meisje, met hardheid opgevoed, waardig kon zijn, maar zeker genoeg, om haar te brengen dáár, waar zij haar begeerde te plaatsen; meer dan genoeg, om zich van haar te verzekeren. Mevrouw orsini had zic h het ambt van Camerera-Major laten geven - ook bij deze nieuwe Koningin, overtuigd, dat geen ander haar beter in staat stelde, om al hare plannen
| |
| |
en bedoelingen in de hand te werken; dat geen ander het haar zoo ligt maakte, de Koningin te leiden waarheen zij wilde, en zij glimlachte heimelijk over de onnoozelheid van filips, die zoo weinig helder zag in hare ontwerpen, dat hij een oogenblik meenen kon, dat zij om zijnentwil het voordeel van die eerste zamenkomst zoude overlaten aan eene andere, om geene betere reden, dan om hem ter zijde te blijven!! Eene waarheid is het, dat zij zelfs, met de geheime bewustheid in zich, dat elisabeth tegen haar bevooroordeeld was, nog op hare dankbaarheid rekende - en vooral niet had opgegeven, haar voor zich te winnen. Het is zeker, de Koningin kon niet weten, dat orsini haar den nieuwen troon had willen ontnemen; maar zij moest weten, dat niemand dan zij haar daarop had geplaatst. Het is zeker, dat de Koningin haren gemaal niet kende; maar het was haar bekend, dat orsini zijn gansche vertrouwen bezat, en zoo veel val zijn hart, als hij geven kon; de Koningin wist niet, welk deel van magt haar zoude te beurt vallen in het Koningrijk van Spanje, maar zij wist wel, dat orsini het alreeds regeerde, en de Prinses overwoog, dat, zoo dit geene titels waren, om van haar bemind te zijn, het er zeker moesten wezen, om door haar te worden ontzien en geacht. Bij die overwegingen had zij geene onrust meer, naauwelijks meer de vorige spijt. En het was met eene soort van welgevallen, dat zij voortdacht over hare verdere verrigtingen. Bij hare aankomst te Jadraque hoorde zij, dat de Koningin reeds dáár was; dat maakte zoo veel te meer gemakkelijk, wat zij had voorgenomen. Zij stelde zich voor, den avond door te brengen - zij alleen, met de jonge Koningin; deze de voorstelling te geven van al den glas en al de hoogheid, waartoe zij haar had opgeheven, en dus de dankbaarheid voor zoo ongehoopt een geluk in te enten in hare ziel, als deze zulk eene gewaarwording niet reeds had gevat; en den
volgenden dag zou zij het zijn, die haar vergezellen zoude in hare koets, en die haar als bij de hand voortleiden zoude tot den Koning, als een geschenk, dat zij hem gaf; zoo zoude zij staan tusschen de echtgenooten, de derde bij hun eerste zamenzijn, ook dien eersten indruk leiden, en terstond aan hunnen toon tegen elkander, aan hunne houding wederzijds, de rigting geven, die zij wilde! Wat had de Prinses orsini meer noodig, om heerscheresse te blijven?
Vlak naast de woning, die men voor de Koningin had ingerigt, had zich de Prinses ook een verblijf gekozen, en alles was daar
| |
| |
voorbereid tot hare ontvangst. Reeds in groot hofgewaad gekleed, had zij slechts eene ligte reispelisse af te werpen, een weinig aan haar kapsel te verschikken, nog een paar sieraden aan te leggen - en toen dat schielijk verrigt was, trad zij binnen bij de Koningin. - Zij vond deze te midden van haren nieuwen hofstoet, omringd dus van lieden, die alle door dankbaarheid, pligt en persoonlijk belang aan de Prinses orsini verbonden waren; die in deze de meesteres kenden en eerbiedigden, en wier eerbiedig ter zijde gaan, wier achtingvolle en demoedige blikken, van hunne volkomene onderwerping getuigden. Maar ook tot ieders hooge bevreemding was de ontvangst der Koningin van die der omringenden de scherpste tegenstelling. Het was, of zij de Prinses orsini niet opmerkte - die zij toch als opwachtte, en die haar naderde, en die zich voor haar boog met eene onuitsprekelijke mengeling van bevalligheid, waardigheid en eerbied. Zij hield het hoofd gebogen en de oogen strak nedergeslagen, en zat stijf en onbewegelijk dáár, zelfs toen de Camerera-Major, naar het gebruik, aan hare voeten nederknielde, om hare hand te kussen. Zij gaf die hand niet; zij liet die nemen, en toen de Prinses er de lippen op drukte, was die hand koud, strak en onbewegelijk, als ware het eene van ivoor geweest. Toen orsini oprees, meende zij die jonge vrouw geraden te hebben. En geheel dit gedrag verwonderde haar niet meer. Zij herinnerde zich, wat sainbertôt haar gezegd had van de beschroomdheid dezer Vorstin, van hare verlegenheid tegenover onbekenden, van haar gebrek aan toon, aan houding; van de moeite, waarmede zij zich bewoog, vooral onder vreemden, en hoe zij dit alles verborg of verheelde door eene stugheid, die altijd verkeerd werd uitgelegd. Zij begreep, hoe die verlegenheid van elisabeth verdubbeld moest zijn tegenover de gevreesde Camerera-Major, die de toongeefster was van geheel haar Hof, en als een
kort begrip van al de verfijningen der étiquette, en hoe deze koude en deze droogheid als het ware de maatstaf waren van het onwillekeurig ontzag, dat de naam der Prinses orsini haar inboezemde. Zij meende dit begrepen te hebben, en indenkende, wat dit haar vooruitgaf op de Koningin, begon zij met eene soort van goedhartig medelijden die verlegenheid te hulp te komen, door eenen toon aan te nemen van losse natuurlijkheid, die de jonge Vorstin op haar gemak moest brengen, en die haar tegelijk moest overtuigen van hare goede gezindheid. Alleen de tact eener orsini was in staat, hier het juiste midden te houden van voegzamen
| |
| |
eerbied tegenover een gekroond hoofd, en van dat welwillend afdalen eener hoogere des verstands, die een schroomvallig kind aanmoedigt tot spreken; maar de Koningin scheen te onnoozel om te begrijpen, of te verward om te verstaan; ten minste de weinige woorden, die zij uitte, en uitte met blijkbare zelfoverwinning, waren stug, hard en onbeduidend.
Intusschen hadden de hovelingen begrepen, dat zij te veel waren bij dit tooneel, en dat de kieschheid vorderde, beide te ontslaan van den dwang, door zoo veel aanschouwers opgelegd. Zonder bevel, en als bij afspraak, hadden zij zich verwijderd - en ten laatste waren die heide vrouwen alleen. Nu was er niets meer, wat eene van haar verhinderde, zich te toonen, wat zij zijn wilde voor de andere. De Koningin was ontslagen van iederen dwang; de Prinses orsini zou zich kunnen toonen, wat zij begreep te moeten zijn tegenover de Koningin.
Om het tooneel, dat volgen gaat, een weinig meer aanschouwelijk te maken, moeten wij herinneren, dat de Prinses orsini, hoewel zij reeds alle jaren doorleefd had, die aanspraak geven op vrouwelijke bevalligheid, en hoewel zij nu gekomen was tot het allerlaatste tijdperk harer schoonheid, door eene zeldzame begunstiging der natuur - zekerlijk gesteund door fijne kunst - toch nog een waas van frischheid, van jeugdige kracht en van levendigheid had behouden, die, gevoegd bij den onverdoofbaren glans van een schrander oog, en bij de onverwelkbare aanminnigheid, die nooit van haar zou wijken, haar nog wel de vrouw deed zijn, die zich ter mededinging stellen kon in schoonheid met een zeventienjarig meisje - van stroeve, harde, oudsche trekken - wier eenige schoonheid jeugd was; - dat de Prinses orsini de voordeelen van haar uiterlijk had verhoogd door een glanzig, satijnen hofgewaad, dat Franschen zwier vereenigde met Spaansche pracht; dat schitterde van flonkerend gesteente; dat schilderachtig was afgezet met rijke kant; dat harer edele houding regt deed, en waarvan de ongemeene ruimte en de lange sleep eene soort van majestueuse waardigheid gaven aan iedere harer bewegingen, en dat de Koningin, in een los en achteloos reisgewaad, hetzij met opzettelijke achteloosheid, hetzij door gebrek aan smaak, niets had gedaan voor haar uiterlijk, en dat de enge, hoekige pelisse van bont alleen strekte om het gedwongene harer manieren en het schrale harer nietige gestalte nog meer te doen uitkomen. Die tegenstelling scheen ook het eerste te zijn, wat de Koningin zelve begreep.
| |
| |
Reeds bij haar binnentreden had orsini met eenen schielijkenen scherpen blik elisabeth opgenomen; nu eerst, nu zij alleen waren, hief deze den blik op naar de Camerera-Mayor, een' blik, die beantwoord werd, zoo als die werd gegeven, want met dien éénen blik begreep orsini, nu voor het eerst, maar nu ook volkomen, dat elisabeth haar haatte - en nog boven den onwil verachtte, die dit in haar opwekte, zij, de onhandige, die den haat niet beter had kunnen verbergen, en die toch onvoorzigtig genoeg was, om zich met haar te durven meten! Alles, wat ooit de haar voor benijding, voor wantrouwen, voor onwil, voor minachting had kunnen leggen in een vrouwelijk oog, werd door deze beide vrouwen met dien blik aan elkander gegeven en teruggezonden; die der Koningin was boosaardig, tergend, uitdagend, en werd door orsini uitgestaanmet het onversaagde geduld van den moed en de vastheid, maar toch beantwoord met een langzaam en vreeswekkend dreigen, dat zoo wèl door de zinspreuk van haar wapen werd uitgedrukt: ‘Neem u in acht voor mijne omarming!’ Verder was er gelijkheid in de wijze, waarop zij elkander opnamen, en als ware het met de oogen peilden; gelijkheid in de wijze, waarop zij elkanders kracht schenen te berekenen, elkanders wapenen schenen te meten, elkanders voornemen trachtten te doorzien; meerdere gelijkheid nog in de weêrgalooze volharding, waarmede beide dien blik aanhielden, alsof het lot en het leven beslist zouden zijn van haar, die het eerst de oogen nedersloeg; gelijkheid allermeest in de snelheid, waarmede beide elkander verstonden, en van dit weten partij trokken. Slechts beging elisabeth de fout, van den gloed des toorns op hare wangen te laten vlammen, en hare lippen niet te wederhouden van het beven der drift, terwijl orsini staan bleef in eene rustige en voegelijke houding, en op hare trekken niets te lezen was, wat zij zou moeten
terugdrukken na een hoffelijk woord, want bij hare kennis van hofmanieren verbeeldde zij zich, dat dit nu juist zou moeten volgen. Maar zij vergiste zich; de Koningin vergat niet slechts de verfijnde hofvormen, maar zij ontsloeg zich zelfs van die der beschaafde vrouw. Zij was het, die het eerst aan de spanning een einde maakte, want met eene lage minachting het hooft ter zijde keerende, begon zij der Prinses eene grofheid te zeggen over de ontblooting van armen en hals op haren leeftijd, en over het onpassende van hare kleederpracht.
Mevrouw orsini was eene van die vrouwen, welke iedere
| |
| |
fijne woordenstrijd gereed vindt en gevat, maar die op het grondgebied der grofheden niets te winnen hebben, en zich niet kunnen staande houden; zij was aan grofheden niet gewoon, van de zijde eener Koningin ten minste er niet op voorbereid. - En zij had niet meer verschrikt kunnen zijn, noch geschokt, al had deze haar eenen keisteen naar het hoofd geworpen; - toch antwoordde zij voegzaam en met zelfbeheersching, de eerste aanmerking voorbijgaande, als niet gehoord, op de tweede zich verantwoordende met eene kalme beschrijving van haar plegtgewaad, en met de opmerking, dat het volmaakt in den regel was; dat eene Camerera-Major den eerbied zoude vergeten hebben tegenover de Koningin, zoo zij zich anders vertoond had. Maar elisabeth ging voort onder driftige gebaren, uit te roepen, dat zij juist nu den eerbied voor haar vergat, bij zoo veel tegenspraak, en toen Mevrouw orsini, nog meer verwonderd dan geërgerd over de onhandige lompheid, zich nederboog, om haren glimlach te verbergen, terwijl zij de mof opraapte, die de Koningin had laten vallen in hare heftige bewegingen, reikte zij haar die toe met al de hooge wellevendheid, die zij op elisabeth vooruithad, en sprak:
‘Ik ben getroffen door de ongelukkige opvatting van Uwe Majesteit! Ik wil vooruit toegeven, ongelijk te hebben, zoo mijne Koningin mij beschuldigt; alleen ik heb de hoop, dat zij mij later niet meer dus zal miskennen.’
En toch schoof de Koningin ruwelijk de hand ter zijde, die haar het bont aanbood, en opstaande, riep zij heftig:
‘Neen, ik miskenne u niet! dat ik u kenne, zij uwe straf en mijn triomf;’ en schielijk op haar toegaande, schudde zij haar bij den arm, en begon haar vele hardheden te zeggen over haar leven en over hare handelingen. Het grove en ongehoorde zelf van de onbescheidene handelwijs dezer jeugdige Vorstin tegenover eene zoo hoog geplaatste vrouw verklaart alleen het geduldig, het verpletterd stilzwijgen van die vrouw, die zich zoo magtig voelde, en die, naast den troon staande, hooger meende te zijn dan de Vorsten, die er op gezeten waren. De Koningin, eenmaal op het punt der schimpredenen, der verwijtingen en der bitterheden, scheen niet te zullen eindigen, schoon het zwijgen van haar slagtoffer zelf haar dat had moeten opleggen; want, hoe ook beleedigd en gegriefd, hoe zij ook menige bitterheid had kunnen vergelden door scherpe klagt, en menige beschuldiging door het somber
| |
| |
woord ondankbaarheid, door geen enkel weêrwoord nam orsini haar aandeel aan de schande van dit tooneel, dat elisabeth van Parma ten laatste eindigde, door met schelle kreten hare hofbeambten en lijfwachten om zich henen te roepen, en onder schimptaal te bevelen, dat men Mevrouw orsini uit hare tegenwoordigheid zoude verwijderen.
Toen eerst wilde deze spreken en zich verweren tegenover die anderen, tegen de onregtmatige aantijgingen, die de Koningin uitsprak; maar de toorn der laatste steeg tot woede, en onder scherpe dreigingen riep zij: ‘dat men die zottin van voor hare oogen zoude wegzenden.’ Hetzij de uiterste ontzetting orsini aan de plek boeide, hetzij ze niet besluiten kon, zoo heen te gaan uit een vertrek, waar zij als zegepralend was binnengekomen; zij aarzelde een oogenblik te gaan, en gaf dus een' hunner, die de laagheid had het bevel der Koningin uit te voeren, de gelegenheid, om haar als met geweld voort te drijven van de plaats.
Zij was naauwelijks van daar, of de Koningin deed Don amenaga roepen, den Officier, die het bevel voerde over de afdeeling der lijfwacht, welke haar begeleidde, en den stalmeester van hare ekwipaadjes, en toen ook toonde zij, dat zij niet enkel was, wat zij Mevrouw orsini moet geschenen hebben: een dolzinnig en verstandeloos wezen, dat, toegevende aan eene opvatting, in blinden overmoed voortholde, zonder omzien of nadenken over de gevolgen van haar radeloos beginnen: de verguizing en beschimping eener vrouw, die bijna zoo hoog in aanzien stond, als zij zelve, en die zeker boven haar was in magt; maar zij toonde zich eene zelfstandige en welberadene Vorstin, die handelde met volkomene kennis van wat zij deed, en die vooruit zeker was van den uitslag harer handelingen.
Nadat zij den stalmeester had bevolen, eene koets met zes paarden gereed te houden, om op het eerste bevel af te rijden naar Burgos en Bayonne, wendde zij zich tot amenaga: ‘Senor! gij zult de Prinses orsini in hechtenis nemen, haar bewaken, en niet verlaten, voordat zij in die koets is gestegen, vergezeld van twee Officieren der lijfwacht, die te vertrouwen zijn; die koets moet bewaakt worden door vijftien soldaten van de lijfwacht, en twee of drie voetknechten tot verzekering medevoeren. En gij zult te zorgen hebben, dat de Prinses, zonder verwijl, vertrekke.’ Amenaga, die, zoo hij zijnen rang al niet dankte aan de Camerera-Major, voor het minst te zeer gewoon was bevelen te ontvangen van deze, om zulk een bevel, op
| |
| |
het eerste woord af, te durven uitvoeren tegen haar, vertoonde de Koningin, dat zij te ver ging, en dat alleen de Koning van Spanje de magt had, die zij zich wilde aanmatigen.
Maar elisabeth zag hem met vaste fierheid aan, en sprak met ernstige strengheid: ‘Hebt gij dan geen bevel van den Koning van Spanjo, Senor amenaga! dat u gelast, mij te gehoorzamen in alles zonder uitsluiting en zonder aanmerkingen?’
Don amenaga ontstelde hevig; het was zoo: dat bevel had hij werkelijk ontvangen; zonder dat iemand, dan hij, het wist, was het hem gegeven door den Koning zelven, eigenhandig, en nu eerst begreep hij, waarvoor het had moeten dienen, en nu ook wist hij, dat hij gehoorzamen moest.
Nog onwetende van de bevelen, die amenaga had ontvangen, maar reeds bedwelmd en geschokt door de ongehoorde verguizing, haar aangedaan, wankelde Mevrouw orsini als in duizeling voort door het aangrenzende vertrek, dat tijdelijk gebruikt werd als eene antichambre voor het gevolg der Koningin; niemand van degenen, die zij daar vond, wist nog, wat er gebeurd was, maar allen zagen het der Prinses aan, dat het iets ongewoons moest zijn, en meer dan één cavalier trad vooruit, om haar den arm te bieden, want het scheen hun toe, dat zij moeite had om alleen te gaan; zij schreed voort als in eenen droom, en scheen geen' hunner op te merken; een' enkelen, die haar te digt naderde, wenkte zij zwijgend terug te gaan, en eerst bij de deur vond zij den steun van de eenige vrouw, die haar gevolgd was.
Zij had haar eigen verblijf nog niet bereikt, toen reeds amenaga met zijnen scherpen last voor haar stond, en tegenlijk eischte, dat zij hem op hetzelfde oogenblik volgen zoude naar de wachtende reiskoets.
Dit scheen haar te wreed, te vreesselijk, te onmogelijk; zij verzocht eenen der omringenden, naar de Koningin terug te gaan, en nadere opheldering te vragen van deze bevelen. Het eenige gevolg van dezen stap was: het verhaasten van hare afreis; de Koningin had zich vertoornd, dat zij nog niet was gehoorzaamd.
Om zeven ure des avonds dan, onder eene scherpe koude, terwijl eene ijskorst den slechten weg verhardde, en eene geweldige sneeuwjagt de guurheid van het weder nog anaschouwelijker maakte, zagen de verwonderde inwoners van de kleine stad Jadraque eene koets hunne poorten uitrijden, met al de snelheid, waarmede zes voortgezweepte paarden die in beweging konden brengen; zij zagen die koets, begeleid door gewapende
| |
| |
lijfwachten te paard, en zij begrepen niet, wie van het Hof daar nog zoo laat in den avond wegrende en onder zulk bar weder.
En binnen in die koets zat de gevallene van eenen troon, de vrouw, die den vorigen dag nog Spanje regeerde, en die met lodewijk XIV onderhandelde als van magt tot magt; zij zat daar, met twee Officieren van de lijfwacht tegenover haar. als gevangenbewakers, lieden, die zij gisteren nog alleen staande in hare tegenwoordigheid zoude hebben geduld, en met geen ander gezelschap of hulpe, dan de eenige kamerjuffer, die met haar was bij hare gevangenneming. Men had haar niet den tijd gelaten, eene andere te doen waarschuwen. Zij zat er in volle hofgewaad, in die zelfde kleeding, zoo volstrekt ongeschikt tot eene reize, waarvan elisabeth zelve, in eene kamer, de ontbooting had opgemerkt en veroordeeld, en dat bij den snerpenden Spaanschen winter, die altijd in felheid terugneemt, wat hij in kortheid moet toegeven aan noordelijker streken. Zij zat daar met dat prachtig en ongemakkelijk kapsel, 't welk de verligting, om het vermoeide hoofd te leunen tegen de kussens, onmogelijk maakte en dat men haar niet eenmaal had vergund te veranderen; want had de Koningin met overleg en met beraad haren aanslag verordend en doen uitvoeren,zij had daarbij meer op snelheid gelet, dan op menschelijkheid en zij had tot eene haast gedwongen, die eene gruwzame wreedheid was, en die nutteloos het lijden der gevangene verzwaarde en haar aan allersmartelijkste ontberingen ter prooije gaf; men had der kamerjuffer niet toegelaten, voor hare meesteres eenige kleederen met zich te nemen, zelfs niet de allernoodigste tot verwisseling, en de reis, die men haar ondernemen deed, hoe ook met snelheid en zonder oponthoud voortgezet, moest weken lang duren. En wat eene reize in Spanje zijn kan te dezer dage; weten wij niet; maar in 1714 was eene zulke te ondernemen in den winter, reeds eene foltering op zich zelve, waaraan men zich niet blootstelde, dan na de meest uitgestrektste voorzorgen. De enkele zeldzame herbergen waren volstrekt onherbergzaam; men vond er
noch een geschikt rustbed, om te slapen, noch levensmiddelen voor den hongerenden mensch, wien men alleen het huis aanwijst, waar zij te krijgen zijn; het vleesch moet er altijd nog geslagt worden; het brood is er oneetbaar van ongaarheid; de wijn drabbig en hoofdig; het water dikwijls bedorven, zoodat men zich van al die noodwendigheden, van al dien voorraad voorzag, terwijl de ruime reiskoetsen van dien tijd er de bergplaatsen voor aangaven. Maar
| |
| |
Mevrouw orsini, noch iemand van de haren, had ook de minste voorzorg kunnen nemen, en de Koningin had daardoor in geen enkel bevel voorzien. Zij kon noch slapen, noch zich kleeden, noch zich verwarmen op eenige voegzame wijze, en gedurende geheel de reis bestond haar voedsel alleen uit eijeren,nu eens versche, dan bedorvene, zoo als men ze ook krijgen kon, en die zij uit den dop moest eten. En dat eene vrouw, gewoon zich te verplegen met al de verfijningen der weelde, die nooit dergelijke ontberingen had gekend, zelfs niet in de jeugd, wie vorstelijke weelde tot behoefte was geworden, en die gansch. niet onverschillig was, zelfs voor de zinnelijke genietingen der tafel, en dat op eenen leeftijd, waarin men aan de gewoonten des levens vooral is verslaafdgeworden, waarin zij reeds beginnen meer voor ons te worden, dan de ontastbare geneugten des gevoels.
En dat werd haar gedaan door dezelfde hand, die zij eens had uitgekozen als het werktuig, waardoor zij voor goed hare heerschappij zoude vestigen; door dezelfde hand, wie zij zelve die magt had gegeven over haar, door die te leggen in de hand van eenen Koning. Wij noemden alleen maar de ligchamelijke kwellingen, die haar wachtten op dien togt; maar wij hebben nog niet gesproken van de meest folterende, van de zedelijke, van de bittere zielskwellingen, die zoo aangrijpende moesten zijn, dat alle andere er om vergeten zouden worden. De eerste gewaarwording der Prinses orsini, en die aanhield, zelfs nog vele uren op hare reis, was eene verwondering, die zich tot verstomping toe uitputte, om de redenen en de mogelijkheid van het gebeurde na te peinzen, verwondering, dat men dit gedaan had aan haar, haar zelve, en niet in een oogenblik van afnemenden invloed, niet om het begaan eener fout, die haar schuldig maakte voor geheel Europa, zoo als dat eens was gebeurd, maar te midden van hare volle magt, van hare zegepraal, terwijl haar geene enkele misdaad werd te laste gelegd, op een oogenblik, dat zij drie Vorstenrijken aan zich verpligtte door het huwelijk van den Koning; verwondering, dat haar dit gedaan werd door een jeugdig, vreesachtig kind, in verdrukking opgegroeid, en door haar zelve nu pas uit die verdrukking opgeheven; dat zulk een kind dat zóó had durven doen, op zulk eene ruwe, op zulk eene openlijke en grove wijze; haar, die, zelfs te midden van hare magt, nooit hare magtige vijanden anders dan met onzigtigheid en als met onzigtbare hand had verpletterd; dat men dit gedaan had zonder eenige inachtne- | |
| |
ming der vormen, met eene ruwheid en eene wreedheid, die aan mishandeling grensde - haar, die zich. niet had te beschuldigen, omtrent eenigen vijand, zelfs den allergeringste, bij het oefenen harer wraak, bij zijnen val, onnoodige hardheid gebruikt te hebben, of zekere uiterlijke welvoegelijkheld te hebben verzaakt;
verwondering, dat die Vorstin dit had durven doen ten aanschouwe van eenen hofstoetdie enkel bestond uit hare vrienden en afhangelingen, op zeven uren afstands van den Koning, die geen dag buiten haar konde leven; om met zulk eene daad te verschijnen voor den gemaal, dien zij nooit had gezien, wiens karakter zij niet kende, en van wiens toorn zij na zulk een vergrijp het ergste kon te vreezen hebben; verwondering eindelijk, dat zulk een bevel was gehoorzaamd geworden, en dat zij zelve het gehoorzaamd had. Toen zij in het einde bekwam van die verwondering, staken de hartstogten en de wanhoop op in hare ziel. en kwam er plaats voor iedere bittere nagedachte, voor iedere razende spijt, voor iedere smartelijke overweging, voor al wat de gekrenkte trots, de verwoeste toekomst, het beschamend tegenwoordige en het glansrijk verledene smartelijks en aangrijpends moesten hebben voor een hart als het hare, voor eene eerzucht als de hare, voor een leven als het hare; toen had zij zich de lippen willen verbijten van spijt en naberouw, bij de gedachte, dat zij, zij zelve het eerst deze elisabeth in de rij der vorstelijke bruiden had geplaatst, en tot de gekozene had verheven, ondanks menig voordeel en. menige aanwinst, die anderer bruidschat had kunnen aanbrengen; toen bedacht zij met het tandeknarsen der woede, hoe zij in het paleis Medina zalen had opgesierd, en schatten bij schatten gekwist, om een behagelijk. verblijf te bereiden, verblindend van glans en vervuld met al de zoetheden van eene vorstelijke weelde, voor die zelfde vrouw, die haar van alles beroofde, zelfs van hare eigendommen, en die haar in snerpende koude aan gebrek en ongemak ter prooije gaf; toen, zag zij in verbeelding den schimplach harer vijanden en den spottenden triomf van wie haar haatte; maar ook die gewaarwordingen, snijdend als zij waren, stompten zich ten laatste af door oneindig heen en weder wentelen in haar hoofd, en mildere overwegingen begonnen zich plaats te maken en haar
kracht te geven tot hoop. Allen, die den Koning en de Koningin omringden, waren haar toegedaan, en hadden het ernstigste belang bij haren terugkeer; de overweging van denindruk, dien ditvoorval maken ging op den Koning van Spanje; zijne verrassing, zijn toorn, versterkt en aangehitst door allen, die
| |
| |
hem naderen zouden..... is het zoo vreemd, dat zij moed vatte; zij, die zoo weinig den moed verloor; is het vreemd, dat zij vast rekende op de hulp van haren vorstelijken afhangeling; dat zij in hare verbeelding reeds de Koningin zag, met beschaming en met vreeze vervuld, door den Koning gedwongen tot eenige schitterende daad van vergoeding, en zij zelve zegepralende en weder heerscheresse als voorheen? Maar welke ook die droomen zijn mogten, de wezenlijkheid van het tegenwoordig was gruwzaam; daar, in dien langen stikdonkeren winternacht, vol guurheid en ijzel, voortgejaagd op eenen ongelijken en vermoeijenden weg, zonder slaap bij zoo veel afmatting, in eene glanzende feestkleeding, die als eene bespotting was van haren toestand, met twee zwijgende mannen als bewakers, en eene dienstjuffer, die versuft was onder den slag, die hare meesteres had getroffen. En toch diende haar die sombere nacht, die slapeloosheid, die eenzaamheid te midden van drie menschen; zij hielpen haar tot het eenige, wat zij nog voor zich zelve kon doen, hare houding te bestuderen, en de trekken van haar gelaat te dwingen tot de verloochening van wat er in haar binnenste woelde. Want dat scheen der Prinses orsini de eerste en de noodigste taak, schoon het de moeijelijkste was, zich zelve gelijk te blijven, en niemand hare gewaarwordingen te laten raden, en zij slaagde daarin volkomen, volkomen als altijd; zij volbragt, wat menig groot man, die als zij in de staatkundige wereld had geheerscht, niet heeft kunnen volbrengen bij eenen val; zij had de kracht, die menigen held na eene droeve nederlaag heeft gefaald; door eigene wilskraccht bereikte zij het toppunt van menscheljke grootheid en zielssterkte, te midden van den diepsten val, te midden van de ongewachtste vernedering, te midden van onbeschrijfbare ligchaamskwellingen en zielesmart - geene enkele zwakheid te laten doorschemeren op haar gelaat, geene enkele klagt te laten ontvallen aan haren mond, geen' traan te
laten tintelen in haar oog, en zoo elisabeth van Parma tegenover haar gestaan had, zou de Prinses orsini de voldoening gehad hebben, dat zij vergeefs op hare trekken de uitwerking van den jammer had bespied, waarin zij haar had nedergeworpen, en dat zij te vergeêfs de ooren zou gespitst hebben, om eenen enkelen kreet op te vangen, die getuigde van smart, van lijden, van angst, van onrust, van zwakheid, of zelfs een onvoorzigtig woord van bitterheid, van verwijt, of dat te kennen gaf, wat zij terugwenschte of betreurde. En zoo is het gebleven op geheel dien bangen togt, onder al de worstelin- | |
| |
gen, en de ontberingen, die zij doorstond, dat allen, die om haar waren, en zelfs de Officieren, haar ter bewaking gegeven, van eerbiedige bewondering vervuld werden, en nimmer zoo veel achting voor haar gehad hadden in de dagen van hare verheffing, dan nu in die van haren rampspoed. En voorwaar, zij behoefden zich niet te schamen, haar te bewonderen en te vereeren; voorwaar zij was groot in dit oogenblik; jammer, dat zij hare grootheid en hare geestkracht vroeger aan niets beters had weten te besteden, dan aan de voldoening van eigene heerschzucht, van eigene eerliefde, van verfijnde ijdelheid! Toen de flaauwe winterzon hare eerste bleeke stralen door de glazen der koetspaneelen goot, was ook de plaats van het eerste oponthoud bereikt, en totdat zich de paarden ververscht hadden, was hun rust en verpoozing gegund. Tot hier toe hadden de reizenden geen enkel woord met elkander gewisseld; de Officieren, gewoon haar meer te ontzien en te eerbiedigen dan den Koning, en haar vereerende in haar ongeluk, hadden niet onbescheiden durven zijn met ongepaste toespraak, en zij hadden afgewacht, tot zij-zelve het woord tot hen rigtte, en nu eerst brak de Prinses haar stilzwijgen af; zij had daartoe eene treurige aanleiding: een der voetknechten kwam berigten, dat den koetsier, door de scherpe koude, de handen waren bevroren, en dat een ander
zijne plaats zou vervangen; de Prinses betuigde hare deelneming, en toen die hofbediende zich verwijderd had, sprak zij tot haar gezelschap voort over dit ongeluk, en betreurde het, dat hare onwillekeurige reize er de oorzaak van was.
Don vicenzo, een der Officieren, merkte met eenige verlegenheid aan, dat die reis zelve het allermeest te betreuren was.
Mevrouw orsini, die in zijne oogen de opregtheid las van zijn woord, glimlachte even; zij was nu met zich zelve overeengekomen, wat zij zoude zeggen - en zij begon met eenvoudigheid en met kalmte hare verwondering af te schetsen over hetgene er gebeurd was en over het zonderlinge gedrag der Koningin, dat zij volstrekt niet wist te verklaren, en waartoe zij van hare zijde geene aanleiding gegeven had; zij voegde er bij, dat er niets tusschen de Koningin en haar bij het gesprek was voorgevallen, dat eenigzins zulk eenen maatregel regtvaardigde, en hoe zij zich overtuigd hield, dat spoedig alles zou worden opgehelderd en geschikt.
Zij wilde, dat die mensche haar ongeval van deze zijde zouden bezien, of ten minste gelooven, dat zij zelve het zoo zag;
| |
| |
en die Spaansche Heeren zeiden nu alles, wat zij konden, van hunne verbazing, waarvan zij nog niet bekomen waren, en van de waarschijnlijkheid, dat er spoedig van wege den Koning verandering zoude komen in haar lot, en zij boden van hunnen kant met ernst en met warmte aan, alles te doen, wat de Prinses mogt begeeren en bevelen, in zooverre het niet streed met hunne pligten; maar het eenige, wat de Prinses had te wenschen of had willen bevelen, was terug te gaan of te vertoeven, en zij wachtte zich wel die begeerte uit te spreken, want reeds was de korte rusttijd voorbij, en de moeitevolle togt ving weder aan.
De tweede nacht, dat zij reisden, werd de Prinses orsini, bij het doortrekken van een gehucht, uit eene diepe sluimering gewekt door het geklep eener klok; zij schrikte op; zij dacht aan een' alarm in Spanje! wat niet al vloog haar plotseling door de verbeelding! maar zij zag hare kamerjuffer den rozenkrans in de hand nemen; zij zag de Spaansche Heeren eerbiedig het teeken maken des kruises. Het was het klokgeklep, dat de geloovigen opriep tot de nachtelijke vroegmis van kerstijd! Naar het vrome gebruik der Roomsche Christenen, was het oogenblik daar, om te knielen bij de wieg van het Kind jezus! Voor alle Christenen ving de dag aan, waarop men had afgesproken, te gedenken aan de geboorte van den christus. Voor eene lijdende, als Mevrouw orsini; voor eene, wie de gansche wereld ontvallen was; voor eene, die het nietige diep voelen moest van alle aardsche grootheid; voor eene, die zoo zeer de zwakheid en de ontrouw van aardsche vrienden ondervond, moet het denkbeeld aan eenen hemel, die vergoeding gaf voor aardsch leed; aan eenen vriend, die niet falen kon; aan eenen redder, die den wil had en de krachten tot hulp en verlossing, een versterkend, een verligtend, een opheffend denkbeeld zijn geweest. En dat klokgeklep had ook haar wel eene blijde boodschap moeten zijn! Maar dat klokgeklep zeide haar niets; zij had nooit iets gezocht op de aarde, dan de aarde alleen; zij had nooit de oogen hooger opgeslagen dan tot het verhemelte van eenen Koningstroon; zij had nooit, ook niet eene enkele maal, het zielenoog gerigt naar den troon van den Koning der Koningen; alles, wat zij gedaan had, had zij gedaan voor de menschen en voor zich zelve, niet voor God, en daarom had zij geene behoefte aan God, geene behoefte aan Zijnen Zoon; geene behoefte aan diens geboorte; geene behoefte aan diens dood, en daarom zeide haar het klokgeklep niets, of zoo het haar iets zeide, was het, dat het
| |
| |
tot den eisch van den dag behoorde, haren paternoster te nemen, en ook mede te bidden; want dat is zoo, zij had nooit de vormen van de eeredienst verzuimd voor zich zelve, en die streng gevorderd van anderen; maar zij had het gedaan, zoo als zij alle eischen der étiquette strikt in acht nam; maar zij had het gedaan zonder eerbied voor die vormen, zonder geloof aan den zin, dat ook de handwassching van den Muzelman heiligt: zij had het gedaan met verachting, met bespotting van zin en vormen beide, en daarom zeide haar dat klokgeklep niets anders, of het moest zijn de herinnering, dat zij op dezen dag gewoon was geweest met eenen Koning naar de Kathedrale op te gaan, en van den Major-Domo het wijwater te ontvangen na den Koning, of eindelijk, dat het de derde dag was van haar vertrek, en dat filips wel toefde met haar hulp te zenden, en dat die hulp nu wel niet meer te wachten was, en daarom bragt dat klokgeklep haar geen' troost in het harte, maar bitterheid veeleer en wanhoop.
Naauwelijks was Mevrouw orsini uit Jadraque weggevoerd, of elisabeth schreef aan den Koning van Spanje; een Officier van de lijfwacht werd gebruikt, om dien brief over te brengen. De Koning was op het punt van naar bed te gaan, toen die bode tot hem kwam; hij scheen niet verwonderd; min of meer bewogen, gaf hij een paar regels tot antwoord aan de Koningin, maar geen enkel bevel in het belang der Prinses! Zietdaar de vriendschap der koningen, de vriendschap der zwakken, de vriendschap der menschen veeleer! Die vrouw, die hem alles geweest was, meer dan tien jaren lang; die al de lasten van den schepter voor hem had getorscht, om hem de eer te laten van de kroon; die hem opgerigt had gehouden tegen zijne vijanden, en beschermd tegen zijne eigene zwakheid; aan wie hij het dankte, zoo hij nog Koning heette, zoo hij niet reeds door de Spanjaarden met schimp was weggedreven, of door de Franschen met spot was verlaten; die vrouw, wier arm hij noodig had, als hij handelen wilde, wier hoofd hij noodig had, als hij denken moest; die vrouw, zonder welke hij voorheen geen' dag had kunnen doorleven, offerde hij op aan een veranderd inzigt, aan den eersten wenk van eenen nieuwen band; ziet haar prijsgegeven aan de willekeur en aan de wreedheid van eene vijandin, die hij zelve niet kent en niet
| |
| |
kan liefhebben; het heeft hem slechts den wenk van zijnen vinger te kosten, om haar te redden, en hij legt de handen zamen en gaat slapen! Erger nog, met eigene hand heeft hij vooraf het bevel gegeven, dat tot die handeling geregtigde; met eigene hand heeft hij den ruwen aanslag goedgekeurd en bevestigd. Erger nog, die aanslag was lang vooruit door den Koning toegestemd, overlegd en vast bepaald: de onnoozele filips had de Prinses orsini bedrogen en verschalkt!
Reeds sedert lang had, lodewijk XIV hare verwijdering gewenscht, om vele grieven, die wij reeds vroeger opsomden; maar hij had het nooit ronduit van zijnen kleinzoon willen eischen, na de diensten, die zij sedert 1705 had bewezen; doch filips zelf begon het juk te voelen, dat zij hem oplegde; er was een tijd, waarop hij wanhoopte aan de voltrekking van zijn huwelijk; waarop de angst hem in het harte steeg, dat zij hem in eenzame opsluiting zoude houden, zijn leven lang; en juist toen hij in zulke stemming verkeerde, had zij hem verschrikt door eene hardheid, wij herinneren het ons, op eenen avond, dat hij den Prins van Asturië bij zich wenschte; van toen af had hij zijne vreeze geklaagd aan zijnen Koninklijken Grootvader; van toen af had men hem durven voorslaan, zich voor goed tegen die onrust te waarborgen, en spoedig was men het eens geworden over het middel harer verwijdering voor altoos. Maar hoe? Dit bleef een moeijelijk vraagstuk, bij de zwakheid van den Spaanschen Koning, bij het alvermogen van orsini in zijn Rijk, bij den slechten indruk, dien het geven moest, zoo de Koning van Frankrijk zich er openlijk mede moeide. Men bleef dus in onzekerheid, wat te ondernemen, toen juist te dier dage elisabeth van Parma, die Koningin van Spanje moest worden, zich ongunstig uitliet over de Camerera-Major - het gezag benijdde, dat zij bij deze onderstelde, en zich later beleedigd noemde door hare vermetelheid in het zenden van eenen Zaakgelastigde in haren eigen' naam, zonder te zeggen, hoeveel de omstandigheid, dat sainbertôt die zendeling was, hare ontevredenheid op orsini vermeerderde - en liet van dit alles in hare brieven naar Frankrijk en Madrid zoo veel doorstralen, als zij meende, dat dienen kon, om den invloed der Camerera-Major bij haren aanstaanden gemaal te verminderen. Dit vestigde te Versailles de aandacht op
haar, als op een geschikt werktuig, om uit te voeren, wat de beide Koningen wenschten; maar eene zaak van dat gewigt toe te vertrouwen aan eene zeventienjarige Vorstin, die men als schroom- | |
| |
vallig en onbeduidend meende te kennen, en dat tegenover eene zoo behendige en stoutmoedige vrouw, als de Prinses orsini, met geenen beteren steun, dan eenen man als filips, die heden terugschrikte van wat hij gisteren had besloten, en die des morgens berouw kon hebben van hetgeen hij des avonds had gedaan: dat was te gevaarlijk, zoo men haar niet krachtdadige redenen had gegeven tot volharding, en dien aanslag niet zóó had geleid, dat filips niet meer konde terugtreden, en dat orsini verloren was, eer zij aan eenen maatregel tot tegenweer konde denken. Om de jonge verloofde meer zeker tegen alles te wapenen, deelde men haar mede de geschiedenis van dien vroegeren val der Prinses orsini, en de wijze, waarop die was aangelegd, en hoe zij zich toen weder had opgerigt door snelle voorzorgen. Het was natuurlijk, dat de aanleiding tot dien val daarbij werd aangehaald; dat de Abt d'estrées en zijne brieven, d'aubigny en zijne vermeende regten, als van zelve onder hare aandacht werden gebragt. Behalve dat het haar leerde, zich met vastheid aan te gorden tegen de verleiding van eene zoo gevaarlijke vrouw, die, na zulke buitensporigheden, nog den Koning van Frankrijk had weten te winnen, werd de jonge Vorstin door vrouwelijke nieuwsgierigheid geprikkeld, om van die raadselachtige geschiedenis meer te weten, en dieper te zien in het hart van die zeldzame vrouw; en toen alberoni sainbertôt noemde als dengenen, die haar daarin konde inwijden, was hij bijna zeker van hare vernieuwde gunst; alleen de Graaf had haar toen niet begrepen - had hare vragen vermeden, hare wenschen teleurgesteld - en zij gaf die alreede op, toen hij tot haar terugkeerde, wij weten
door welken boozen geest der wrake gedreven - om haar alles te zeggen, wat zij wilde weten, en wij weten, hoe zij meer vernam, dan zij gewacht had. De Sieur françois had den jongen Graaf zijn geheim niet toevertrouwd; maar door eene zamenknooping van denkbeelden, bij de opheldering van d'erlanges, had hij het geraden. Van nu aan liet de Koningin zich leiden door lodewijk XIV; zij schreef ronduit aan filips, dat zij de verwijdering van Mevrouw orsini eischte, en die werd haar toegestaan, zoo zij zich met de uitvoering durfde belasten; daartoe verkreeg zij van filips een bevelschrift, dat haar tot alles wettigde; alles werd afgesproken en geregeld, zoo als het gebeurd was; de heftigheid der Koningin was eene aangenomene; haar toorn een voorwendsel, omdat zij zich niet in fijnheid met deze durfde meten. En zoo deed men de hooge Camerera- | |
| |
Major vallen voor altijd. Alberoni had het grootste gedeelte van die briefwisseling doorgesloken, doch zoo zeker onwetend van haren inhoud, als zijne getuigenis aan den Maarschalk de brancas te gelooven is. Hij vertelde dezen het volgende:
‘Hij was allen met de Koningin op hare reize nanr Spanje, toen hij haar, op zekeren avond, met heftige schreden door de kamer zag gaan, binnen'smonds en in zich zelve hoorde spreken, den naam van Mevrouw orsini hoorde noemen, en eindelijk uitroepen: “Ik zal haar terstond wegjagen!” Dat hem dit ontzet had, en gansch buiten zich zelve gebragt, en dat hij der Koningin terstond had voorgesteld het gevaar, de dwaasheid en de nutteloosheid van zulk eene onderneming; maar toen had elisabeth hem het zwijgen opgelegd, en hem streng bevolen, zich niet te laten ontvallen, wat hij gehoord had. “Spreek mij daaran niet meer!” had zij er bijgevoegd; “Ik weet, wat ik weet!”’
Tot tien ure in den morgen van den volgenden dag bleef het geheim van die vreesselijke nederstorting bewaard. Men denke zich toen den schok, dien het geven moest aan een Hof, dat zich plotseling als de polsader van het bestaan zag afgesneden; welk eene ontzetting, welke angsten, welk eene onrust allen overviel, en hoeveel meer verwondering, dan medelijden; hoeveel meer vreeze voor eigene belangen, zoo naauw aan die der gevallene verbonden, dan onvermengd leedgevoel over haar ongeluk. Maar door welke hoop of angst ook gejaagd, niemand durfde ze den Koning te kennen geven niemand ook had den moed, om de deugden en eigenschappen der verstootene op te frisschen in het zwakke vorstengeheugen; niemand ook, om voor het doffe vorstenoor het woord dankbaarheid uit te spreken, en de Koning zelf zweeg met te meer volharding, daar zwijgen zijne grootste behendigheid was. En toen nu de gansche morgen verliep, en er niets gedaan werd door filips tot oprigting van Mevrouw orsini - toen bleven hare vrienden met gebukte hoofden staan in verslagenheid, en hare vijanden hieven het hoofd op met den glimlach der zegepraal; men had begrepen, dat het Rijk der Prinses orsini voorbijwas in Spanje.
De jonge Koningin kwam te Guadalaxara op den namiddag vóór Kerstijd, zoo als reeds vroeger bepaald was, en alsof er niets gebeurd was. De Koning ontving haar aan den grooten trap van het paleis Infantado, bood haar de hand, geleidde haar naar de kapel, en voltrok nu in persoon de huwelijks- | |
| |
verbindtenis, die reeds bij volgamt was gesloten; vóór zes ure des avonds traden de jonge echtgenooten in de Koninklijke slaapkamer, en het is waarschijnlijk, dat er daar tusschen hen eene nadere verklaring plaats heeft gehad over het gewigtige feit van den dag; maar wat er tusschen hen daaromtrent is voorgevallen, is volstrekt onbekend gebleven. Er is daarna nooit meer gesproken geworden over Mevrouw orsini aan het Hof van Spanje - en geen hoveling heeft het daarna meer gewaagd, eenen naam op de lippen te nemen, waarop zulk eene ongenade drukte.
Op Kersdag verklaarde de Koning, dat er geenerlei veran dering zoude gemaakt worden in het huis der Koningin, schoon het geheel door de Camerera-Major was zamengesteld; dat bragt rust in alle gemoederen; alle belangen waren gered; alle eigenbaat was getroost, en men vond weldra, dat er niets was verloren.
En toen het Hof zich weder gevestigd had te Madrid, was er zoomin sprake van Mevrouw orsini, alsof zij nooit voor den Koning van Spanje had geheerscht. Zij was uitgewischt uit aller geheugen, als een indruksel van den voet op het mulle zand; zij was voorbijgegaan voor hunne oogen als een luchtverschijnsel achter eene duistere wolk; zij was eene schaduw geworden, waarnaar niemand meer greep, en een verleden, dat niemand zich meer herinnerde. o Als de Prinses orsini dat heeft kunnen weten, dan is het zeker de strengste bestraffing geworden van hare roekelooze eerzucht en van hare onverzaadbare ijdelheid. -
(Het Vervolg en Slot in het volgende Nommer.)
|
|