| |
| |
| |
Geschiedkundig mengelwerk over de provincie Noord-Braband, bijeengebragt door C.R. Hermans, Phil. Theor. Mag. Lit. Hum. Doct. Rector der Latijnsche Scholen en Archivarius van het Stedelijk Archief te 's Hertogenbosch, Bibliothecaris van het Noord-Brabandsch en Lid van het Utrechtsch en Zeeuwsch Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Et pius est patriae facta referre labor.
Ovid. Trist. II. 1. 322.
| |
Eerste Deel in 4 Stukken, te 's Hertogenbosch, ter Boek- en Steendrukkerij van J.F. Demelinne, 1839 en 1840, te zamen 380 bladz. in 8o. en Tweede Deel, mede in 4 Stukken, de laatste 2 Stukken te 's Hertogenbosch bij P.R.D. Muller, 1841 en 1842, te zamen 392 bladz. in 8o.
Utrecht heeft sedert 1835 zijn Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheid en Statistiek; Friesland zijnen Vrijen Fries, van welken in 1837 het eerste Stuk in het licht verscheen; nikolaas westendorp gaf in 1829 en volgende jaren een Jaarboek van en voor de Provincie Groningen, en reeds vroeger waren de Monumenta Groningana veteris aevi inedita, door de zorg van Mr. r. keuchenius driessen, in het licht gekomen. Voor Overijssel zorgden in de vorige eeuw racer en dumbar, de laatste o.a. in zijne Analecta, en de eerste in onderscheidene Schriften, en sedert 1855 waakt de geleerde Overijsselsche Almanak, bijgestaan door het Jaarboekje, op eene verdienstelijke wijze voor de beoefening der Geschiedenis, Oudheid en Letterkunde van dat Gewest. Zeeland had vroeger zijnen ermerins en heeft thans zijnen ab utrecht dresselhuis. Gelderland, om van wijlen den doorkundigen van spaen en den ijverigen g. van hasselt niet te gewagen, bezit in eenen nyhoff eenen warmen beoefenaar zijner geschiedenis, die in de door hem bezorgde Bijdragen ook andere Provinciën niet uitsluit. Wat in de laatste jaren voor Drenthe is gedaan, heeft Referent vroeger in de Gids, jaargang van 1841, blz. 223 en 224, en van dit jaar, blz. 643, opgegeven. Wij zwijgen hier van de Provinciale Volks-Almanakken, die alle meer of min aan de geschiedenis en oudheid van hun gewest dienstbaar zijn.
En Holland? Van Holland, van het thans in tweeën verbrok- | |
| |
kelde Holland, zullen wij thans niet gewagen; dit zou ons te verre brengen, en welligt stof tot eene ernstige beschouwing en tot eene geheele Verhandeling opleveren; wij meenden hier ook meer bijzonder te moeten spreken van geschriften, geschikt tot opname van bijdragen en kleinere stukjes voor Geschiedenis, Oudheid en Letterkunde van eene Provincie, en deze mist men in Holland, en men schijnt er ook geene behoefte aan te gevoelen. Ja, de Provinciale Volks-Almanakken van Zuid- en Noord-Holland zijn de eenige, die zich niet hebben kunnen staande houden, en in hunne geboorte zijn gesmoord. Waarom? - Wij raken op weg, om ons aan onze ernstige beschouwing over te geven, en eene Verhandeling te schrijven - en dit willen wij thans niet.
Noord-Braband had behoefte aan een Tijdschrift als het aangekondigde; eene goede geschiedenis van dat Gewest ontbreekt ons, en zal welligt zoo spoedig niet verschijnen; eerst moeten verschillende punten worden opgehelderd, en van hier en daar steenen worden aangebragt, om het gebouw later te kunnen optrekken. - De Heer hermans heeft alzoo een nuttig werk begonnen, en in hetzelve zeer veel geleverd, wat later voor eene Algemeene Geschiedenis dienstig kan zijn.
Men zal wel niet van ons vergen, dat wij een doorloopend verslag en eene uitvoerige beoordeeling van het aangekondigde Werk zullen geven. Wij meenen te kunnen volstaan, met de aandacht onzer Landgenooten op hetzelve te vestigen, het met hen te doorloopen en de strekking van hetzelve te doen kennen. Maar dit laatste, wijst dit dan de titel niet aan? - Niet geheel, geachte Lezer! De titel zou aan sommigen kunnen doen vermoeden, dat het Werk alleen aan de Geschiedenis was gewijd. Doch behalve voor de Historie, vinden ook hier de Archeologie, de Numismatiek, de Linguistiek, de Biographie, de Bibliographie, enz., hare plaats. Hier en daar bepaalt de Verzamelaar zich niet tot zijne Provincie. Wij brengen hiertoe een Verslag wegens de merkwaardige Berigten en oude Gedenkschriften in het Arrondissement Nijmegen (II, 193-213), hetwelk men hier niet zou zoeken, voor welks plaatsing wij echter dankbaar zijn. - Voor de Archeologie treft men b.v. aan iets over Romeinsche en middeleeuwsche penningen, in Noord-Braband gevonden (I, blz. 17 en volgg., en 129 en volgg.); Berigt wegens Romeinsche geloftesteenen, te St. Michiels-Gestel opgedolven (I, blz. 305 en volg.), De Potjesberg, te Son (II, blz. 256 en volgg.), en vooral eene Verhandeling over de in Noord-Braband ontdekte Germaansche Be- | |
| |
graafplaatsen, (II, blz. 262-353). Dit laatste Stuk is vooral opmerkelijk, omdat het de gissing van den Heer o.g. heldring, door denzelven, zoo in de Bijdragen van den Heer j.a. nijhoff (II D., blz. 70 en volgg. en bl. 208 en volgg.) en in den Gelderschen Volksalmanak van 1838 en 1839, als meer bijzonder in de Wandelingen ter opsporing van Bataafsche en Romeinsche oudheden (1838 en 1839) medegedeeld, dat de plaatsen, Woerd genaamd, tot begraafplaatsen zouden hebben gediend, nader bevestigt. - De
Numismaticus vindt in het hier aangekondigde Werk, behalve het bovengemelde iets over de Rom. en Middeleeuwsche penningen, een Onderzoek naar de Noord-Brabandsche Muntplaatsen. - Voor de taalkennis heeft men er eenen Sleutel (sic) ter verklaring der meeste oud-Germaansche eigennamen van steden, dorpen en gemeenten, toegepast op ongeveer honderd namen van plaatsen, in N.-Br., (II, blz. 79-107) en Fragment van eene Kronijk door eenen Bosschenaar en van eenige levensregelen door eenen Bredaënaar, beide in het Nederduitsch in de dertiende eeuw opgesteld (II, blz. 112-122). Onder de Bijdragen voor de Geschiedenis der Letterkunde brengen wij o.a. Onderzoek naar de geboorteplaats en het sterfjaar van joannes de beka (I, blz. 28 en volg.); het welbewerkte Stuk over jacob van oudenhoven en zijne Schriften (I, 132-149); een Berigt wegens een viertal min bekende Noord-Brabandsche Dichters (I, blz. 177-193), enz. - Ook de volksbegrippen, volksgebruiken en volksoverleveringen, zijn niet vergeten; dezelve zijn uitvoerig in het Iste Deel, blz. 76-97, vermeld, terwijl aldaar, blz. 264-273, nog een afzonderlijk Stukje over het gebruik der Paascheijeren wordt gevonden. De Schrijver had hier, behalve van den Gelderschen Volksalmanak, voor 1838, gewag kunnen maken van het Stukje over hetzelfde onderwerp, geplaatst in den Overijsselschen Almanak voor 1840. Aan de Bibliophilen zal de beredeneerde Lijst der Boekwerken betrekkelijk de Geschiedenis van de Stad en Lande van Bergen-op-Zoom welkom zijn. Voor de eigenlijke Historie is hier ook voorraad; voor de algemeene van het Gewest weinig, voor die der stad 's Hertogenbosch meer. Tot beiden heeft betrekking het vijfentwintigjarig kronijkje der stad en Meijerij van 's Hertogenbosch, van 1476 tot 1501 (I, blz. 177-193). Maar waartoe alles op te noemen?
Het medegedeelde zal voldoende zijn, om den aard en de strekking van het Werk te doen kennen.
Ik moet nog met een woord gewagen van het in het Iste Deel, blz. 149-176, voorkomende Betoog, dat er uit de Com- | |
| |
mentarii de Bello Gallico van julius caesar volstrekt geen bewijs kan worden getrokken, als of die Veldheer of zijne Krijgsoversten, in Noord-Nederland, en bepaaldelijk in Noord-Braband, oorlog zouden hebben gevoerd, hetwelk later afzonderlijk is in het licht verschenen, en welk Stuk, blijkens No. 3 van het Tijdschrift, uitgegeven door het Koninklijk Nederlandsch Instituut over den jare 1841 (bl. 192), een tegenbetoog van den Hoogleeraar j. bosscha heeft uitgelokt, hetwelk wij met den Heer hermans wenschen, dat niet alleen voor de mannen van het Instituut geschreven zij, maar ook aan hen, die daarbuiten staan, moge worden medegedeeld, opdat ook deze laatsten zouden kunnen oordeelen, want de zaak is een nader onderzoek wel waardig.
Dit Mengelwerk zal niet worden vervolgd, en is alzoo compleet; de verzamelaar heeft echter besloten hetzelve te vervangen door een ander Tijdschrift, getiteld: Bijdragen tot de Geschiedenis, Oudheden, Letteren, enz.der Provincie Noord-Braband, van hetwelk reeds één Stuk in het licht is verschenen. Deze nieuwe titel beantwoordt. zoo als wij zagen, ook beter aan den inhoud. Wij hoopen, dat de verzamelaar in dit nieuwe Tidjschrift zal geven het vervolg der Analytische opgave der gedrukte Charters, Diploma's, Handvesten, enz. betrekkelijk de Provincie Noord-Braband, reeds in 1840 beloofd.
Op de lijst der Bijvoegsels en Verbeteringen had nog moeten worden vermeld, dat in het Iste Deel, bl. 165, reg. 15 v.b., staat: krijgsbeschrijven, in plaats van krijgsbedrijven, en op blz. 186, reg. 20 v.b.: j. meijer, in plaats van Mr. j.d. meijer.
Amst.
W.J.C.v.H.
|
|